Compensatie, tegemoetkomingen, moratorium en brede ondersteuning
Afdeling
2.1
Compensatie en tegemoetkomingen gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag
Artikel
2.1
Compensatie en aanvullende compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag
1
De Belastingdienst/Toeslagen kent op aanvraag compensatie toe aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag, die schade heeft geleden, doordat ten aanzien van hem:
a.
voor 23 oktober 2019 bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Belastingdienst/Toeslagen; of
b.
de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang of de op die wetten berustende bepalingen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem.
2
De compensatie wordt niet toegekend indien de door de aanvrager van een kinderopvangtoeslag geleden schade is te wijten aan ernstige onregelmatigheden die aan hem toerekenbaar zijn.
3
Aan een aanvrager van compensatie die aannemelijk maakt dat en in welke mate de door hem werkelijk geleden schade overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht hoger is dan een bedrag als bedoeld in artikel 2.3, eerste tot en met zevende lid, wordt door de Belastingdienst/Toeslagen op aanvraag aanvullende compensatie voor de werkelijke schade toegekend.
4
Een aanvrager van een kinderopvangtoeslag als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, komt niet in aanmerking voor compensatie van schade met betrekking tot een berekeningsjaar waarover minder dan € 1.500 aan kinderopvangtoeslag is teruggevorderd of het recht op kinderopvangtoeslag met minder dan € 1.500 is verlaagd.
5
De compensatie en de aanvullende compensatie voor de werkelijke schade blijven achterwege voor zover op een andere wijze in een vergoeding of tegemoetkoming ter zake is voorzien of voor zover aan de aanvrager een O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, zoals dit luidde ten tijde van de aanvraag van de O/GS-tegemoetkoming, of als bedoeld in artikel 2.6 is toegekend.
Artikel
2.2
Componenten compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag
De compensatie bestaat uit:
a.
een bedrag vanwege een beschikking tot het verminderen of niet toekennen van een kinderopvangtoeslag of het beëindigen van voorschotverlening voor een kinderopvangtoeslag die een direct gevolg is van institutionele vooringenomenheid als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, of de hardheid, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, vermeerderd met een bedrag voor de rente die is begrepen in een beschikking tot terugvordering;
een rentevergoeding voor het niet uitgekeerde bedrag vanwege het verminderen of niet toekennen van de kinderopvangtoeslag of het beëindigen van de voorschotverlening kinderopvangtoeslag.
Artikel
2.3
Hoogte compensatie en aanvullende compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag
1
Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, is gelijk aan het bedrag dat als gevolg van de beschikking niet is toegekend of is teruggevorderd, vermeerderd met het bedrag van de rente die is begrepen in een beschikking tot terugvordering en verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met:
a.
een nog niet betaald bedrag van de terugvordering en van de rente; of
b.
een alsnog toegekende kinderopvangtoeslag of een verhoging daarvan met betrekking tot het berekeningsjaar waarop de compensatie betrekking heeft.
2
Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel b, is gelijk aan het bedrag van de bestuurlijke boete dat is betaald.
3
Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel c, is gelijk aan de som van 25% van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, zonder de verminderingen, en 25% van het bedrag van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel b.
4
Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel d, is ongeacht het aantal berekeningsjaren waarop de compensatie betrekking heeft, gelijk aan € 500 voor ieder half jaar dat is verstreken tussen de dagtekening van een eerste beschikking als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van compensatie, waarbij een deel van een half jaar naar boven wordt afgerond op een half jaar, met dien verstande dat het bedrag niet hoger is dan de som van de bedragen die overeenkomstig het eerste lid voor de berekeningsjaren zijn vastgesteld, zonder de verminderingen.
5
Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel e, is gelijk aan de kosten die door de Belastingdienst/Toeslagen in rekening zijn gebracht en zijn betaald voor invorderingshandelingen in verband met de beschikking, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, met inbegrip van betaalde invorderingsrente.
6
Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel f, is een forfaitair bedrag voor de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende en aan de belanghebbende in rekening gebrachte rechtsbijstand met betrekking tot een beschikking als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, dat is vastgesteld overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht, met wegingsfactor 2, waarbij wordt aangenomen dat er geen sprake is van samenhangende zaken, verminderd met een reeds toegekende of nog te toe te kennen proceskostenvergoeding.
7
Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel g, wordt berekend over het bedrag, bedoeld in het eerste lid, zonder de verminderingen, met overeenkomstige toepassing van artikel 27 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en verminderd met rente die is vergoed op grond van een alsnog toegekende kinderopvangtoeslag of een verhoging daarvan.
8
De bedragen, bedoeld in het eerste tot en met zevende lid, worden vermeerderd met 1%.
9
Het bedrag van de aanvullende compensatie voor de werkelijke schade is de aanvullende werkelijke schade, bedoeld in artikel 2.1, derde lid, vermeerderd met 1%.
Artikel
2.4
Herziening compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag
1
De Belastingdienst/Toeslagen kan een toegekende compensatie herzien indien de beschikking tot toekenning of herziening van de kinderopvangtoeslag alsnog op een hoger bedrag wordt vastgesteld dan waarvan is uitgegaan bij de berekening van de hoogte van de compensatie. De herziening bedraagt het hieruit voortvloeiende verschil, doch maximaal het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a.
2
Indien de compensatie een bedrag omvat voor in rekening gebrachte en betaalde of verrekende invorderingsrente of voor rente als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel g, wordt het bedrag van de compensatie verminderd met de rente die op basis van artikel 27 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt vergoed over de verhoging, bedoeld in het eerste lid, doch maximaal met het bedrag dat in de compensatie ter zake van de genoemde rentecomponenten is begrepen.
3
Indien de compensatie wordt herzien, kan het daaruit voortvloeiende terug te vorderen bedrag worden verrekend met het aan de aanvrager van kinderopvangtoeslag uit te betalen bedrag van de verhoging, bedoeld in het eerste lid, eerste zin.
4
Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de beschikking tot terugvordering of beschikking tot herziening van de terugvordering.
Artikel
2.5
Ambtshalve toekenning compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag
Indien aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag voor 26 januari 2021 bij beschikking een bedrag is toegekend op grond van artikel 49, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen of een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 onderzoekt de Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve of compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, na toepassing van artikel 2.1, vijfde lid, zou leiden tot toekenning van een aanvullend bedrag. Indien dit het geval is, wordt dit bedrag door de Belastingdienst/Toeslagen bij beschikking vastgesteld en uitbetaald.
Artikel
2.6
O/GS-tegemoetkoming en aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor aanvrager kinderopvangtoeslag
1
De Belastingdienst/Toeslagen kent aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag op aanvraag een O/GS-tegemoetkoming toe indien de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de daarop berustende bepalingen of de Wet kinderopvang bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard, omdat aan hem geen persoonlijke betalingsregeling is toegekend of een buitengerechtelijke schuldregeling is geweigerd vanwege de onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld van hemzelf of zijn partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering van de kinderopvangtoeslag.
2
De O/GS-tegemoetkoming bedraagt 30 procent van het bedrag van de terugvordering.
3
Aan een aanvrager van een O/GS-tegemoetkoming die aannemelijk maakt dat en in welke mate de door hem werkelijk geleden schade als gevolg van de onbillijkheden van overwegende aard, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht hoger is dan de O/GS-tegemoetkoming, wordt door de Belastingdienst/Toeslagen op aanvraag een aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade toegekend.
4
De O/GS-tegemoetkoming en de aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade blijven achterwege indien ten aanzien van de terugvordering recht bestaat op compensatie als bedoeld in artikel 2.1 over hetzelfde berekeningsjaar of voor zover op andere wijze in een vergoeding of tegemoetkoming ter zake is voorzien.
Artikel
2.7
Forfaitair bedrag voor aanvrager kinderopvangtoeslag
1
Aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel en daarvoor voor 1 januari 2024 een aanvraag heeft ingediend, kent de Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve eenmalig een forfaitair bedrag toe van € 30.000, met dien verstande dat dit bedrag wordt verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met de bedragen die de aanvrager op het moment van toekenning van het forfaitaire bedrag al op grond van een herstelmaatregel heeft ontvangen. Bij vermindering tot nihil vindt geen toekenning plaats.
2
Indien een aanvrager van een kinderopvangtoeslag gedurende een periode een partner had, zij beiden in aanmerking komen voor toepassing van een herstelmaatregel en ten minste een van hen in aanmerking komt voor een herstelmaatregel over een deel van die periode, wordt het forfaitaire bedrag alleen toegekend aan degene van wie de Belastingdienst/Toeslagen het recht op het forfaitaire bedrag het eerst heeft vastgesteld. Aan de ander wordt een bedrag van € 10.000 toegekend als diegene op het moment van het toekennen van het forfaitaire bedrag niet de partner is van degene aan wie het forfaitaire bedrag wordt toegekend, met dien verstande dat het bedrag van € 10.000 wordt verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met de bedragen die deze persoon op het moment van toekenning van dit bedrag al op grond van een herstelmaatregel heeft ontvangen. Bij vermindering tot nihil vindt geen toekenning plaats.
3
Indien een aanvrager van een kinderopvangtoeslag of de partner, bedoeld in het tweede lid, in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel over een deel van de periode, bedoeld in het tweede lid, en zij elkaars partners waren op het moment van het toekennen van het forfaitaire bedrag aan een van hen, wordt voor de toepassing van de artikelen 2.1, vijfde lid, en 2.6, vierde lid, aan ieder van hen een percentage van € 30.000 toegerekend, met een maximum van het uitbetaalde bedrag van de forfaitaire tegemoetkoming. Dit percentage wordt voor ieder van hen berekend door de som van de aan hem op grond van herstelmaatregelen toegekende bedragen, vóór toepassing van de in die artikelleden bedoelde verminderingen, te delen door de som van de aan hen beiden op grond van herstelregelmaatregelen toegekende bedragen, vóór toepassing van de in die artikelleden bedoelde verminderingen, met dien verstande dat bij de berekening van het percentage toegekende bedragen die compensatie of tegemoetkoming voor hogere werkelijke schade bieden, buiten beschouwing worden gelaten.
het verlagen of op nihil vaststellen van een terug te vorderen bedrag kinderopvangtoeslag in bijzondere omstandigheden vanwege de onevenredigheid van de nadelige gevolgen van een beschikking tot vaststelling of tot terugvordering kinderopvangtoeslag in verhouding tot de met die beschikking te dienen doelen;
e.
het vaststellen van het recht op kinderopvangtoeslag naar rato van het bedrag van de kosten van kinderopvang waarvan aannemelijk is dat het tijdig is betaald;
f.
herziening van een op 23 oktober 2019 onherroepelijk vaststaande beschikking tot terugvordering kinderopvangtoeslag, in bijzondere omstandigheden vanwege de onevenredigheid van de nadelige gevolgen van deze beschikking in verhouding tot de met de beschikking te dienen doelen; of
g.
herziening van een op 23 oktober 2019 onherroepelijk vaststaande beschikking tot toekenning kinderopvangtoeslag waarbij het recht op kinderopvangtoeslag wordt vastgesteld naar rato van het bedrag van de kosten van kinderopvang waarvan aannemelijk is dat het tijdig is betaald.
5
In afwijking van het vierde lid is geen sprake van een herstelmaatregel indien:
a.
een toekenning, verlaging of vaststelling op nihil, naar rato vaststelling of herziening als bedoeld in het vierde lid, onderdelen c tot en met g, betrekking heeft op een berekeningsjaar waarover minder dan € 1.500 aan kinderopvangtoeslag is teruggevorderd of het recht op kinderopvangtoeslag met minder dan € 1.500 is verlaagd; of
b.
een verlaging, vaststelling op nihil of naar rato vaststelling als bedoeld in het vierde lid, onderdelen d en e, van toepassing is op een beschikking met een oorspronkelijke dagtekening van na 22 oktober 2019.
Artikel
2.8
Incidentele noodvoorziening voor aanvrager kinderopvangtoeslag
1
De Belastingdienst/Toeslagen kan een incidentele noodvoorziening toekennen aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die zich in een acute financiële noodsituatie bevindt waardoor hij noodzakelijke uitgaven niet kan doen, indien hij een aanvraag heeft gedaan om toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 en de Belastingdienst/Toeslagen het forfaitaire bedrag, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, of de herstelmaatregel of een eerste betaling daarvan, niet op korte termijn aan de aanvrager kan toekennen.
2
Een aanvrager van een kinderopvangtoeslag komt niet in aanmerking voor een incidentele noodvoorziening indien hij geen recht had op een kinderopvangtoeslag en hij dit wist of redelijkerwijze behoorde te weten.
In bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen kan onder bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur te stellen regels op een voor 1 januari 2024 aan de Belastingdienst/Toeslagen gedaan verzoek van de belanghebbende een bijzondere tegemoetkoming worden toegekend indien sprake is van een schrijnend geval waarin toepassing van Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de daarop berustende bepalingen of de Wet kinderopvang bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot ernstige onbillijkheden van overwegende aard, die zich hebben voorgedaan bij een beschikking tot vaststelling of tot terugvordering inzake de kinderopvangtoeslag, dan wel bij het niet toekennen van een persoonlijke betalingsregeling vanwege de onterechte kwalificatie opzet of grove schuld van de belanghebbende of diens partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering inzake de kinderopvangtoeslag, welke onbillijkheden zodanig zijn dat het overduidelijk onredelijk is deze voor rekening van de belanghebbende te laten en waarvoor andere compensaties, herzieningen, hardheidstegemoetkomingen, O/GS-tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 2.6 of vergoedingen ter zake van die onbillijkheden niet voldoende zijn.
2
De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien binnen die termijn door of namens een van de Kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een van de Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld, wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.
Afdeling
2.2
Tegemoetkoming kind, pleegkind of voormalig pleegkind van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag of partner
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Afdeling
2.3
(Gereserveerd)
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Afdeling
2.4
Ondersteuning en vergoedingen voor gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en diens gezin woonachtig buiten nederland
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Afdeling
2.5
Tegemoetkomingen gedupeerde aanvrager huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget
Artikel
2.16
Tegemoetkoming voor aanvrager huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget vanwege institutionele vooringenomenheid
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
2.17
Tegemoetkoming voor aanvrager huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget vanwege onterechte kwalificatie opzet of grove schuld
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
2.18
Incidentele noodvoorziening voor aanvrager huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget
1
De Belastingdienst/Toeslagen kan een incidentele noodvoorziening toekennen aan een aanvrager van een huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget die zich in een acute financiële noodsituatie bevindt waardoor hij noodzakelijke uitgaven niet kan doen, indien:
a.
aannemelijk is dat de acute financiële noodsituatie mogelijk een gevolg is van:
1°.
institutionele vooringenomenheid van de Belastingdienst/Toeslagen die voor 23 oktober 2019 heeft plaatsgevonden tijdens een onderzoek van het Combiteam Aanpak Facilitators bij de uitvoering van de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget; of
2°.
het niet toekennen van een persoonlijke betalingsregeling of het weigeren van een buitengerechtelijke schuldregeling vanwege de onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld van hemzelf of zijn partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering van de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget; en
b.
hij zich kenbaar heeft gemaakt bij de Belastingdienst/Toeslagen als iemand die mogelijk aanspraak maakt op een tegemoetkoming als gevolg van een situatie als bedoeld in onderdeel a, onder 1° of 2°.
2.
Een aanvrager komt niet in aanmerking voor een incidentele noodvoorziening, indien hij geen recht heeft op de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget en hij dit wist of redelijkerwijze behoorde te weten.
Artikel
2.19
Vangnetbepaling bijzondere tegemoetkoming huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Afdeling
2.6
Moratorium
Artikel
2.20
Moratorium
1
Op het moment waarop aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag in de vorm van een forfaitair bedrag als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, een bedrag wordt uitgekeerd, gaat van rechtswege een afkoelingsperiode in voor een periode van een jaar.
2
Ten aanzien van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die voor 12 februari 2021 een aanvraag heeft ingediend om toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 geldt van rechtswege een afkoelingsperiode van 12 februari 2021 tot en met 1 mei 2021.
3
Tijdens de afkoelingsperiode kan elke bevoegdheid van een schuldeiser tot verhaal op de goederen van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag of diens partner en tot opeising van goederen die zich in de macht van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag of diens partner bevinden niet worden uitgeoefend, voor zover die bevoegdheid betrekking heeft op vorderingen die zijn ontstaan door een verzuim in de nakoming van een verbintenis door de aanvrager van een kinderopvangtoeslag of diens partner dat heeft plaatsgevonden vóór de afkoelingsperiode.
4
Tijdens de afkoelingsperiode is een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis door de aanvrager van een kinderopvangtoeslag of diens partner die heeft plaatsgevonden vóór de afkoelingsperiode geen grond voor wijziging van verbintenissen of verplichtingen jegens de schuldenaar, voor opschorting van de nakoming van een verbintenis jegens de schuldenaar of voor ontbinding van een met de schuldenaar gesloten overeenkomst.
5
Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een betalingsverplichting die voortvloeit uit een bestuursrechtelijke geldschuld als bedoeld in artikel 4:85 van de Algemene wet bestuursrecht, een administratiefrechtelijke afdoening op grond van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften, een publiekrechtelijke rechtshandeling of een uitspraak van een gerecht als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, het College van Beroep voor het bedrijfsleven of de Centrale Raad van Beroep.
Afdeling
2.7
Brede ondersteuning door gemeente voor gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en diens gezin
Artikel
2.21
Brede ondersteuning door gemeente voor gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en diens gezin
1
Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente kan aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die een aanvraag heeft ingediend tot toekenning van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 en ingezetene is van die gemeente, ten behoeve van hemzelf en zijn gezin als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c, van de Participatiewet, en een kind, een pleegkind of een voormalig pleegkind dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 brede ondersteuning bieden op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg.
2
Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente kan aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die een aanvraag heeft ingediend tot toekenning van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 en ingezetene is van een andere gemeente, in bijzondere omstandigheden en zo nodig in overleg met het college van die andere gemeente brede ondersteuning bieden ten behoeve van hemzelf of zijn gezin als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c, van de Participatiewet, en een kind een pleegkind of een voormalig pleegkind dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12.
3
Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente verleent de brede ondersteuning op basis van een plan van aanpak dat ziet op het kunnen maken van een nieuwe start in het kader van herstel dat is opgesteld met de aanvrager van de kinderopvangtoeslag, een kind, een pleegkind of een voormalig pleegkind dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12.
4
Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente kan de uitvoering van dit artikel, behoudens de vaststelling van de rechten en plichten van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag of een kind, een pleegkind of een voormalig pleegkind dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 en de daarvoor noodzakelijke beoordeling van zijn omstandigheden, door derden laten verrichten.
5
Indien de aanvraag tot toekenning van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 wordt afgewezen, beëindigt het college van burgemeester en wethouders de brede ondersteuning binnen 30 dagen nadat de Belastingdienst/Toeslagen het college van burgemeester en wethouders heeft geïnformeerd dat ten aanzien van de aanvrager van de kinderopvangtoeslag een afwijzende beschikking is gegeven.
6
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.
Hoofdstuk
3
Kwijtschelding bestuursrechtelijke schulden
Afdeling
3.1
Kwijtschelding bestuursrechtelijke schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en partner en compensatie
Artikel
3.1
Kwijtschelding schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en partner door Belastingdienst/Toeslagen
1
In afwijking van artikel 31bis van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen scheldt de Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve kwijt het voor 1 januari 2021 nog niet betaalde bedrag van de terugvordering van een toeslag die betrekking heeft op een berekeningsjaar van voor 2021, de met die terugvordering samenhangende rente, de met die terugvordering samenhangende kosten van invordering alsmede het bedrag van een met die terugvordering samenhangende bestuurlijke boete van:
a.
degene die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7;
b.
degene die op de peildatum de partner was van degene, bedoeld in onderdeel a; en
c.
degene die op 31 december 2020 de partner was van degene, bedoeld in onderdeel a, mits degene, bedoeld in onderdeel a, uiterlijk op 1 juni 2021 heeft verzocht om toepassing van de herstelmaatregel.
2
De peildatum is de datum waarop het forfaitaire bedrag, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, is uitbetaald aan degene, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a. Indien dit forfaitaire bedrag is verminderd tot nihil, is de peildatum de datum waarop aan diegene voor het eerst een bedrag is uitbetaald op grond van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7. Indien aan degene, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, slechts geen forfaitair bedrag is uitgekeerd vanwege de toepassing van artikel 2.7, tweede lid, eerste zin, is de peildatum de datum waarop het forfaitaire bedrag is uitbetaald aan degene aan wie het forfaitaire bedrag op grond van die zin wel is uitbetaald.
3
In afwijking van het eerste lid wordt het voor 1 januari 2021 nog niet betaalde bedrag van de terugvordering van een toeslag, die het gevolg is van een herzien voorschot, niet kwijtgescholden voor zover een over hetzelfde berekeningsjaar toegekend bedrag van die toeslag op enig moment:
a.
wordt verrekend met die terugvordering; of
b.
kon worden verrekend met die terugvordering indien in 2021 of later geen aflossing van die terugvordering had plaatsgevonden.
4
Indien het nog niet betaalde bedrag, bedoeld in het eerste lid, na 31 december 2020 is verminderd als gevolg van een aflossing of verrekening, niet zijnde een verrekening als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, betaalt de Belastingdienst/Toeslagen het bedrag van die vermindering, na aftrek van het bedrag dat op grond van het derde lid, aanhef en onderdeel b, niet in aanmerking komt voor kwijtschelding, uit aan degene, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, b of c.
5
Geen kwijtschelding wordt verleend wanneer het ontstaan of niet voldoen van de toeslagschuld het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van degene, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, b, of c.
Kwijtschelding schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en partner door Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
3.7
Kwijtschelding schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en partner door Sociale verzekeringsbank
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
3.8
Kwijtschelding schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en partner door college van burgemeester en wethouders met betrekking tot Participatiewet en enige andere wetten
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
3.9
Kwijtschelding schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en partner door Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met betrekking tot de Wet inburgering
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
3.10
Kwijtschelding schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en partner door CAK
1
Het CAK, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg, scheldt ambtshalve schulden kwijt die verband houden met de uitvoering van de wettelijke taken op het terrein van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister voor Langdurige Zorg en Sport, die betrekking hebben op de periode tot en met 31 december 2020 voor zover deze niet zijn voldaan, van een persoon als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid.
2
De kwijtschelding is tevens van toepassing op de met de schuld verband houdende verhogingen.
3
Indien de schuld na 31 december 2020 is verminderd als gevolg van een aflossing of verrekening restitueert het CAK het bedrag waarmee de schuld is verminderd.
4
Het CAK kan dit artikel buiten toepassing laten indien het CAK ten aanzien van een persoon als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, b, of c, aangifte heeft gedaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en diens schuld, bedoeld in het eerste lid, direct voortvloeit uit dat misdrijf of die persoon onherroepelijk is veroordeeld voor een zodanig misdrijf.
5
Bij ministeriële regeling kunnen door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport regels worden gesteld voor de uitvoering van dit artikel.
Kwijtschelding schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en partner door Wlz-uitvoerder
1
De Wlz-uitvoerder, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg, scheldt ambtshalve schulden kwijt die verband houden met de uitvoering van de wettelijke taken op het terrein van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister voor Langdurige Zorg en Sport, die betrekking hebben op de periode tot en met 31 december 2020 voor zover deze niet zijn voldaan, van een persoon als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid.
Kwijtschelding schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en partner door college van burgemeester en wethouders met betrekking tot Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
1
Het college, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet en artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, scheldt ambtshalve schulden kwijt die verband houden met de uitvoering van de wettelijke taken op het terrein van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister voor Langdurige Zorg en Sport, die betrekking hebben op de periode tot en met 31 december 2020 voor zover deze niet zijn voldaan, van een persoon als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid.
Compensatie voor afgeloste bestuursrechtelijke schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag
1
Onze Minister van Financiën verleent op aanvraag compensatie voor afgeloste bestuursrechtelijke schulden aan degene die voor 1 januari 2021 een bedrag heeft ontvangen op grond van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, als diegene tussen het moment van het ontvangen van dat bedrag en 1 januari 2021 een bedrag heeft afgelost aan bestuursrechtelijke schulden.
2
Het bedrag van de compensatie voor afgeloste bestuursrechtelijke schulden is gelijk aan het bedrag dat de aanvrager van kinderopvangtoeslag in de periode, bedoeld in het eerste lid, heeft afgelost aan bestuursrechtelijke schulden.
3
De som van de compensatie voor afgeloste bestuursrechtelijke schulden en de compensatie voor afgeloste geldschulden en kosten als bedoeld in artikel 4.3 is maximaal het bedrag dat de aanvrager van kinderopvangtoeslag ontvangen heeft op grond van een herstelmaatregel.
4
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een bestuursrechtelijke schuld verstaan een schuld die door een overheidsorganisatie zou zijn kwijtgescholden in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag indien deze schuld niet voor 1 januari 2021 zou zijn afgelost.
Artikel
3.14
Maximumbedrag kwijt te schelden zakelijke bestuursrechtelijke schulden
1
Bij de toepassing van de artikelen 3.6, vijfde lid, 3.8, vijfde lid, en 3.13 wordt de kwijt te schelden schuld of restitutie van de lening, bedoeld in de artikelen 3.6, vijfde lid, en 3.8, vijfde lid, en de compensatie voor afgeloste zakelijke bestuursrechtelijke schulden, bedoeld in artikel 3.13, vastgesteld op maximaal het bedrag dat de aanvrager nog kan ontvangen als de-minimissteun als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352), indien degene wiens schulden het betreft, wordt aangemerkt als ondernemer of, indien hij in staat van faillissement verkeert en voorafgaand aan het faillissement zou zijn aangemerkt als ondernemer.
2
De persoon, bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, verstrekt op verzoek van het college van burgemeester en wethouders de gegevens, inlichtingen en documenten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dit artikel.
Afdeling
3.2
(Gereserveerd)
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Hoofdstuk
4
Overneming en betaling privaatrechtelijke schulden
Afdeling
4.1
Overneming en betaling privaatrechtelijke schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en partner, compensatie en vergoeding
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Afdeling
4.2
Wettelijke schuldsanering en buitengerechtelijke schuldregeling gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag
Artikel
4.6
Betaling schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag in wettelijk schuldsaneringstraject
1
De Belastingdienst/Toeslagen betaalt op aanvraag de schulden van degene die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 op wie de schuldsaneringsregeling, bedoeld in titel III van de Faillissementswet, toepassing vindt die is ingegaan voor de dag waarop dit artikel in werking is getreden.
2
Het bedrag van de te betalen schulden is gelijk aan de som van het bedrag van de vorderingen op de lijst van erkende schuldeisers welke zijn geverifieerd overeenkomstig artikel 328 van de Faillissementswet.
3
Een schuld die voortvloeit uit een strafrechtelijke veroordeling ter zake van een misdrijf als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht dat in kracht van gewijsde is gegaan binnen vijf jaren voor de aanvang van de schuldsaneringsregeling, wordt niet betaald.
4
De aanvraag tot het geven van een beschikking tot betaling van de schulden geschiedt door de bewindvoerder, bedoeld in artikel 287, derde lid, van de Faillissementswet, bij de Belastingdienst/Toeslagen. De beschikking wordt bekendgemaakt aan de bewindvoerder en aan de belanghebbende.
5
De aanvraag bevat in ieder geval:
a.
het bedrag van de som van de vorderingen op de lijst van erkende schuldeisers, of het bedrag van de som van de vorderingen van alle bij de bewindvoerder bekende schuldeisers;
b.
een berekening van de vergoeding, bedoeld in het zesde lid; en
c.
de afschriften van de boedelrekening.
6
De Belastingdienst/Toeslagen betaalt aan de bewindvoerder een vergoeding ter grootte van het salaris vermeerderd met de door hem betaalde verschotten en kosten van publicaties, verminderd met eventueel verstrekte voorschotten of genoten vergoedingen. Het salaris wordt berekend overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens artikel 320, zesde lid, van de Faillissementswet waarbij ervan wordt uitgegaan dat de schuldsaneringsregeling ten minste drie jaren heeft geduurd. Het salaris wordt verhoogd met € 543 en de daarover verschuldigde omzetbelasting.
7
Nadat uitbetaling van de bedragen, bedoeld in het tweede en zesde lid, heeft plaatsgevonden, gaat de bewindvoerder niet over tot vereffening van de boedel als bedoeld in titel III, zevende afdeling, van de Faillissementswet en verzoekt hij de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen als bedoeld in artikel 350 van die wet. Deze beëindiging wordt aangemerkt als een beëindiging op grond van artikel 350, derde lid, onder a, van die wet. Artikel 320, derde lid, van die wet is niet van toepassing.
8
De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing indien op een aanvrager van een kinderopvangtoeslag als bedoeld in het eerste lid door heropening op grond van artikel 356, vierde lid, van de Faillissementswet, van de schuldsaneringsregeling, welke initieel is aangevangen voor de dag waarop dit artikel in werking is getreden, opnieuw de schuldsaneringsregeling van toepassing is.
Artikel
4.7
Betaling schulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag in buitengerechtelijke schuldregeling
1
De Belastingdienst/Toeslagen betaalt op aanvraag een bedrag ter grootte van de schulden, bedoeld in het tweede lid, van degene die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 en die:
a.
zich bevindt in een buitengerechtelijke schuldregeling die voor de dag waarop dit artikel in werking is getreden, is aangevangen in de vorm van schuldbemiddeling om niet als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het consumentenkrediet door de werkgever waarmee hij een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst heeft afgesloten, waarbij een buitengerechtelijk akkoord is getroffen met zijn schuldeisers; of
b.
zich bevindt in een buitengerechtelijke schuldregeling die voor de dag waarop dit artikel in werking is getreden, is aangevangen in de vorm van schuldbemiddeling door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdeel b of c, van de Wet op het consumentenkrediet, waarbij een buitengerechtelijk akkoord is getroffen met zijn schuldeisers; of
c.
zich bevindt in een buitengerechtelijke schuldregeling die voor de dag waarop dit artikel in werking is getreden, is aangevangen waarbij een saneringskrediet is verstrekt door een gemeentelijke kredietbank en waarbij een buitengerechtelijk akkoord is getroffen met zijn schuldeisers.
2
Het bedrag van de te betalen schulden is gelijk aan de som van de openstaande vorderingen, die onderdeel zijn van een buitengerechtelijke schuldregeling.
3
Een schuld die voortvloeit uit een strafrechtelijke veroordeling ter zake van een misdrijf als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht dat in kracht van gewijsde is gegaan binnen vijf jaren voor de aanvang van de buitengerechtelijke schuldregeling, of een veroordeling als bedoeld in artikel 358, vierde lid, van de Faillissementswet binnen vijf jaar voor de aanvang van de buitengerechtelijke schuldregeling wordt niet betaald.
4
De aanvraag tot het geven van een beschikking tot betaling van het bedrag aan te betalen schulden geschiedt door de werkgever of de persoon of instelling, bedoeld in het eerste lid, of de gemeentelijke kredietbank bij de Belastingdienst/Toeslagen. De beschikking wordt bekendgemaakt aan die werkgever, die persoon, die gemeentelijke kredietbank of die instelling en degene die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7.
5
De Belastingdienst/Toeslagen betaalt aan de werkgever of de persoon of instelling, bedoeld in het vierde lid, een vergoeding voor het opzetten en uitvoeren van de buitengerechtelijke schuldregeling en voor eventueel financieel beheer. De vergoeding bedraagt nooit meer dan het salaris van de bewindvoerder, bedoeld in artikel 4.6, zesde lid.
6
De aanvraag bevat in ieder geval:
a.
het bedrag van de vorderingen binnen de buitengerechtelijke schuldregeling; en
b.
een berekening van de vergoeding, bedoeld in het vijfde lid.
7
De werkgever, de persoon of de instelling gebruikt het aan hem uitbetaalde bedrag ter uitdeling aan de schuldeisers met wie het buitengerechtelijke akkoord is getroffen.
8
De gemeentelijke kredietbank gebruikt het aan hem uitbetaalde bedrag ter aflossing van het saneringskrediet.
Maximumbedrag over te nemen of te betalen zakelijke privaatrechtelijke schulden in geval van wettelijk schuldsaneringstraject of buitenrechtelijke schuldsanering
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Hoofdstuk
5
Commissies
Artikel
5.1
Oudercommissie
1
Bij ministeriële regeling stelt Onze Minister van Financiën een commissie in bestaande uit gedupeerde aanvragers van een kinderopvangtoeslag of hun partners.
2
De commissie heeft tot taak het gevraagd en ongevraagd adviseren van Onze Minister van Financiën over de uitvoering, de juridische aspecten en het beleid van en de communicatie over de hersteloperatie, gericht op het herstellen van de problemen met betrekking tot de kinderopvangtoeslag, mede naar aanleiding van het eindrapport van de Adviescommissie uitvoering Toeslagen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de commissie.
Artikel
5.2
Andere commissies
1
Bij ministeriële regeling stelt Onze Minister van Financiën commissies in met het oog op de uitvoering van de artikelen 2.1 tot en met 2.4.
2
De commissies hebben tot taak het dossier van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag dat door de Belastingdienst/Toeslagen aan hen is voorgelegd te voorzien van een advies over de toepassing van artikel 2.1 tot en met 2.4. De Belastingdienst/Toeslagen verstrekt daartoe aan de betrokken commissie een afschrift van de op de zaak betrekking hebbende gegevens, waaronder mede wordt begrepen de informatie die niet aan het dossier is toegevoegd, maar wel van invloed is geweest op de beoordeling of behandeling ervan.
3
De Belastingdienst/Toeslagen zendt de beschikking omtrent de toepassing van artikel 2.1 tot en met 2.4 aan de aanvrager van een kinderopvangtoeslag tezamen met het advies van de betrokken commissie en de gegevens die direct ten grondslag liggen aan de beschikking. Indien de beschikking in het nadeel van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag afwijkt van het advies van de commissie, wordt in de beschikking de reden voor die afwijking vermeld.
4
De Belastingdienst/Toeslagen verstrekt desgevraagd tevens het onderzoekdossier, inclusief die informatie die niet aan het dossier is toegevoegd, maar wel van invloed is geweest bij de beoordeling ervan, aan de aanvrager van een kinderopvangtoeslag.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de commissies.
Hoofdstuk
6
Bepalingen van procedurele aard; verkrijgen, gebruiken en verstrekken van gegevens
Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.13 of 2.14 wordt ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen binnen een jaar na de uiterste datum voor het doen van een aanvraag van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7. In afwijking van de eerste zin kan een aanvraag als bedoeld in artikel 2.13 worden ingediend tot een jaar na de dagtekening van de beschikking tot het toepassen van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, indien die beschikking een dagtekening heeft van na 1 januari 2024.
3
In afwijking van het eerste lid kan een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, 2.6, derde lid, 3.13, eerste lid, of 4.3, eerste lid, indien een beschikking tot toekenning van compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of van een O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, na 1 juli 2023 onherroepelijk vast komt te staan, nog tot zes maanden na de datum waarop die beschikking onherroepelijk vast komt te staan, worden ingediend.
4
In afwijking van het eerste lid kan een aanvraag als bedoeld in 4.1, eerste lid, 4.2, 4.4, eerste lid, 4.6, eerste lid, of 4.7, eerste lid, indien de eerste beschikking tot toekenning van compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of van een O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, na 1 juli 2023 onherroepelijk vast komt te staan, nog tot zes maanden na de datum waarop die beschikking onherroepelijk vast komt te staan, worden ingediend.
Artikel
6.2
Beslistermijnen bij beschikking op aanvraag
1
Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste of derde lid, 2.6, eerste of derde lid, 2.13 of 2.14 besluit de Belastingdienst/Toeslagen binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.
Alleen ten aanzien van de voorbereiding van een beschikking tot toekenning van compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of een O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, wordt een aanvraag tot toepassing van artikel 2.1 of 2.6 geacht te zijn gericht op de toepassing van beide artikelen tenzij uit de aanvraag het tegendeel blijkt.
Het tweede lid is niet van toepassing op een aanvraag van aanvullende compensatie voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, of van een aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.6, derde lid.
Artikel
6.4
Beslissing over tegemoetkoming kind, pleegkind of voormalig pleegkind
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
6.5
Beslistermijn vergoeding gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en diens gezin buiten Nederland
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
6.6
Beslistermijn kwijtschelding door Belastingdienst/Toeslagen
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
6.7
Vooraankondiging compensatiebedrag
1
Voorafgaande aan de beslissing op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, berekent de Belastingdienst/Toeslagen het voorlopige bedrag van de compensatie en informeert hij de aanvrager hierover schriftelijk door middel van een vooraankondiging.
2
De aanvrager kan binnen zes weken na de dagtekening van de vooraankondiging zijn zienswijze hierover naar voren brengen.
3
De Belastingdienst/Toeslagen stelt het bedrag van de compensatie vast na afloop van de termijn, bedoeld in het tweede lid.
Artikel
6.8
Wijze van uitbetalen
1
Uitbetaling van compensatie of aanvullende compensatie voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.1, een O/GS-tegemoetkoming of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.6, het forfaitaire bedrag, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, het bedrag van maximaal € 10.000, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, een incidentele noodvoorziening als bedoeld in artikel 2.8 of 2.18, een tegemoetkoming of vergoeding als bedoeld in artikel 2.15, tweede of derde lid, een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.16 of 2.17, compensatie voor afgeloste bestuursrechtelijke schulden als bedoeld in artikel 3.13 of compensatie voor afgeloste privaatrechtelijke geldschulden en kosten als bedoeld in artikel 4.3 vindt plaats op een daartoe door de rechthebbende bestemde bankrekening die op diens naam staat.
2
Uitbetaling van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.10, 2.11 of 2.14 vindt indien het kind, pleegkind of voormalige pleegkind meerderjarig is, plaats op een daartoe door hem bestemde bankrekening die op diens naam staat.
3
Uitbetaling van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.10, 2.11 of 2.14 vindt indien het kind, pleegkind of voormalige pleegkind minderjarig is, plaats op een bankrekening die daartoe is bestemd door diens wettelijke vertegenwoordiger en op naam staat van het kind, pleegkind of voormalige pleegkind.
4
Uitbetaling van een kostenvergoeding als bedoeld in artikel 4.4 vindt plaats op een daartoe door de curator of de bewindvoerder, bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, bestemde bankrekening.
5
Uitbetaling van een vergoeding als bedoeld in artikel 4.6, zesde lid, en betaling van de schulden, bedoeld in artikel 4.6, tweede lid, vindt plaats op een daartoe door de bewindvoerder, bedoeld in artikel 4.6, vierde lid, bestemde bankrekening.
6
Uitbetaling van een vergoeding als bedoeld in artikel 4.7, vijfde lid, en betaling van de schulden, bedoeld in 4.7, tweede lid, vindt plaats op een daartoe door de werkgever, de persoon, de instelling of de gemeentelijke kredietbank, bedoeld in artikel 4.7, eerste lid, bestemde bankrekening.
7
Een rechthebbende als bedoeld in het eerste lid, een kind, pleegkind of voormalig pleegkind als bedoeld in het tweede lid, een wettelijke vertegenwoordiger als bedoeld in het derde lid, een curator of bewindvoerder als bedoeld in het vierde lid, een bewindvoerder als bedoeld in het vijfde lid, of een werkgever, persoon, instelling of gemeentelijke kredietbank als bedoeld in het zesde lid kan niet meer dan één bankrekening bestemmen voor de uitbetaling.
8
Indien een rechthebbende als bedoeld in het eerste lid, een kind, pleegkind of voormalig pleegkind als bedoeld in het tweede lid, een wettelijke vertegenwoordiger als bedoeld in het derde lid, een curator of bewindvoerder als bedoeld in het vierde lid, een bewindvoerder als bedoeld in het vijfde lid, of een werkgever, persoon, instelling of gemeentelijke kredietbank als bedoeld in het zesde lid niet binnen een redelijke termijn een bankrekening heeft bestemd voor de uitbetaling, vindt de uitbetaling plaats op een bankrekening die op naam staat van de rechthebbende, het kind, pleegkind of voormalige pleegkind, de wettelijke vertegenwoordiger, de curator, de bewindvoerder onderscheidenlijk de werkgever, persoon, instelling of gemeentelijke kredietbank.
Artikel
6.9
Uitbetaling
1
Uitbetaling van het voorlopige bedrag van de compensatie, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, vindt plaats door de Belastingdienst/Toeslagen bij de bekendmaking van de vooraankondiging.
2
Uitbetaling van het bedrag van de compensatie, bedoeld in artikel 6.7, derde lid, vindt plaats door de Belastingdienst/Toeslagen bij de vaststelling dit bedrag, onder aftrek van het bedrag dat reeds bij de bekendmaking van de vooraankondiging is uitbetaald.
3
Uitbetaling van het forfaitaire bedrag, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, vindt plaats door de Belastingdienst/Toeslagen binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7.
4
Uitbetaling van het bedrag van maximaal € 10.000, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, vindt plaats door de Belastingdienst/Toeslagen binnen zes maanden na inwerkingtreding van dit lid of, indien dit later is, binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7.
5
Uitbetaling van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.10, 2.11 of 2.14 vindt plaats door de Belastingdienst/Toeslagen binnen vier weken nadat de beschikking tot toekenning is bekendgemaakt of, indien het kind, pleegkind of voormalig pleegkind dan wel, als hij minderjarig is, diens wettelijke vertegenwoordiger daarom heeft verzocht, op een latere datum, doch niet later dan 31 december 2025.
6
Uitbetaling van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.16 of 2.17 vindt plaats door de Belastingdienst/Toeslagen binnen vier weken nadat de beschikking tot toekenning is bekendgemaakt of, indien de rechthebbende daarom heeft verzocht, op een latere datum, doch niet later dan 31 december 2025.
7
Uitbetaling van een tegemoetkoming of vergoeding als bedoeld in artikel 2.15, tweede of derde lid, door Onze Minister van Financiën en uitbetaling door de Belastingdienst/Toeslagen van een vergoeding als bedoeld in artikel 4.6, zesde lid, of artikel 4.7, vijfde lid, en betaling van schulden als bedoeld in artikel 4.6, tweede lid, of 4.7, tweede lid, vindt plaats binnen vier weken nadat de beschikking tot toekenning is bekendgemaakt.
8
Een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.16 of 2.17 wordt niet betaald indien zij minder dan € 24 bedraagt.
Artikel
6.10
Terugvordering
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
6.10a
Bezwaartermijn
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
6.10b
Beroepstermijn
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Afdeling
6.2
Verkrijgen, gebruiken en verstrekken van gegevens
Artikel
6.11
Informatieverstrekking aan Belastingdienst/Toeslagen
1
Bij algemene maatregel van bestuur worden de lichamen, instellingen, diensten, rechtspersonen of personen aangewezen die gehouden zijn aan de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd kosteloos de gegevens en inlichtingen te verstrekken die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van de artikelen van de hoofdstukken 2, 3 en 4.
2
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de verstrekking van het burgerservicenummer van degene op wie de gegevens en inlichtingen betrekking hebben.
3
Aan een lichaam dat of een instelling, dienst, rechtspersoon of persoon die gegevens en inlichtingen heeft verstrekt, maar van oordeel is dat de verplichting daartoe onrechtmatig is opgelegd, kan op verzoek een vergoeding worden toegekend voor de kosten die rechtstreeks verband houden met de nakoming van de verplichting. De Belastingdienst/Toeslagen kent bij beschikking een redelijke kostenvergoeding toe in geval van een onrechtmatig opgelegde verplichting. Voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep wordt de rechtmatigheid van de opgelegde verplichting, bedoeld in het eerste lid, geacht deel uit te maken van het geschil in bezwaar en beroep tegen de beschikking tot toekenning van een kostenvergoeding.
4
Een schuldeiser met een opeisbare vordering of diegene die optreedt namens die schuldeiser kan de naam, de geboortedatum, de adresgegevens en, indien de schuldeiser het burgerservicenummer rechtmatig mag verwerken, het burgerservicenummer van een schuldenaar op wie de opeisbare vordering betrekking heeft en op wie de afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 2.20 mogelijk van toepassing is verstrekken aan de Belastingdienst/Toeslagen, zodat de Belastingdienst/Toeslagen aan de schuldeiser of degene die namens hem optreedt kan bevestigen of ten aanzien van die schuldenaar de afkoelingsperiode van toepassing is. De Belastingdienst/Toeslagen kan na de verstrekking van die gegevens de bevestiging van de afkoelingsperiode en de datum waarop de afkoelingsperiode is ingegaan verstrekken aan de schuldeiser of diegene die optreedt namens de schuldeiser.
5
Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van gegevensverstrekking door een gerechtsdeurwaarder, een gerecht als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de Centrale Raad van Beroep.
6
Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op gegevensverstrekking met betrekking tot een betalingsverplichting die voortvloeit uit een bestuursrechtelijke geldschuld als bedoeld in artikel 4:85 van de Algemene wet bestuursrecht, een administratiefrechtelijke afdoening op grond van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften, een publiekrechtelijke rechtshandeling of een uitspraak van een gerecht als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, het College van Beroep voor het bedrijfsleven of de Centrale Raad van Beroep.
7
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van het vierde lid.
8
De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Als binnen die twee weken door of namens een der Kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld, wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.
Artikel
6.12
Verstrekking burgerservicenummer en contactgegevens door Belastingdienst/Toeslagen
1
Indien een aanvrager van een kinderopvangtoeslag heeft verzocht om toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 en kenbaar heeft gemaakt in aanmerking te willen komen voor hulpverlening door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarvan die belanghebbende ingezetene is, kan de Belastingdienst/Toeslagen op verzoek van deze aanvrager het burgerservicenummer, de contactgegevens en informatie over de status van het verzoek om toepassing van een herstelmaatregel van die aanvrager en zijn gezin als bedoeld in artikel 4 van de Participatiewet verstrekken aan dat college van burgemeester en wethouders, om dat college in staat te stellen die belanghebbende een aanbod van hulpverlening te doen op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg.
2
Indien een aanvrager van een kinderopvangtoeslag heeft verzocht om compensatie of een tegemoetkoming als bedoeld in deze wet en kenbaar heeft gemaakt in aanmerking te willen komen voor hulpverlening van Stichting Slachtofferhulp Nederland, kan de Belastingdienst/Toeslagen op verzoek van die belanghebbende zijn burgerservicenummer, en contactgegevens verstrekken aan die stichting, om die stichting in staat te stellen die belanghebbende een aanbod voor hulpverlening te doen bij emotionele en psychische problematiek.
3
Bij de uitvoering van de artikelen in afdeling 2.2 worden door de Belastingdienst/Toeslagen gegevens van de ouder verwerkt.
4
De Belastingdienst/Toeslagen verstrekt aan Onze Minister van Financiën het burgerservicenummer en de contactgegevens van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag ten behoeve van de uitvoering van artikel 2.15.
5
De Belastingdienst/Toeslagen verstrekt aan Onze Minister van Financiën de gegevens en inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van de artikelen 3.13, 4.1 en 4.3.
6
Voor de toepassing van de artikelen 2.20, 3.1 tot en met 3.12, 4.1 en 4.7, vierde lid, kan de Belastingdienst/Toeslagen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Centraal Administratie Kantoor, de Dienst Uitvoering Onderwijs, de Sociale Verzekeringsbank, het Centraal Justitieel Incassobureau, het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de ontvanger, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990, gemeenten en waterschappen uit eigen beweging voor zover nodig, de naam, de geboortedatum, de adresgegevens, het burgerservicenummer en indien van toepassing de datum waarop een bedrag van in totaal ten minste € 30.000 in de vorm van een forfaitair bedrag als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, of op grond van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 is uitgekeerd, verstrekken:
a.
van degenen aan wie dit bedrag wordt uitgekeerd;
b.
van degenen op wie de afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 2.20 van toepassing is.
7
Indien een schuldeiser aan de Belastingdienst/Toeslagen bevestigt dat er in redelijkheid wordt gezocht naar een voor alle betrokken partijen passende oplossing voor de financiële situatie van degenen, bedoeld in het zesde lid, onderdelen a en b, kan de Belastingdienst/Toeslagen op verzoek van die schuldeiser gegevens verstrekken die noodzakelijk worden geacht voor de totstandkoming van die passende oplossing. De schuldeiser kan bij zijn verzoek aan de Belastingdienst/Toeslagen gegevens verstrekken die noodzakelijk worden geacht voor de totstandkoming van de passende oplossing.
8
De Belastingdienst/Toeslagen registreert welke gegevens van degenen, bedoeld in het zesde lid, onderdelen a en b, zijn verstrekt aan een schuldeiser, aan iemand die optreedt namens een schuldeiser, aan gerechtsdeurwaarders, aan een gerecht als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie, aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven of aan de Centrale Raad van Beroep.
9
De Belastingdienst/Toeslagen kan op diens verzoek en indien noodzakelijk ter ondersteuning van de uitvoering van artikel 6.14 aan het stelsel van kredietregistratie de naam, de geboortedatum en de adresgegevens verstrekken van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 of diens partner.
10
Het zesde tot en met achtste lid zijn van overeenkomstige toepassing op gegevensverstrekking met betrekking tot een betalingsverplichting die voortvloeit uit een bestuursrechtelijke geldschuld als bedoeld in artikel 4:85 van de Algemene wet bestuursrecht, een administratiefrechtelijke afdoening op grond van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften, een publiekrechtelijke rechtshandeling of een uitspraak van een gerecht als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, het College van Beroep voor het bedrijfsleven of de Centrale Raad van Beroep.
11
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van het eerste, en zesde tot en met achtste lid.
Artikel
6.13
Verwerking bijzondere categorieën persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
6.14
Verwijdering gegevens uit stelsel van kredietregistratie
Een registratie in een stelsel van kredietregistratie als bedoeld in artikel 4:32 van de Wet op het financieel toezicht in verband met een betalingsachterstand aangaande een overeenkomst met een aanvrager van een kinderopvangtoeslag of diens partner die in aanmerking komt voor een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 wordt door degene die deze heeft geregistreerd per omgaande verwijderd uit het stelsel van kredietregistratie, indien de betalingsachterstand is komen te vervallen.
Hoofdstuk
7
Specifieke uitkeringen
Artikel
7.1
Specifieke uitkering aan gemeenten door Minister van Financiën
Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen regels worden gesteld over een specifieke uitkering aan gemeenten ter bekostiging van door gemeenten te verlenen hulp aan gedupeerden en potentieel gedupeerden van het kinderopvangtoeslagstelsel op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg.
Artikel
7.2
Specifieke uitkering aan gemeenten door Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
7.3
Specifieke uitkering aan gemeenten door Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid
Beschikkingen ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor de werkelijke schade, O/GS-tegemoetkomingen, aanvullende O/GS-tegemoetkomingen voor de werkelijke schade of andere tegemoetkomingen of vergoedingen, ter zake van brede ondersteuning op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg aan gedupeerde aanvragers van een kinderopvangtoeslag, hun partners, kinderen en pleegkinderen van een van hen die woonachtig zijn buiten Nederland, kwijtschelding van bestuursrechtelijke schulden en betaling of overneming van privaatrechtelijke schulden die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen van afdeling 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 onderscheidenlijk 4.2, worden vanaf dat tijdstip aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens het artikel van afdeling 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 of 4.2 waarin de desbetreffende herstelregeling is opgenomen.