Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 14 februari 2007, nr. TRCJZ/2007/388, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Regeling LNV-subsidies)

Regeling LNV-subsidies

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op:
verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PbEG L 10);
verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 277);
verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van verordening (EG) nr. 70/2001 (PbEU L 358);

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1:1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • bancair aansprakelijk vermogen:

    • a.

      het eigen vermogen van de onderneming van de aanvrager;

    • b.

      zekerheidsstelling door derden ten behoeve van de onderneming van de aanvrager, en

    • c.

      vermogensbestanddelen van de aanvrager privé, bestaande uit:

      • 1.

        bij eenmanszaken, vennootschappen onder firma en maatschappen: privé-bezittingen;

      • 2.

        bij besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid of naamloze vennootschappen: privé-bezittingen voor zover deze door zekerheidsstelling ten behoeve van de bank zijn verbonden;

      • 3.

        achtergestelde leningen.

  • bank: binnen het grondgebied van de Europese Unie gevestigde bank die is toegelaten het bedrijf van bank uit te oefenen;

  • Europese subsidies: subsidies:

    • a)

      verstrekt op basis van of in nauwe samenhang met een bindend besluit van de Raad, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Unie;

    • b)

      verstrekt met het oog op cofinanciering van een door de Raad of de Commissie van de van de Europese Unie goedgekeurd programma, of

    • c)

      die als staatssteun als bedoeld in artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn aan te merken;

  • EG-maatregel: verordening, richtlijn of beschikking als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • lening: door een bank verstrekte geldlening, niet zijnde een rekening-courantkrediet;

  • liquiditeitstoename: som van het bedrijfsresultaat, de afschrijving en de privé-toevoegingen verminderd met de aflossingen, de privé-onttrekkingen en de vervangingsinvesteringen;.

  • landbouwonderneming: onderneming waarin de primaire productie van landbouwproducten plaatsvindt;

  • landbouwproducten: producten als bedoeld in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met uitzondering van de producten genoemd in hoofdstuk 3 van die bijlage;

  • landbouwsector: gehele complex van landbouwondernemingen, landbouwproducten verwerkende ondernemingen en aan de landbouw gerelateerde afzet, handel, dienstverlening, logistiek, en toeleverende industrie;

  • Minister: Minister van Economische Zaken;

  • plattelandsontwikkelingsprogramma: plattelandsontwikkelingsprogramma als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1698/2005, van Nederland;

  • probleemgebied: gebied zoals aangewezen in bijlage 2 bij maatregelfiche 212 van het plattelandsontwikkelingsprogramma;

  • project: geheel van activiteiten gericht op concrete resultaten ter verwezenlijking van de in deze regeling omschreven subsidiedoelstellingen;

  • Richtlijn 2001/80/EG: Richtlijn 2001/80/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties (PbEU L 309);

  • Rijksdienst voor Ondernemend Nederland: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken;

  • verordening (EG) nr. 1698/2005: verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 277);

  • verordening (EG) nr. 1857/2006: verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001;

  • de-minimis verordening: verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337);

  • verordening (EG) nr. 800/2008: verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (‘de algemene groepsvrijstellingsverordening’) (PbEU L 214);

  • visserijproducten: producten, genoemd in hoofdstuk 3 van bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • visserijsector: gehele complex van ondernemingen, gericht op de vangst of de primaire productie van visserijproducten, visserijproducten verwerkende ondernemingen en aan de visserij gerelateerde afzet, handel, dienstverlening, logistiek, en toeleverende industrie.

Artikel

1:2

Subsidiabele activiteiten

Artikel

1:3

Openstelling

Artikel

1:4

Toebedeling beschikbaar bedrag naar geschiktheid

Artikel

1:5

Toebedeling beschikbaar bedrag door loting

Artikel

1:6

Toebedeling beschikbaar bedrag in volgorde van ontvangst

Artikel

1:7

Overige bepalingen over rangschikking

Artikel

1:8

Indiening van een aanvraag

Artikel

1:9

Indiening aanvraag subsidieverlening

Artikel

1:10

Beslistermijn subsidieverlening

Artikel

1:12

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

1:13

Verplichtingen subsidieontvanger bij projecten

Artikel

1:14

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Artikel

1:14a

Beslistermijn subsidievaststelling

De Minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel

1:14b

Subsidievaststelling bij subsidies onder de € 25.000

Artikel

1:14c

Europese subsidies onder de € 25.000

Artikel 1:14b is niet van toepassing op verleende Europese subsidies die minder bedragen dan € 25.000.

Artikel

1:14d

Meldplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld een schriftelijke melding zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel

1:14e

Controleverklaring accountant

Artikel

1:15

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

Artikel

1:16

Hoogte subsidie

Artikel

1:17

Voorschotverlening

Artikel

1:19

Samenwerkingsverbanden

Artikel

1:20

Subsidies in het kader van verordening (EG) nr. 1698/2005

Hoofdstuk

2

Concurrerende landbouw

Titel

1

Algemene bepalingen

Artikel

2:1

Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • agro-MKB-onderneming: kleine of middelgrote onderneming die in de landbouwsector werkzaam is, met uitzondering van een landbouwonderneming;

  • bosbouwonderneming: onderneming waarin de primaire productie van bosbouwproducten plaatsvindt;

  • communautaire voedselkwaliteitsregeling: een kwaliteitsschema voor een landbouwproduct dat is erkend in het kader van:

    • a.

      verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van de Europese Unie van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen PbEU L 93);

    • b.

      verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van de Europese Unie van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU L 93);

    • c.

      verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1991 inzake de biologische produktiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (PbEG L 198);

    • d.

      titel VI van verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PbEG L 179);

  • deskundige: persoon die vanuit zijn beroep deskundig is op het terrein waarvoor zijn kennis wordt ingezet en die onafhankelijk is van de subsidieontvanger;

  • dierlijke productieketen: keten van veehouderijbedrijven, ondernemingen die dieren en dierlijke producten verwerken en verhandelen, en ondernemingen die productiegerelateerde producten, zoals grondstoffen, uitgangsmateriaal, installaties en houderijsystemen leveren aan veehouderijbedrijven, met uitzondering van adviseurs en adviesbureaus;

  • groep: groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • innovatieproject: project dat een samenhangend geheel van activiteiten vormt, welke zijn gericht op:

    • a.

      het creëren van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, technieken, systemen, processen, diensten of organisatievormen tot aan, maar niet met inbegrip van commerciële toepassing op praktijkschaal, en

    • b.

      het verwerven van kennis ten behoeve van de activiteiten, bedoeld in onderdeel a;

  • jonge landbouwer: natuurlijke persoon die ten hoogste 39 jaar oud is en sinds ten hoogste drie jaar voor het eerst voor eigen rekening en risico een landbouwonderneming beheert die hij:

    • a.

      alleen in eigendom, pacht of erfpacht heeft, of

    • b.

      volledig in eigendom, pacht of erfpacht heeft met een andere natuurlijke persoon die niet eerder een landbouwonderneming volledig in eigendom, pacht of erfpacht heeft gehad;

  • kleine of middelgrote onderneming: kleine of middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van verordening (EG) nr. 800/2008;

  • producentengroepering: organisatie, van welke juridische vorm dan ook, bestaande uit personen die actief opereren in een voedselkwaliteitsregeling, met uitzondering van een professionele of interprofessionele organisatie die een of meer sectoren vertegenwoordigt;

  • udv-ambities: doelstellingen, geformuleerd in de Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij, die zijn opgenomen in de bijlage 4 bij deze regeling;

  • udv-project: samenhangend geheel van activiteiten, gericht op:

    • a.

      het uitvoeren van een verbeterplan;

    • b.

      de ontwikkeling van een nieuwe bedrijfsvoering, een nieuw bedrijfsproces, een nieuw product of een prototype, met het oog op het wegnemen van drempels die de ontwikkeling of toepassing belemmeren van een nieuw product of proces dat bijdraagt aan de verbetering van de duurzaamheid binnen een of meer udv- ambities;

  • udv-verbeterplan: document waarin een beschrijving is opgenomen van samenhangende activiteiten, gericht op het oplossen van een of meer problemen die verduurzaming in ten minste één van de udv-ambities in de weg staan;

  • verordening (EG) nr. 73/2009: Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU L 30);

  • vervangingsinvestering: investering voor het eenvoudige vervangen van een bestaand gebouw of een bestaande machine, of delen daarvan, door een nieuw modern gebouw of een nieuwe moderne machine, zonder dat daarbij de productiecapaciteit met meer dan 25% wordt verhoogd of de betrokken productie of technologie fundamenteel wordt gewijzigd;

  • voedselkwaliteitsregeling: een communautaire voedselkwaliteitsregeling of een door de Minister erkende kwaliteitsregeling als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onderdeel b, van verordening (EG) nr. 1698/2005.

Artikel

2:1a

Nadere voorschriften

Aan een onderneming, landbouwonderneming of agro-MKB-onderneming wordt geen subsidie verstrekt indien:

  • a.

    de onderneming moet worden aangemerkt als een onderneming als bedoeld in paragraaf 2.1 van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun (PbEU C 244);

  • b.

    overeenkomstig artikel 1, zesde lid, onderdeel a, van Verordening (EG) nr. 800/2008 er ten aanzien van de onderneming een uitstaand bevel tot terugvordering is ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

Artikel

2:1b

Niet-subsidiabele activiteiten

Aan een landbouwonderneming wordt geen subsidie verstrekt indien daardoor zou worden gehandeld in strijd met verordeningen als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, houdende een gemeenschappelijke marktordening.

Artikel

2:2

Niet-subsidiabele kosten

Titel

2

Beroepsopleiding en voorlichting

Artikel

2:3

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:4

Rangschikking in volgorde van ontvangst

Artikel 1:6 is van toepassing.

Artikel

2:4a

Indiening aanvraag subsidieverlening

Artikel

2:5

Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger voert de activiteiten waarvoor subsidie is verleend uit binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening.

Artikel

2:6

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Artikel

2:7

Hoogte subsidie

Titel

3

Bedrijfsadviesdiensten

Artikel

2:8

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:9

Artikel

2:9a

Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger laat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend binnen zes maanden uitvoeren na de datum van subsidieverlening.

Artikel

2:9b

Indiening aanvraag subsidievaststelling

In afwijking van artikel 1:14, eerste lid, wordt de aanvraag tot subsidievaststelling binnen negen maanden na de datum van subsidieverlening ingediend.

Artikel

2:10

Hoogte subsidie

Titel

4

Kennisverspreiding

§

1

Praktijknetwerken

Artikel

2:11

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:11a

Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger vangt het project aan binnen drie maanden na de datum van de subsidieverlening.

Artikel

2:11b

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Vervallen

Artikel

2:12

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    de kosten van een procesbegeleider of projectuitvoerder;

  • b.

    de kosten voor de organisatie en facilitering van het samenwerkingsverband, waaronder begrepen zaalhuur, vergaderfaciliteiten en bureaukosten;

  • c.

    de kosten van het vastleggen en verspreiden van kennis, waaronder begrepen drukwerk en de kosten van de ontwikkeling en het beheer van internetapplicaties;

  • d.

    de kosten voor het inhuren van kennis van overige landbouwondernemingen, deskundigen, onderzoekers of kennisinstellingen.

Artikel

2:13

Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 80% van de subsidiabele kosten.

§

2

Demonstratieprojecten

Artikel

2:14

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:15

Nadere voorschriften projecten

Artikel

2:16

Rangschikking naar geschiktheid

De Minister rangschikt een aanvraag overeenkomstig artikel 1:4 hoger naarmate:

  • a.

    het project waarop de aanvraag betrekking heeft:

    • 1°.

      gericht is op vernieuwingen die:

      • meer perspectief bieden voor toepassing op bedrijfsniveau, en

      • zich in een meer vergevorderd stadium van ontwikkeling bevinden;

    • 2°.

      meer bijdraagt aan het bevorderen van de toepassing van nieuwe kennis of technologieën in de gehele sector, en

    • 3°.

      een groter draagvlak heeft bij relevante vaktechnische-, dienstverlenende-, branche- of standsorganisaties;

  • b.

    uit het communicatieplan, bedoeld in artikel 2:17, blijkt dat met het project de relevante doelgroepen beter worden bereikt.

Artikel

2:17

Indiening aanvraag subsidieverlening

De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van een op het project toegesneden communicatieplan waarin wordt aangegeven wie de doelgroep is.

Artikel

2:18

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

2:19

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Vervallen

Artikel

2:20

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

Artikel

2:21

Hoogte subsidie

§

3

Vouchers ten behoeve van kennisoverdracht

Artikel

2:22

Vouchers

Artikel

2:23

Openstelling

Artikel

2:24

Rangschikking door loting

Artikel 1:5 is van overeenkomstige toepassing op de aanvraag tot verstrekking van een voucher.

Artikel

2:25

Vergoeding kennisinstelling

Artikel

2:26

Indiening van een aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 2:22, eerste lid, of 2:25, eerste lid, wordt ingediend bij de Minister met gebruikmaking van een daartoe door de Minister vastgesteld formulier.

Titel

5

Onderzoek en ontwikkeling

§

1

Innovatieprojecten

Artikel

2:27

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:28

Rangschikking naar geschiktheid

De Minister rangschikt een aanvraag overeenkomstig artikel 1:4 hoger naarmate het project waarop de subsidie betrekking heeft:

  • a.

    een meer innovatief karakter heeft;

  • b.

    meer economisch of technisch perspectief heeft op toepassing op praktijkschaal;

  • c.

    een groter uitstralingseffect kan hebben voor toepassing door andere ondernemingen, en

  • d.

    een meer duurzaam karakter heeft.

Artikel

2:28a

Indiening aanvraag subsidieverlening

In aanvulling op artikel 1:9, tweede lid, gaat de aanvraag tot subsidieverlening vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde offerte van de meetinstantie en de betrokken laboratoria, die zodanig gespecificeerd is dat de verschillende onderdelen expliciet herkenbaar zijn;

  • b.

    een meetplan per bedrijfslocatie;

  • c.

    een overzicht met daarin alle relevante publicaties van de meetinstantie en de betrokken laboratoria.

Artikel

2:29

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

2:29a

Indiening aanvraag subsidievaststelling

In aanvulling op artikel 1:14 gaat de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld van:

  • a.

    facturen of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, waarop in ieder geval het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven en waaruit blijkt dat het meetprogramma volgens de offerte is uitgevoerd;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt;

  • c.

    het voor publicatie bestemde rapport van de meetresultaten.

Artikel

2:30

Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor de subsidie:

  • a.

    loonkosten van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel van de subsidieontvanger;

  • b.

    aan derden verschuldigde kosten ter zake van studies, onderzoeksactiviteiten, proces-en ketenmanagement, de verwerving van kennis en intellectuele eigendomsrechten alsmede ter zake van de bescherming van die rechten, met uitzondering van winstopslagen bij transacties binnen een groep;

  • c.

    de kosten van aangeschafte machines en apparatuur, gebaseerd op historische aanschafprijzen of de aan het project toe te rekenen leasetermijnen, met uitzondering van financieringskosten en winstopslagen bij transacties binnen een groep, tot ten hoogste 50%.

Artikel

2:31

Hoogte subsidie

§

2

Samenwerking bij innovatieprojecten

Artikel

2:32

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:33

Rangschikking naar geschiktheid

De Minister rangschikt een aanvraag overeenkomstig artikel 1:4 hoger naarmate het project waarop de aanvraag betrekking heeft:

  • a.

    een meer innovatief karakter heeft;

  • b.

    meer economisch of technisch perspectief heeft op toepassing op praktijkschaal;

  • c.

    een groter uitstralingseffect kan hebben voor toepassing door andere ondernemingen, en

  • d.

    een meer duurzaam karakter heeft.

Artikel

2:34

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

2:34a

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Vervallen

Artikel

2:35

Subsidiabele kosten

Artikel

2:36

Hoogte subsidie

Artikel

2:36aa

Nadere voorschriften onderzoeksactiviteiten integraal duurzame stallen

Vervallen

§

3

Onderzoek naar emissiearm veevoeder

Artikel

2:36a

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

diervoeders:

alle stoffen en producten, inclusief additieven, verwerkt, gedeeltelijk verwerkt of onverwerkt, die bestemd zijn om te worden gebruikt voor orale vervoedering aan dieren;

industrieel onderzoek:

industrieel onderzoek als bedoeld in artikel 30 van de verordening (EG) nr. 800/2008;

onderzoeksproject diervoeders:

industrieel onderzoek naar diervoeders of naar de productiemethode van diervoeders met het oog op persistente reductie van de methaanvorming in de pens of dikke darm van melkvee met minimaal behoud van de melkproductie, met dien verstande dat het onderzoek zich richt op:

  • a.

    het vaststellen van de potentie van diervoeders of van de productiemethode van diervoeders, middels in vivo experimenten, of

  • b.

    het vaststellen van het werkingsmechanisme van diervoeders of van de productiemethode van diervoeders, indien de potentie van de diervoeders of van de productiemethode van diervoeders reeds is vastgesteld;

onderneming:

iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

onderzoeksorganisatie:

een onderzoeksorganisatie als bedoeld in artikel 30 van de verordening (EG) nr. 800/2008;

productiemethode van diervoeders:

het fysisch, mechanisch of chemisch bewerken van diervoeders gericht op het beïnvloeden van de eigenschappen ervan.

Artikel

2:36b

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:36c

Indiening aanvraag subsidieverlening en subsidievaststelling

Aanvragen tot subsidieverlening en subsidievaststelling voor een onderzoeksproject worden ingediend bij de Minister met gebruikmaking van een daartoe door de Minister verstrekt formulier en gaan vergezeld van een projectplan respectievelijk eindverslag.

Artikel

2:36d

Nadere voorschriften projectplan en eindverslag

Artikel

2:36e

Subsidiabele kosten

Artikel

2:36f

Hoogte subsidie

Artikel

2:36g

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

2:36h

Adviescommissie Onderzoek naar emissiearm veevoeder

Artikel

2:36i

Rangschikking naar geschiktheid

Artikel

2:36j

Aanwijzing toezichthouders

Vervallen

Titel

6

Bedrijfsmodernisering

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

2:37

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:38

Indiening van een aanvraag

Een aanvraag tot subsidieverlening, subsidievaststelling of voorschotverlening gaat vergezeld van de documenten die in bijlage 2 bij deze regeling zijn genoemd bij de investering waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel

2:38b

Toebedeling beschikbaar bedrag in volgorde van ontvangst

Artikel 1:6 is van toepassing op aanvragen tot verlening van een subsidie voor een investering als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 8, punt A.

Artikel

2:39

Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger voldoet in voorkomend geval aan de verplichtingen die in bijlage 2 bij deze regeling zijn genoemd bij de investering waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel

2:40

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

Artikel

2:41

Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste:

  • a.

    60% van de subsidiabele kosten voor de investeringen door jonge landbouwers in:

    • 1°.

      de door Nederland ter uitvoering van artikel 50, tweede en derde lid, van verordening (EG) nr. 1698/2005 aangewezen gebieden;

    • 2°.

      de door Nederland ter uitvoering van artikel 4 van richtlijn nr. 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206) op de lijst van beschermde gebieden opgenomen gebieden, of

    • 3°.

      de door Nederland ter uitvoering van artikel 6 van richtlijn nr. 60/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327) in het register van beschermde gebieden aangewezen gebieden;

  • b.

    50% van de subsidiabele kosten voor de investeringen door andere landbouwers dan jonge landbouwers in de gebieden, bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    50% van de subsidiabele kosten voor de investeringen door jonge landbouwers in andere gebieden dan de gebieden, bedoeld in onderdeel a;

  • d.

    40% van de subsidiabele kosten voor de investeringen door andere landbouwers dan jonge landbouwers in andere gebieden dan de gebieden, bedoeld in onderdeel a;

  • e.

    60% van de subsidiabele kosten voor investeringen voor zover het de noodzakelijke extra in aanmerking komende kosten betreft van investeringen die verder gaan dan volgens communautaire minimumeisen noodzakelijk is, dan wel 60% van de subsidiabele kosten voor investeringen voor zover het de noodzakelijke extra in aanmerking komende kosten betreft van investeringen die verder gaan dan bij of krachtens wet vastgelegde minimumeisen noodzakelijk is indien deze minimumeisen verder gaan dan communautaire minimumeisen, en voor zover de extra in aanmerking komende kosten niet leiden tot investeringen die een stijging van de productiecapaciteit tot gevolg hebben.

§

2

Jonge landbouwers

Artikel

2:42

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:43

Rangschikking door loting

Artikel 1:5 is van toepassing.

Artikel

2:44

Indiening aanvraag subsidieverlening

In afwijking van artikel 2:38 gaat de aanvraag tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 2:42, eerste lid, vergezeld van een investeringsplan, waarin de investeringen waarvoor de subsidie wordt aangevraagd zijn opgenomen en waaruit blijkt hoe die investeringen bijdragen aan de doelstellingen, genoemd in artikel 2:37, eerste lid.

Artikel

2:45

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

2:46

Hoogte subsidie

Titel

7

Verhoging toegevoegde waarde

Artikel

2:47

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:48

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

Artikel

2:49

Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten.

Titel

8

Voedselkwaliteitsregelingen

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

2:50

Subsidiabele activiteiten

De Minister kan aan een landbouwonderneming subsidie verstrekken voor deelname aan een voedselkwaliteitsregeling.

Artikel

2:51

Rangschikking in volgorde van ontvangst

Artikel 1:6 is van toepassing.

Artikel

2:52

Subsidiabele kosten

Voor de subsidie komen in aanmerking de vaste kosten verbonden aan deelname aan de voedselkwaliteitsregeling met inbegrip van de kosten voor controles die zijn verbonden aan de deelname.

Artikel

2:53

Hoogte subsidie

Artikel

2:54

Voorschot

De Minister verleent jaarlijks ambtshalve voorschot.

§

2

Nadere voorschriften voor biologische landbouwers

Artikel

2:56

Indiening aanvraag subsidieverlening

Met de indiening van een aanvraag tot verlening van de subsidie stemt de aanvrager ermee in dat de Stichting Skal aan de Minister alle gegevens overlegt die betrekking hebben op de uitoefening van de biologische productiemethode op zijn landbouwonderneming.

Artikel

2:57

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

Titel

9

Voorlichting en afzetbevordering

Artikel

2:58

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:59

Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger:

  • a.

    zendt het materiaal dat hij voornemens is te gebruiken bij de activiteiten aan de Minister, en

  • b.

    gebruikt het materiaal uitsluitend binnen de Europese Unie.

Artikel

2:60

Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor de subsidie:

  • a.

    kosten voor het verspreiden van technische en wetenschappelijke kennis over producten die het voorwerp zijn van een voedselkwaliteitsregeling;

  • b.

    kosten voor de organisatie van of deelname aan beurzen, tentoonstellingen of vergelijkbare public relations-evenementen die betrekking hebben op producten die het voorwerp zijn van een voedselkwaliteitsregeling;

  • c.

    kosten voor het adverteren via diverse media of bij verkooppunten over producten die het voorwerp zijn van een voedselkwaliteitsregeling;

  • d.

    kosten voor marktverkenning.

Artikel

2:61

Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 70% van de subsidiabele kosten.

Titel

10

Afbraak van glasopstanden

Artikel

2:62

Subsidiabele activiteiten

Ter verbetering van de bedrijfsstructuur van de glastuinbouwsector kan de Minister aan eigenaren van glasopstanden die hun onderneming staken subsidie verstrekken voor de afbraak van verouderde glasopstanden en daarbij behorende bedrijfsgebouwen.

Artikel

2:63

Rangschikking in volgorde van ontvangst

Artikel 1:6 is van toepassing.

Artikel

2:64

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

2:65

Indiening aanvraag subsidievaststelling

De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend binnen vier maanden nadat de overdracht van gronden, bedoeld in artikel 2:64, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden.

Artikel

2:66

Hoogte subsidie

Artikel

2:67

Voorschot

Een aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van een overzicht van liquiditeitsbehoefte.

Titel

11

Risico- en crisisbeheer

§

1

Tegemoetkoming ongunstige weersomstandigheden

Artikel

2:68

Subsidiabele activiteiten

De Minister kan een tegemoetkoming verstrekken voor door weersomstandigheden veroorzaakte schade aan gewassen overeenkomstig Bijlage 3 en 3a bij deze regeling.

§

2

Tegemoetkoming premie weerschadeverzekering

Artikel

2:69

Subsidiabele activiteiten

De Minister kan een tegemoetkoming verstrekken voor premies voor weerschadeverzekeringen overeenkomstig Bijlage 4 bij deze regeling.

§

3

Tegemoetkoming ondernemingen in moeilijkheden als gevolg van maatregelen ter bestrijding van dierziekten en schadelijke organismen bij planten

§

3.1

Algemeen

Artikel

2:69a

Begripsbepaling

Voor de toepassing van paragraaf 3 van titel 11 wordt verstaan onder communautaire richtsnoeren: Mededeling van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 1 oktober 2004 aangaande communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PbEU C 244).

Artikel

2:69c

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:69d

Rangschikking in volgorde van ontvangst

Artikel 1:6 is van toepassing.

Artikel

2:69e

Hoogte subsidie

De subsidie, bedoeld in artikel 2:69c, eerste lid, bedraagt per onderneming in moeilijkheden ten hoogste € 100.000,– met inbegrip van subsidie uit eventuele andere bronnen of op grond van andere regelingen.

§

3.2

Reddingssteun

Artikel

2:69f

Reddingssteun

Artikel

2:69g

Eenmalige verstrekking

Artikel

2:69h

Verplichtingen ontvanger reddingssteun

Artikel

2:69i

Aanvraag

Artikel

2:69j

Hoogte subsidie reddingssteun

§

3.3

Herstructureringssteun

Artikel

2:69k

Herstructureringssteun

Artikel

2:69l

Eenmalige verstrekking herstructureringssteun

Artikel

2:69m

Verplichtingen ontvanger herstructureringssteun

Artikel

2:69n

Herstructureringsplan

Artikel

2:69o

Verplichtingen subsidieontvanger en wijziging herstructureringsplan

Artikel

2:69p

Hoogte herstructureringssteun

Titel

12

Garantstelling

§

1

Investeringen

Artikel

2:70

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:71

Uitzonderingen en weigeringsgronden

Geen garantstelling wordt verstrekt:

  • a.

    voor de terugbetaling van leningen die zijn gericht op de herfinanciering van schulden, daaronder mede begrepen niet door een bank verstrekte leningen alsmede leningen welke worden aangegaan om kapitaalbehoefte, ontstaan door het uittreden van een commanditaire vennoot uit een commanditaire vennootschap, te dekken, behoudens ingeval van overmacht;

  • b.

    indien ten aanzien van de investeringen reeds een krediet is verstrekt of onvoorwaardelijk is toegezegd;

  • c.

    aan andere landbouwondernemingen dan kleine of middelgrote ondernemingen;

  • d.

    indien de landbouwonderneming een bruto-jaaromzet heeft of zal hebben die voor de helft of minder wordt verkregen uit de primaire productie van landbouwproducten;

  • e.

    indien aan de aanvrager reeds een garantstelling is verstrekt door de Minister of het bestuur van de Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw, en:

    • die garantstelling is verleend in het tijdvak van twee jaren voorafgaand aan de datum van ontvangst van de aanvraag, of

    • met garantstelling waarop de aanvraag betrekking heeft het totaal aan garantstellingen, verleend aan de landbouwonderneming € 2.500.000 of hoger wordt;

  • f.

    voor de terugbetaling van leningen met betrekking tot een landbouwonderneming die wordt uitgeoefend door een commanditaire vennootschap, tenzij uit de betrokken vennootschapsovereenkomst blijkt dat deze ten minste is aangegaan voor een periode, overeenkomende met de looptijd van de lening, waarvoor de aanvraag wordt ingediend, en in elk geval gedurende deze looptijd niet kan worden opgezegd;

  • g.

    indien het bancair aansprakelijk vermogen van de aanvrager minder dan 15% bedraagt van het balanstotaal;

  • h.

    indien de verstrekking van de garantstelling de landbouwonderneming naar het oordeel van de Minister onvoldoende liquiditeitstoename oplevert;

  • i.

    indien de begroting van de landbouwonderneming naar het oordeel van de Minister onvoldoende middelen bevat om eventuele exploitatietekorten van de landbouwonderneming op te vangen;

  • j.

    indien de begroting van de landbouwonderneming naar het oordeel van de Minister onvoldoende middelen bevat om in de toekomst noodzakelijke investeringen te kunnen verrichten in de landbouwonderneming;

  • k.

    ingeval de lening waarvoor de garantstelling wordt verstrekt in totaal minder dan € 50.000 bedraagt.

Artikel

2:72

Eisen aan subsidie-ontvangers

Artikel

2:73

Nadere voorschriften

Artikel

2:73a

extra verlenging looptijd

Artikel

2:74

Rangschikking

Aanvragen tot garantstelling worden overeenkomstig artikel 1:6 gerangschikt.

Artikel

2:75

Indiening aanvraag subsidieverlening

Artikel

2:76

Beschikking

De Minister verstrekt de bank, bedoeld in artikel 2:73, eerste lid, een afschrift van de beschikking tot verlening van de garantstelling.

Artikel

2:77

Subsidiabele kosten

In aanvulling op, onderscheidenlijk afwijking van artikel 1:15 komen de volgende kosten in aanmerking voor de garantstelling:

  • a.

    kosten voor de bouw, verwerving of verbetering van onroerende zaken;

  • b.

    kosten voor de koop of huurkoop van machines en materieel, met inbegrip van computerprogrammatuur, tot ten hoogste de marktwaarde van de activa;

  • c.

    algemene kosten in verband met uitgaven als bedoeld in onderdelen a of b, zoals kosten voor architecten, ingenieurs en adviseurs, haalbaarheidsstudies en het verkrijgen van octrooien en licenties;

  • d.

    kosten voor de aankoop van tweedehands materieel, voor zover het gaat om landbouwondernemingen met een zeer beperkte technische startbasis en weinig kapitaal en zij dankzij de lagere kosten van dergelijk materieel met moderniseringswerkzaamheden kunnen beginnen.

Artikel

2:78

Niet-subsidiabele kosten

In aanvulling op de artikelen 1:15 en 2:2 komen de volgende kosten niet in aanmerking voor de garantstelling:

  • a.

    bedrijfskosten die de begunstigde normaal zou moeten dragen;

  • b.

    kosten voor activiteiten die verband houden met de uitvoer als bedoeld in artikel 1 van verordening (EG) nr. 1857/2006;

  • c.

    kosten voor investeringen waarvoor productiebeperkingen of beperkingen op communautaire steunverlening in het kader van de gemeenschappelijke marktordeningen zijn vastgesteld, zoals toeslagrechten en quota;

  • d.

    kosten voor investeringen die tot doel hebben de financiële situatie van producenten te verbeteren, maar in geen enkel opzicht bijdragen aan de ontwikkeling van de sector;

  • e.

    kosten voor landbouwproducten waarvoor geen normale afzetmogelijkheden kunnen worden gevonden;

  • f.

    kosten voor activiteiten die de landbouwonderneming ook onder marktvoorwaarden alleen zou kunnen uitvoeren;

  • g.

    kosten voor de aankoop van bouwgrond;

  • h.

    andere dan de in artikel 2:77, onderdeel b, genoemde kosten in verband met een huurkoopcontract, waaronder belastingen, marge voor de verhuurder, kosten voor de herfinanciering van rente, overheadkosten en verzekeringspremies;

  • i.

    kosten voor investeringen in verband met de naleving van bestaande nationale maatregelen of EG-maatregelen.

Artikel

2:79

Hoogte garantstelling

Artikel

2:80

Garantstelling ‘plus’

§

2

Werkkapitaal

Artikel

2:81

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    werkkapitaal: kapitaal ter dekking van uitgaven die moeten worden gemaakt om de lopende bedrijfsvoering van de landbouwonderneming doorgang te doen vinden, niet zijnde kosten als bedoeld in artikel 2:77;

  • b.

    Verordening (EG) nr. 1535/2007: Verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337);

  • c.

    de-minimissteun: de-minimissteun als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1535/2007;

  • d.

    Commissie: Commissie van de Europese Gemeenschappen;

  • e.

    Tijdelijke communautaire kaderregeling: Mededeling van de Commissie – Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (PbEU C 16);

  • f.

    Tijdelijke communautaire kaderregeling 2011: mededeling van de Commissie – Tijdelijke kaderregeling van de Unie inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (PbEU 2011 C 6);

  • g.

    subsidie-equivalent: subsidie-equivalent als bedoeld in punt 4.4. van de Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (PbEU C 155).

Artikel

2:82

Subsidiabele activiteiten

De Minister kan tot en met 31 december 2011 subsidie in de vorm van een garantstelling verstrekken aan een landbouwonderneming voor de terugbetaling van een lening, voor zover deze strekt tot financiering van werkkapitaal.

Artikel

2:83

Nadere voorschriften

Artikel

2:84

Indiening aanvraag garantstelling

Artikel

2:85

Hoogte en looptijd garantstelling

Artikel

2:86

De-minimisplafond

Vervallen

Artikel

2:87

Beslistermijn subsidieverlening

De Minister verleent de subsidie, bedoelt in artikel 2:82, binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 2:84, indien aan de in dat artikel gestelde voorwaarden is voldaan.

Artikel

2:88

Provisie

Artikel

2:89

Cumulatie

Gedurende de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011 bedraagt het totaal aan de-minimissteun, steun verstrekt op grond van punt 4.2.2 van de Tijdelijke kaderregeling en steun verstrekt op grond van punt 2.2 van de Tijdelijke communautaire kaderregeling 2011, met in begrip van steun die in de vorm van een garantstelling aan een landbouwonderneming op grond van deze paragraaf is toegekend, niet meer dan het subsidie-equivalent van ten hoogste € 15.000.

Titel

13

Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij

Artikel

2:90

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

2:91

Subsidieaanvraag

Vervallen

Artikel

2:92

Verplichtingen subsidieontvanger

Vervallen

Artikel

2:93

Subsidiabele kosten

Vervallen

Artikel

2:94

Verplichtingen subsidieontvanger

Vervallen

Artikel

2:95

Duur

Vervallen

Artikel

2.96

Beoordelingscommissie en rangschikking

Vervallen

Artikel

2.97

Hoogte subsidie

Vervallen

Hoofdstuk

3

Natuur, landelijk erfgoed en recreatie

Titel

1

Begripsbepalingen

Artikel

3:1

Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • beheer: al hetgeen in een terrein wordt verricht ten behoeve van instandhouding en ontwikkeling van de in dat terrein aanwezige waarden van natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische betekenis of vanwege de bosbouwkundige waarden, alsmede de daarmee verbonden administratie;

  • bos: aaneengesloten terrein, waarop de meldings- en herplantplicht, bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Boswet, van toepassing is;

  • bosgroep: coöperatieve vereniging van bos-, natuur en landgoedeigenaren die bos-, natuur en landgoedeigenaren ondersteunt bij het beheer van hun bos, natuur en landschap;

  • gescheperde schaapskudde: kudde die gedurende een periode van minimaal 150 dagen per jaar, en binnen die periode tenminste vijf dagen in de week, tenminste vijf uur per dag, rondtrekt, gehoed door een herder met een of meer honden;

  • inrichting: het geschikt maken van een terrein voor de instandhouding, het herstel of de ontwikkeling van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden of bosbouwkundige waarden en het daarmee samenhangende beheer;

  • landschapsontwikkelingsplan: plan voor het grondgebied van één of meer gemeenten ter verbetering van de landschapskwaliteit in het desbetreffende gebied;

  • Landschappen: Stichting Unie van provinciale landschappen, statutair gevestigd te de Bilt;

  • natuurgebied: natuurgebied dat als zodanig is begrensd in een natuurgebiedsplan:

  • natuurontwikkeling: het scheppen van de abiotische en biotische omstandigheden voor de ontwikkeling van natuurwaarden van nationale of internationale betekenis door middel van daarop toegesneden eenmalige maatregelen voor inrichting en beheer;

  • natuurterrein: terrein, met uitzondering van bos, dat:

    • a.

      bestaat uit hoogveen, zandverstuiving, droge heide of droog schraal grasland, natte heide of nat schraal grasland, vennen, plassen of andere wateren, en

    • b.

      aaneengesloten is dan wel over meer dan 100 meter niet is onderbroken door een spoordijk, kanaal, rivier, rijksweg of op andere wijze;

  • terreinen: gronden, daaronder begrepen natuurterreinen, wateren, landgoederen, bossen en andere houtopstanden, alsmede de op die gronden gelegen objecten, die van belang of van potentieel belang zijn om hun natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuur-historische betekenis of vanwege bosbouwkundige waarden;

  • Unie van Bosgroepen: Unie van Bosgroepen, u.a., statutair gevestigd te Ede;

  • Vereniging Natuurmonumenten: Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland, statutair gevestigd te ’s-Graveland;

  • Vereniging Platform Soortenbeschermende Organisaties: Vereniging Platform Soortenbeschermende Organisaties, statutair gevestigd te Wageningen;

  • verwerving: verwerving van het recht van eigendom of het recht van erfpacht;

  • zeldzaam schapenras: Drents heideschaap, Kempens heideschaap, Mergelandschaap, Schoonebeeker en Veluws heideschaap.

Titel

2

Draagvlak natuur

Artikel

3:3

Begripsbepalingen

Vervallen

Artikel

3:4

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3:5

Rangschikking naar geschiktheid

Vervallen

Artikel

3:6

Verplichtingen subsidieontvanger

Vervallen

Artikel

3:7

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Vervallen

Artikel

3:8

Beslistermijn subsidievaststelling

Vervallen

Artikel

3:9

Subsidiabele kosten

Vervallen

Artikel

3:10

Hoogte subsidie programma’s

Vervallen

Titel

2a

Draagvlak duurzaam voedsel

Artikel

3:10a

Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder duurzaam voedsel: voedsel geproduceerd om te voorzien in de behoefte van de huidige generatie zonder dat daarbij de mogelijkheden van toekomstige generaties worden verminderd om in hun behoeften te voorzien.

Artikel

3:10b

Subsidiabele activiteiten

Artikel

3:10c

Rangschikking naar geschiktheid

De Minister rangschikt een aanvraag overeenkomstig artikel 1:4 hoger naarmate het project waarop de aanvraag betrekking heeft:

  • a.

    doelmatiger kan worden uitgevoerd als gevolg van de kennis, de kunde, de capaciteit, het netwerk en het maatschappelijk draagvlak van de uitvoerende organisatie of organisaties;

  • b.

    meer aansluit bij het beleid zoals beschreven in speerpunt 2 van de nota Duurzaam voedsel.

Artikel

3:10d

Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger vangt het project waarvoor de subsidie is verleend aan binnen één jaar na de datum van subsidieverlening.

Artikel

3:10e

Beslistermijn subsidievaststelling

Een beschikking omtrent subsidievaststelling wordt gegeven binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel

3:10f

Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    loonkosten van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel in dienst van de subsidieontvanger;

  • b.

    kosten van verbruikte materialen of hulpmiddelen;

  • c.

    kosten van vrijwilligers, voor zover deze een vrijwilligersvergoeding ontvangen, per kalenderjaar tot ten hoogste het bedrag dat jaarlijks belastingvrij als vrijwilligersvergoeding kan worden verstrekt, met dien verstande dat het maximum evenredig wordt aangepast indien een vrijwilliger dat kalenderjaar niet volledig werkzaam is geweest;

  • d.

    aan derden verschuldigde kosten ter zake van planvormings- en uitvoeringsactiviteiten tot ten hoogste 35% van de in de onderdelen a, b en c genoemde kosten;

  • e.

    reis- en verblijfkosten;

  • f.

    kosten voor overhead tot ten hoogste een bedrag dat gelijk is aan 10% van de ingevolge onderdeel a voor subsidie in aanmerking komende loonkosten;

  • g.

    kosten als bedoeld in de onderdelen b tot en met e die onvoorzien zijn, tot ten hoogste 15% van het bedrag dat wel is voorzien.

Artikel

3:10g

Hoogte subsidie en voorschotten

Titel

3

Effectgerichte maatregelen in bossen en natuurterreinen

Artikel

3:11

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3:12

Nadere voorschriften subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3:13

Rangschikking in volgorde van ontvangst

Vervallen

Artikel

3:14

Indiening aanvraag subsidieverlening

Vervallen

Artikel

3:15

Beslistermijn subsidieverlening

Vervallen

Artikel

3:16

Verplichtingen subsidieontvanger

Vervallen

Artikel

3:17

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Vervallen

Artikel

3:18

Subsidiabele kosten

Vervallen

Artikel

3:19

Hoogte subsidie

Vervallen

Titel

4

Historische buitenplaatsen

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

3:20

Begripsbepalingen

Vervallen

§

2

Behoud van historische buitenplaatsen

Artikel

3:21

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3:21a

Nadere voorschriften subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3:22

Indiening aanvraag subsidieverlening

Vervallen

Artikel

3:23

Verplichtingen subsidieontvanger

Vervallen

Artikel

3:24

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Vervallen

Artikel

3:25

Subsidiabele kosten

Vervallen

Artikel

3:25a

Af- en ombouw Stichting

Vervallen

Artikel

3:26

Hoogte subsidie

Vervallen

§

3

Herstel van historische buitenplaatsen

Artikel

3:27

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3:28

Betrokkenheid OCW bij rangschikking

Vervallen

Artikel

3:29

Indiening aanvraag subsidieverlening

Vervallen

Artikel

3:30

Verplichtingen subsidieontvanger

Vervallen

Artikel

3:31

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Vervallen

Artikel

3:32

Subsidiabele kosten

Vervallen

Artikel

3:33

Voorschot

Vervallen

Titel

5

Nationale en grensoverschrijdende parken

Artikel

3:34

Subsidiabele activiteiten

De Minister kan op aanvraag aan de IVN Vereniging voor natuur- en milieueducatie, statutair gevestigd te Amsterdam, subsidie verstrekken voor projecten gericht op kwaliteitsverbetering, samenwerking, educatie, voorlichting en onderzoek van:

  • a.

    een door de Minister aangewezen nationaal park dan wel nationaal park in oprichting,

  • b.

    een door het Rijk gezamenlijk met het Koninkrijk België of de Bondsrepubliek Duitsland als grensoverschrijdende park aangewezen of aan te wijzen gebied, waarvoor afspraken gelden met betrekking tot het beheer en de inrichting daarvan, of

  • c.

    het particuliere nationale park De Hoge Veluwe of Veluwezoom.

Artikel

3:35

Indiening van een aanvraag

Artikel

3:36

Beslistermijn subsidieverlening

In afwijking van artikel 1:10, eerste lid, wordt een beschikking omtrent subsidieverlening gegeven voor 15 februari van het jaar waarin het project wordt uitgevoerd.

Artikel

3:38

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Vervallen

Artikel

3:39

Betaling subsidiebedragen en voorschotten

Titel

6

Ontwikkeling van het landschap

Artikel

3:40

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3:40a

Rangschikking in volgorde van ontvangst

Vervallen

Artikel

3:41

Nadere voorschriften landschapsontwikkelingsplan

Vervallen

Artikel

3:42

Indiening aanvraag subsidieverlening

Vervallen

Artikel

3:43

Advies omtrent aanvragen

Vervallen

Artikel

3:44

Verplichtingen subsidieontvanger

Vervallen

Artikel

3:45

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Vervallen

Artikel

3:46

Subsidiabele kosten

Vervallen

Artikel

3:47

Hoogte subsidie

Vervallen

Titel

7

Uitvoering soortenbescherming

Artikel

3:48

Begripsbepalingen

Vervallen

Artikel

3:49

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3:50

Subsidiabele kosten

Vervallen

Titel

8

Versterking natuur- en bosbeheer bij bos- en landgoedeigenaren

Artikel

3:51

Subsidiabele activiteiten

Artikel

3:52

Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor de subsidie:

  • a.

    loonkosten;

  • b.

    aan derden verschuldigde kosten;

  • c.

    en kosten van de voor de subsidievaststelling benodigde controleverklaring van een accountant.

Titel

8a

Versterking recreatie

Artikel

3:53

Subsidiabele activiteiten

Artikel

3:54

Indiening van een aanvraag

In afwijking van artikel 1:8, eerste lid, wordt de aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling ingediend bij de Directeur Natuur, Landschap en Platteland van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Artikel

3:55

Indiening aanvraag subsidieverlening

Artikel

3:56

Beslistermijn subsidieverlening

In afwijking van artikel 1:10, eerste lid, wordt een beschikking omtrent subsidieverlening gegeven binnen drie maanden na afloop van de periode voor het aanvragen van subsidieverlening.

Artikel

3:57

Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger voert het programma uit overeenkomstig het werkprogramma waarop de beschikking tot subsidieverlening betrekking heeft.

Artikel

3:58

Indiening aanvraag subsidievaststelling

De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van:

  • a.

    een financiële verantwoording van het programma;

  • b.

    de eindrapportage van het programma.

Artikel

3:59

Beslistermijn subsidievaststelling

Een beschikking omtrent subsidievaststelling wordt gegeven binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel

3:60

Voorschot

Titel

9

Behoud zeldzame landbouwhuisdierenrassen

Artikel

3:61

Subsidiabele activiteiten

De Minister kan aan de Stichting Zeldzame Huisdieren subsidie verstrekken voor de begeleiding van stamboek-, ras- en fokverenigingen:

  • a.

    bij het opstellen van strategische meerjarenplannen en van project- en subsidieaanvragen;

  • b.

    bij het bevorderen van de relaties met regionale en landelijke organisaties met (potentiële) interesse voor de instandhouding van zeldzame landbouwhuisdierenrassen.

Artikel

3:62

Indienen van een aanvraag

In afwijking van artikel 1:8, eerste lid, wordt de aanvraag tot subsidieverlening ingediend bij de Directeur Agroketens en Visserij van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Artikel

3:63

Indiening aanvraag subsidieverlening

Artikel

3:64

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van:

  • a.

    een financiële verantwoording van het programma;

  • b.

    de eindrapportage van het programma.

Artikel

3:65

Beslistermijn subsidievaststelling

Een beschikking omtrent subsidievaststelling wordt gegeven binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

Titel

10

Biodiversiteit en bedrijfsleven

Artikel

3:66

Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • kennisinstelling:

    • een onder a, b, c, g of h van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs,

    • een andere dan onder 1° bedoelde geheel of gedeeltelijk door de rijksoverheid gefinancierde onderzoeksorganisatie die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden,

    • een geheel of gedeeltelijk door een andere staat gefinancierde openbare instelling voor hoger onderwijs gelijkwaardig aan een instelling als bedoeld onder 1°, of

    • een geheel of gedeeltelijk door een andere staat gefinancierde onderzoeksinstelling die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden;

  • Mitigatieladder: bedrijfsstrategie voor No Net Loss in vier stappen: eerst kijken naar de mogelijkheden om negatieve impacts te vermijden, dan naar de mogelijkheden om negatieve impacts te verminderen, vervolgens naar de mogelijkheden reeds opgetreden schade te herstellen en daarna als sluitstuk de resterende negatieve impacts compenseren.

  • No Net Loss: activiteiten van een onderneming hebben bij elkaar opgeteld geen negatieve gevolgen voor de biodiversiteit en de daarmee verbonden ecosysteemdiensten;

  • non-gouvernementele organisatie: organisatie, niet zijnde een onderneming, die onafhankelijk is van de overheid en zich richt op natuur-, milieu of ontwikkelingssamenwerking;

  • onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent, niet zijnde een landbouwonderneming, een onderneming behorend tot visserijsector, een onderneming die zich richt op recreatieve natuurbeleving, of een onderneming die zich richt op het beheren van een terrein dat bestemd is als natuurgebied;

  • penvoerder: door het samenwerkingsverband aangewezen onderneming die als gemachtigde van het samenwerkingsverband optreedt;

  • project: project a of project b;

  • project a: een samenhangend geheel van activiteiten gericht op het incorporeren van No Net Loss in de strategie en de bedrijfsvoering van een onderneming of een samenwerkingsverband;

  • project b: een samenhangend geheel van technologische innovatieve activiteiten van een onderneming of een samenwerkingsverband in combinatie met een afnemer in de keten, al dan niet deelnemer zijnde van het samenwerkingsverband, waarbij deze afnemer actief betrokken is bij de activiteiten en de intentie heeft om de technologische innovatie toe te passen, gericht op het incorporeren van No Net Loss in de strategie en de bedrijfsvoering van een onderneming of een samenwerkingsverband en een afnemer;

  • samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband tussen twee of meer ondernemingen die gezamenlijk een project uitvoeren;

  • verordening (EG) Nr. 1998/2006: verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU 2006 L 379).

Artikel

3:67

Subsidiabele projecten

Artikel

3:68

De subsidie

Artikel

3:69

Subsidiabele en niet subsidiabele kosten

Artikel

3:70

Afwijzingsgronden

Geen subsidie wordt verstrekt indien:

  • a.

    de aanvraag niet voldoet aan het bepaalde in deze titel;

  • b.

    het project uit activiteiten bestaat die reeds gangbaar zijn in de onderneming of de eigen sector;

  • c.

    de subsidiabele projectkosten minder bedragen dan € 200.000,–;

  • d.

    een project in hoofdzaak of uitsluitend gericht is op:

    • 1°.

      de ontwikkeling van nieuwe meetmethoden, meetinstrumenten of certificering;

    • 2°.

      theoretische kennisontwikkeling dan wel de ontwikkeling van kennis binnen de projectperiode zonder dat er activiteiten worden uitgevoerd binnen het project die leiden tot een positieve impact op biodiversiteit;

    • 3°.

      duurzame energie of emissie van broeikasgassen die geen directe impact hebben op biodiversiteit en ecosystemen;

    • 4°.

      het saneren van milieuverontreinigende situaties, tenzij dat noodzakelijk is voor en substantieel bijdraagt aan het doel van het project;

    • 5°.

      bewustwording dan wel attitudeverandering ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen dan wel gedrag binnen of buiten de onderneming;

  • e.

    een project geheel dan wel ten dele wordt uitgevoerd na 31 december 2016;

  • f.

    de minister onvoldoende vertrouwen heeft dat het project economisch, technisch of organisatorisch haalbaar is;

  • g.

    de score van het project, op een of meer van de in artikel 3:71, eerste lid, genoemde criteria minder dan 60% van de te behalen punten is;

  • h.

    indien een onderneming of deelnemers van het samenwerkingsverband op grond van verordening (EG) nr. 1998/2006 geen steun mag of mogen ontvangen.

Artikel

3:71

Rangschikking

Artikel

3:72

Aan de subsidie verbonden verplichtingen

Artikel

3:73

Aanvraag en uitvoering

Titel

11

Behoud van gescheperde schaapskuddes bestaande uit zeldzame rassen

Artikel

3:74

Subsidiabele activiteiten

Artikel

3:75

Indiening aanvraag

Artikel

3:76

Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger draagt zorg voor de uitvoering van het begrazingsplan.

Artikel

3:77

Hoogte subsidie

Titel

12

Groen en doen: vrijwilligersprojecten op het gebied van natuur- en landschapsbeheer

Artikel

3:78

Begripsbepalingen

Vervallen

Artikel

3:79

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3:80

Subsidie

Vervallen

Artikel

3:81

Subsidiabele en niet subsidiabele kosten

Vervallen

Artikel

3:82

Afwijzingsgronden

Vervallen

Artikel

3:83

Rangschikking in volgorde van ontvangst

Vervallen

Artikel

3:84

Verplichtingen subsidieontvanger

Vervallen

Artikel

3:85

Indiening aanvraag subsidieverlening en uitvoering

Vervallen

Hoofdstuk

4

Visserij

Titel

1

Algemene bepalingen

Artikel

4:1

Artikel

4:1a

Aanwijzing van instanties

Artikel

4:1b

Voorschotten

Titel

2

Capaciteit visserijvloot

§

1

Beëindigen visserijactiviteiten

Artikel

4:2

Subsidiabele activiteiten

Artikel

4:3

Rangschikking naar geschiktheid

Artikel

4:4

Vereisten aanvraag subsidieverlening

De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van een kopie van de meetbrief.

Artikel

4:5

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

4:6

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Artikel

4:7

hoogte subsidie

Artikel

4:8

Ten aanzien van contingenten die zijn toegekend ten behoeve van vaartuigen waarvoor subsidie wordt verleend, wordt de periode van aanhouden van een contingent als bedoeld in artikel 14 van de Regeling contingentering zeevis vastgesteld op ten hoogste 36 maanden.

§

2

Sociaal-economische maatregelen

Artikel

4:9

Subsidiabele activiteiten

Artikel

4:10

Rangschikking in volgorde van ontvangst

Artikel 1:6 is van toepassing.

Artikel

4:11

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

4:12

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Artikel

4:14

Hoogte subsidie

Titel

3

Maatregelen van gemeenschappelijk belang

§

1

Innovatieprojecten

Artikel

4:15

Subsidiabele activiteiten

Artikel

4:16

vereisten aanvraag subsidieverlening

De aanvraag gaat vergezeld van een beschrijving van het partnerschap met de wetenschappelijke of technische instantie, waarin in elk geval de taakverdeling en de aard van de wetenschappelijke begeleiding worden beschreven.

Artikel

4:17

Rangschikking naar geschiktheid

Artikel

4:18

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

4:19

Subsidiabele kosten

Artikel

4:20

Indiening aanvraag subsidievaststelling

De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een controleverklaring van een accountant.

Artikel

4:21

Hoogte subsidie

§

2

Collectieve acties

Artikel

4:22

Subsidiabele activiteiten

Artikel

4:23

Rangschikking naar geschiktheid

Artikel

4:24

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

4:25

Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor de subsidie:

  • a.

    loonkosten van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel van de subsidieontvanger;

  • b.

    aan derden verschuldigde kosten ter zake van studies, onderzoeksactiviteiten, proces- en ketenmanagement en ter zake van de verwerving van kennis en intellectuele eigendomsrechten, met uitzondering van winstopslagen bij transacties binnen een groep;

  • c.

    kosten voor de aanschaf van machines en apparatuur, nieuw of tweedehands, in geval van huurkoop gebaseerd op de aan het project toe te rekenen leasetermijnen, met uitzondering van financieringskosten en winstopslagen bij transacties binnen een groep;

  • d.

    kosten voor een studie naar de haalbaarheid van de ontwikkeling van nieuwe technologieën, technieken en methoden;

  • e.

    kosten gemoeid met het testen van de nieuwe technologieën, technieken en methoden;

  • f.

    kosten van eigen arbeid van de betrokken ondernemer;

  • g.

    kosten voor organisatie en facilitering van het samenwerkingsverband, waaronder begrepen zaal- en locatiehuur, vergaderfaciliteiten en bureaukosten;

  • h.

    kosten voor een procesbegeleider of ketenmanager;

  • i.

    kosten van een controleverklaring van een accountant, voor zover deze kosten niet meer bedragen dan € 2500,–.

Artikel

4:26

Hoogte subsidie

§

2a

Collectieve acties aanlandplicht

Artikel

4:26a

Subsidiabele activiteiten

Artikel

4:26b

Rangschikking naar geschiktheid

Artikel

4:26c

Algemene voorschriften collectieve acties

Op de verstrekking van de subsidie zijn de artikelen 4:24 tot en met 4:26 van overeenkomstige toepassing.

§

3

Kwaliteit, rendement en nieuwe markten

Artikel

4:27

Subsidiabele activiteiten

Artikel

4:28

vereisten aanvraag subsidieverlening

In het projectplan, bedoeld in artikel 1:9, tweede lid, is de geografische locatie opgenomen waar het project wordt uitgevoerd.

Artikel

4:29

Rangschikking naar geschiktheid

Artikel

4:30

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

4:31

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor de subsidie:

  • a.

    de kosten van reclamebureaus en andere dienstverleners die betrokken zijn bij de voorbereiding en uitvoering van de in artikel 4:27, eerste lid, bedoelde activiteiten;

  • b.

    de kosten van het ontwerpen en introduceren van een kwaliteitscertificaat;

  • c.

    de uitgaven voor publicaties en het voor campagnes benodigde extern personeel;

  • d.

    de organisatie van en deelname aan vakbeurzen en tentoonstellingen;

  • e.

    de aankoop of huur van advertentieruimte en het bedenken van slagzinnen en labels voor de duur van een promotiecampagne;

  • f.

    loonkosten en kosten voor eigen arbeid voor zover ze betrekking hebben op de uitvoering van het project;

  • g.

    kosten van een controleverklaring van een accountant, voor zover deze kosten niet meer bedragen dan € 2500,–.

Artikel

4:32

Hoogte subsidie

Artikel

4:33

Indiening aanvraag subsidievaststelling

De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een controleverklaring van een accountant.

§

4

Duurzame ontwikkeling visserijgebieden

Artikel

4:33a

Aanwijzing visserijgebieden

Als visserijgebieden als bedoeld in artikel 43 van verordening nr. 1198/2006, worden aangewezen de gebieden zoals opgenomen in bijlage 5, onderdeel A, bij deze regeling.

Artikel

4:33b

Aanwijzing lokale groepen

Als lokale groepen als bedoeld in artikel 45 van verordening nr. 1198/2006, worden aangewezen de groepen zoals opgenomen in bijlage 5, onderdeel B, bij deze regeling.

Artikel

4:33c

Subsidiabele activiteiten

Artikel

4:33d

Rangschikking

Artikel

4:33e

Indiening aanvraag subsidieverlening

In het projectplan, bedoeld in artikel 1:9, tweede lid, wordt de geografische locatie opgenomen waarop het project zal worden uitgevoerd.

Artikel

4:33f

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

4:33g

Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor de subsidie:

  • a.

    loonkosten en kosten voor eigen arbeid voor zover ze betrekking hebben op de uitvoering van het project;

  • b.

    kosten van een controleverklaring van een accountant, voor zover deze kosten niet meer bedragen dan € 2500;

  • c.

    kosten verbonden aan ontwikkeling, aanschaf of het testen van nieuwe apparaten, diensten, technologieën of andere innovaties;

  • d.

    kosten verbonden aan de uitvoering van promotie, voorlichting of publicaties;

  • e.

    kosten voor organisatie en facilitering van een samenwerkingsverband, waaronder begrepen zaal- en locatiehuur, vergaderfaciliteiten en bureaukosten;

  • f.

    kosten voor de bouw, verwerving, verbetering of inrichting van onroerende goederen;

  • g.

    algemene kosten verbonden aan de kosten, bedoeld in de onderdelen a tot en met f, zoals kosten voor adviseurs, architecten of ingenieurs, tot een hoogte van 25% van de totale subsidiabele kosten en haalbaarheidsstudies, verwerven van patenten en vergunning.

Artikel

4:33h

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Indien het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt, kan in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald dat de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld gaat van een controleverklaring van een accountant.

Artikel

4:33i

Hoogte subsidie

Titel

4

Investeringen

§

1

Investeringen in vissersvaartuigen

Artikel

4:34

Subsidiabele activiteiten

Artikel

4:35

Nadere voorschriften subsidiabele activiteiten

Artikel

4:36

Rangschikking in volgorde van ontvangst

Artikel 1:6 is van toepassing.

Artikel

4:37

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

4:38

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor de subsidie:

  • a.

    kosten voor de aanschaf van nieuwe apparatuur of nieuwe voorzieningen waarvan de aanvrager de eerste gebruiker is;

  • b.

    kosten voor de installatie van nieuwe apparatuur of voorzieningen;

  • c.

    kosten voor de aanpassing van het vissersvaartuig ten behoeve van de installatie van nieuwe apparatuur of het toepassen van nieuwe voorzieningen;

  • d.

    loonkosten en kosten voor eigen arbeid voor zover ze betrekking hebben op de uitvoering van het project.

Artikel

4:39

Hoogte subsidie

§

1a

Investeringen in weegapparatuur aan boord van vissersvaartuigen

Artikel

4:39a

Subsidiabele activiteiten

Artikel

4:39b

Rangschikking in volgorde van ontvangst

Artikel 1:6 is van toepassing.

Artikel

4:39c

Indiening aanvraag tot subsidievaststelling

De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van nota’s en betaalbewijzen van de aanschaf en installatie van de elektronische weegapparatuur en de koppeling daarvan aan het systeem van elektronische registratie- en meldapparatuur waarop de gemaakte kosten zijn gespecificeerd.

Artikel

4:39d

Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger voert de activiteiten, bedoeld in artikel 4:39a, eerste lid, uit uiterlijk op 1 oktober 2012.

Artikel

4:39e

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

Artikel

4:39f

Hoogte subsidie

§

1b

Investeringen in elektronische registratie- en meldapparatuur en in satellietvolgapparatuur aan boord van vissersvaartuigen

Artikel

4:39g

Subsidiabele activiteiten

Artikel

4:39h

Rangschikking in volgorde van ontvangst

Artikel 1:6 is van toepassing.

Artikel

4:39i

Indiening aanvraag tot subsidievaststelling

Artikel

4:39j

Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger voert de activiteiten, bedoeld in artikel 4:39g, eerste lid, uit vóór 1 januari 2012.

Artikel

4:39k

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

Artikel

4:39l

Hoogte subsidies

§

1c

Investeringen in perspectief garnalenvisserij

Artikel

4:39m

Subsidiabele activiteiten

Artikel

4:39n

Rangschikking in volgorde van ontvangst

Artikel 1:6 is van toepassing.

Artikel

4:39o

Indiening aanvraag tot vaststelling

De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van nota’s en betaalbewijzen van de aanschaf en, indien van toepassing, installatie van apparatuur, bedoeld in artikel 4:39m, eerste lid, waarop de gemaakte kosten zijn gespecificeerd een verklaring van een onafhankelijke technisch deskundige dat de blackbox voldoet aan de voorschriften die zijn opgenomen in bijlage 7.

Artikel

4:39p

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

4:39q

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

§

2

Investeringen in aquacultuur

Artikel

4:40

Subsidiabele activiteiten

Artikel

4:41

Rangschikking aanvragen

Artikel

4:42

Indiening aanvraag subsidieverlening

Artikel

4:43

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

4:44

Indiening aanvraag subsidievaststelling

De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een controleverklaring van een accountant.

Artikel

4:45

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

Artikel

4:46

Hoogte subsidie

§

3

Investeringen in verwerking en afzet

Artikel

4:47

Subsidiabele activiteiten

Artikel

4:48

Rangschikking naar geschiktheid

Artikel

4:49

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

4:50

Subsidiabele kosten

Artikel

4:51

Indiening aanvraag subsidievaststelling

De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een controleverklaring van een accountant.

Artikel

4:52

Hoogte subsidie

§

4

Garantstelling voor investeringen in vissersvaartuigen en verwerking en afzet

Artikel

4:53

Subsidiabele activiteiten

Artikel

4:54

Nadere voorschriften

Artikel

4:55

Voorwaarden subsidie-ontvangers

Artikel

4:56

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

4:57

Budget en rangschikking

Artikel

4:58

Vereisten aanvraag garantstelling

Artikel

4:59

Beschikking tot verlening van de garantstelling

§

4a

Garantstelling voor investeringen in aquacultuur

Artikel

4:60a

Subsidiabele activiteiten

Artikel

4:60b

Uitzonderingen en weigeringsgronden

Geen garantstelling wordt verstrekt:

  • a.

    aan ondernemingen in moeilijkheden, als bedoeld in artikel 2, onderdeel i, van verordening nr. 736/2008;

  • b.

    in de in artikel 4:53, derde lid, onderdeel b tot en met e, bedoelde gevallen;

  • c.

    indien aan de aanvrager reeds een garantstelling is verstrekt door de Minister, en:

    • die garantstelling is verstrekt in het tijdvak van twee jaren voorafgaand aan de datum van ontvangst van de aanvraag, of

    • met de garantstelling waarop de aanvraag betrekking heeft het totaal aan garantstellingen, verstrekt aan de aanvrager, € 2.500.000 of hoger wordt;

  • d.

    indien het bancair aansprakelijk vermogen van de aanvrager minder dan 15% bedraagt van het balanstotaal;

  • e.

    aan een onderneming ten aanzien waarvan een uitstaand bevel tot terugvordering geldt krachtens een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

Artikel

4:60c

Hoogte garantstelling en nadere voorschriften

Artikel

4:60d

Garantstelling 'plus'

§

5

Investeringen in elektronische registratie- en meldapparatuur

Artikel

4:61

Subsidiabele activiteiten

Artikel

4:62

Rangschikking in volgorde van ontvangst

Artikel 1:6 is van toepassing.

Artikel

4:63

Indiening aanvraag tot subsidievaststelling

Artikel

4:64

Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft de activiteiten, bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, uitgevoerd respectievelijk voert die activiteiten, uit:

  • a.

    voor 1 januari 2010 indien de subsidie verstrekt wordt voor de aanschaf en installatie van elektronische registratie- en meldapparatuur aan boord van een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, onderdeel a;

  • b.

    voor 1 juli 2010 indien de subsidie verstrekt wordt voor de aanschaf en installatie van elektronische registratie- en meldapparatuur aan boord van een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, onderdeel b.

Artikel

4:65

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

Artikel

4:66

Hoogte subsidie

§

6

Investeringen in aalbedwelmingsapparatuur

Artikel

4:66a

Subsidiabele activiteiten

Artikel

4:66b

Rangschikking in volgorde van ontvangst

Artikel 1:6 is van toepassing.

Artikel

4:66c

Indiening aanvraag tot subsidievaststelling

Artikel

4:66d

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

Artikel

4:66e

Hoogte subsidie

Titel

5

Maatregelen voor de kust- en binnenvisserij

§

1

Tegemoetkoming tijdelijk aalvisverbod 2012

Artikel

4:68

Subsidiabele activiteiten

De Minister kan op aanvraag een tegemoetkoming verstrekken aan beroepsvissers die vissen in de kust- en binnenwateren en die als gevolg van het visverbod op aal, bedoeld in artikel 32a van de Uitvoeringsregeling visserij, in de maanden september, oktober en november 2012 schade lijden en aan beroepsvissers die deelnemen aan een pilot in het kader van decentraal aalbeheer, waarvoor op grond van artikel 11 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 ontheffing is verleend.

Artikel

4:69

Subsidiabele kosten

Artikel

4:70

Hoogte tegemoetkoming

Artikel

4:71

Verplichte documenten bij een aanvraag van een tegemoetkoming

Artikel

4:72

Afwijzen aanvraag

Artikel

4:73

Een beschikking omtrent verstrekking van de tegemoetkoming wordt gegeven binnen drie maanden na afloop van de openstellingsperiode in enig jaar waarin de aanvraag kon worden gedaan.

Artikel

4:74

Betaling collectieve aanvraag door Friese Bond van Binnenvissers

Vervallen

§

2

Tegemoetkoming verbod ex artikel 23b en 28b Uitvoeringsregeling visserij

Artikel

4:75

In deze paragraaf wordt verstaan onder ‘nettoresultaat’; omzet verminderd met de vaste kosten en de variabele kosten, voordat dit bedrag is verminderd met de verschuldigde inkomsten- en vennootschapsbelasting.

Artikel

4:76

Artikel

4:77

Aanvraag

Hoofdstuk

4a

Onderwijs

Titel

1

Algemene bepalingen

[gereserveerd]

Titel

2

Groene-plus lectoraten

Artikel

4a:2

Begripsbepalingen

Vervallen

Artikel

4a:3

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

4a:4

Rangschikking naar geschiktheid

Vervallen

Artikel

4a:5

Indiening aanvraag

Vervallen

Artikel

4a:6

Indiening van een aanvraag subsidieverlening

Vervallen

Artikel

4a:7

Verplichtingen subsidieontvanger

Vervallen

Artikel

4a:8

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Vervallen

Artikel

4a:9

Subsidiabele kosten

Vervallen

Artikel

4a:10

Hoogte subsidie

Vervallen

Hoofdstuk

5

Overige subsidies

Titel

1

Algemene bepalingen

[gereserveerd]

Titel

2

Diversificatie in de suikersector

Artikel

5:2

Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • diversificatie: geheel van maatregelen die gericht zijn op de duurzame ontwikkeling van de suikerbietenteelt, versterking van de suikersector of het ontwikkelen van alternatieven voor de suikerbietenteelt en suikerproductie;

  • suikersector: gehele complex van ondernemingen, gericht op de productie van suiker, suikerproducten verwerkende ondernemingen en aan de suiker gerelateerde afzet, handel, dienstverlening, logistiek en toeleverende industrie.

Artikel

5:3

Subsidiabele activiteiten

Artikel

5:4

Subsidiabele en niet subsidiabele kosten

Artikel

5:5

Rangschikking naar geschiktheid en in volgorde van ontvangst

Artikel

5:6

Indiening aanvraag subsidieverlening

Artikel

5:7

Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger voert de activiteiten, bedoeld in artikel 5:3, tweede lid, onderdelen a en c, vóór 30 september 2010 uit, en de activiteiten, bedoeld in artikel 5:3, tweede lid, onderdeel b, vóór 30 september 2011.

Artikel

5:8

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Artikel

5:9

Hoogte subsidie

Hoofdstuk

6

Overige bepalingen

Artikel

6:1

Aanwijzing toezichthouders

Als personen als bedoeld in artikel 8 van de Kaderwet EZ-subsidies worden aangewezen de ambtenaren van:

  • a.

    de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

  • b.

    de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken;

  • c.

    de Auditdienst Rijk.

Artikel

6:2

Intrekking bestaande regelingen

De volgende regelingen en besluiten worden ingetrokken:

Artikel

6:3

Overgangsbepalingen

Artikel

6:4

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2007.

Artikel

6:5

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling LNV-subsidies.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P.Veerman

Bijlage

1

Bijlage bij artikel 1:14e

Controleprotocol controleverklaring LNV-subsidies

Inleiding

Onderliggend Controleprotocol controleverklaring LNV-subsidies is van toepassing wanneer bij vaststelling van een subsidiebedrag een controleverklaring, vanuit de Regeling LNV-subsidies, wordt vereist.

Dit protocol is afgestemd met het Koninklijk Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA).

Het referentiekader is de Regeling LNV-subsidies waaronder de subsidie is verleend.

Hoofdstuk

1

Uitgangspunten

Doelstelling

Het doel van dit controleprotocol is het verstrekken van duidelijkheid over de reikwijdte en diepgang van de accountantscontrole en de in dat kader af te geven controleverklaring. De controleverklaring moet de Minister zekerheid geven over de juistheid en volledigheid van de gedeclareerde subsidiabele kosten. Hiertoe controleert de accountant de financiële verantwoording van de gedeclareerde subsidiabele kosten die door de eindontvanger bij het verzoek tot vaststelling (eindafrekening) is aangeleverd. de Minister controleert vervolgens de eindafrekening op het voldoen aan de subsidievoorwaarden en stelt de subsidie vast.

Procedures

De subsidieontvanger verzoekt de accountant een controleverklaring op te stellen op basis van het protocol controleverklaring LNV-subsidies. De eindbegunstigde levert hiertoe de aanvraag vaststelling (eindafrekening) aan de accountant aan. De accountant controleert de juistheid en volledigheid van het verzoek tot subsidievaststelling (eindafrekening) van de subsidieontvanger op basis van de richtlijnen in dit protocol. Naar aanleiding van de controle waarmerkt de accountant de eindafrekening en stelt de controleverklaring op. Hoofdstuk 3 bevat de minimaal voorgeschreven tekst van de controleverklaring.

De subsidieontvanger levert het verzoek tot vaststelling (de gewaarmerkte eindafrekening) en de controleverklaring bij de Minister aan. Het verzoek tot vaststelling (eindafrekening) moet nadat het project is voltooid binnen de in de regeling LNV-subsidies gestelde termijn worden gedaan. Deze termijn is in de subsidieverplichtingen bij de beschikking tot subsidieverlening opgenomen.

De Minister behoudt zich het recht voor een review te laten uitvoeren op de uitgevoerde accountantscontrole inzake de eindafrekening. De accountant die de controle uitvoert verstrekt desgevraagd alle inlichtingen en bescheiden zoals deze dat gewenst acht.

Definities

  • Een accountant: Een openbaar accountant zoals bedoeld in artikel 393, lid 1 Burgerlijk Wetboek, boek 2, aan wie de eindbegunstigde de opdracht heeft toegekend de aanvraag tot vaststelling (eindafrekening) ten behoeve van de subsidieaanvraag te controleren.

  • Subsidieontvanger: Een natuurlijke of rechtspersoon of diens gemachtigde aan wie de Minister, een subsidie heeft toegekend.

  • Gemachtigde: Een natuurlijke of rechtspersoon welke door de eindbegunstigde is gemachtigd bepaalde activiteiten ten behoeve van de subsidieaanvraag te verrichten. De afspraken omtrent de machtiging zijn vastgelegd in een machtigingsverklaring.

  • Eindafrekening: Het verzoek van de subsidieontvanger tot vaststelling van de subsidie.

  • Controleverklaring: Een schriftelijke verklaring van de accountant inhoudende een oordeel omtrent de juistheid en volledigheid van een verantwoording, in dit geval van de eindafrekening.

Hoofdstuk

2

Onderzoeksaanpak

Controleaanpak

De accountant voert de controle met betrekking tot het verzoek tot vaststelling (eindafrekening) uit in overeenstemming met de richtlijnen in dit controleprotocol. De accountant controleert hiertoe de financiële verantwoording van de gedeclareerde kosten op de hieronder genoemde specifieke controlepunten. De controleaanpak is de primaire verantwoordelijkheid van de accountant.

Controlepunten

De kern van de accountantscontrole is de vaststelling dat het verzoek tot vaststelling (eindafrekening) juist en volledig is. Hiertoe controleert de accountant de eindafrekening.

De specifieke controlepunten hierbij zijn:

  • uitsluitend subsidiabele kosten zijn gedeclareerd die op grond van de regeling in aanmerking komen voor subsidie;

  • de gedeclareerde subsidiabele kosten zijn herleidbaar naar de kostensoorten/begroting zoals opgenomen in de (herziene) subsidieverleningsbeschikking;

  • de gedeclareerde subsidiabele kosten zijn gemaakt (prestatie geleverd) en daadwerkelijk betaald door de subsidieontvanger;

  • In voorkomend geval opgave is gedaan van alle inkomsten, waaronder subsidies, waarmee de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft mede is gefinancierd;

  • ingeval de subsidie strekt tot uitvoering van een project, het project is uitgevoerd overeenkomstig het projectplan waarop de beschikking tot subsidieverlening betrekking heeft.

Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid

De verklaring is gericht op het afgeven van een oordeel bij het verzoek tot vaststelling (eindafrekening). Bij de oordeelsvorming streeft de accountant naar een redelijke mate van zekerheid. Indien dit begrip ten behoeve van het gebruik van statistische technieken moet worden gekwantificeerd, moet worden uitgegaan van een betrouwbaarheid van 95 procent.

Een goedkeurende controleverklaring impliceert dat, gegeven de hierboven genoemde betrouwbaarheid, in de eindafrekening verslag geen afwijkingen (fouten en onzekerheden) voorkomen met een materieel belang dat groter is dan de voorgeschreven toleranties. Informatie is materieel indien het weglaten of het onjuist weergeven daarvan de beslissing van de subsidieverlener over het verzoek tot vaststelling (eindafrekening) zou kunnen beïnvloeden. Verder wordt verwezen naar hetgeen over materialiteit is vastgelegd in standaard 320 ‘Materieel belang in de accountantscontrole’ van NBA. Als omvangsbasis voor de toleranties geldt het totaal van de in de eindafrekening opgenomen subsidiabele kosten.

De subsidieontvanger dient in beginsel alle geconstateerde fouten te corrigeren. De accountant beoordeelt wat de gevolgen zijn van de niet gecorrigeerde fouten voor de strekking van zijn controleverklaring.

Voor de strekking van de controleverklaring gelden de volgende toleranties:

Fouten in de eindafrekening

< 1%

>1% en < 3%

n.v.t.

> 3%

Onzekerheden in de controle

< 3%

>3% en < 10%

> 10%

n.v.t.

De controleverklaring

Voor de controleverklaring dient het model controleverklaring gehanteerd te worden. De accountant stelt de verklaring op overeenkomstig de voorbeeldteksten van NBA. De accountant dient het van toepassing zijnde controleprotocol te vermelden in de controleverklaring.

Hoofdstuk

3

Tekst controleverklaring

CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT

Afgegeven ten behoeve van de Minister

Aan: opdrachtgever

Wij hebben bijgevoegde eindafrekening van <naam instelling/persoon> te <zetel, plaats> over de periode <datum> tot <datum> met betrekking tot subsidieverlening in het kader van de Regeling LNV-subsidies <openstelling> gecontroleerd. De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft per brief <kenmerk> d.d. <datum> terzake een subsidie verleend tot een maximum van <bedrag>.

Verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger

<Het bestuur van de instelling/naam persoon> is verantwoordelijk voor het opstellen van de eindafrekening in overeenstemming met de relevante bepalingen in de Regeling LNV-subsidies. <Het bestuur van de instelling/naam persoon> is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opstellen van de eindafrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de eindafrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het Controleprotocol controleverklaring LNV-subsidies, vastgesteld in bijlage 1 bij de Regeling LNV-subsidies. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de eindafrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de eindafrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de eindafrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten.

Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opstellen van de eindafrekening door de entiteit, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor de subsidiedeclaratie, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de subsidiedeclaratie.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel

Naar ons oordeel is de eindafrekening van <naam instelling/persoon> over de periode <datum> tot <datum> in alle van materieel belang zijnde aspecten opgesteld in overeenstemming met de begroting zoals opgenomen in brief <kenmerk> d.d. <datum> en de relevante bepalingen in de Regeling LNV-subsidies.

Beperking in gebruik en verspreidingskring

De eindafrekening is opgesteld voor de Minister met als doel <naam instelling/persoon> in staat te stellen te voldoen aan de relevante bepalingen in de Regeling LNV-subsidies. Hierdoor is de eindafrekening mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Dit doet geen afbreuk aan ons oordeel. De eindafrekening met onze controleverklaring is derhalve uitsluitend bestemd voor <naam instelling/persoon> en de Minister en dient derhalve niet te worden verspreid of gebruikt door anderen.

<Plaats, datum>

<Naam accountantspraktijk>

<Naam accountant >

Bijlage

1a

Bijlage bij artikel 2:32, eerste lid

Hoofdstuk 1. Onderzoeksactiviteiten integraal duurzame stallen

A. Beschrijving van het innovatieproject, bedoeld in artikel 2:32, eerste lid

Twee of vier ten aanzien van de milieuparameters gelijke stallen op respectievelijk twee of vier locaties, die voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    De stallen beschikken niet over een emissiefactor, als bedoeld in artikel 2 van de Regeling ammoniak en veehouderij.

  • 2.

    De stallen zijn ten minste twee maanden in gebruik op het moment van aanvang van de onderzoeksactiviteiten, bedoeld in onderdeel B van dit hoofdstuk.

  • 3.

    De stallen voldoen naar verwachting aan de volgende eisen:

    • a.

      de uitstoot van ammoniak wordt verminderd met minimaal 25% ten opzichte van de maximale emissiewaarde bedoeld in het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij of ten opzichte van de emissiefactor voor overige huisvesting in de bijlage bij de Regeling ammoniak en veehouderij;

    • b.

      de uitstoot van geur is lager dan of gelijk aan de uitstoot van geur, bedoeld in de Regeling geurhinder en veehouderij;

    • c.

      de uitstoot van fijn stof PM10 is lager dan of gelijk aan de uitstoot, bedoeld in het overzicht emissiefactoren fijn stof voor veehouderij;

    • d.

      de uitstoot van zeer fijn stof PM2,5, lachgas en methaan is beter dan of gelijk aan een voor ammoniak gangbaar emissiearm stalsysteem;

    • e.

      het energieverbruik is ten minste 10 punten hoger dan het minimum aantal punten, bedoeld in de energiemaatlat van de Maatlat duurzame veehouderij 2011, of gelijk daaraan in geval de diercategorieën niet zijn opgenomen in de Maatlat duurzame veehouderij 2011;

    • f.

      het dierenwelzijn is ten minste 5 punten hoger dan het minimum aantal punten, bedoeld in de dierenwelzijnmaatlat van de Maatlat duurzame veehouderij 2011 of gelijk daaraan in geval de diercategorieën niet zijn opgenomen in de Maatlat duurzame veehouderij 2011;

    • g.

      de diergezondheid is ten minste 10 punten hoger dan het minimum aantal punten, bedoeld in de gezondheidsmaatlat van de Maatlat duurzame veehouderij 2011 of gelijk daaraan in geval de diercategorieën niet zijn opgenomen in de Maatlat duurzame veehouderij 2011;

    • h.

      de arbeidsomstandigheden zijn beter dan of gelijk aan de arbeidsomstandigheden in een ammoniak gangbaar emissiearm stalsysteem.

B. Beschrijving van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 2:35

  • 1.

    In afwijking van artikel 2:35, eerste lid, komen uitsluitend de door de aanvrager aan een meetinstantie en de betrokken laboratoria verschuldigde kosten voor onderzoeksactiviteiten ter zake van de eisen, genoemd in onderdeel A, punt 3, van dit hoofdstuk, voor subsidie in aanmerking.

  • 2.

    De meetinstantie en betrokken laboratoria:

    • a.

      beschikken over voldoende personeel dat beschikt over grondig inzicht in veehouderijsystemen en het management daarvan;

    • b.

      beschikken over de benodigde administratieve en technische faciliteiten;

    • c.

      beschikken aantoonbaar over relevante ervaring en vakkennis betreffende het verrichten van metingen in de veehouderij en van de uitstoot van milieuverontreinigende stoffen bij de desbetreffende diersoort;

    • d.

      staan als betrouwbaar te boek;

    • e.

      voldoen aan de standaarden van gedegen onderzoek;

    • f.

      zijn aantoonbaar onafhankelijk van de betrokken actoren en van de evaluerende instantie.

  • 3.

    De onderzoeksactiviteiten, bedoeld onder 1, naar de uitstoot van onderscheidenlijk ammoniak, geur, fijn stof PM10, fijn stof PM2.5, lachgas en methaan worden uitgevoerd volgens de desbetreffende protocollen, die op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu zijn opgesteld door Wageningen UR Livestock Research, en verschaffen inzicht in de hoogte van het energieverbruik.

  • 4.

    In afwijking van artikel 2:34, eerste lid, vangen de onderzoeksactiviteiten, bedoeld onder 1, uiterlijk drie maanden na de datum van subsidieverlening aan.

  • 5.

    Er wordt geen subsidie verstrekt voor onderzoeksactiviteiten, bedoeld onder 1, die geheel of gedeeltelijk door het rijk worden gefinancierd op grond van een andere voorziening dan bedoeld hoofdstuk 2, titel 5, paragraaf 2, van de regeling.

  • 6.

    Er wordt geen subsidie verstrekt aan landbouwondernemingen of agro-MKB-bedrijven die zijn opgenomen in het Meetprogramma integraal duurzame stallen 2009.

Bijlage

2

Bijlage bij de artikelen 2:37, eerste lid, 2:38 en 2:40, vierde lid

In deze bijlage wordt verstaan onder:

  • glastuinbouwondernemingen: landbouwonderneming met glasopstanden;

  • energie-extensief: energieverbruik op een glastuinbouwonderneming dat blijkens de jaarafrekening van het energiebedrijf over het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend, niet hoger is dan 15 Nm3 aardgasequivalenten van normale calorische waarde per m2 glasoppervlak;

  • energie-intensief: energieverbruik op een glastuinbouwonderneming dat blijkens de jaarafrekening van het energiebedrijf over het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend, ten minste 15 Nm3 aardgasequivalenten van normale calorische waarde per m2 glasoppervlak bedraagt;

  • semi-gesloten kassysteem: kassysteem waarbij zonne-energie en andere natuurlijke ‘buitenomstandigheden’ in combinatie met de voorzieningen in de kas optimaal worden benut voor verwarming, koeling, beperking van het warmteverlies, ontvochtiging en CO2-gebruik teneinde een minimale behoefte aan fossiele brandstoffen te realiseren; componenten die deel uitmaken van een semi-gesloten kassysteem kunnen zijn: een installatie voor buitenluchtaanzuiging en luchtbeweging als instrument voor vochtbeheersing voor zover op energie-intensieve ondernemingen toegepast in combinatie met een tweede beweegbaar energiescherm, waarbij de energiebesparing bij gesloten toestand van alleen het tweede beweegbare energiescherm ten minste 45% is, een warmtewisselingssysteem, luchtbehandelingssysteem, warmtepomp, seizoensopslagsysteem voor warmte en koude, besturingssysteem inclusief software, energiemonitoringsysteem inclusief energiemeters en software, bevochtigingsysteem voor kaskoeling, dagbuffer voor opslag van laagwaardige warmte (<55°C) of van koude;

  • integraal duurzame stallen en houderijsystemen: stallen en houderijsystemen die, op het terrein van dierenwelzijn, zijn uitgerust met maatregelen die verder gaan dan hetgeen bij of krachtens wet is voorgeschreven en die tegelijkertijd tenminste voldoen aan maatschappelijke randvoorwaarden en wettelijke eisen ten aanzien van milieu, diergezondheid, arbeidsomstandigheden, landelijke inpasbaarheid en economische haalbaarheid;

  • buitengebieden: niet-verstedelijkte deel van Nederland, inclusief dorpen en kleinere steden tot een maximum van 30.000 inwoners waarin geen ADSL, kabelaansluiting of UMTS-netwerk aanwezig is;

  • randapparatuur: alle apparatuur die niet tot de centrale verwerkingseenheid behoort;

  • hernieuwbare energiebronnnen: de volgende hernieuwbare niet-fossiele energiebronnen: wind, zonne-energie, biomassa, biogas en aardwarmte.

Hoofdstuk 1. Investeringen op het terrein van energiebesparing

§ 1. Eerste energieschermen, niet zijnde teeltkundig noodzakelijke gevelschermen of wettelijk verplichte lichtafschermingsschermen

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Bedieningsmechanisme, inclusief bedieningssoftware, met beweegbaar energiebesparend doek (niet zijnde gevelscherm of verduisteringsscherm) te bevestigen aan de binnenzijde van een glastuinbouwkas bestemd voor het verminderen van het warmteverlies in glastuinbouwkassen. De energiebesparing bij gesloten toestand van het doek is ten minste 35%.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

energie-extensieve glastuinbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking van subsidie:

  • a.

    de door de aanvrager te maken kosten voor het materieel, bestaande uit:

    • het bedieningsmechanisme, inclusief bedieningssoftware;

    • het schermdoek;

    • het dradenbed, en

    • het overige voor de werking van het systeem noodzakelijk materieel (bijvoorbeeld montagematerieel zoals kabels, schroeven of bouten);

  • b.

    de door de aanvrager te maken installatiekosten, bestaande uit:

    • de door de leverancier in rekening gebrachte kosten voor het monteren van het materieel in een kas, zodanig dat de functie van het energiescherm volledig kan worden benut, of

    • de door de aanvrager gemaakte kosten voor eigen arbeid om het materieel in de kas te monteren, zodanig dat het energiescherm volledig kan worden benut.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot eerste energieschermen gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van een leverancier van het tweede energiescherm waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    een bedrijfskaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte opstanden van de onderneming en met gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft;

  • c.

    de eindafrekening van de energieleverancier over het jaar, voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieverlening wordt aangevraagd.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot eerste energieschermen gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat het tweede energiescherm volgens de offerte is geplaatst waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

§ 2. Tweede energieschermen, niet zijnde teeltkundig noodzakelijke gevelschermen of wettelijk verplichte lichtafschermingsschermen

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Bedieningsmechanisme, inclusief bedieningssoftware, met beweegbaar energiebesparend doek (niet zijnde gevelscherm of verduisteringsscherm) te bevestigen aan de binnenzijde van een glastuinbouwkas waarin al een eerste energiescherm aanwezig is of waarbij het eerste energiescherm gelijktijdig wordt geïnstalleerd, bestemd voor het verminderen van het warmteverlies in glastuinbouwkassen. De energiebesparing bij gesloten toestand van alleen het tweede energiescherm is ten minste 45%.

Het tweede energiescherm moet op een zelfstandig dradenbed worden geïnstalleerd waardoor het mogelijk is om zowel het eerste als het tweede energiescherm tegelijkertijd te kunnen sluiten. Hierdoor wordt een additionele energiebesparing ten opzichte van een eerste energiescherm behaald.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

energie-extensieve of energie-intensieve glastuinbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking van subsidie:

  • a.

    de door de aanvrager te maken kosten voor het materieel, bestaande uit:

    • het bedieningsmechanisme, inclusief bedieningssoftware;

    • het schermdoek;

    • het dradenbed; en

    • het overige voor de werking van het systeem noodzakelijk materieel (bijvoorbeeld montagematerieel zoals kabels, schroeven of bouten);

  • b.

    de door de aanvrager te maken installatiekosten, bestaande uit:

    • de door de leverancier in rekening gebrachte kosten voor het monteren van het materieel in een kas, zodanig dat de functie van het energiescherm volledig kan worden benut; of

    • de door de aanvrager gemaakte kosten voor eigen arbeid om het materieel in de kas te monteren, zodanig dat het energiescherm volledig kan worden benut.

In aanvulling op artikel 2:40, derde lid, komen niet voor subsidie in aanmerking de door de aanvrager te maken kosten voor het materieel en de installatie van een tweede energiescherm geïnstalleerd op een reeds voor het eerste energiescherm gebruikt dradenbed waarbij slechts één van de schermen op enig moment ingezet kan worden.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot tweede energieschermen gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van een leverancier van het tweede energiescherm waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    een bedrijfskaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte opstanden van de onderneming en met gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot tweede energieschermen gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat het tweede energiescherm volgens de offerte is geplaatst waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

§ 3. Vervallen.

§ 4. Vervallen.

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Kasdekglas voorzien van een antireflectiecoating bestemd voor verhoging van de lichtdoorlatendheid van het glas tot ten minste 95% van direct invallend PAR-licht en ten minste 90% van indirect PAR-licht.

Toelichting PAR-licht:

PAR staat voor Photosynthetic Active Radiation en is bepalend voor de snelheid van de fotosynthese.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn: energie-extensieve of energie-intensieve glastuinbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking de door de aanvrager te maken meerkosten van het kasdekglas ten opzichte van vergelijkbaar niet-gecoate kasdekglas.

In aanvulling op artikel 2:40, derde lid, komen niet voor subsidie in aanmerking de door de aanvrager te maken kosten voor het installeren van het kasdekglas in het kasdek.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot antireflectie gecoat kasdekglas gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van het antireflectie gecoat kasdekglas waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven. De offerte dient helder te vermelden wat de meerkosten zijn ten opzichte van kasdekglas zonder antireflectie coating;

  • b.

    bedrijfskaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte opstanden van de onderneming en met gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot antireflectie gecoat kasdekglas gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat het antireflectie gecoat kasdekglas volgens de offerte is geleverd en geplaatst waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid met kasdekglas zonder antireflectie coating is aangegeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

§ 5. Warmtebuffersysteem

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Opslagtank met toebehoren bestemd voor het terugwinnen en opslaan van warmte die vrijkomt bij warmteopwekking in glastuinbouwkassen.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

energie-extensieve glastuinbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    de door de aanvrager te maken kosten voor materieel, bestaande uit:

    • de opslagtank;

    • noodzakelijke aansluitmaterieel voor het centrale verwarmingsnet;

    • noodzakelijke bekabeling en besturing, en

    • noodzakelijke pompen en meters;

  • b.

    de door de aanvrager te maken kosten voor het installeren en in werking stellen van het warmtebuffersysteem waardoor de functie van het systeem volledig kan worden benut.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot een warmtebuffersysteem gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van een leverancier van het warmtebuffersysteem waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    de eindafrekening van de energieleverancier over het jaar, voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieverlening wordt aangevraagd.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot een warmtebuffersysteem gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat het warmtebuffersysteem volgens de offerte is geplaatst waarop in ieder geval de typering van het product, de buffercapaciteit en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

§ 6 Verticale ventilatoren

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Ventilatoren met een verticaal gerichte luchtuitworp voor het homogeniseren van kaslucht met als doel de benodigde stookenergie te reduceren. Verticale ventilatoren inclusief montage en ondersteunde software.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

energie-extensieve en energie-intensieve glastuinbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking van subsidie:

  • a.

    de door de aanvrager te maken kosten voor het materieel, bestaande uit:

    • het bedieningsmechanisme, inclusief bedieningssoftware;

    • de verticale ventilatoren;

    • het overige voor de werking van het systeem noodzakelijk materieel;

  • b.

    de door de aanvrager te maken installatiekosten, bestaande uit:

    • de door de leverancier in rekening gebrachte kosten voor het monteren van het materieel in een kas, zodanig dat de functie van de verticale ventilatoren volledig kan worden benut

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot de verticale ventilatoren gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van een leverancier van de verticale ventilatoren , waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    bedrijfskaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte opstanden van de onderneming en met gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot de verticale ventilatoren gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat de verticale ventilatoren volgens de offerte zijn geplaatst waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

§ 7. Energieclusters

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Een voorziening tussen een samenwerkingsverband van glastuinbouwondernemingen ten behoeve van de onderlinge uitwisseling van warmte-, en/of CO2- en/of elektriciteit met als doel een netto energiebesparing ten opzichte van de situatie waarbij geen clustering plaatsvindt, bestaande uit:

Leidingwerk voor warmte- en CO2-transport, elektriciteitskabels, warmtemeter(s), kilowattuurmeter(s), besturingsysteem, warmtebuffersysteem en het noodzakelijk klein materieel voor de installatie van het energienetwerk.

B. De landbouwondernemingen en samenwerkingsverbanden, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

  • a.

    energie-extensieve of energie-intensieve glastuinbouwondernemingen;

  • b.

    samenwerkingsverbanden van energie-extensieve of energie-intensieve glastuinbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    de door de aanvrager te maken kosten voor materieel, bestaande uit:

    • leidingwerk voor warmtetransport;

    • leidingwerk voor CO2-transport;

    • elektriciteitskabels;

    • warmtemeter(s);

    • kilowattuurmeter(s);

    • besturingsysteem;

    • warmtebuffersysteem, en

    • het noodzakelijk klein materiaal voor de installatie van het energienetwerk;

  • b.

    de door de aanvrager te maken kosten voor het installeren van het energiecluster tussen meerdere glastuinbouwbedrijven waardoor de functies van het energiecluster volledig benut kunnen worden;

  • c.

    de door de aanvrager te maken kosten voor aansluiten van de stroomvoorziening op het openbare elektriciteitsnet.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot het energiecluster gaat vergezeld van:

  • a.

    een door het samenwerkingsverband ondertekend machtigingsformulier tot aanvragen van de subsidie;

  • b.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van een leverancier van de installaties waarop in ieder geval de typeringen van de producten en het onderscheid tussen de kostenonderdelen zijn aangegeven;

  • c.

    een kaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte van de betrokken opstanden van het samenwerkingsverband en met gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft inclusief opgave van lengte van de voorziening in meters en de afstand tussen de ondernemingen in meters;

  • d.

    de eindafrekening van de energieleverancier over het jaar, voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieverlening wordt aangevraagd.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot het energiecluster gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat het energiecluster volgens de offerte is gerealiseerd waarop in ieder geval de typeringen van de producten en het onderscheid tussen de kostenonderdelen zijn aangegeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

§ 8. Hogedruk vernevelingssysteem ten behoeve van kaskoeling

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Hogedrukvernevelingssysteem ten behoeve van adiabatische koeling, waarbij de druppelgrootte 5 tot maximaal 15 micron is, voor geconditioneerd telen in kassen met het doel het CO2-verlies en derhalve de CO2-emissie uit kassen te reduceren. Installatie bestaande uit hogedruknevelleiding, pompen, aansluitkosten en bijbehorende software voor de aansturing.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

energie-extensieve glastuinbouwondernemingen en energie-intensieve- glastuinbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking van subsidie:

  • a.

    de door de aanvrager te maken kosten voor het materieel, bestaande uit:

    • het bedieningsmechanisme, inclusief bedieningssoftware;

    • het hogedruk vernevelingssysteem

    • het overige voor de werking van het systeem noodzakelijk materieel (bijvoorbeeld montagematerieel zoals kabels, schroeven of bouten);

  • b.

    de door de aanvrager te maken installatiekosten, bestaande uit:

    • de door de leverancier in rekening gebrachte kosten voor het monteren van het materieel in een kas, zodanig dat de functie van het hogedruk vernevelingssysteem volledig kan worden benut, of

    • de door de aanvrager gemaakte kosten voor eigen arbeid om het materieel in de kas te monteren, zodanig dat het hogedruk vernevelingssysteem volledig kan worden benut.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot het hogedruk vernevelingssysteem gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van een leverancier van het hogedruk vernevelingssysteem waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    bedrijfskaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte opstanden van de onderneming en met gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot het hogedruk vernevelingssysteem gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat het hogedruk vernevelingssysteem volgens de offerte is geplaatst waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

§ 9. Gevelscherm

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Gevelschermen ten behoeve van energiebesparing in kassen, niet zijnde (wettelijk verplichte) lichtafschermings- of (teeltkundig vereiste) verduisteringsschermen. Installatie bestaande uit scherminstallatie voor beweegbare gevelscherming inclusief energiebesparend doek met een energiebesparing van tenminste 40% en montagekosten.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

energie-extensieve en energie-intensieve glastuinbouwondernemingen

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking van subsidie:

  • a.

    de door de aanvrager te maken kosten voor het materieel, bestaande uit:

    • het bedieningsmechanisme, inclusief bedieningssoftware;

    • het gevelschermdoek en

    • het overige voor de werking van het systeem noodzakelijk materieel (bijvoorbeeld montagematerieel zoals kabels, schroeven of bouten);

  • b.

    de door de aanvrager te maken installatiekosten, bestaande uit:

    • de door de leverancier in rekening gebrachte kosten voor het monteren van het materieel in een kas, zodanig dat de functie van het gevelscherm volledig kan worden benut, of

    • de door de aanvrager gemaakte kosten voor eigen arbeid om het materieel in de kas te monteren, zodanig dat het gevelscherm volledig kan worden benut.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot gevelscherm gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van een leverancier van het gevelscherm, waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    bedrijfskaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte opstanden van de onderneming en met gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot het gevelscherm gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat het gevelscherm volgens de offerte is geplaatst waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

§ 10. Energiebesparend ventilatiesysteem met voorverwarming en/of warmteterugwinning

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Een ventilatiesysteem met voorverwarming en/of warmteterugwinning is een systeem waarbij de vochtbeheersing direct bij het gewas verbeterd wordt op een energiebesparende wijze. Kenmerkend is de afvoer van vocht uit het klimaat rond het gewas door het inbrengen van (voorverwarmde) drogere buitenlucht en/of opmenging van drogere kaslucht onder gelijktijdige vermindering van warmtetoevoer aan en warmtetoevoer van de kas door intensiever gebruik van een of meerdere energieschermen en minder gebruik van luchtramen door ontvochting.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

energie-extensieve of energie-intensieve glastuinbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking van subsidie:

  • a.

    de door de aanvrager te maken kosten voor het materieel, bestaande uit:

    • de ventilatiesystemen inclusief warmtewisselaar en luchtverdeelsysteem, zonder voorzieningen voor kasluchtrecirculatie;

    • ondersteunende energiezuinige verticale ventilatoren voor het homogeniseren van kaslucht, in combinatie met de ventilatiesystemen bedoeld onder a, danwel aanvullend op de ventilatiesystemen bedoeld onder a.

    • het bedieningsmechanisme, inclusief bedieningssoftware;

    • het overige voor de werking van het systeem noodzakelijk materieel.

  • b.

    de door de aanvrager te maken installatiekosten, bestaande uit de door de leverancier in rekening gebrachte kosten voor het monteren van het materieel in een kas, zodanig dat de functie van de ventilatiesystemen volledig kan worden benut.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot de ventilatiesystemen gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van een leverancier van de ventilatiesystemen, waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    bedrijfskaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte opstanden van de onderneming en met gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot de ventilatiesystemen gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat de ventilatiesystemen volgens de offerte zijn geplaatst waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

§ 11. Meerinvestering diffuus glas

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Kasdekglas met lichtverstrooiende werking bestemd voor verhoging van de lichtdoorlatendheid van het glas tot tenminste 80% voor diffuus licht en tenminste 90% voor PAR-licht en een hazefactor van tenminste 25%. De hazefactor is de lichtverstrooiingsfactor.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

Energie-extensieve of energie-intensieve glastuinbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de door de aanvrager te maken meerkosten van diffuus kasdekglas ten opzichte van vergelijkbaar niet diffuus kasdekglas voor subsidie in aanmerking.

In aanvulling op artikel 2:40, derde lid, komen de door de aanvrager te maken kosten voor het installeren van diffuus glas in het kasdek niet voor subsidie in aanmerking.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot diffuus kasdekglas gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van het diffuus kasdekglas waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven en waarop inzichtelijk de meerkosten ten opzichte van niet-diffuus kasdekglas zijn vermeld;

  • b.

    de bedrijfskaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte opstanden van de onderneming en met gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot diffuus kasdekglas gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat het diffuus kasdekglas volgens offerte is geleverd en geplaatst en waarop de typering van het product en het onderscheid met niet diffuus kasdekglas is aangeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

§ 12. Biomassa gestookte ketelinstallatie

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Biomassa gestookte ketel met toebehoren bestemd voor het produceren van warmte die vrijkomt bij de verbranding van biomassa die aan de definitie in Richtlijn 2001/80/EG voldoen.

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien:

  • de energie of warmte uitsluitend wordt gebruikt door de landbouwonderneming die de subsidie heeft aangevraagd ten behoeve van glastuinbouwdoeleinden van die onderneming;

  • de biomassa staat op de witte lijst.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

Energie-extensieve of energie-intensieve glastuinbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    de door de aanvrager te maken kosten voor materieel, bestaande uit:

    • de biomassa gestookte ketel, brander, branderkamer, onderbouw;

    • de noodzakelijke ketelappendages en thermische beveiliging;

    • de biomassaopslag (zoals bijvoorbeeld bunker of container);

    • het biomassa invoersysteem (zoals bijvoorbeeld walking floor, schraperketting, vijzel of hydraulische invoer);

    • een (automatische) vlambuisreiniging en/of bordes met trap en persluchtinstallatie;

    • een rookgasventilator, de (thermische isolatie) rookgasafvoerkanalen en schoorsteen;

    • de rookgasreiniging (fijnstof filter; zoals bijvoorbeeld een multi-cycloon, doekenfilter, elektrostatisch filter, deNOx-systeem);

    • het rookgas-recirculatie systeem en shunt (ter voorkoming van condens);

    • het biomassa-as afvoersysteem en de as container;

    • het noodzakelijke aansluitmaterieel op het centrale verwarmingsnet/ waterzijdige aansluiting;

    • de noodzakelijke bekabeling, besturing en regelkast;

    • de noodzakelijke pompen- en meters, en

    • de noodzakelijke bouw- en isolatiematerialen;

  • b.

    de door de aanvrager te maken kosten bij oplevering van de biomassa gestookte ketelinstallatie waardoor de functie van het systeem volledig kan worden benut, bestaande uit:

    • de levering op locatie;

    • het installeren en aansluiten op het centrale verwarmingsnet/ waterzijdige aansluiting;

    • het aansluiten elektrische bekabeling, besturing- en regelkast, pompen- en meters;

    • de noodzakelijke graaf- en bouwwerkzaamheden.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van (een) leverancier(s) van de biomassa gestookte ketelinstallatie(s). Op de originele offerte worden tenminste onderstaande kostenonderdelen aangegeven:

    • het merk, het type en het vermogen (kW benutbare warmte) van de biomassa gestookte ketel(s);

    • de rookgasreinigingsystemen (fijnstof- en eventuele deNOx-systeem);

    • de biomassaopslag en het aanvoersysteem;

    • het besturingssysteem;

    • het transport en de installatie;

    • de graaf en bouwwerkzaamheden;

    • de bouw- en isolatiematerialen.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot een biomassa gestookte ketelinstallatie gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat de biomassa gestookte ketelinstallatie volgens offerte is geleverd en geplaatst. Op de facturen worden tenminste onderstaande kostenonderdelen aangegeven:

    • het merk, het type en het vermogen (kW benutbare warmte) van de biomassa gestookte ketel(s);

    • de rookgasreinigingsystemen (fijnstof- en eventuele deNOx-systeem);

    • de biomassaopslag en het aanvoersysteem;

    • het besturingssysteem;

    • het transport en de installatie;

    • de graaf en bouwwerkzaamheden;

    • de bouw- en isolatiematerialen;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

§ 13. Aansluiting op een energie- of CO2netwerk

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Een voorziening voor de aansluiting van een glastuinbouwonderneming op een energie- of CO2netwerk voor het afnemen van warmte, en/of CO2 en/of biogas met als doel fossiele energiebesparing, bestaande uit: leidingwerk voor warmte-, CO2- en biogastransport, warmtemeter(s), CO2meter(s), biogasmeter(s), besturingsysteem, warmtebuffersysteem en het noodzakelijk klein materieel voor de aansluiting op het energie- en of CO2netwerk.

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de warmte, de CO2 of het biogas uitsluitend wordt afgenomen en gebruikt wordt door de landbouwonderneming die de subsidie heeft aangevraagd ten behoeve van glastuinbouwdoeleinden van die onderneming.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

energie-extensieve of energie-intensieve glastuinbouwondernemingen;

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    de door de aanvrager te maken kosten voor materieel, bestaande uit:

    • leidingwerk voor warmtetransport;

    • leidingwerk voor CO2-transport;

    • leidingwerk voor biogastransport;

    • warmtemeter(s);

    • CO2meter(s);

    • biogasmeter(s);

    • besturingsysteem;

    • warmtebuffersysteem, en

    • het noodzakelijk klein materiaal voor de installatie van het energie- of CO2netwerk;

  • b.

    de door de aanvrager te maken kosten voor het aansluiten op het energie- of CO2netwerk waardoor de functies van het energie- of CO2netwerk volledig benut kunnen worden;

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot een aansluiting op het energie- of CO2netwerk gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van een leverancier van de installaties voor de aansluiting op een energie- of CO2 netwerk, waarop in ieder geval de typeringen van de producten en het onderscheid tussen de kostenonderdelen zijn aangegeven;

  • b.

    een kaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte van de betrokken opstand en met gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft inclusief opgave van lengte van de voorziening in meters en de afstand tussen de onderneming en het energie- of CO2netwerk in meters.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot een aansluiting op het energie- of CO2netwerk gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat de aansluiting op het energie- of CO2netwerk volgens de offerte is gerealiseerd waarop in ieder geval de typeringen van de producten en het onderscheid tussen de kostenonderdelen zijn aangegeven;

  • b.

    een getekende overeenkomst waaruit blijkt dat de aanvrager warmte, en/of CO2 en/of biogas afneemt van een energie- of CO2netwerk;

  • c.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

Hoofdstuk 2. Marktintroductie energieinnovaties

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerst lid.

  • a.

    Investeringen in energiesystemen, niet zijnde semi-gesloten kassystemen, die tot ten minste 25% reductie leiden van CO2-emissie uit de glasopstanden van de glastuinbouwonderneming of uit de glasopstanden van het samenwerkingsverband en tevens tot ten minste 15% primaire energiereductie (nationaal niveau) leiden volgens uitgangspunten van de energiemonitoring glastuinbouw;

  • b.

    Investeringen in een semi-gesloten kassysteem welke tot ten minste 25% reductie leiden van CO2-emissie uit de glasopstanden van de glastuinbouwonderneming of uit de glasopstanden van het samenwerkingsverband en tevens tot ten minste 15% primaire energiereductie (nationaal niveau) leiden volgens uitgangspunten van de energiemonitoring glastuinbouw; de CO2 reductie en de primaire energie reductie wordt getoetst aan de hand van een door de Minister vastgestelde rekenmodel.

De reductie, bedoeld in de onderdelen a en b, is gerelateerd aan de referentiesituatie van de betrokken glastuinbouwonderneming of samenwerkingsverband van glastuinbouwondernemingen en wordt niet geheel of gedeeltelijk behaald door afname van groene stroom. Primaire energiereductie, bedoeld in de onderdelen a en b, is energiereductie die uitsluitend wordt bereikt door gebruik van energie afkomstig van duurzame energiebronnen, zoals aardwarmte. Ingeval een referentiesituatie voor CO2 reductie ontbreekt, bijvoorbeeld bij een startende glastuinbouwonderneming of een teeltwijziging die betrekking heeft op een situatie na subsidieverlening, wordt de reductie gerelateerd aan het in het vigerende boek ‘Kwantitatieve Informatie voor de glastuinbouw’ opgenomen energieverbruik. De reductie van de CO2-emissie en de primaire energiereductie wordt berekend op de wijze die is aangegeven op het aanvraagformulier.

Onderdelen van de energiesystemen kunnen op andere landbouwondernemingen dan de ondernemingen met de glasopstanden worden geïnstalleerd en mede door die ondernemingen worden gebruikt.

De investeringen komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien:

  • a.

    het energiesysteem in de beginfase van de marktintroductie verkeert, waaronder wordt verstaan dat het energiesysteem door minder dan 6% van de glastuinbouwondernemingen of op minder dan 6% van de totale oppervlakte van de glasopstanden in Nederland worden toegepast op het tijdstip van openstelling van de subsidie;

  • b.

    de CO2-reductie en de primaire energiereductie worden gerealiseerd uit de glasopstanden waarop de subsidie betrekking heeft;

  • c.

    de glasopstanden waarop de subsidie betrekking heeft, zijn gelegen in Nederland;

  • d.

    investeringen in door biomassa gestookte ketelinstallatie zoals gesubsidieerd door § 12 van hoofdstuk 1 van deze bijlage komen niet voor subsidie in aanmerking;

  • e.

    de opwekkingscapaciteit niet groter is dan de gecombineerde hoeveelheid thermische energie en elektriciteit die de landbouwonderneming of het samenwerkingsverband, bedoeld in punt B van dit hoofdstuk, inclusief het landbouwersgezin, jaarlijks gemiddeld verbruiken;

  • f.

    voor zover het investeringen in de opwekking van biobrandstoffen, bedoeld in Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG, de opwekkingscapaciteit van de voorzieningen voor de opwekking van hernieuwbare energie niet groter is dan overeenkomt met de hoeveelheid brandstof die de landbouwonderneming of het samenwerkingsverband, bedoeld in punt B van dit hoofdstuk jaarlijks gemiddeld voor transportdoeleinden verbruikt.

Aanvullend op de hiervoor vermelde voorwaarden komen investeringen in energiesystemen, niet zijnde semi-gesloten kassystemen, die tevens in het kader van een aardwarmteproject plaatsvinden, uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien:

  • a.

    een locatiespecifiek geologisch onderzoek van een ISO 9001 gecertificeerde onderneming inzicht geeft in:

    • de potentiële warmteproductie van het bronnenpaar;

    • het benodigd pompvermogen van het bronnenpaar;

    • een grafiek van het debiet en het vermogen in relatie tot de slagingskans;

  • b.

    een opsporingsvergunning is verkregen;

  • c.

    de terugverdientijd aannemelijk wordt gemaakt bij een 80% slaagkans (P80) en een 90% slaagkans (P90).

  • d.

    subsidie-ontvanger de resultaten van het geologisch onderzoek en de puttest(en) binnen vier weken na voltooiing van het aardwarmteproject openbaar maakt.

B. De landbouwondernemingen en samenwerkingsverbanden, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

  • a.

    glastuinbouwondernemingen;

  • b.

    samenwerkingsverbanden van twee of meer glastuinbouwondernemingen;

  • c.

    samenwerkingsverbanden van een of meer glastuinbouwondernemingen en een of meer andere landbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In aanvulling op artikel 2:40 komen voor de subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor de huurkoop van nieuwe machines en apparatuur, waarvan de aanvrager de eerste gebruiker is;

  • b.

    algemene kosten verbonden met de activiteiten, bedoeld in onderdeel a en in artikel 2:40, eerste lid, onderdelen a en b, zoals kosten voor architecten en ingenieurs, honoraria van adviseurs, het verwerven van patenten en vergunningen.

In aanvulling op artikel 1:15, derde lid, en artikel 2:40, derde lid, komen niet voor de subsidie in aanmerking:

  • a.

    de in artikel 2:40, eerste lid, onderdeel c, bedoelde kosten;

  • b.

    kosten voor grondaankoop;

  • c.

    haalbaarheidsstudies;

  • d.

    een warmtekrachtkoppelingsinstallatie die gebruik maakt van tropische oliën of tropische biomassa, voor zover niet voorzien van duurzaamheidscertificaten;

  • e.

    kosten voor in de glastuinbouw gangbare investeringen zoals investeringen in glasopstanden, inrichting van glasopstanden, conventionele verwarmingsnetten, aansluitingen op het elektriciteitsnet, gasmotoren voor warmtekrachtkoppeling, conventionele warmte-opslagtanken voor de opslag van hoogwaardige warmte of ketels en computers.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening, voorschotverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van:

  • a.

    een plan waarin ten minste een beschrijving is opgenomen van de te subsidiëren activiteiten en waarin de CO2-reductie en de reductie van de primaire energie aannemelijk wordt gemaakt;

  • b.

    een bankverklaring waaruit blijkt hoe de investering in het energiesysteem wordt gefinancierd, ook in het geval van eigen financiering;

  • c.

    een gespecificeerde begroting van de te subsidiëren activiteiten met onderliggende offertes;

  • d.

    een jaarafrekening van de energieleverancier aan de betrokken glastuinbouwonderneming of glastuinbouwondernemingen van het samenwerkingsverband over het meest recente jaar;

  • e.

    voor zover van toepassing de aanvragen voor bescheiden, zoals aanvragen voor vergunningen, waaruit blijkt dat de activiteiten waar de aanvraag tot subsidieverlening betrekking op heeft uitgevoerd worden met inachtneming van de wettelijke voorschriften die daarop van toepassing zijn.

De aanvraag voor een voorschotverlening gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en betaalwijzen waaruit de betaling van de facturen blijkt;

  • b.

    de door de aanvrager ondertekende offertes;

  • c.

    voor zover van toepassing bescheiden, zoals verleende vergunningen, waaruit blijkt dat de activiteiten waar de aanvraag betrekking op heeft uitgevoerd zijn met inachtneming van de wettelijke voorschriften die daarop van toepassing zijn.

Er worden maximaal drie voorschotten verleend; een voorschot bedraagt ten minste € 200.000.

De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en betaalbewijzen waaruit de betaling van de facturen blijkt;

  • b.

    een controleverklaring van een accountant in het geval de subsidie € 125.000 of meer bedraagt;

  • c.

    de door de aanvrager ondertekende offertes, tenzij hij deze heeft overgelegd bij een aanvraag tot voorschotverlening;

  • d.

    voor zover van toepassing een opgave van subsidies als bedoeld in artikel 1:16, derde lid;

  • e.

    voor zover van toepassing bescheiden, zoals verleende vergunningen, waaruit blijkt dat de activiteiten waar de aanvraag betrekking op heeft uitgevoerd zijn met inachtneming van de wettelijke voorschriften die daarop van toepassing zijn, tenzij deze zijn overlegd bij de aanvraag tot voorschotverlening.

E. Verplichtingen van de subsidieontvanger als bedoeld in artikel 2:39.

Het energiesysteem is uiterlijk 2 jaar na subsidieverlening geïnstalleerd, dan wel uiterlijk 3 jaar na subsidieverlening indien installatie binnen 2 jaar niet haalbaar is vanwege onvoorziene omstandigheden die aantoonbaar buiten de invloedssfeer liggen van de subsidieaanvrager, dan wel uiterlijk 4 jaar na subsidieverlening indien installatie binnen 3 jaar niet haalbaar is vanwege onvoorziene omstandigheden die aantoonbaar buiten de invloedssfeer liggen van de subsidieaanvrager en geen betrekking hebben op de financiering en de opdrachtverstrekking van het project.

Energiesystemen, niet zijnde semi-gesloten kassystemen, die in het kader van een aardwarmte- of aardwarmte-opslagproject worden geïnstalleerd en waarvoor subsidie is verleend vóór 31 december 2013, zijn uiterlijk 5 jaar na subsidieverlening geïnstalleerd indien installatie binnen 4 jaar niet haalbaar is vanwege onvoorziene omstandigheden die aantoonbaar buiten de invloedssfeer liggen van de subsidieaanvrager.

De subsidieontvanger verleent gegevens omtrent:

  • a.

    de bereikte CO2-reductie en energiebesparing volgens de geactualiseerde CO2- en energiebalans;

  • b.

    een jaarafrekening van de energieleverancier aan de betrokken glastuinbouwonderneming of glastuinbouwondernemingen van het samenwerkingsverband over het meest recente jaar;

  • c.

    de bereikte opbrengststijging voor zover van toepassing.

De hiervoor bedoelde gegevens worden door de subsidieontvanger één jaar na subsidievaststelling en twee jaar na subsidievaststelling aan DR verstrekt.

De hiervoor bedoelde gegevens worden door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie in geanonimiseerde vorm gebruikt voor onderzoek en voorlichtingsactiviteiten.

De subsidieontvanger verleent tot drie jaar na de subsidievaststelling desgevraagd medewerking aan het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie of het Productschap Tuinbouw ten behoeve van door dit Ministerie of het productschap geëntameerd onderzoek en voorlichting in het kader van het energietransitieprogramma (Programma Kas als Energiebron).

Hoofdstuk 3. Investeringen in gecombineerde luchtwassystemen

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Gecombineerde luchtwassystemen als bedoeld in de Regeling ammoniak en veehouderij.

B. De landbouwonderneming, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, is een landbouwonderneming met een of meer stalruimten waarbinnen dieren worden gehouden.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    de door de aanvrager te maken kosten voor de werking van het systeem noodzakelijke materieel, zoals:

    • de filterwanden met behuizing, sproeiapparatuur, pompen,ventilatoren, opvangbakken onder de filterwanden, waterbehandeling, luchtin- en uitlaat, druppelvanger;

    • regelapparatuur voor pH, luchtdebieten, vloeistofdebieten, vloeistofniveauregeling, zuurdoseerpomp, ventielen, drukvalregistratie, bedrijfsurenteller, besturingscomputer met noodzakelijke besturingssoftware, schakelpaneel, alarmering;

    • Hardware en software gericht op continue elektronische monitoring en registratie van essentiële procesparameters van de wasser, ter waarborging van de effectieve werking van de wasser;

    • materieel voor opslag van zuur of afgevoerde spuivloeistoffen van de filterwanden;

    • het overige voor de werking van het systeem noodzakelijk materieel zoals montagematerieel, coating, bekabeling, vloeistofleidingen, aansluitingen;

  • b.

    de door de aanvrager te maken installatiekosten, bestaande uit de door de leverancier in rekening gebrachte kosten voor het bouwen en monteren van het materieel waardoor de functie van een gecombineerde luchtwassysteem volledig kan worden benut;

  • c.

    in afwijking van onderdeel a, komen de volgende kosten als bedoeld in onderdeel a, eerste en derde streepje niet voor subsidie in aanmerking:

    • pompen en pompputten die dienen voor de aanvoer van grondwater;

    • kosten die direct verband houden met ventilatie en klimaatbeheersing in stallen, zoals stalventilatoren en het aanleggen van centrale afzuigkanalen

    • kelders voor de opslag van vloeistoffen voor zover ze een opslagduur van zes maanden te boven gaan;

    • Denitrificatie-apparatuur, tenzij deze apparatuur als integraal onderdeel van de gecombineerde luchtwasser is opgenomen in de stalbeschrijving.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening, de aanvraag tot voorschotverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot een gecombineerd luchtwassysteem gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde offerte van een leverancier van de installatie. De offerte is per type luchtwasser zodanig gespecificeerd dat de verschillende onderdelen expliciet herkenbaar zijn;

  • b.

    een plattegrond van de stal van waarin de plaats van de luchtwasser en bijbehorende ventilator is gemarkeerd.

De aanvraag tot voorschotverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot een gecombineerd luchtwassysteem gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat de installatie volgens de offerte is geplaatst waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

E. Voorwaarden voorschotverlening

Er wordt maximaal één voorschot verleend per luchtwasser. Een voorschot bedraagt ten minste € 10.000.

Hoofdstuk 4. Investeringen in integraal duurzame stallen en houderijsystemen

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Investeringen in integraal duurzame stallen en houderijsystemen.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

landbouwondernemingen met een of meer stalruimten waarbinnen dieren worden gehouden.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen in aanmerking voor subsidie de door de aanvrager in verband met de verbetering van het welzijn van landbouwhuisdieren te maken extra kosten, en, voor zover van toepassing, de te maken extra kosten in verband met de verbetering van het milieu of diergezondheid voor investeringen met betrekking tot milieu of diergezondheid die verder gaan dan hetgeen bij of krachtens wet is voorgeschreven – ten opzichte van kosten in gangbare investeringen in stallen of houderijsystemen – voor:

  • a.

    de bouw, inrichting of verbetering van integraal duurzame stallen en houderijsystyemen, en

  • b.

    het noodzakelijke materieel voor de werking van de integraal duurzame stal of het integraal duurzame houderijsysteen, waaronder de door de aanvrager te maken installatiekosten, bestaande uit door de leverancier in rekening gebrachte kosten voor het bouwen en monteren van het materieel waardoor de functie van de intergraal duurzame stal of het intergraal duurzame houderijsysteem volledig kan worden benut.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot een integraal duurzame stal of houderijsysteem gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde offerte van een bouwer of leverancier van de stal of het houderijsysteem waarop in ieder geval de typering van de stal of het houderijsysteem en de installatie en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    een investeringsplan, waarin de investeringen zijn opgenomen en waaruit blijkt hoe die investeringen bijdragen aan de doelstellingen, bedoeld onder letter C.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot een integraal duurzame stal of houderijsysteem gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat de stal of het houderijsysteem volgens de offerte is geplaatst waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen kostenonderdelen is aangegeven, en

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

E. Verplichtingen van de subsidieontvanger als bedoeld in artikel 2:39.

De integraal duurzame stal of het integraal duurzame houderijsysteem is uiterlijk 2 jaar na subsidieverlening geïnstalleerd.

Hoofdstuk 5. Investeringen in technieken ter vermindering van fijn stof

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid

Investeringen in technieken ter vermindering van de uitstoot van fijn stof, die:

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn kleine of middelgrote landbouwondernemingen.

Geen subsidie wordt verstrekt indien er ten aanzien van de onderneming een uitstaand bevel tot terugvordering is ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    de door de aanvrager te maken kosten voor de werking van de techniek voor de vermindering van de uitstoot van fijn stof noodzakelijk materieel, zoals:

    • de filterwanden met behuizing, sproeiapparatuur, pompen, ventilatoren, opvangbakken onder de filterwanden, waterbehandeling, luchtinlaat en uitlaat, druppelvanger;

    • regelapparatuur voor pH, luchtdebieten, vloeistofdebieten, vloeistofniveauregeling, zuurdoseerpomp, ventielen, drukvalregistratie, bedrijfsurenteller, besturingscomputer met noodzakelijke besturingssoftware, schakelpaneel, alarmering;

    • hardware en software gericht op continue elektronische monitoring en registratie van essentiële procesparameters van de wasser;

    • materieel voor opslag van zuur of afgevoerde spuivloeistoffen van de filterwanden;

    • het overige voor de werking van het systeem noodzakelijk materieel zoals montagematerieel, coating, bekabeling, vloeistofleidingen, aansluitingen;

    • de kosten voor het aanpassen van de minimaal geïnstalleerde capaciteit van het mestdroogsysteem of van de droogtunnel;

    • de kosten voor het aanpassen van de warmtewisselaar.

  • b.

    de door de aanvrager te maken installatiekosten, bestaande uit de door de leverancier in rekening gebrachte kosten voor het bouwen en monteren van het materieel waardoor de functie van de techniek volledig kan worden benut;

  • c.

    in afwijking van onderdeel a, komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

    • pompen en pompputten die dienen voor de aanvoer van grondwater;

    • kosten die direct verband houden met ventilatie en klimaatbeheersing in stallen, zoals stalventilatoren en het aanleggen van centrale afzuigkanalen;

    • kelders voor de opslag van vloeistoffen voor zover ze een opslagduur van zes maanden te boven gaan;

    • denitrificatie-apparatuur, tenzij deze apparatuur als integraal onderdeel van de luchtwasser is opgenomen in de stalbeschrijving.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

  • 1.

    De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van:

    • a.

      een op naam van de aanvrager gestelde offerte van een leverancier of bouwer van de techniek, bedoeld in punt A. De offerte is zodanig gespecificeerd dat de verschillende onderdelen expliciet herkenbaar zijn;

    • b.

      een kopie van de door het bevoegde gezag ten behoeve van de investeringen verstrekte omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of bewijsstukken waaruit blijkt dat deze vergunning is aangevraagd, of een een kopie van de melding, bedoeld in afdeling 1.2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

    • c.

      voor zover de vergunning, bewijsstukken of melding, bedoeld in onderdeel b, geen omschrijving bevat respectievelijk bevatten van de situatie zoals die van toepassing was voorafgaand aan de investeringen, een kopie van de vergunning, melding of bewijsstukken, bedoeld in onderdeel b, die betrekking hebben op de situatie zoals die van toepassing was voorafgaand aan de investeringen.

  • 2.

    De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

    • a.

      facturen of andere schriftelijke bewijsstukken, waarin prijzen in- en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat de techniek, bedoeld in punt C, volgens de offerte is geplaatst;

    • b.

      bankafschriften waaruit de betaling van facturen blijkt.

Hoofdstuk

6

Investeringen in toegang tot breedbandinternet

  • A.

    Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

    Investeringen die tot doel hebben de totstandbrenging van breedbandinfrastructuur en de verschaffing van toegang tot breedbandinternet.

    De investeringen komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien in afwijking van artikel 1:2, tweede lid:

    • de investering heeft plaatsgevonden na 1 januari 2010 en voor indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling, en

    • de aanvrager na 1 januari 2010 en voor indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling ten minste een jaarcontract heeft afgesloten bij een breedbandinternet provider.

  • B.

    De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

    Landbouwondernemingen of samenwerkingsverbanden van landbouwondernemingen gelegen in buitengebieden.

  • C.

    Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

    In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de door de aanvrager te maken eenmalige installatiekosten voor de totstandbrenging van breedbandinfrastructuur en de verschaffing van toegang tot breedbandinternet in aanmerking voor subsidie, waaronder in ieder geval de volgende kosten worden verstaan:

    • aanschaf van randapparatuur;

    • bijkomende installatiekosten, en

    • aanleg van benodigde infrastructuur.

    In aanvulling op artikel 2:40, derde lid, komen niet voor subsidie in aanmerking, de door de aanvrager te maken kosten voor de aanschaf van computers, laptops, mobiele telefoons en dergelijke apparatuur.

  • D.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

    De subsidie wordt vastgesteld zonder voorgaande verlening en de aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

    • a.

      facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarin prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd;

    • b.

      bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt, en

    • c.

      een kopie van het contract voor breedbandinternet.

  • E.

    Overige

    Hoofdstuk 1 van de regeling is van overeenkomstige toepassing op de aanvragen tot subsidievaststelling.

    Aan de aanvrager wordt geen subsidie verstrekt indien daardoor zou worden gehandeld in strijd met de de-minimis verordening.

Hoofdstuk

7

Verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe uitdagingen (POP NU)

A.

Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Categorie 1: mestbewerking

  • 1.

    Apparatuur, installaties of machines voor:

    • a.

      mechanische scheiding, zoals vijzelpers of schroefpersfilter, zeefbandpers, centrifuge of decanter, trommelfilter, kamerfilter, towerfilter;

    • b.

      bezinking;

    • c.

      vacuümdestillatie en dampcompressie;

    • d.

      het strippen of scrubben;

    • e.

      het indikken en drogen;

    • f.

      het composteren;

    • g.

      het maken van mestkorrels;

    • h.

      omgekeerde osmose.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien:

    • a.

      met de apparatuur, installaties of machines ten hoogste een hoeveelheid mest kan worden bewerkt die gelijk is aan de hoeveelheid mest die de landbouwonderneming die de subsidie heeft aangevraagd heeft geproduceerd gedurende het kalenderjaar voorafgaand aan de aanvraag tot subsidie en

    • b.

      ten minste 60% van de hoeveelheid stikstof in de te bewerken mest, bedoeld in onderdeel a, wordt toegepast op de landbouwgronden die in gebruik zijn bij de landbouwonderneming die de subsidie heeft aangevraagd.

Categorie 2: precisielandbouw

  • 1.

    De hierna opgesomde apparatuur, installaties of machines:

    • a.

      een rijenbemestingsunit, waarmee meststoffen bij open teelten in de rij kunnen worden toegediend, al dan niet uitgevoerd met GPS-aansturing en sectiebesturing voor deze unit, waarmee de meststoffen plaatsspecifiek kunnen worden toegediend;

    • b.

      een met GPS-systeem uitgevoerde bemester met sectiebesturing voor vloeibare meststoffen;

    • c.

      een met GPS-systeem uitgevoerde spuit met sectiebesturing voor gewasbeschermingsmiddelen;

    • d.

      een met GPS-systeem uitgevoerde schoffel;

    • e.

      een met GPS-systeem uitgevoerde ploeg met een aansturingssysteem voor ploegbreedte en -diepte, al dan niet uitgevoerd met sensoren voor bodemdichtheidsmetingen;

    • f.

      een met GPS-systeem uitgevoerde kunstmeststrooier.

  • 2.

    Geen subsidie wordt verstrekt voor een landbouwtrekker of een zelfrijdende land- of tuinbouwmachine.

Categorie 3: mestopslag voor dierlijke meststoffen

Categorie 4: energie-efficiëntie

Categorie 5: hernieuwbare energie

  • 1.

    De hierna opgesomde apparatuur, installaties of machines:

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien:

    • a.

      de energie die wordt opgewekt door de apparatuur, installaties of machines, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend wordt gebruikt door de landbouwonderneming die de subsidie heeft aangevraagd ten behoeve van landbouwdoeleinden van die onderneming en

    • b.

      de apparatuur, installaties of machines, bedoeld in het eerste lid, niet meer energie genereren dan vermeld staat op de laatste jaarafrekening van het energieverbruik van de landbouwonderneming.

Categorie 6: waterkwantiteit

Computergestuurde beregeningapparatuur met vochtsensoren die precisieberegening mogelijk maakt en wordt gestuurd met behulp van GPS.

Categorie 7: energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw

  • 1.

    De hierna opgesomde apparatuur, installaties of machines:

    • a.

      een tweede energiescherm;

    • b.

      verticale ventilatoren;

    • c.

      een luchtbehandelingssysteem met ventilatoren en luchtdistributie(slurven), waarmee buitenlucht via warmtewisseling (voor)verwarmd, al dan niet gemengd met aangezogen kaslucht, door frequentiegeregelde ventilatoren in de kas gebracht wordt om de kaslucht op een energiezuinige manier te ontvochtigen bij gebruik van energieschermen;

    • d.

      diffuus glas met antireflectiecoating;

    • e.

      de aansluiting op een warmtenetwerk of -cluster;

    • f.

      de aansluiting op een biogas- of kooldioxide-netwerk of -cluster;

    • g.

      een ketel of kachel gestookt op biomassa als bedoeld in nummer 251105 van bijlage 1 bij de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001.

  • 2.

    Geen subsidie wordt verstrekt voor:

    • a.

      gevelschermen, (teeltkundig vereiste) verduisteringsschermen of wettelijk verplichte lichtafschermingsschermen;

    • b.

      een tweede energiescherm, indien het totale energieverbruik van de onderneming meer dan 20 kubieke meter aardgasequivalenten per vierkante meter kasoppervlak bedraagt;

    • c.

      diffuus glas met antireflectiecoating, indien de lichtdoorlatendheid van het glas lager is dan 80% hemisferische PAR transmissie of waarbij de loodrechte PAR transmissie lager is dan 90% of de hazefactor lager is dan 25%.

  • 3.

    De maximale subsidiabele kosten per vierkante meter geïnstalleerd kasoppervlak bedragen voor:

    • a.

      een tweede energiescherm € 5,20;

    • b.

      verticale ventilatoren € 3;

    • c.

      een luchtbehandelingssysteem met ventilatoren en luchtdistributie(slurven) € 15;

    • d.

      diffuus glas met antireflectiecoating € 10;

  • 4.

    Subsidie voor apparatuur, installaties of machines als bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, wordt uitsluitend verstrekt indien:

    • a.

      de energie die wordt opgewekt door de apparatuur, installaties of machines uitsluitend wordt gebruikt door de landbouwonderneming die de subsidie heeft aangevraagd ten behoeve van landbouwdoeleinden van die onderneming en

    • b.

      de apparatuur, installaties of machines niet meer energie genereren dan vermeld staat op de laatste jaarafrekening van het energieverbruik van de landbouwonderneming.

B.

De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

Landbouwondernemingen met een economische bedrijfsomvang van 25.000 Standaard Output of meer in de landbouwtelling van het voorgaande kalenderjaar, met dien verstande dat:

  • a.

    subsidie voor investeringen als bedoeld in de categorieën 1 en 3 van dit hoofdstuk uitsluitend wordt vertrekt aan veehouderijen;

  • b.

    voor investeringen als bedoeld in de categorieën 4 en 5 van dit hoofdstuk geen subsidie wordt verstrekt aan glastuinbouwbedrijven;

  • c.

    subsidie voor investeringen als bedoeld in categorie 7 van dit hoofdstuk uitsluitend wordt verstrekt aan glastuinbouwbedrijven.

C.

Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In aanvulling op artikel 2:40, eerste lid, van de regeling komen de door de leverancier aan de aanvrager in rekening gebrachte, noodzakelijke installatiekosten voor het bouwen en monteren van de apparatuur, machine of installatie, met uitzondering van transportkosten en invoerrechten, in aanmerking voor subsidie.

D.

Bij de aanvraag tot subsidieverlening of de subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

  • 1.

    De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van:

    • a.

      een op naam van de aanvrager gestelde offerte van de bouwer of de leverancier, waarop is aangeven welke apparatuur, installatie of machine als bedoeld in punt A het betreft. Deze offerte bevat ook de maximale en werkelijke capaciteit van de apparatuur, installatie of machine voor de categorieën 1, 3, 5 en 7, eerste lid, onderdeel g;

    • b.

      een kopie van de laatste jaarafrekening waarop het energieverbruik van de landbouwonderneming staat voor de categorieën 5 en 7, eerste lid, onderdelen a en g;

    • c.

      een bedrijfskaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte opstanden van de onderneming en met daarop gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft voor categorie 7, eerste lid, onderdelen a tot en met d;

    • d.

      een kaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte van de betrokken opstand en met daarop gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft inclusief opgave van lengte van de voorziening in meters en de afstand tussen de onderneming en het netwerk in meters voor categorie 7, eerste lid, onderdelen e en f.

  • 2.

    De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

    • a.

      facturen waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd en waarbij, voor zover van toepassing, het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

    • b.

      bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt;

    • c.

      een opdrachtbevestiging of ondertekende offerte, waaruit blijkt op welk moment verplichtingen zijn aangegaan.

Hoofdstuk

8

Investeringen in het afdekken van buitenuitlopen voor pluimvee

  • A.

    Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

    Het afdekken van buitenuitlopen van pluimveebedrijven met netten.

  • B.

    De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

    landbouwondernemingen met een of meer stalruimten met buitenuitlopen waarbinnen pluimvee wordt gehouden. Onder pluimvee wordt verstaan: kippen (gallus gallus domesticus) en kalkoenen (meleagris gallopavo).

  • C.

    Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

    In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende door de aanvrager te maken kosten voor het afdekken van buitenuitlopen voor pluimvee in aanmerking voor subsidie:

    • a.

      de netten voor het afdekken van ten minste één vierkante meter buitenuitloop per vergunde dierplaats die in de desbetreffende stalruimte met buitenuitloop wordt gehouden, waarbij de maaswijdte van de netten maximaal tien bij tien centimeter bedraagt;

    • b.

      het materiaal voor de installatie van de netten, zoals palen, draden voor de bevestiging van de netten, montagemateriaal, vastzetmateriaal en oprolconstructies met contragewichten voor de netten;

    • c.

      de door de aanvrager te maken installatiekosten, bestaande uit de door een aannemer of loonwerker in rekening gebrachte kosten voor het bouwen en monteren van de netten.

  • D.

    Bij de aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

    • 1.

      De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van:

      • a.

        een op naam van de aanvrager gestelde offerte van een leverancier van de netten en materialen voor de installatie van de netten, waarop in ieder geval het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

      • b.

        indien van toepassing, een op naam van de aanvrager gestelde offerte van een aannemer of loonwerker waarop de verschillende kostenonderdelen zijn aangegeven;

      • c.

        een bedrijfskaart met daarop ingetekend alle stallen van de onderneming en met daarop gearceerd ingetekend de stalruimten met buitenuitloop voor pluimvee waarop de investering betrekking heeft;

      • d.

        een kopie van de vergunning waaruit het aantal vergunde dierplaatsen per stal blijkt.

    • 2.

      De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

      • a.

        facturen of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, waarop in ieder geval de typering van het net en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven en waaruit blijkt dat de installatie volgens de offerte heeft plaatsgevonden;

      • b.

        bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

  • E.

    Verplichtingen van de subsidieontvanger als bedoeld in artikel 2:39.

    De netten zijn uiterlijk binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening geïnstalleerd.

Bijlage

3

Tegemoetkoming voor door weersomstandigheden veroorzaakte schade aan gewassen als bedoeld in artikel 2:68 (vorstschade fruitteeltsector 2005)

In deze bijlage wordt verstaan onder:

  • schadeperiode: 3 maart 2005 tot en met 7 maart 2005;

  • schadetermijn: de teeltcyclus in de periode van 3 maart 2005 tot en met 1 oktober 2005;

  • schade-expert: een deskundige die de Gedragscode van expertiseorganisaties van het Verbond van Verzekeraars of een daarmee gelijk te stellen gedragscode in acht neemt;

  • taxatierapport: een rapport dat binnen de schadetermijn door een schade-expert is opgesteld en ten minste de volgende gegevens bevat:

    • een omschrijving van het fruitgewas, plantjaar en de teeltmethode;

    • een beschrijving van de fysieke opbrengst in kilo’s van het fruitgewas;

    • een beschrijving van de kwaliteitsklasse van het fruitgewas;

    • een beschrijving van het aantal hectares waarop het betreffende fruitgewas is geteeld;

    • een verklaring van de aanvrager dat de schade is veroorzaakt door extreme vorst in de schadeperiode.

  • vorstschade: financieel verlies als gevolg van een lagere opbrengst in kwantiteit of kwaliteit van fruitgewassen die redelijkerwijs is toe te rekenen aan extreme vorst in de schadeperiode.

Tegemoetkoming vorstschade fruitteeltsector 2005

A. Voorwaarden tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2:68, kan worden verstrekt voor vorstschade voor zover het fruitgewassen betreft die zijn opgenomen in tabel 1 en 2 van deze bijlage.

  • 2.

    Aanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend door natuurlijke of rechtspersonen die:

    • a.

      ten minste vanaf de schadeperiode tot het moment waarop de aanvraag wordt ingediend voor eigen rekening en risico een kleine of middelgrote landbouwonderneming exploiteerden, en

    • b.

      in de schadetermijn vorstschade hebben geleden.

  • 3.

    De tegemoetkoming wordt verstrekt indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      blijkens het taxatierapport werden de fruitgewassen waaraan vorstschade is ontstaan als gevolg van extreme vorst in de schadeperiode daadwerkelijk in de schadeperiode op de landbouwonderneming geteeld;

    • b.

      van de voor deze regeling vereiste gegevens wordt een juiste en volledige opgave gedaan, en

    • c.

      de verzekerbare fruitgewassen op de landbouwonderneming worden uiterlijk vanaf 1 november 2008 voor een aaneengesloten periode van ten minste vijf jaren verzekerd tegen vorstschade.

  • 4.

    De aanvrager verleent de Minister toestemming om bij de controle van de aanvraag op grond van deze bijlage zijn gegevens te gebruiken voor zover deze zijn verstrekt aan de Minister op grond van:

  • 5.

    Overeenkomstig artikel 4:43, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, geschiedt de subsidievaststelling zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening.

B. Omvang tegemoetkoming

  • 1.

    De ingevolge punt A, onderdeel 1, in aanmerking te nemen vorstschade wordt vastgesteld volgens de formule:

    A = (B×Cj) – (Dk×Ek)

    waarbij:

    A = de voor het betreffende fruitgewas berekende schadebedrag;

    B = de totale oppervlakte in hectare die in de schadeperiode door de landbouwonderneming was beteeld met één van de in tabel 1 en 2 genoemde fruitgewassen;

    Cj = het in tabel 1 voor het betreffende fruitgewas vastgestelde normbedrag voor de gemiddelde opbrengst in euro per hectare, onderscheiden naar leeftijd en teeltmethode;

    Dk = de getaxeerde productie per fruitgewas per landbouwonderneming in kilogrammen, onderscheiden naar kwaliteitsklasse en teeltmethode;

    Ek = het in tabel 2 voor het betreffende fruitgewas vastgestelde normbedrag voor de opbrengst in eurocent per kilogram, onderscheiden naar kwaliteitsklasse en teeltmethode.

  • 2.

    De ingevolge punt A, onderdeel 1, bedoelde tegemoetkoming wordt uitsluitend verstrekt indien de vorstschade voldoet aan de volgende voorwaarde:

    A / (B×Cj) ≥ 0,3.

  • 3.

    De tegemoetkoming wordt uitsluitend verstrekt voor dat deel van de vorstschade dat groter of gelijk is aan 30% van de gemiddelde opbrengst voor het betreffende fruitgewas in de drie jaar voorafgaand aan de vorstschade, zoals berekend op grond van onderdeel 2.

  • 4.

    De steunintensiteit bedraagt 100% van de overeenkomstig het onderdeel 3 in aanmerking te nemen vorstschade per fruitgewas met dien verstande dat de steunintensiteit evenredig wordt verlaagd over de voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen schade indien het totaal van de voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen schades per fruitgewas het subsidieplafond voor deze tegemoetkoming overstijgt.

  • 5.

    Indien de aanvrager geen gebruik heeft gemaakt van de landbouwregeling, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968, wordt het in aanmerking te nemen schadebedrag, berekend op grond van het onderdeel 4, met 6/106e deel verminderd.

Tabel 1. Normbedragen als bedoeld in punt B, onderdeel 1, variabele C.

Appel

T/m 2 jaar

6.800

3 en 4 jaar

11.750

Na 4 jaar

15.000

Appel biologisch

T/m 2 jaar

8.550

3 en 4 jaar

14.800

Na 4 jaar

18.850

Peer

T/m 3 jaar

3.950

4 en 5 jaar

17.600

Na 5 jaar

21.500

Peer biologisch

T/m 3 jaar

4.600

4 en 5 jaar

20.350

Na 5 jaar

24.900

Pruim

T/m 3 jaar

4.250

4 en 5 jaar

13.850

Na 5 jaar

22.750

Kers zoet

T/m 3 jaar

10.550

4 en 5 jaar

42.250

Na 5 jaar

52.800

Kers zuur

T/m 3 jaar

850

4 en 5 jaar

4.750

Na 5 jaar

7.300

Noten

5 t/m 7 jaar

2.400

8 t/m 9 jaar

4.250

Na 9 jaar

6.000

Blauwe bes

T/m 2 jaar

8.250

3 en 4 jaar

24.750

Na 4 jaar

27.500

Kruisbes

T/m 2 jaar

14.000

3 en 4 jaar

28.000

Na 4 jaar

42.000

Zwarte bes

T/m 2 jaar

2.625

3 en 4 jaar

9.000

Na 4 jaar

12.000

Houtig Klein Fruit excl. blauwe bes, kruisbes en zwarte bes

T/m 2 jaar

53.280

Na 2 jaar

66.600

Tabel 2. Normbedragen als bedoeld in punt B, onderdeel 1, variabele E, in eurocent per kilogram.

Appel

Klasse I

28,5

Klasse II

13,5

Klasse III

3,5

Appel biologisch

Klasse I

75

Klasse II

75

Klasse III

18

Peer

Klasse I

58

Klasse II

36,5

Klasse III

8

Peer biologisch

Klasse I

156

Klasse II

156

Klasse III

28

Pruim

Klasse I

79

Klasse II

12

Klasse III

Kers zoet

Klasse I

305

Klasse II

108

Klasse III

Kers zuur

Klasse I en II

50

Noten

Klasse I en II

165

Blauwe bes

Klasse I

275

Klasse II

105

Kruisbes

Klasse I

361

Klasse II

137

Zwarte bes

Klasse I en II

150

Houtig Klein Fruit excl. blauwe bes, kruisbes en zwarte bes

Klasse I

340

Klasse II

120

Bijlage

3a

Tegemoetkoming voor door weersomstandigheden veroorzaakte schade aan gewassen als bedoeld in artikel 2:68 (sneeuwdrukschade 2005)

In deze bijlage wordt verstaan onder:

  • schadeperiode: 25 november 2005 tot en met 26 november 2005;

  • schadetermijn: teeltcyclus in de periode van 25 november 2005 tot en met 1 juli 2006;

  • schade-expert: deskundige die de Gedragscode expertiseorganisaties van het Verbond van Verzekeraars of een daarmee gelijk te stellen gedragscode in acht neemt;

  • taxatierapport: rapport dat binnen de schadetermijn door een schade-expert is opgesteld en ten minste de volgende gegevens bevat:

    • een omschrijving van het boomkwekerijgewas en plantjaar;

    • een beschrijving van de fysieke opbrengst in aantal bomen van het boomkwekerijgewas per hectare;

    • een beschrijving van het aantal hectares waarop het betreffende boomkwekerijgewas is geteeld;

    • een verklaring van de aanvrager dat de schade is veroorzaakt door extreme sneeuwdruk in de schadeperiode.

  • sneeuwdrukschade: financieel verlies als gevolg van een lagere opbrengst in kwantiteit of kwaliteit van boomkwekerijgewassen die redelijkerwijs is toe te rekenen aan extreme sneeuwdruk in de schadeperiode.

Tegemoetkoming sneeuwdrukschade boomkwekerijsector 2005

A

Voorwaarden tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2:68, kan worden verstrekt voor sneeuwdrukschade voor zover het boomkwekerijgewassen betreft die zijn opgenomen in tabel 2 van deze bijlage.

  • 2.

    Aanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend door natuurlijke of rechtspersonen die:

    • a.

      ten minste vanaf de schadeperiode tot het moment waarop de aanvraag wordt ingediend voor eigen rekening en risico een kleine of middelgrote landbouwonderneming exploiteerden, en

    • b.

      in de schadetermijn sneeuwdrukschade hebben geleden.

  • 3.

    De tegemoetkoming wordt verstrekt indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      blijkens het taxatierapport werden de boomkwekerijgewassen waaraan sneeuwdrukschade is ontstaan als gevolg van extreme sneeuwdruk in de schadeperiode daadwerkelijk in de schadeperiode op de landbouwonderneming geteeld;

    • b.

      van de voor deze regeling vereiste gegevens wordt een juiste en volledige opgave gedaan, en

    • c.

      alle boomkwekerijgewassen op de landbouwonderneming zijn uiterlijk vanaf 15 november 2008 voor een aaneengesloten periode van ten minste vijf jaren verzekerd tegen sneeuwdrukschade.

  • 4.

    De aanvrager verleent de Minister toestemming om bij de controle van de aanvraag op grond van deze bijlage zijn gegevens te gebruiken voor zover deze zijn verstrekt aan de Minister op grond van artikel 4, tweede lid, en artikel 7, onderdeel a, van de Regeling Landbouwtelling en gecombineerde opgave 2005.

  • 5.

    In zoverre in afwijking van artikel 1:3, eerste lid, geschiedt de subsidievaststelling zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening.

B

Omvang tegemoetkoming

  • 1.

    De ingevolge onderdeel A, punt 1, in aanmerking te nemen sneeuwdrukschade wordt vastgesteld volgens de formule:

    A = (BxCj) – (DxE)

    waarbij:

    A = de voor het betreffende boomkwekerijgewas berekende schadebedrag;

    B = het totaal aantal bomen, per boomkwekerijgewas genoemd in tabel 2, dat de landbouwonderneming in de schadeperiode heeft staan;

    Cj = het in tabel 2 voor het betreffende boomkwekerijgewas vastgestelde normbedrag voor de opbrengst in euro per boom;

    D = de getaxeerde productie per boomkwekerijgewas per landbouwonderneming in aantal bomen;

    E = het in tabel 2 voor het betreffende boomkwekerijgewas vastgestelde normbedrag voor de opbrengst in euro per boom.

  • 2.

    De ingevolge onderdeel A, punt 1, bedoelde tegemoetkoming wordt uitsluitend verstrekt indien de sneeuwdrukschade voldoet aan de volgende voorwaarde:

    A / (BxCj) ≥ 0,3

  • 3.

    De tegemoetkoming wordt uitsluitend verstrekt voor dat deel van de sneeuwdrukschade dat groter of gelijk is aan 30% van de gemiddelde opbrengst voor het betreffende boomkwekerijgewas in de drie jaar voorafgaand aan de sneeuwdrukschade, zoals berekend op grond van punt 2.

  • 4.

    De steunintensiteit bedraagt 100% van de overeenkomstig punt 3 in aanmerking te nemen sneeuwdrukschade per boomkwekerijgewas met dien verstande dat de steunintensiteit evenredig wordt verlaagd over de voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen schade indien het totaal van de voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen schades per boomkwekerijgewas het subsidieplafond voor deze tegemoetkoming overstijgt.

  • 5.

    Indien de aanvrager geen gebruik heeft gemaakt van de landbouwregeling, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968, wordt het in aanmerking te nemen schadebedrag, berekend op grond van punt 4, met 6/106e deel verminderd.

  • 6.

    Het maximumbedrag van de overeenkomstig dit onderdeel van de bijlage voor steun in aanmerking te nemen schade wordt verminderd met kosten die door andere factoren dan sneeuwdrukschade in de schadetermijn zijn veroorzaakt.

Tabel 1

Vervallen.

Heesters vollegrond leverbaar gemechaniseerd

Na 3 jaar

€ 2,79

Heesters vollegrond leverbaar gemechaniseerd

Na 2 jaar

€ 1,86

Heesters vollegrond leverbaar gemechaniseerd

Na 1 jaar

€ 0,93

Heesters vollegrond plantgoed gemechaniseerd

Na 2 jaar

€ 0,34

Heesters vollegrond leverbaar gemechaniseerd

Na 1 jaar

€ 0,175

Heesters doorteelt van leverbaar

Na 2 jaar

€ 14,32

Heesters doorteelt van leverbaar

Na 1 jaar

€ 7,16

Heesters containerteelt plantgoed pot 9 cm

Na 1 jaar

€ 0,59

Heesters containerteelt in 1,5, 2, 3 en 5 liter pot

Na 1 jaar

€ 1,37

Heesters containerteelt van leverbaar in 15 liter pot

Na 1 jaar

€ 15,03

Vormbomen heesters

Na 4 jaar

€ 373,43

Vormbomen heesters

Na 3 jaar

€ 280,08

Vormbomen heesters

Na 2 jaar

€ 186,72

Vormbomen heesters

Na 1 jaar

€ 93,36

Snijheesters (Ilex verticilata) (heesters)

Na 2 jaar

€ 0,53

Snijheesters (Ilex verticilata) (heesters)

Na 1 jaar

€ 0,265

Laanbomen driejarige spil

Na 3 jaar

€ 6,92

Laanbomen driejarige spil

Na 2 jaar

€ 4,61

Laanbomen driejarige spil

Na 1 jaar

€ 2,30

Coniferen vollegrond leverbaar gemechaniseerd

Na 3 jaar

€ 2,79

Coniferen vollegrond leverbaar gemechaniseerd

Na 2 jaar

€ 1,86

Coniferen vollegrond leverbaar gemechaniseerd

Na 1 jaar

€ 0,93

Coniferen vollegrond plantgoed gemechaniseerd

Na 2 jaar

€ 0,34

Coniferen vollegrond plantgoed gemechaniseerd

Na 1 jaar

€ 0,175

Coniferen doorteelt van leverbaar

Na 2 jaar

€ 14,32

Coniferen doorteelt van leverbaar

Na 1 jaar

€ 7,16

Coniferen containerteelt plantgoed pot 9 cm

Na 1 jaar

€ 0,59

Coniferen containerteelt in 1,5, 2, 3 en 5 liter pot

Na 1 jaar

€ 1,37

Coniferen containerteelt van leverbaar in 15 liter potten

Na 1 jaar

€ 15,03

Vormbomen coniferen

Na 4 jaar

€ 373,43

Vormbomen coniferen

Na 3 jaar

€ 280,08

Vormbomen coniferen

Na 2 jaar

€ 186,72

Vormbomen coniferen

Na 1 jaar

€ 93,36

Vruchtbomen

Na 2 jaar

€ 2,43

Vruchtbomen

Na 1 jaar

€ 1,22

Bijlage

4

Tegemoetkoming premie regenschadeverzekering 2007

§

1

Begripsbepalingen

In deze bijlage wordt verstaan onder:

§

2

Voorwaarden tegemoetkoming

§

3

Omvang tegemoetkoming

  • a.

    De tegemoetkoming bedraagt 50% van de verzekeringspremie.

  • b.

    De tegemoetkoming, bedoeld in onderdeel a, wordt verminderd met de in 2007 ontvangen garantiesubsidie op grond van de Subsidieregeling nieuwe agrarische schadeverzekeringen 2003.

  • c.

    De tegemoetkoming, bedoeld in onderdeel a, bedraagt maximaal € 7.500 per landbouwonderneming, verminderd met de door de landbouwonderneming ontvangen de-minimissteun in de jaren 2006, 2007 en 2008.

  • d.

    Met inachtneming van de onderdelen b en c, bedraagt de steunintensiteit van de tegemoetkoming, als bedoeld in het eerste onderdeel, 100%, met dien verstande dat de steunintensiteit evenredig wordt verlaagd over de voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen aanvragen indien het totaal van de voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen aanvragen het subsidieplafond voor deze tegemoetkoming overstijgt.

Bijlage

5

Bijlage bij de artikelen 4:33a, 4:33b en 4:33d (Duurzame ontwikkeling visserijgebieden)

A

  • 1.

    Het visserijgebied in de provincie Flevoland omvat de volgende gemeente:

    • Urk.

  • 2.

    Het visserijgebied van de provincie Groningen omvat de volgende gemeenten:

    • gemeente de Marne;

    • gemeente Eemsmond;

    • gemeente Delfzijl;

    • gemeente Appingedam;

    • gemeente Bedum;

    • gemeente Ten Boer;

    • gemeente Loppersum;

    • gemeente Winsum.

  • 3.

    Het visserijgebied van de provincie Noord-Holland omvat de volgende gemeenten:

    • Texel;

    • Wieringen;

    • Den Helder;

    • Enkhuizen;

    • Edam-Volendam;

    • Wieringermeer;

    • Andijk.

  • 4.

    Het visserijgebied van de provincie Zeeland omvat de volgende kernen:

    • Zierikzee;

    • Bruinisse;

    • Colijnsplaat;

    • Yerseke;

    • Tholen;

    • Arnemuiden;

    • Vlissingen;

    • Breskens.

  • 5.

    Het visserijgebied van de provincie Zuid-Holland omvat de volgende gemeenten:

    • gemeente Goedereede;

    • gemeente Dirksland;

    • gemeente Middelharnis;

    • gemeente Oostvoorne;

    • gemeente Hellevoetsluis.

  • 6.

    Het visserijgebied van de provincie Friesland omvat de volgende gemeenten:

    • Vlieland;

    • Terschelling;

    • Ameland;

    • Schiermonikoog;

    • Lemsterland;

    • Gaasterlan-Sleat;

    • Nijefurd;

    • Wymbritseradiel;

    • Dongeradeel;

    • Wûnseradiel;

    • Harlingen;

    • Franekeradeel;

    • Het Bildt, en

    • Ferwerderadiel.

B

  • 1.

    De lokale groep in de provincie Flevoland bestaat uit:

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Urk;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Noordoostpolder;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Dronten;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Lelystad;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Zeewolde;

    • 1 vertegenwoordiger van de provincie Lelystad;

    • 1 vertegenwoordiger van LTO noord;

    • 1 vertegenwoordiger van de regionale vereniging MKB;

    • 1 vertegenwoordiger van Federatie van Dorpbelangen Dronten;

    • 1 vertegenwoordiger van vereniging van dorpsbelangen Noordoostpolder;

    • 1 vertegenwoordiger van provinciaal Platform Arbeidsmarkt Flevoland;

    • 1 vertegenwoordiger van Stichting Axion;

    • 1 vertegenwoordiger van Jongerenorganisatie;

    • 1 vertegenwoordiger van Stichting Landschapsbeheer Flevoland en Toerisme;

    • 1 vertegenwoordiger van de Stichting Urk promotie;

    • 1 vertegenwoordiger van de Vereniging Visgroothandelaren Urk;

    • 1 vertegenwoordiger van de Vrouwenorganisatie.

  • 2.

    De lokale groep van de provincie Groningen:

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente de Marne;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Dongeradeel;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Delfzijl;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Eemsmond;

    • 1 vertegenwoordiger van Programma Landelijk Gebied Noord-Groningen;

    • 1 vertegenwoordiger van het Projectbureau Hoogeland;

    • 1 vertegenwoordiger van de Visserijorganisatie Hulp in Noord;

    • 1 vertegenwoordiger van Vrouwen in de Visserij;

    • 1 vertegenwoordiger van de Visafslag Lauwersoog;

    • 1 vertegenwoordiger van Stichting geïntegreerde visserij;

    • 1 vertegenwoordiger van Stichting Waddengroep;

    • 1 deskundige op het gebied van cultuur, recreatie en toerisme.

  • 3.

    De lokale groep in de provincie Noord-Holland bestaat uit:

    • 1 vertegenwoordiger van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland;

    • 2 vertegenwoordigers van de provincie Noord-Holland;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Texel;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Enkhuizen;

    • 1 projectmedewerker;

    • 1 vertegenwoordiger van de Stichting Landschapszorg Wieringen;

    • 1 vertegenwoordiger van Wonderlijk Wieringen en Zeeverse Vismarkt Wieringen;

    • 1 vertegenwoordiger van de Visafslag Hollands Noorden en Product-Organisatie Visserij;

    • 1 vertegenwoordiger van de Agrariache Natuur Vereniging de Lieuw;

    • 1 vertegenwoordiger van IMARES;

    • 1 vertegenwoordiger van LTO-noord.

  • 4.

    De lokale groep in de provincie Zeeland bestaat uit:

    • 1 vertegenwoordiger van de Gedeputeerde Staten van provincie Zeeland;

    • 1 vertegenwoordiger van de provincie Zeeland;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Noord-Beveland;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Reimerswaal;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Vlissingen;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Middelburg;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Tholen;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Schouwen-Duiveland;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Sluis

    • 1 vertegenwoordiger van PO Delta-Zuid;

    • 1 vertegenwoordiger van de Federatie van Beroepsvissers Zuidwest Nederland;

    • 1 vertegenwoordiger van de mosselvisserij;

    • 1 vertegenwoordiger van vismijn Breskens-Vlissingen;

    • 1 vertegenwoordiger van de Vereniging voor Nederlandse mosselhandel;

    • 1 vertegenwoordiger van de Nederlandse Oestervereniging;

    • 1 vertegenwoordiger van Stichting Promotie Zeeland Delta;

    • 1 vertegenwoordiger van Horeca Zeeland;

    • 1 vertegenwoordiger van Hogeschool Zeeland;

    • 1 vertegenwoordiger van de Zeeuwse Milieufederatie;

    • 1 vertegenwoordiger van de visserijmusea;

    • 1 vertegenwoordiger van Productschap Vis.

  • 5.

    De lokale groep van de provincie Zuid-Holland bestaat uit:

    • 1 vertegenwoordiger van de provincie Zuid-Holland;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Goedereede;

    • 1 vertegenwoordiger van de visafslag Stellendam;

    • 1 vertegenwoordiger van de visserijvereniging Zuid-West;

    • 1 vertegenwoordiger van coöperatie Westvoorn;

    • 1 vertegenwoordiger van de visserijschool Stellendam;

    • 2 vertegenwoordigers van de vissersvrouwen;

    • 1 vertegenwoordiger van de jonge vissers;

    • 1 vertegenwoordiger van Productschap Vis;

    • 3 vertegenwoordigers van het bedrijfsleven;

    • 1 vertegenwoordiger van het Innovatieplatform Goedereede, en

    • 1 vertegenwoordiger van de milieuorganisaties.

  • 6.

    De lokale groep in de provincie Friesland bestaat uit:

    • 1 vertegenwoordiger van de Stichting Waddengroep;

    • 1 vertegenwoordiger van de Visserijvereniging ‘Ons Belang’;

    • 1 vertegenwoordiger van de Friese IJsselmeervissers;

    • 1 vertegenwoordiger van de Visafslag Stavoren;

    • 1 vertegenwoordiger van de Friese Bond van Binnenvissers;

    • 1 vertegenwoordiger van de Friese natuurbeschermingsorganisaties;

    • 1 vertegenwoordiger van het Midden en Kleinbedrijf (MKB);

    • 1 vertegenwoordiger van de Marieme Historie Fryslân;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeenten Harlingen;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Wûnseradiel;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Lemsterland;

    • 1 vertegenwoordiger van de provincie Friesland, en

    • 1 vertegenwoordiger van het projectbureau Plattelânsprojekten Noardwest Fryslân.

C

Ontwikkelingstrategieën

  • 1.

    Ontwikkelingsstrategie provincie Flevoland

  • 2.

    Ontwikkelingsstrategie provincie Groningen

  • 3.

    Ontwikkelingsstrategie provincie Noord-Holland

  • 4.

    Ontwikkelingsstrategie provincie Zeeland

  • 5.

    Ontwikkelingsstrategie provincie Zuid-Holland.

  • 6.

    Ontwikkelstrategie provincie Friesland.

Bijlage

6

Bijlage behorend bij artikel 4.1 van de Regeling LNV-subsidies

Artikel 15 van het politieke akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement van 30 mei 2013 over het voorstel voor een Verordening van het Europees Parament en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2011) 425 definitief)

Artikel

15

Aanlandplicht

  • 1.

    Alle vangsten onderhevig aan vangstlimieten, [...]1In de passages die niet relevant zijn voor de Nederlandse situatie is de tekst weggelaten. gevangen tijdens visserijactiviteiten in EU wateren, of door EU schepen in wateren welke niet vallen onder de soevereiniteit van derde landen, in de visserij en geografische gebieden zoals hier beneden uiteengezet, zullen aan boord van visserijschepen worden gehouden, geregistreerd, aangeland en afgetrokken van de betreffende quota, tenzij ze gebruikt worden als levend aas, overeenkomstig het volgende tijdschema:

    • (a)

      uiterlijk 1 januari 2015:

      • visserij op kleine pelagische soorten, dat wil zeggen, visserij op makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, evervis, ansjovis, grote zilvervis, sardines, sprot;

      • [...]

      • visserijen voor industriële doeleinden op lodde, zandspiering en Noorse kever, zandspiering en noorse kever;

    • (b)

      [...]

    • (c)

      uiterlijk 1 januari 2016 voor soorten die de visserij definiëren en niet later dan 1 januari 2019 voor alle andere soorten in:

      • (i)

        De Noordzee:

        • visserijen op kabeljauw, schelvis, wijting en koolvis;

        • visserijen op Noorse kreeft;

        • visserijen op tong en schol;

        • visserijen op heek;

        • visserijen op noorse garnaal;

      • (ii)

        Noordwestelijke wateren:

        • visserijen op kabeljauw, schelvis, wijting en koolvis;

        • visserijen op Noorse kreeft;

        • Visserijen op tong en schol;

        • visserijen op heek;

      • (iii)

        Zuidwestelijke wateren:

        • visserijen op Noorse kreeft;

        • visserijen op tong en schol;

        • visserijen op heek;

      • (iv)

        Andere visserijen op soorten onderhevig aan vangstlimieten.

    • (d)

      Ten laatste 1 januari 2017 voor soorten die de visserijen definiëren en niet later dan 1 januari 2019 voor alle andere soorten in visserij die niet gedekt zijn door paragraaf 1a in alle andere EU wateren en in niet-EU wateren die niet vallen onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen.

  • 1bis

    Paragraaf 1 geldt onverminderd internationale verplichtingen die bindend zijn voor de Unie. [...]

  • 1ter.

    Wanneer alle lidstaten met een direct belang in het beheer van een bepaalde visserij, het er over eens zijn dat de aanlandplicht zou moeten gelden voor soorten anders dan die in paragraaf 1 gedefinieerd, mogen zij een gezamenlijke aanbeveling doen met als doel de toepassing van de aanlandplicht onder paragraaf 1 met andere soorten uit te breiden. [...]

  • 2.

    De volgende zullen worden uitgezonderd van de in paragraaf 1 genoemde aanlandplicht:

    • (a)

      soorten waarvan is bepaald dat visserij is verboden en die als zodanig geïdentificeerd zijn in EU regelgeving in het kader van het EU Gemeenschappelijk Visserij Beleid;

    • (b)

      soorten waarvan wetenschappelijk bewijs hoge overlevingspercentages aantoont, met inachtneming van de karakteristieken van tuig, visserijpraktijken en het ecosysteem;

    • (c)

      vangsten welke vallen onder de de minimis uitzondering.

  • 3.

    Details van de implementatie van de aanlandplicht van de in paragraaf 1 genoemde visserijen zullen worden vastgelegd en gespecificeerd in meerjarenplannen. [...], waaronder:

    • (a)

      speciale bepalingen betreffende visserijen of soorten die gedekt worden door de aanlandplicht van gereguleerde soorten zoals uiteengezet in paragraaf 1.

    • (b)

      de specificatie van de uitzonderingen op de aanlandplicht voor soorten zoals genoemd in paragraaf 2 van dit artikel;

    • (c)

      bepalingen voor de de minimis uitzondering tot 5% van de totale jaarlijkse vangsten van alle soorten onderhevig aan de aanlandplicht zoals uiteengezet in paragraaf 1. De de minimis uitzondering zal gelden in de volgende omstandigheden:

      • i)

        Waar wetenschappelijk bewijs aantoont dat een toename in selectiviteit zeer moeilijk te bereiken is, of;

      • ii)

        Vermijding en behandeling van ongewenste bijvangsten leidt tot onevenredige kosten, voor vistuigen waar ongewenste bijvangsten niet meer is dan een bepaald percentage, vast te stellen in het plan van de totale jaarlijkse vangst van dat tuig;

      Vangsten onder deze bepaling zullen niet worden afgetrokken van de relevante quota. Zulke vangsten zullen wel worden geregistreerd.

      Voor een overgangsperiode van vier jaar, het percentage van de totale jaarlijkse vangsten in subparagraaf c zal toenemen: (i) met twee procent in de eerste 2 jaren van de toepassing van de aanlandplicht, en (ii) met een procent in de daaropvolgende twee jaren;

    • (d)

      bepalingen voor de registratie van de vangsten;

    • (e)

      vaststellen van minimum instandhoudings referentie maten, indien van toepassing, overeenkomstig paragraaf 5.

  • 3a.

    Waar geen meerjarenplan of beheerplan [...] voor de visserij in kwestie is aangenomen, mag de Commissie een specifiek discards plan op tijdelijke basis aannemen [...].

  • 3b.

    Waar geen maatregelen zijn aangenomen, of in een meerjarenplan [...] of in een specifiek discardsplan [...] met als doel de de minimis uitzondering te specificeren [...], zal de Commissie met gedelegeerde handelingen [...] een de minimis uitzondering aannemen die, afhankelijk van de voorwaarden zoals uiteengezet in paragraaf 3(c)(i) of (ii) niet meer dan 5% van de totale jaarlijkse vangsten zal bedragen van alle soorten waarop de aanlandplicht van toepassing is, zoals vermeld in paragraaf 1.

    Deze de minimis uitzondering zal worden aangenomen als in werking zijnde vanaf de datum van aanvraag van de relevante aanlandplicht.

  • 4.

    Als uitzondering van de verplichting om vangsten van de betreffende quota af te trekken overeenkomstig paragraaf 1, zullen vangsten van soorten onderhevig aan de aanlandplicht welke hoger zijn dat de quota, of waarvoor de lidstaat geen quota heeft, mogen worden afgetrokken van de doelsoort, zolang dat niet de 9% van de quota van de doelsoorten overschrijdt. Deze bepaling geldt alleen wanneer het bestand van de niet-doelsoort in kwestie binnen biologisch veilige grenzen is.

  • 4b.

    Voor bestanden die onderhevig zijn aan de aanlandplicht, mogen lidstaten een flexibiliteit tot 10% van de toegestane vangsten tussen de jaren toepassen. Voor dit doeleinde, mogen lidstaten extra aanlandingen toestaan, zolang deze hoeveelheden de 10% niet overstijgen die is toegekend aan de lidstaten. Artikel 105 van de controle verordening is hierop van toepassing.

  • 5.

    Met als doel als doel de bescherming van juveniele mariene organismen, mogen minimum instandhoudings referentie maten worden vastgesteld.

  • 6.

    Voor de soorten die onderhevig zijn aan de aanlandplicht zoals gespecificeerd in paragraaf 1, het gebruik van vangsten van soorten onder de minimum instandhoudings referentie maat zal beperkt zijn tot toepassing anders dan humane consumptie, inclusief vismeel, visolie, voer voor huisdieren, voedseladditieven, farmaceutica en cosmetica.

  • 7.

    Voor de soorten niet onderhevig aan de aanlandplicht zoals genoemd in paragraaf 1 de vangsten van soorten beneden de minimum instandhoudings referentie maat zal niet aan boord blijven, maar direct teruggegooid worden in zee.

  • 8.

    Lidstaten zullen zorg dragen voor een gedetailleerde en accurate registratie van visreizen en adequate capaciteit en middelen met als doel de aanlandplicht van alle vangsten te controleren en handhaven, met waarnemers, CCTV en andere middelen. Daarbij zullen lidstaten principes als efficiëntie en proportionaliteit respecteren.

Bijlage

bij artikel 2.1.1

udv-ambities

  • 1.

    Fossiele energie: De Nederlandse veehouderij gebruikt geen energie uit eindige bronnen, zoals fossiele brandstoffen, zowel op het primaire bedrijf als in de ketenschakels ervoor en erna.

  • 2.

    Klimaat: De Nederlandse veehouderij heeft naar rato bijgedragen aan het beperken van de globale temperatuurstijging tot maximaal 2˚C.

  • 3.

    Soortenrijkdom globaal: De Nederlandse veehouderij draagt bij aan het behoud en uiteindelijk herstel van soorten wereldwijd.

  • 4.

    Soortenrijkdom nationaal: Gewenste soortenrijkdom in natuurgebieden wordt niet beperkt door de Nederlandse veehouderij. Ze herstelt de soortenrijkdom op eigen grond.

  • 5.

    Mineralen: De Nederlandse veehouderij gebruikt alleen mineralen uit niet-gemijnde bronnen, zowel op het primaire bedrijf als in de ketenschakels ervoor. Daardoor zijn er geen eindige voorraden mineralen meer nodig voor dierlijke productie.

  • 6.

    Bodemkwaliteit: De grond die voor en door de Nederlandse veehouderij wordt gebruikt blijft geschikt voor toekomstige landbouwkundige en andere toepassingen.

  • 7.

    Watervoorraad: De Nederlandse veehouderij draagt niet bij aan de uitputting van strategische watervoorraden.

  • 8.

    Waterkwaliteit: De Nederlandse veehouderij houdt het grond- en oppervlaktewater op, onder en rond haar bedrijven zuiver, zodat het geschikt blijft als basis voor drinkwater, en als vitaal ecosysteem.

  • 9.

    Dierenwelzijn: Dieren in de Nederlandse veehouderij kunnen hun hele leven lang volledig voorzien in hun ethologische behoeften en die zonder pijn of beperkingen uitvoeren. Routinematige ingrepen aan het dier vinden niet meer plaats.

  • 10.

    Diergezondheid: Dieren in de Nederlandse veehouderij zijn gezond, en in staat dat te blijven zonder structurele medicatie.

  • 11.

    Volksgezondheid: Burgers worden niet ziek vanwege de Nederlandse veehouderij. Niet via het voedsel en niet via andere routes.

  • 12.

    Lokale verbinding: Nederlandse veehouderijbedrijven zijn een vanzelfsprekend en geaccepteerd onderdeel van hun lokale omgeving. De omgeving ervaart geen noemenswaardige overlast.

  • 13.

    Rentabiliteit: De Nederlandse veehouderij is rendabel

  • 14.

    Arbeid: Arbeid in de Nederlandse veehouderij is aantrekkelijk, goed vol te houden tot de pensioengerechtigde leeftijd, en wordt goed beloond.

  • 15.

    Kennis, leervermogen en innovatie: De Nederlandse veehouderij is door kennis & innovatie in staat om zich continu aan te passen aan veranderende omstandigheden.

Bijlage

7

Bijlage bij artikel 4:39m

Hoofdstuk

1

Algemene voorschriften

  • 1.

    De blackbox bestaat uit een gesloten behuizing.

  • 2.

    De blackbox registreert adequaat:

    • a.

      de positie waar het vissersvaartuig zich bevindt (positiedata);

    • b.

      of er wordt gevist (visserijdata).

  • 3.

    De positiedata worden real time geregistreerd met behulp van het Global Positioning System.

  • 4.

    De blackbox genereert de datagegevens met:

    • a.

      vissersvaartuigidentificatie;

    • b.

      datum en tijd.

  • 5.

    De blackbox meet met een opname-tijdsinterval van hoogstens zestig seconden.

  • 6.

    De blackbox kan zonder externe voeding ten minste veertien dagen onafgebroken functioneren.

  • 7.

    De dataopslagcapaciteit van de blackbox kan de meetgegevens welke worden verzameld gedurende ten minste veertien dagen voldoende beschermd registreren, dit houdt ten minste in:

    • a.

      de geregistreerde gegevens kunnen alleen door geautoriseerd personeel worden gewist.

    • b.

      de geregistreerde gegevens worden opgeslagen in een geautomatiseerd systeem in een omgeving die voldoende capaciteit, beveiliging, kennis en autorisatie biedt om wijziging of misbruik van de opgeslagen gegevens te voorkomen.

  • 8.

    De geregistreerde gegevens zijn te allen tijde uitleesbaar voor de controle instantie en afgestemd op de op het moment van installatie bij de controle instantie in gebruik zijnde systemen.

  • 9.

    De geregistreerde gegevens worden ten minste elke zeven dagen of zodra het schip zich binnen GSM bereik bevindt zonder tussenkomst van een operator via GSM naar een walstation verstuurd.

  • 10.

    De blackbox slaat een alarmbericht op en verstuurt dit bericht voorzien van een herkenbare foutcode onmiddellijk indien het schip binnen GSM bereik is in het geval van:

    • a.

      ongeautoriseerde opening;

    • b.

      ongeautoriseerde data uitlezing;

    • c.

      stroomstoring;

    • d.

      loskoppeling van een sensor of een defecte sensor;

    • e.

      defecte verbinding tussen blackbox en sensor.

  • 11.

    De blackbox is voor zover noodzakelijk voorzien van CE-markering.

Hoofdstuk

2

Uitbreiding functionaliteiten

  • 1.

    De blackbox beschikt over voldoende (extra) opslagcapaciteit voor toekomstige toepassingen.

  • 2.

    De blackbox heeft de mogelijkheid tot real time registratie van ten minste vier additionele parameters voor toekomstig gebruik.