Wet van 22 december 2011, houdende regels inzake de volkshuisvesting, de ruimtelijke ordening en het milieubeheer in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES)

Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het belang van de volkshuisvesting, de ruimtelijke ordening en de bescherming van het milieu in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba regels te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Deze wet is van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.

Artikel

1.2

Artikel

1.3

Artikel

1.4

Artikel

1.5

Hoofdstuk

2

Bouwen

Artikel

2.1

Artikel

2.2

Artikel

2.3

Artikel

2.4

Artikel

2.5

Artikel

2.6

Artikel

2.7

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven omtrent de wijze van inrichting en indiening van een aanvraag om een bouwvergunning, alsmede omtrent de daarbij over te leggen gegevens en bescheiden.

Artikel

2.8

Artikel

2.9

Artikel

2.10

De bouwvergunning wordt geweigerd, indien:

  • a.

    de aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens naar het oordeel van het bestuurscollege niet aannemelijk maken dat het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven bij of krachtens algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2.3;

  • b.

    het bouwen in strijd is met een ontwikkelingsplan als bedoeld in artikel 7 van de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES;

  • c.

    voor het bouwen een vergunning ingevolge de Monumentenwet BES is vereist en deze niet is verleend;

  • d.

    het bouwen in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 2.5, tweede lid, of

  • e.

    de aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens naar het oordeel van het bestuurscollege niet aannemelijk maken dat het bouwen voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven bij de bouwverordening of, zolang de bouwverordening nog niet in overeenstemming is gebracht met de voorschriften die zijn gegeven bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, aan laatstbedoelde voorschriften.

Artikel

2.11

Artikel

2.12

Onverminderd artikel 10.7 kan het bestuurscollege de bouwvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken:

  • a.

    indien blijkt dat het bestuurscollege de vergunning op basis van een onjuiste of onvolledige opgave heeft verleend;

  • b.

    indien niet binnen een jaar nadat de vergunning onherroepelijk is geworden, is begonnen met de bouwwerkzaamheden;

  • c.

    indien de bouwwerkzaamheden na aanvang meer dan een half jaar stilliggen;

  • d.

    indien het bouwwerk niet binnen drie jaar nadat de vergunning onherroepelijk is geworden, is voltooid;

  • e.

    op verzoek van de vergunninghouder.

Artikel

2.13

De voordracht voor een krachtens artikel 2.3 vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Hoofdstuk

3

Huisvesting

Artikel

3.1

Artikel

3.2

Artikel

3.3

Artikel

3.4

Artikel

3.5

Artikel

3.6

Het bestuurscollege kan een huisvestingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen de door het bestuurscollege bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Hoofdstuk

4

Afvalstoffen

Paragraaf

4.1

Algemeen

Artikel

4.1

Artikel

4.2

Artikel

4.3

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

4.4

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

4.5

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

4.6

Het bestuurscollege draagt er zorg voor dat:

  • a.

    ten minste eenmaal per week de afvalstoffen met uitzondering van grove huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk op het grondgebied van het betrokken openbaar lichaam gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan,

  • b.

    op ten minste een daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen het openbaar lichaam in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om grove huishoudelijke afvalstoffen achter te laten, en

  • c.

    in de gevallen, bedoeld in artikel 4.7, vijfde lid, onderdeel c, en voor de afvalstoffen, bedoeld in artikel 4.7, vierde lid, onderdeel b en c, en artikel 9.1, tweede lid, op ten minste een daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen het openbaar lichaam in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om de afvalstoffen achter te laten.

Artikel

4.7

Artikel

4.8

Paragraaf

4.2

Het beheer van gevaarlijke afvalstoffen, ingezamelde of afgegeven afvalstoffen of reststoffen die voortkomen uit de verbranding van afvalstoffen

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Paragraaf

4.3

Het grensoverschrijdend overbrengen van afvalstoffen

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Paragraaf

4.4

Afvalwater

Artikel

4.25

Artikel

4.26

Hoofdstuk

5

Algemene regels en vergunningen

Paragraaf

5.1

Algemeen

Artikel

5.1

Paragraaf

5.2

Algemene regels

Artikel

5.2

Artikel

5.3

Artikel

5.4

Artikel

5.5

Paragraaf

5.3

Vergunningen

Artikel

5.6

Artikel

5.7

Artikel

5.8

Artikel

5.9

Artikel

5.10

Artikel

5.11

Artikel

5.12

Het bevoegd gezag draagt er bij de beslissing op de aanvraag zorg voor dat er geen strijd ontstaat met regels die met betrekking tot de inrichting gelden, gesteld bij of krachtens deze wet dan wel bij of krachtens de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES.

