Wet van 6 november 1986, houdende intrekking van de Werkloosheidswet, invoering van een nieuwe Werkloosheidswet en een aantal andere wetten, alsmede de in het kader van die intrekking en invoering te treffen overgangsregelingen en de daarmee verband houdende wijzigingen van een aantal wetten en regelingen

Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen met betrekking tot de intrekking van de Werkloosheidswet, de invoering van de nieuwe Werkloosheidswet, de Toeslagenwet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet, houdende nadere wijziging van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (nadere regeling in verband met verminderde gelegenheid tot het verkrijgen van arbeid), de Wet, houdende wijziging van de Algemene Bijstandswet met betrekking tot de gelijke behandeling van mannen en vrouwen en gelijkstelling van niet gehuwde personen met gehuwden en de Wet, houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet (gelijkstelling niet-gehuwde personen met gehuwden of echtgenoten), alsmede regels te stellen met betrekking tot het in het kader van die intrekking en invoering noodzakelijke overgangsrecht, en voorts een aantal wetten en regelingen in verband daarmee aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

1a

Vervallen

Hoofdstuk

II

De Werkloosheidswetten

Afdeling

I

Algemene bepalingen

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

9

Onze Minister is bevoegd met betrekking tot deze afdeling nadere en zo nodig afwijkende regels te stellen.

Afdeling

II

Artikel

10

Afdeling

III

De voorwaarden voor het recht op uitkering

Artikel

12

Afdeling

IV

Het geldend maken van het recht op uitkering

Artikel

13

In afwijking van artikel 22 van de nieuwe Werkloosheidswet stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ambtshalve vast of de persoon, bedoeld in artikel 4, wiens recht op uitkering is geëindigd wegens het bereiken van de maximumuitkeringsduur op grond van de Werkloosheidswet of artikel 4, en de persoon, bedoeld in artikel 6, recht op uitkering op grond van de nieuwe Werkloosheidswet hebben.

Artikel

14

Afdeling

V

De betaling van de uitkering

Artikel

16

Indien aan een werknemer als bedoeld in artikel 5 of 6, uitkering op grond van de Wet Werkloosheidsvoorziening is toegekend over een periode, waarover recht op uitkering op grond van de nieuwe Werkloosheidswet bestaat, is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bevoegd de uitkering over die periode tot ten hoogste het bedrag van die toegekende uitkering, zonder machtiging van de werknemer, te betalen aan het betrokken gemeentebestuur.

Afdeling

VI

De duur van de uitkering

Artikel

17

Artikel

18

Indien het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet van de persoon, bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, door het verrichten van arbeid als werknemer is geëindigd en vervolgens na beëindiging van die arbeid op een tijdstip, gelegen binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de nieuwe Werkloosheidswet, recht op uitkering is ontstaan op grond van de nieuwe Werkloosheidswet, zonder dat aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 42, tweede lid, onderdeel a, van die wet wordt voldaan, wordt de duur van die uitkering voor zover de werknemer ter zake van het eerstbedoelde recht aan de in artikel 17, eerste en tweede lid, genoemde voorwaarden voldeed, verlengd met de duur, bedoeld in die leden.

Artikel

19

Indien het recht op uitkering op grond van de Wet Werkloosheidsvoorziening van de persoon, bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, door het verrichten van arbeid als werknemer geheel of gedeeltelijk is geëindigd en vervolgens na beëindiging van die arbeid op een tijdstip, gelegen binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de nieuwe Werkloosheidswet, recht op uitkering is ontstaan op grond van de nieuwe Werkloosheidswet, zonder dat aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 42, tweede lid, onderdeel a, van die wet wordt voldaan, wordt de duur van die uitkering verlengd met de duur van de uitkering op grond van de Wet Werkloosheidsvoorziening, die de werknemer als gevolg van de eindiging van het recht op uitkering op grond van de Wet Werkloosheidsvoorziening niet heeft ontvangen.

Artikel

21

Afdeling

VII

De hoogte van de uitkering

Artikel

22

Artikel

23

In afwijking van de op grond van artikel 12a van de Werkloosheidswet en artikel 5a van de Wet Werkloosheidsvoorziening gestelde regels wordt het dagloon, bedoeld in artikel 22, herzien overeenkomstig artikel 46 van de nieuwe Werkloosheidswet.

Artikel

24

Afdeling

VIII

Toekenning loonsuppletie bij werkaanvaarding tegen lager loon

Artikel

25

Vervallen

Afdeling

IX

De vrijwillige verzekering van uitkeringen bij werkloosheid

Artikel

26

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen laat, op zijn verzoek, tot de vrijwillige werkloosheidsverzekering, bedoeld in hoofdstuk III van de nieuwe Werkloosheidswet, toe de persoon, jonger dan 65 jaar, die op de dag, waarop de nieuwe Werkloosheidswet in werking treedt:

  • a.

    buiten Nederland woont en aldaar een dienstbetrekking vervult en wiens werkgever binnen Nederland woont of gevestigd is; of

  • b.

    Nederlander is en die werkzaamheden verricht in een ontwikkelingsland.

Artikel

27

Artikel

28

Met inachtneming van hetgeen in de Ziektewet met betrekking tot de vrijwillige verzekering op grond van die wet overigens is bepaald, laat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de persoon, bedoeld in artikel 26, die niet op grond van de Ziektewet is verzekerd, tegelijkertijd tot die verzekering toe.

Artikel

29

Met betrekking tot het recht op uitkering, bedoeld in artikel 15 van de nieuwe Werkloosheidswet en de duur van de uitkering, bedoeld in de artikelen 42 en 49 van de nieuwe Werkloosheidswet, van de persoon, bedoeld in artikel 26, worden van de periode voorafgaande aan de dag, waarop de nieuwe Werkloosheidswet in werking treedt slechts in aanmerking genomen de weken waarin hij:

  • a.

    arbeid heeft verricht als werknemer in de zin van de Werkloosheidswet;

  • b.

    arbeid heeft verricht in een arbeidsverhouding ter zake waarvan hem door het Rijk invaliditeitspensioen is verzekerd;

  • c.

    zijn militaire dienstplicht of in plaats daarvan vervangende dienst heeft vervuld;

  • d.

    arbeid heeft verricht als werknemer in de zin van de Wet Werkloosheidsvoorziening en voor werkzaamheden buiten Nederland is uitgezonden in het kader van ontwikkelingssamenwerking, of werkzaam is voor een volkenrechtelijke organisatie, waarvan Nederland lid is dan wel waarvan de werkzaamheden door Nederland worden ondersteund.

Afdeling

X

De uitvoeringsinstanties

Artikel

32

Afdeling

XI

Wijziging van de Wet Werkloosheidsvoorziening

Artikel

33

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Afdeling

XII

Slotbepalingen

Artikel

34

Artikel

35

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

36

Totdat het bij koninklijke boodschap van 4 mei 1983 ingediende voorstel van wet houdende algemene regeling van beslag op loon, sociale uitkeringen en andere periodieke betalingen (kamerstukken II, 1982/83, 17 897) tot wet is verheven en in werking is getreden, luiden artikel 40, eerste lid, van de nieuwe Werkloosheidswet, artikel 25, eerste lid, van de Toeslagenwet en artikel 25, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers als volgt:

  • 1.

    De uitkering is:

    • a.

      onvervreemdbaar;

    • b.

      niet vatbaar voor verpanding of belening;

    • c.

      behoudens voor zover dit dient tot verhaal van levensonderhoud waartoe de betrokkene volgens de wet is gehouden, niet vatbaar voor executoriaal of conservatoir beslag, noch voor faillissementsbeslag.

Artikel

37

Hoofdstuk

III

De arbeidsongeschiktheidswetten

Afdeling

I

Wijzigingen van wetten

Artikel

39

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

40

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

41

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

42

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Afdeling

II

Overgangsbepalingen

Artikel

43

Artikel

43a

Artikel

44

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Voor de toepassing van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, worden ten aanzien van de verzekerde, wiens arbeidsongeschiktheid is ingetreden voor de dag, waarop artikel 39 in werking treedt, de wijzigingen, vervat in de onderdelen C en D van dat artikel geacht niet te hebben plaatsgevonden.

Artikel

48

Artikel

49

De persoon ten aanzien van wie op de dag, voorafgaande aan die waarop artikel 39 in werking treedt, artikel 8 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet van toepassing is en over die dag recht heeft op een uitkering op grond van die wet, aan wie die uitkering als gevolg van artikel 39, onderdeel D tot en met F, niet meer wordt betaald, wordt voor de toepassing van de Toeslagenwet geacht een tot uitbetaling komende uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet te hebben, zolang die uitkering zou zijn betaald, indien artikel 39, onderdeel D tot en met F, niet in werking zou zijn getreden.

Artikel

50

Vervallen

Afdeling

III

Aanvullende uitkeringen

Artikel

51

In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder arbeidsongeschiktheidsuitkering een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of beide wetten.

Artikel

52

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

59

Onze Minister is bevoegd in verband met het recht op aanvullende uitkering nadere en zo nodig afwijkende regels te stellen met betrekking tot de voorwaarden, bedoeld in artikel 53, tweede lid.

Hoofdstuk

IV

De Ziektewet

Afdeling

I

Wijzigingen van de wet

Artikel

60

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

61

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Afdeling

II

Overgangsbepalingen

Artikel

62

De persoon, ten aanzien van wie op de dag, voorafgaande aan die waarop artikel 60 in werking treedt, op grond van artikel 17, eerste lid, van de Ziektewet het minimumdagloon in aanmerking werd genomen en die op de dag van inwerkingtreding van artikel 60 op grond van die bepaling voor het minimumdagloon in aanmerking zou zijn gekomen als artikel 17 van de Ziektewet niet was vervallen, wordt ten hoogste gedurende de eerste zes weken van de ongeschiktheid tot werken voor het minimumdagloon in aanmerking gebracht.

Artikel

63

Artikel

64

Voor de toepassing van de artikelen 62 en 63 wordt onder minimumdagloon verstaan, het minimumdagloon dat zou zijn vastgesteld als artikel 16 van de Ziektewet, zoals dat artikel luidde op de dag, voorafgaande aan die waarop artikel 60 in werking treedt, niet was vervallen.

Artikel

64a

Hoofdstuk

V

De Organisatiewet Sociale Verzekering

Afdeling

I

Wijzigingen van de wet

Artikel

65

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Afdeling

II

Overgangsbepalingen

Artikel

66

Artikel

67

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Hoofdstuk

VI

De Coördinatiewet Sociale Verzekering

Artikel

68

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Hoofdstuk

VII

De Algemene Bijstandswet

Afdeling

I

Wijziging van de wet

Artikel

69

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Afdeling

II

Wijziging van het Bijstandsbesluit Landelijke Normering

Artikel

70

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Afdeling

III

Wijziging van het Bijstandsbesluit Landelijke Draagkrachtcriteria

Artikel

71

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Afdeling

IV

Wijziging van het Bijstandsbesluit Krediethypotheek

Artikel

72

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Hoofdstuk

VIII

Overige wetten

Artikel

73

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

74

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

75

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

76

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

77

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

77a

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Hoofdstuk

IX

Slotbepalingen

Artikel

78

Artikel

79

Artikel

80

Hetgeen nog ter uitvoering van deze wet nodig is, wordt door Onze Minister geregeld.

Artikel

81

Artikel

82

Deze wet kan worden aangehaald onder de titel "Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid".

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L. de Graaf
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. de Koning
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes