Regeling van de Minister van Economische Zaken van 7 december 2012, nr. WJZ/12346914, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Regeling dierlijke producten)

Regeling dierlijke producten

De Minister van Economische Zaken;
Gelet op richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PbEG 2001 L 147), verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsvoorschriften (PbEG 2002 L 31), verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde producten die onder Verordening (EG) nr. 853/2004 vallen en voor de organisatie van officiële controles overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 852/2004 en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (PbEG 2005 L 338), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 1523/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 houdende een verbod op het in de handel brengen, de invoer naar en de uitvoer uit de Gemeenschap van katten- en hondenbont en van producten die dergelijk bont bevatten (PbEG 2007 L 343), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 160), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (PbEU 2009 L 300), verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PbEU 2011 L 54), de artikelen 3.3, eerste lid, 3.4, derde lid, 6.2, eerste lid, 6.4, eerste lid, en 7.6 van de Wet dieren, artikel 4b, tweede lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994, de artikelen 2.1, 2.6, 2.7, 2.8, 2.10 en 3.1 van het Besluit dierlijke producten en artikel 4.4 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren;

Besluit:

Hoofdstuk

1

: Algemeen

Artikel

1.1

Begripsbepalingen

Artikel

1.2

Minister bevoegde instantie EU-verordeningen

Hoofdstuk

2

: Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten

§

1

Vleeskeuring

Artikel

2.1

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • verordening (EG) nr. 178/2002: verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsvoorschriften (PbEG 2002 L 31);

  • verordening (EG) nr. 852/2004: verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PbEU 2004 L 139);

  • verordening (EG) nr. 2073/2005: verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PbEU 2005 L 338);

  • verordening (EG) nr. 2074/2005: verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde producten die onder Verordening (EG) nr. 853/2004 vallen en voor de organisatie van officiële controles overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 852/2004 en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (PbEG 2005 L 338);

  • verordening (EU) nr. 2017/625: verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoeder-wetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plant-gezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PbEU 2017 L 95);

  • gedelegeerde verordening (EU) nr. 2019/624: gedelegeerde verordening (EU) 2019/624 van de Commissie van 8 februari 2019 betreffende specifieke voorschriften voor de uitvoering van officiële controles van de productie van vlees en voor de productie- en de heruitzettingsgebieden van levende tweekleppige weekdieren overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 131);

  • verordening (EU) 2019/627: uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 van de Commissie van 15 maart 2019 tot vaststelling van eenvormige praktische regelingen voor de uitvoering van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie wat officiële controles betreft (Pb EU 2019, L 131).

Artikel

2.2

Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op exploitanten van levensmiddelenbedrijven als bedoeld in sectie I tot en met IV van bijlage III bij verordening (EG) nr. 853/2004.

Artikel

2.3

Officiële dierenarts

Vervallen

Artikel

2.4

Verbodsbepalingen EU-verordeningen

Artikel

2.5

Aanvullende verbodsbepaling

Vervallen

Artikel

2.6

Vrijstellingen

Het is toegestaan, met toepassing van:

  • a.

    bijlage V, onderdeel 4.3, aanhef en onder a, van verordening (EG) nr. 999/2001, ruggenmerg van schapen en geiten te verwijderen in daarvoor erkende uitsnijderijen;

  • b.

    bijlage V, onderdeel 9, van verordening (EG) nr. 999/2001, kopvlees van runderen te verzamelen in daarvoor erkende uitsnijderijen, indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in dat onderdeel;

  • c.

    artikel 18, derde lid, van verordening (EG) nr. 2017/625 en artikel 14 van gedelegeerde verordening (EU) nr. 2019/624, dat personeel van een slachthuis bijstand verleent bij de officiële controles.

Artikel

2.7

Gids voor goede praktijken

Vervallen

Artikel

2.8

Keuring vervoermiddel

Vervallen

Artikel

2.9

Herkeuring

§

2

Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong

§

2.1

Algemeen

Artikel

2.10

Begripsbepalingen

In hoofdstuk 2, paragraaf 2, wordt verstaan onder:

  • aangewezen instelling: instantie als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Metrologiewet;

  • erkende keurder: natuurlijke persoon of rechtspersoon waaraan een erkenning als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Metrologiewet is verleend;

  • essentiële wijziging in de vloeistofmeetinstallatie: wijziging die de meetfunctie kan beïnvloeden, waaronder wijziging van:

    • a.

      de melkpomp, indien dit een verandering in de opzuigcapaciteit tot gevolg heeft;

    • b.

      de luchtafscheider, indien het een wijziging van het binnenwerk dan wel een vervanging van de gehele luchtafscheider betreft;

    • c.

      de melkinhoud, indien dit een wijziging van de basishoeveelheid tot gevolg heeft, of

    • d.

      de melkmeter, indien het een verandering in de meter dan wel een vervanging van de meter betreft;

  • geslachte kippen: geslachte kippen, met inbegrip van delen daarvan en eetbare bijproducten, alsmede producten op basis van geslachte kippen;

  • gewijzigde rijdende melkontvangst: rijdende melkontvangst waarbij een essentiële wijziging in de vloeistofmeetinstallatie is aangebracht;

  • handboek: door Stichting COKZ goedgekeurde gids voor goede praktijken;

  • herkeuring: overeenstemmingsbeoordeling als bedoeld in artikel 7 van de Metrologiewet van een afgekeurde rijdende melkontvangst;

  • in onderzoek nemen: registreren van de ontvangst door een melkcontrolestation;

  • keuring: overeenstemmingsbeoordeling van in gebruik genomen meetinstrumenten als bedoeld in artikel 7 van de Metrologiewet;

  • kippen: pluimvee behorend tot de soort Gallus domesticus waarbij de punt van het borstbeen nog buigzaam is;

  • koemelk: het door het melken van een of meer koeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen zijn toegevoegd of onttrokken;

  • legkip: legrijp dier van de soort Gallus gallus dat wordt gehouden voor de productie van andere eieren dan broedeieren;

  • melkcontrolestation: laboratorium dat onderzoek naar de kwaliteit of de samenstelling van boerderijmelk uitvoert;

  • rijdende melkontvangst: mobiele installatie met vloeistofmeetinstallatie voor melk die wordt gebruikt voor het ophalen van boerderijmelk;

  • traaggroeiend pluimveeras: pluimveeras waarvan de daartoe behorende dieren gemiddeld met ten hoogste 40 gram per dag groeien;

  • verordening (EG) nr. 1760/2000: verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204);

  • verordening (EU) nr. 1151/2012: verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2012, L 343);

  • verordening (EG) nr. 543/2008: verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157);

  • verordening (EG) nr. 543/2008: verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (Pb EU 2008, L 157).

  • verordening (EG) nr. 566/2008: verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 160);

  • verordening (EG) nr. 589/2008: verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163);

  • verordening (EG) nr. 617/2008: verordening (EG) nr. 617/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor broedeieren en kuikens van pluimvee (PbEU 2008, L 168);

  • verordening (EU) nr. 1169/2011: Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (Pb EU 2011 L 304);

  • verordening (EU) nr. 1308/2013: verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

  • vleeskuiken: dier van de soort Gallus gallus dat wordt gehouden voor de productie van vlees;

  • vloeistofmeetinstallatie voor melk: meetinstallatie als bedoeld in bijlage MI-005 bij richtlijn 2004/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende meetinstrumenten (PbEU 2004 L 135) bedoeld voor de meting van de bij melkveehouders in te nemen hoeveelheid melk;

  • weegcontrole: vaststelling van het gewicht van ingenomen melk met een weegbrug of weegtank na beëindiging van de melkrit.

Artikel

2.11

Bevoegdheid Stichting COKZ en Stichting Skal

De onderwerpen, bedoeld in artikel 2.10 van het besluit, zijn:

  • a.

    voor Stichting COKZ: de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong, handelsnormen voor eieren en vlees van pluimvee, zuigelingenvoeding bestemd voor derde landen, boerderijmelk, nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas en nationale voorschriften over de aanduiding van bijzondere slachtpluimveehouderijsystemen;

  • b.

    voor Stichting Skal: de biologische productiemethode.

§

2.2

Biologische productiemethode

Artikel

2.13

Verbodsbepaling

Het is overeenkomstig artikel 2 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 verboden bij het in de handel brengen of etiketteren van of reclame maken voor producten te verwijzen naar de biologische productiemethode, bedoeld in verordening (EU) nr. 2018/848 en het logo, bedoeld in artikel 33 van die verordening, tenzij is voldaan aan de voorschriften bij of krachtens verordening (EU) nr. 2018/848 en van deze paragraaf.

Artikel

2.14

Deelname controlesysteem

Artikel

2.15

Aanvragen vergunningen en ontheffingen

Vervallen

Artikel

2.16

Ontheffingen

Artikel

2.18

Uitlopen pluimvee

De duur van de periode waarin de uitlopen van pluimveestallen leeg moeten blijven, bedoeld in bijlage II, deel II, punt 1.9.4.4, onderdeel c, van verordening (EU) nr. 2018/848 bedraagt telkens na het houden van een koppel 30 dagen.

§

2.3

Bescherming van kwaliteitsaanduiding van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong

Artikel

2.19

Stichting COKZ

De Stichting COKZ is ten aanzien van nationale productdossiers voor zuivelproducten, eieren en vlees van pluimvee verantwoordelijk voor de controles met betrekking tot de in verordening (EU) nr. 1151/2012 gestelde verplichtingen en voor de verificatie inzake de inachtneming van productdossiers voordat een product op de markt wordt gebracht.

Artikel

2.20

Verbodsbepalingen EU-verordeningen

Voorschriften van EU-verordeningen als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet zijn de bij of krachtens de artikelen 12, 13, 14, 15, 23, 24 en 33 van verordening (EU) nr. 1151/2012 gestelde voorschriften.

Artikel

2.21

In Nederland ingediende aanvraag tot registratie of wijziging productdossier

Artikel

2.22

Door Europese Commissie voorgenomen registratie, wijziging of annulering

§

2.4

Handelsnormen voor dierlijke producten

Artikel

2.23

Stichting COKZ

De Stichting COKZ is bevoegd uitvoering te geven aan een voorschrift van verordening (EG) nr. 543/2008 of verordening (EG) nr. 589/2008 dat een tot de overheid behorend orgaan of een door de overheid aangesteld persoon de opdracht geeft, de keuze laat of als ontvanger van informatie aanwijst.

Artikel

2.24

Artikel

2.25

Temperatuur vers pluimveevlees

Indien nodig voor het snijden en behandelen van vers vlees van pluimvee mag, in afwijking van de in bijlage VII, deel V, onderdeel II, subonderdeel 2, bij verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde temperatuurvoorschriften, de temperatuur van dat vlees gedurende een periode van ten hoogste 24 uur omlaag worden gebracht tot een temperatuur die niet lager is dan -8°C in de kern, in:

  • a.

    detailhandelszaken of in aan verkooppunten grenzende lokalen, waar het vlees uitsluitend wordt versneden en behandeld om het ter plaatse rechtsreeks aan de consument te kunnen leveren, en

  • b.

    de fabriek tijdens de productie van bereidingen op basis van vers vlees van pluimvee.

Artikel

2.25a

Gegevens broederijen

§

2.5

Zuigelingenvoeding bestemd voor derde landen

Artikel

2.26

Zuigelingenvoeding

Bij de uitvoer van volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding uit Nederland naar een staat die geen lid is van de Europese Unie en geen partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, wordt, voor zover van toepassing, voldaan aan:

§

2.6

Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas

Artikel

2.27

Begripsbepaling

In deze paragraaf wordt onder bereiden mede verstaan: het ter rijping in opslag hebben van kaas en het elders dan op de plaats van verkoop aan de verbruiker vermalen, versnijden of raspen en het onmiddellijk verpakken van kaas.

Artikel

2.28

Goudse kaas

Artikel

2.29

Edammer kaas

Artikel

2.30

Commissiekaas

§

2.7

Nationale voorschriften over de aanduiding van bijzondere slachtpluimveehouderijsystemen

Artikel

2.31

Vermeldingen van houderijsystemen

Artikel

2.32

Stallen

De kippen worden gehouden in stallen:

  • a.

    waarin op het grondoppervlak dat de kippen ter beschikking staat ten hoogste twaalf dieren per vierkante meter worden gehouden, met dien verstande dat gedurende de eerste drie levensweken van de kippen ten hoogste vijftien dieren per vierkante meter grondoppervlak worden gehouden;

  • b.

    waarin het voor de kippen beschikbare grondoppervlak geheel is bedekt met losse blanke houtsnippers, houtkrullen, los stro, los gehakseld stro of ander strooiselmateriaal;

  • c.

    waarin de voor de kippen bestemde ruimte zodanig is ingericht dat bij een buitensterkte van 1.200 lux minimaal 10 lux aan daglicht beschikbaar is, de totale hoeveelheid licht gemeten op ooghoogte van de dierenoverdag te allen tijde minimaal twintig lux is op ten minste tachtig procent van het oppervlak, een intermitterend verlichtingsschema met perioden korter dan acht uur niet wordt toegepast, geen kunstlicht wordt toegepast gedurende een aaneengesloten periode van acht uur vallende in de avond en in de nacht en het kunstlicht niet afkomstig is van laag frequente TL-verlichting.

Artikel

2.33

Verzorging

Artikel

2.34

Voeder

Vervallen

Artikel

2.35

Uitloop

Artikel

2.36

Verkoop aan particulieren

Bij verkoop van geslachte kippen aan particulieren:

  • a.

    worden onverpakte geslachte kippen gescheiden aangeboden, en

  • b.

    houdt de verkoper een administratie bij waarin tenminste is opgenomen:

    • 1°.

      het aantal stuks en het nettogewicht van de aangevoerde kippen;

    • 2°.

      het aantal stuks en het nettogewicht van de verkochte geslachte kippen;

    • 3°.

      het aantal delen, het soort delen en het nettogewicht van de verkochte delen van geslachte kippen.

§

2.8

Boerderijmelk

Artikel

2.37

Registratie

Een ontvanger van boerderijmelk meldt zich ter registratie aan bij Stichting COKZ onder vermelding van naam, adres, vestigingsplaats, contactpersoon, telefoonnummer, e-mailadres en de hoeveelheid op jaarbasis ontvangen boerderijmelk naar soort boerderijmelk in het afgelopen kalenderjaar.

Artikel

2.38

Melkkoeltanks

Een ontvanger van boerderijmelk ontvangt uitsluitend boerderijmelk die is bewaard in een deugdelijke melkkoeltank die is voorzien van een intermitterend roerwerk dat telkens, met een onderbreking van ten hoogste een half uur, de inhoud van de tank tenminste twee minuten roert en waarvan het op adequate wijze functioneren wordt geborgd door middel van een tankwacht voorzien van een visueel waarneembare alarmfunctie.

Artikel

2.39

Monstername

Artikel

2.40

Hoeveelheidsbepaling

Een ontvanger van boerderijmelk stelt van iedere leverantie van boerderijmelk de hoeveelheid boerderijmelk vast met een vloeistofmeetinstallatie voor melk.

Artikel

2.41

Bepaling vet- en eiwitgehalte

Artikel

2.42

Aantonen van de aanwezigheid van residuen van antibiotica

Artikel

2.43

Bepaling van het kiemgetal

Artikel

2.44

Bepaling van het celgetal van koemelk

Artikel

2.45

Bepaling van het celgetal van geitenmelk

Artikel

2.46

Bepaling van de verontreinigingsgraad

Artikel

2.47

Bepaling van het vriespunt

Artikel

2.48

Bepaling van de aanwezigheid van sporen van boterzuurbacteriën

Artikel

2.49

Bepaling van de zuurtegraad van het vet

Artikel

2.50

Bepaling van het chloroformgehalte

Artikel

2.51

Bewaartemperatuur

Monsters boerderijmelk bestemd voor de onderzoeken, bedoeld in de artikelen 2.44 tot en met 2.50, worden in afwijking van het bepaalde in artikel 2.39, onderdelen h en j:

  • a.

    bewaard bij ten minste 0,0 °C en ten hoogste 8,0 °C en binnen 36 uur na monsterneming in onderzoek genomen of

  • b.

    bewaard bij ten minste 0,0 °C en ten hoogste 4,0 °C en binnen 96 uur na monsterneming in onderzoek genomen.

Artikel

2.52

Melkcontrolestation

Artikel

2.53

Kwaliteitsborging

Artikel

2.54

Administratie

Artikel

2.55

Gebruik van rijdende melkontvangsten

Artikel

2.56

Eisen aan rijdende melkontvangsten

Artikel

2.57

Keuring van rijdende melkontvangsten

Artikel

2.58

Hoeveelheidsbepaling

Artikel

2.59

Deskundigheid

Degene die door de ontvanger van boerderijmelk wordt belast met het ontvangen en vervoeren van boerderijmelk door middel van een rijdende melkontvangst, is terzake kundig en voert de te verrichten handelingen uit overeenkomstig een door de ontvanger van boerderijmelk opgestelde en door Stichting COKZ goedgekeurde instructie.

Hoofdstuk

3

: Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten

§

1

: Algemeen

Artikel

3.1

Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • aangewezen dierlijke bijproducten: dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.20;

  • dierenarts van het centrum: dierenarts als bedoeld in artikel 2, onderdeel 20, van verordening (EU) nr. 2020/686;

  • kinderboerderij: een voorziening met landbouwhuisdieren waar, met een educatief doel, onder toezicht direct contact van de bezoekers met dieren mogelijk is;

  • ondernemer: de ondernemer, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet;

  • URL: uniform resource locator;

  • verordening (EG) nr. 1069/2009: verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (PbEU 2009 L 300);

  • verordening (EU) nr. 142/2011: verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PbEU 2011 L 54);

  • verordening (EG) nr. 1523/2007: verordening (EG) nr. 1523/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 houdende een verbod op het in de handel brengen, de invoer naar en de uitvoer uit de Gemeenschap van katten- en hondenbont en van producten die dergelijk bont bevatten (PbEG 2007 L 343);

  • verordening (EU) nr. 2017/625: verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoeder-wetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plant-gezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PbEU 2017, L 95);

  • verordening (EU) nr. 2019/2035: gedelegeerde verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren (PbEU 2019, L 314);

  • verordening (EU) nr. 2020/686: gedelegeerde verordening (EU) 2020/686 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de erkenning van inrichtingen voor levende producten en de traceerbaarheids- en diergezondheidsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van levende producten van bepaalde gehouden landdieren (PbEU 2020, L 174);

  • verordening (EU) nr. 2020/999: uitvoeringsverordening (EU) 2020/999 van de Commissie van 9 juli 2020 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de erkenning van inrichtingen voor levende producten en de traceerbaarheid van levende producten van runderen, varkens, schapen, geiten en paardachtigen (PbEU 2020, L 221).

§

2

: Uitvoering EU-regels

Artikel

3.2

Meldingen en afgifte gezondheidsverklaring

Artikel

3.3

Verbodsbepalingen EU-verordeningen

Artikel

3.4

Aanvullende verbodsbepalingen

Artikel

3.5

Uitzondering verplichte kennisgeving

De verplichting tot kennisgeving, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 1069/2009, is niet van toepassing op exploitanten die:

  • a.

    jachttrofeeën of andere preparaten als bedoeld in artikel 20, vierde lid, van verordening (EU) nr. 142/2011 hanteren of vervaardigen;

  • b.

    voor onderzoek en diagnose bestemde monsters voor educatieve doeleinden hanteren of verwijderen.

Artikel

3.6

Vervoer dierlijke bijproducten in Nederland

Artikel

3.7

Biodynamische preparaten

Met toepassing van artikel 16, onderdeel f, van verordening (EG) nr. 1069/2009 is het toegestaan om voor het maken van biodynamische preparaten als bedoeld in bijlage II, deel I, punt 1.9.9, van verordening (EU) nr. 2018/848 gebruik te maken van:

  • a.

    mest, niet gemineraliseerde guano en de inhoud van het maag-darmkanaal;

  • b.

    horens, hoorn en hoeven als bedoeld in artikel 10, onderdelen b, onder iii, en n, van verordening (EG) nr. 1069/2009;

  • c.

    de blaas, alsmede van de schedel en darmen voor zover dit niet gespecificeerd risicomateriaal als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel g, van verordening (EG) nr. 999/2001 betreft.

Artikel

3.8

Onderzoek en andere specifieke doeleinden

Artikel

3.9

Bijzondere vervoederingsdoeleinden

Artikel

3.10

Verwijdering

Met toepassing van artikel 19, eerste lid, onderdelen a en f, van verordening (EG) nr. 1069/2009 is het toegestaan met inachtneming van de voorwaarden, bedoeld in artikel 15, onderdeel a, en bijlage VI, hoofdstuk III, van verordening (EU) nr. 142/2011:

  • a.

    dode gezelschapsdieren te verwijderen door begraving op een terrein dat ter beschikking staat van de houder van dat dode dier of op een plaats die daarvoor is toegelaten ingevolge een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente;

  • b.

    bijproducten van bijen en bijenteelt te verwijderen door verbranding of begraving ter plaatse.

Artikel

3.11

Pasteurisatie- of ontsmettingstoestel voor biogasinstallaties

Met toepassing van bijlage V, hoofdstuk I, afdeling 1, punt 2, onderdeel f, van verordening (EU) nr. 142/2011 is een pasteurisatie- of ontsmettingstoestel niet verplicht voor biogasinstallaties die alleen worden gebruikt voor de omzetting van de dierlijke bijproducten, bedoeld in de subonderdelen ii en iii van dat onderdeel.

Artikel

3.12

Grondstoffen in biogas- en composteerinstallaties

Artikel

3.13

Hergebruik van recipiënten voor dierlijke bijproducten

Met toepassing van bijlage VIII, hoofdstuk I, afdeling 1, punt 3, van verordening (EU nr. 142/2011, is het gebruik van recipiënten die opnieuw kunnen worden gebruikt toegestaan voor het vervoer, bedoeld in de onderdelen a en b, van dat punt.

Artikel

3.14

Levering biest

Met toepassing van bijlage X, hoofdstuk II, afdeling 4, deel II, punt 4, van verordening (EU) nr. 142/2011 is het toegestaan dat biest als bedoeld in dat punt aan een andere landbouwer binnen Nederland wordt geleverd voor vervoederingsdoeleinden, indien is voldaan aan de daarin opgenomen voorwaarde.

Artikel

3.15

Gebruik huiden

Met toepassing van bijlage XIII, hoofdstuk V, onderdeel A, van verordening (EU nr. 142/2011 is het bedrijven die huiden hanteren toegestaan om afgesneden en gesplitste stukken van die huiden te leveren voor de productie van gelatine voor diervoeders, organische meststoffen of bodemverbeteraars, indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in dat onderdeel.

Artikel

3.16

Onbehandelde veren en dons

Met toepassing van bijlage XIII, hoofdstuk VII, onderdeel A, punt 1, van verordening (EU nr. 142/2011, is het toegestaan onbehandelde veren en delen van veren die niet droog zijn en onbehandeld dons dat niet droog is rechtstreeks van een slachthuis naar een verwerkingsbedrijf te brengen, indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in dat punt.

Artikel

3.17

Uitvoer verwerkte dierlijke eiwitten

Vervallen

Artikel

3.18

Kleurstof en mengstof

Artikel

3.19

Gids voor goede praktijken

Vervallen

Artikel

3.19a

Maximumniveau voor fipronil en amitraz in pluimveemest

Het maximumniveau, bedoeld in artikel 8, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 1069/2009, is, per kilogram pluimveemest:

  • a.

    0,005 milligram fipronil;

  • b.

    0,010 milligram amitraz.

§

3

: Werkgebieden

Artikel

3.20

Aanwijzing dierlijke bijproducten

Dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet zijn kadavers en delen daarvan als bedoeld in de artikelen 8 en 9 van verordening (EG) nr. 1069/2009, met uitzondering van:

  • a.

    dode gezelschapsdieren die worden begraven overeenkomstig artikel 3.10, eerste lid of overeenkomstig artikel 12, onderdeel a, subonderdeel i of onderdeel b, subonderdeel i, van verordening (EG) nr. 1069/2009 worden verbrand of meeverbrand in een dierencrematorium;

  • b.

    dode paarden, indien deze overeenkomstig artikel 13, onderdeel a, subonderdeel i of onderdeel b, subonderdeel i, van verordening (EG) nr. 1069/2009 worden verbrand of meeverbrand in een dierencrematorium;

  • c.

    kadavers van pelsdieren die nog niet zijn onthuid, indien ze worden onthuid in een daarvoor op grond van artikel 24, eerste lid, onderdeel h, van verordening 1069/2009 erkende inrichting of erkend bedrijf;

  • d.

    kadavers of delen daarvan die worden gebruikt voor activiteiten, bedoeld in artikel 17, eerste lid, en artikel 18, eerste en tweede lid, van verordening (EG) nr. 1069/2009, waarvan het gebruik is toegestaan;

  • e.

    producten van bijen en bijenteelt die overeenkomstig artikel 3.10, aanhef en onderdeel b worden verwijderd;

  • f.

    Op een broederij in de schaal gestorven pluimvee en kadavers van pluimvee die zijn ontstaan op een broederij.

Artikel

3.22

Aangifte- en ophaalplicht

Artikel

3.23

Bewaarvoorschriften

Artikel

3.24

Nadere bewaarvoorschriften bij vaste ophaaldag

Artikel

3.25

Plaats van aanbieden

Artikel

3.26

Registratie kadavers runderen door ondernemer

§

4

: Honden- en kattenbont

Hoofdstuk

3a

Levende producten

§

3a.1

Algemeen

Artikel

3a.1

Middel registratie inrichting levende producten

De inkennisstelling van en de verstrekking van de gegevens over een inrichting waar levende producten worden gewonnen, geproduceerd, verwerkt of opgeslagen, bedoeld in artikel 84, eerste lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2016/429, geschiedt met gebruikmaking van een middel dat daartoe door de minister beschikbaar is gesteld.

Artikel

3a.2

Aanvullende gegevens registratie inrichting levende producten

In aanvulling op artikel 84, eerste lid, onderdeel b, van verordening (EU) nr. 2016/429 verstrekt de exploitant van een inrichting waar sperma van runderen, varkens of paardachtigen wordt gewonnen, geproduceerd, verwerkt of opgeslagen met het oog op de registratie daarvan, de volgende gegevens:

  • a.

    indien beschikbaar, de URL van de website van de inrichting; en

  • b.

    de naam van de dierenarts van het centrum.

Artikel

3a.3

Termijn inkennisstelling wijziging gegevens registratie

Artikel

3a.4

Uitzondering registratieplicht bepaalde inrichtingen

(gereserveerd)

Artikel

3a.5

Middel erkenning inrichting levende producten

Een aanvraag tot erkenning van een inrichting als bedoeld in artikel 94, eerste lid, onderdeel b, van verordening (EU) nr. 2016/429 of van een broederij van waaruit broedeieren worden verplaatst als bedoeld in onderdeel c van dat artikellid, geschiedt met gebruikmaking van een middel dat daartoe door de minister beschikbaar is gesteld.

Artikel

3a.6

Termijn inkennisstelling gegevens erkenning

Artikel

3a.7

Aanvullende gegevens erkenning inrichting levende producten

In aanvulling op artikel 3, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2020/999 verstrekt de exploitant, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2020/686, indien beschikbaar, de URL van de website van de inrichting binnen de termijn, bedoeld in artikel 3A.6, eerste lid.

Artikel

3a.8

Documentatieplicht exploitant inrichting levende producten

Artikel

3a.9

Uitvoeren tests quarantainevoorziening inrichting levende producten

Het is toegestaan om de tests, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2020/686, uit te voeren op de in dat lid bedoelde monsters.

§

3a.2

Handel levende producten binnen Nederland

Artikel

3a.10

Voorschriften inrichting voor Nederlandse markt

Artikel

3a.11

Erkend laboratorium

De onderzoeken die op grond van artikel 3A.10 plaatsvinden, worden verricht door een laboratorium dat daarvoor is erkend op grond van artikel 3 van de Regeling erkenning veterinaire laboratoria.

Artikel

3a.12

Vervoer sperma begeleidende documenten

Sperma dat afkomstig is van een inrichting waar sperma van uit Nederland afkomstige runderen, varkens of paardachtigen wordt gewonnen, geproduceerd, verwerkt of opgeslagen en dat wordt verplaatst naar een andere inrichting in Nederland, gaat vergezeld van een geleidebiljet waarop de volgende gegevens zijn vermeld:

  • a.

    de inrichting van oorsprong en het unieke registratienummer van die inrichting, bedoeld in artikel 93 van verordening (EU) nr. 2016/429;

  • b.

    de datum van verplaatsing;

  • c.

    het merkteken van het betrokken sperma;

  • d.

    de identificatiecode van de donordieren; en

  • e.

    de naam, het adres en, indien van toepassing, het unieke registratienummer van de inrichting van bestemming, bedoeld in artikel 93 van verordening (EU) nr. 2016/429.

Artikel

3a.13

Gegevens vervoerder en handelaar sperma

Hoofdstuk

3b

Handel met derde landen van dierlijke producten

Hoofdstuk

4

: Overige bepalingen

Artikel

4.2

Overgangsrecht biologische productiemethode

Vervallen

Artikel

4.2a

Overgangsrecht kwaliteitsaanduidingen

De op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel bij het Hoofdproductschap Akkerbouw aanhangige aanvragen en verzoeken, bedoeld in artikel 17, eerste lid, worden met ingang van 1 januari 2014 overeenkomstig deze regeling behandeld door de daartoe bevoegde autoriteit met inachtneming van de termijn die op dat tijdstip is verstreken sinds het tijdstip van indiening van de aanvraag of het verzoek.

Artikel

4.2b

Overgangsrecht aanduiding bijzondere slachtpluimveehouderijsystemen

Vrijstellingen en ontheffingen verleend door het Productschap Pluimvee en Eieren die golden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, worden met ingang van de inwerkingtreding van dit artikel geacht te zijn verleend door de minister op grond van artikel 10.1 van de wet, onder dezelfde voorschriften, beperkingen en voorwaarden.

Artikel

4.2c

Overgangsrecht boerderijmelk

Artikel

4.5

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling dierlijke producten.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage
De Minister van Economische Zaken,H.G.J.Kamp.

Bijlage

1

behorende bij artikel 2.17

Vervallen

Bijlage

2

behorende bij artikel 2.42, vierde lid, concentraties van bacteriegroeiremmende stoffen

Vervallen

Bijlage

3

behorende bij artikel 2.58, derde lid, berekening van de omrekeningsfactor

A

Gebruik van één rijdende melkontvangst

  • 1.

    Indien de ontvanger van boerderijmelk gebruik maakt van één rijdende melkontvangst wordt na beëindiging van een melkrit met de desbetreffende rijdende melkontvangst het gewicht van de ontvangen melk door middel van een weegbrug of weegtank in kilogrammen voldoende nauwkeurig vastgesteld. Dat gewicht wordt gedeeld door het totale aantal gedurende die rit ontvangen liters melk, zoals dat met behulp van de vloeistofmeetinstallatie op de desbetreffende rijdende melkontvangst werd vastgesteld.

  • 2.

    Bij gebruikmaking van een weegbrug wordt voor de bepaling van de omrekeningsfactor:

    • 1°.

      na beëindiging van een melkrit eerst het gewicht van de geladen rijdende melkontvangst vastgesteld, alvorens het gewicht van de lege rijdende melkontvangst te bepalen, of

    • 2°.

      voor aanvang van een melkrit het gewicht van de lege rijdende melkontvangst vastgesteld en na beëindiging van de melkrit het gewicht van de geladen rijdende melkontvangst bepaald en wordt bij de vaststelling van de omrekeningsfactor rekening gehouden met het verbruik van dieselolie door de rijdende melkontvangst. Hierbij wordt uitgegaan van een verbruik van 1 kg op 3 kilometer.

  • 3.

    Het gevonden getal wordt afgerond op de derde decimaal. De omrekeningsfactor voor de rijdende melkontvangst wordt vastgesteld op het getal dat resulteert uit deze afronding. Indien dat getal kleiner is dan 1,028 wordt een omrekeningsfactor van 1,028 gehanteerd.

B

Gebruik van meerdere rijdende melkontvangsten

  • 1.

    Indien de ontvanger van boerderijmelk gebruik maakt van twee of meer rijdende melkontvangsten wordt een uniforme omrekeningsfactor gebruikt per fabriek of per groep van fabrieken of per groep van ontvangers van boerderijmelk.

  • 2.

    Deze uniforme omrekeningsfactor wordt vastgesteld door de omrekeningsfactor van iedere in gebruik zijnde rijdende melkontvangst te bepalen op de wijze omschreven in onderdeel A. Het, op de in onderdeel A omschreven wijze, vastgestelde gewicht in kilogrammen van de melk ontvangen door rijdende melkontvangsten, waarvan de omrekeningsfactoren niet kleiner zijn dan 1,028 en niet groter dan 1,035, wordt gedeeld door de totale hoeveelheid door deze rijdende melkontvangsten ontvangen melk in liters.

  • 3.

    De op deze wijze vastgestelde uniforme omrekeningsfactor geldt voor alle in gebruik zijnde rijdende melkontvangsten, inclusief die rijdende melkontvangsten waarvan de omrekeningsfactoren kleiner zijn dan 1,028 of groter dan 1,035. De ontvanger van boerderijmelk draagt er zorg voor dat voor de weging van de rijdende melkontvangst ten behoeve van de vaststelling van de omrekeningsfactor een voor de desbetreffende ontvanger van boerderijmelk representatief aantal leveranties boerderijmelk wordt gehanteerd.

  • 4.

    De uniforme omrekeningsfactor wordt éénmaal per uitbetalingsperiode bepaald. Van elke in gebruik zijnde rijdende melkontvangst wordt de datum en het tijdstip waarop de vaststelling van de omrekeningsfactor plaatsvindt vastgelegd.