Artikel

5.13

Artikel

5.14

Artikel

5.15

Artikel

5.16

Artikel

5.17

Aan de vergunning worden in ieder geval de voor de betrokken inrichting in aanmerking komende voorschriften verbonden met betrekking tot:

  • a.

    een doelmatig gebruik van energie en grondstoffen;

  • b.

    de bescherming van bodem, oppervlaktewaterlichamen en grondwater;

  • c.

    het voorkomen van het ontstaan van afvalstoffen en afvalwater en, voor zover dat niet mogelijk is, het doelmatig beheer van afvalstoffen en van afvalwater;

  • d.

    het beperken van de nadelige gevolgen voor het milieu van het verkeer van personen of goederen van en naar de inrichting;

  • e.

    het voorkomen dan wel zo veel mogelijk beperken van door de inrichting veroorzaakte verontreinigingen over lange afstand of grensoverschrijdende verontreinigingen;

  • f.

    het voorkomen dan wel zo veel mogelijk beperken van de nadelige gevolgen voor het milieu, die kunnen worden veroorzaakt door opstarten, lekken, storingen, korte stilleggingen, definitieve bedrijfsbeëindiging of andere bijzondere bedrijfsomstandigheden;

  • g.

    het voorkomen van ongevallen en het beperken van de gevolgen van ongevallen;

  • h.

    het treffen van maatregelen om bij definitieve bedrijfsbeëindiging de nadelige gevolgen die de inrichting heeft veroorzaakt voor het terrein waarop zij was gevestigd, ongedaan te maken of te beperken voor zover dat nodig is om dat terrein weer geschikt te maken voor een volgende functie.

Artikel

5.18

Artikel

5.19

Artikel

5.20

Artikel

5.21

Artikel

5.22

In een vergunning kan worden bepaald:

  • a.

    dat daarbij aangewezen voorschriften eerst in werking treden op een daarbij aangegeven tijdstip, dan wel wanneer een daarbij aangegeven omstandigheid zich voordoet;

  • b.

    dat daarbij aangewezen voorschriften slechts gelden tot een daarbij aangegeven tijdstip, dan wel omstandigheid;

  • c.

    dat daarbij aangewezen voorschriften nadat de vergunning haar gelding heeft verloren, gedurende een daarbij aangegeven termijn van kracht blijven.

Artikel

5.23

Artikel

5.24

Artikel

5.25

Artikel

5.26

Artikel

5.27

Artikel

5.28

Artikel

5.29

Artikel

5.30

Artikel

5.31

Artikel

5.32

Artikel

5.33

Paragraaf

5.4

Regels met betrekking tot stortplaatsen

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Paragraaf

5.5

Regels met betrekking tot badinrichtingen en zwemgelegenheden

Artikel

5.39

Artikel

5.40

Indien de omstandigheden met betrekking tot een badinrichting, daartoe vanuit het oogpunt van hygiëne of veiligheid van de bezoekers aanleiding geven, kan het bestuurscollege de houder van de inrichting gelasten deze te sluiten.

Artikel

5.41

De voordracht voor een krachtens artikel 5.1 vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Hoofdstuk

6

Bodem

Artikel

6.1

Artikel

6.2

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

6.3

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

6.4

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

6.5

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

6.6

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

6.7

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

6.8

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

6.9

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

6.10

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

6.11

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

6.12

Artikel

6.13

Hoofdstuk

7

Milieueffectrapportage

Paragraaf

7.1

Algemeen

Artikel

7.1

Artikel

7.2

Paragraaf

7.2

De milieueffectrapportage die betrekking heeft op een besluit

Artikel

7.3

Artikel

7.4

Artikel

7.5

Artikel

7.6

Artikel

7.7

Het bevoegd gezag laat een verzoek tot het nemen van een besluit waarvoor een milieueffectrapport moet worden opgesteld buiten behandeling indien:

  • a.

    bij het indienen van de aanvraag geen milieueffectrapport is overlegd;

  • b.

    het overgelegde milieueffectrapport niet voldoet aan artikel 7.3, dan wel onjuistheden bevat.

Artikel

7.8

In het besluit wordt in ieder geval vermeld:

  • a.

    de wijze waarop rekening is gehouden met de in het milieueffectrapport beschreven mogelijke gevolgen voor het milieu van de activiteit waarop het besluit betrekking heeft;

  • b.

    hetgeen is overwogen omtrent de in het milieueffectrapport beschreven alternatieven;

  • c.

    hetgeen is overwogen omtrent de overeenkomstig artikel 7.6, derde lid, onderdeel b, naar voren gebrachte zienswijzen;

  • d.

    indien er een advies, als bedoeld in artikel 7.6, vierde lid, is uitgebracht, hetgeen is overwogen omtrent dit advies.

Paragraaf

7.3

De milieueffectrapportage die betrekking heeft op een plan

Artikel

7.9

Artikel

7.10

Alvorens het milieueffectrapport op te stellen, raadpleegt het bevoegd gezag de adviseurs en de bestuursorganen die ingevolge het wettelijk voorschrift waarop het plan berust bij de voorbereiding van het plan worden betrokken over de reikwijdte en het detailniveau van de informatie die gericht is op wat relevant is voor het plan en die op grond van artikel 7.9 in het milieueffectrapport moet worden opgenomen.

Artikel

7.11

Artikel

7.12

Het bevoegd gezag stelt een plan als bedoeld in artikel 7.1, vierde lid, niet vast:

  • a.

    dan nadat een milieueffectrapport is gemaakt;

  • b.

    indien het plan ten opzichte van het ontwerp van dat plan zodanig is gewijzigd dat de gegevens die in het milieueffectrapport zijn opgenomen redelijkerwijs niet meer aan het plan ten grondslag kunnen worden gelegd.

Artikel

7.13

Bij de vaststelling van het plan wordt in ieder geval vermeld:

  • a.

    de wijze waarop rekening is gehouden met de in het milieueffectrapport beschreven gevolgen voor het milieu van de activiteit waarop het plan betrekking heeft;

  • b.

    hetgeen is overwogen omtrent de in het milieueffectrapport beschreven alternatieven;

  • c.

    hetgeen is overwogen omtrent de overeenkomstig artikel 7.11, tweede lid, onderdeel b, naar voren gebrachte zienswijzen;

  • d.

    indien er een advies als bedoeld in artikel 7.11, derde lid, is uitgebracht, hetgeen overwogen is omtrent dit advies.

Hoofdstuk

8

Maatregelen in bijzondere omstandigheden

Paragraaf

8.1

Ongewone voorvallen

Artikel

8.1

Artikel

8.2

Paragraaf

8.2

Milieuschade

Artikel

8.3

Artikel

8.4

Paragraaf

8.3

Zware ongevallen

Artikel

8.5

Degene die een inrichting drijft, treft alle maatregelen die redelijkerwijze mogelijk zijn om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken.

Artikel

8.6

Hoofdstuk

9

Stoffen

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

10

Toezicht, handhaving en strafbepalingen

Afdeling

10.1

Toezicht en handhaving

Artikel

10.1

Artikel

10.2

Artikel

10.3

Artikel

10.4

Artikel

10.5

Het bestuursorgaan zendt onverwijld een afschrift van de beschikking tot oplegging van een last onder bestuursdwang, tot oplegging van een last onder dwangsom of tot intrekking van zodanige beschikkingen dan wel van de beschikking tot intrekking van een vergunning of ontheffing aan:

Artikel

10.5a

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2023/148.

Artikel

10.6

Artikel

10.7

Artikel

10.8

Artikel

10.9

Artikel

10.10

Artikel

10.11

Afdeling

10.2

Strafbepalingen

Artikel

10.12

Een gedraging in strijd met een voorschrift dat is verbonden aan een krachtens deze wet verleende vergunning of ontheffing, is verboden.

Artikel

10.13

Hoofdstuk

11

Overige bepalingen

Paragraaf

11.1

Algemene bepalingen omtrent beschikkingen

Artikel

11.1

Deze paragraaf is van toepassing op het geven van beschikkingen bij of krachtens deze wet en op het aanvragen van dergelijke beschikkingen, tenzij in deze wet anders is bepaald.

Artikel

11.2

Artikel

11.3

Artikel

11.4

Artikel

11.5

Artikel

11.6

Artikel

11.7

Artikel

11.8

Bij toepassing van de artikelen 11.6 en 11.7 kan de belanghebbende naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren brengen.

Artikel

11.9

Het bestuursorgaan kan toepassing van de artikelen 11.6 en 11.7 achterwege laten voor zover:

  • a.

    de vereiste spoed zich daartegen verzet;

  • b.

    de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan, of

  • c.

    het met de beschikking beoogde doel slechts kan worden bereikt indien de belanghebbende daarvan niet reeds tevoren in kennis is gesteld.

Artikel

11.10

Artikel

11.11

Artikel

11.12

Paragraaf

11.2

Geheimhouding

Artikel

11.13

Eenieder die betrokken is bij de uitvoering van deze wet en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Paragraaf

11.3

Wijziging Wet bescherming Antarctica

Artikel

11.14

Wijzigt de Wet bescherming Antarctica.

Paragraaf

11.4

Wijziging van de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES

Artikel

11.15

Wijzigt de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES.

Paragraaf

11.5

Wijziging Arbeidsveiligheidswet BES

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Paragraaf

11.6

Wijziging Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Artikel

11.17

Wijzigt de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Paragraaf

11.7

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

11.18

Artikel

11.20

Uiterlijk twaalf maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, geeft de eilandsraad uitvoering aan de artikelen 2.4, 2.5, 4.7 en 4.25, tweede lid.

Artikel

11.21

Onze Minister zendt binnen zes jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de beide Kamers der Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

11.22

Artikel

11.23

Indien een algemene maatregel van bestuur krachtens deze wet later in werking treedt dan deze wet blijven in afwijking van de artikelen 215 en 216 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba de in de openbare lichamen onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldende eilandsverordeningen ten aanzien van onderwerpen waarin door die algemene maatregel van bestuur wordt voorzien, van toepassing totdat die algemene maatregel van bestuur in werking treedt.

Artikel

11.24

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

11.25

Deze wet wordt aangehaald als: Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten