Wet van 6 november 1986, tot verzekering van werknemers tegen geldelijke gevolgen van werkloosheid

Werkloosheidswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is opnieuw regels te stellen met betrekking tot de verzekering van werknemers tegen geldelijke gevolgen van werkloosheid, ter vervanging van de Werkloosheidswet (Stb. 1967, 421) en de Wet Werkloosheidsvoorziening (Stb. 1964, 485);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

§

1

Algemeen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel

2

Artikel

2a

Vervallen

§

2

De werknemer

Artikel

3

Artikel

3a

Zo nodig in afwijking van artikel 3 en de daarop berustende bepalingen:

  • a.

    wordt als werknemer beschouwd de persoon van wie de verzekering op grond van deze wet voortvloeit uit de toepassing van bepalingen van een verdrag of van een besluit van een volkenrechtelijke organisatie;

  • b.

    wordt niet als werknemer beschouwd de persoon op wie op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie de wetgeving van een andere mogendheid van toepassing is.

Artikel

4

Artikel

5

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld, op grond waarvan eveneens als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de persoon die:

  • a.

    als thuiswerker arbeid verricht;

  • b.

    de in onderdeel a bedoelde persoon als hulp bij het verrichten van de arbeid bijstaat;

  • c.

    als musicus of anderszins als artiest optreedt of als beroep een tak van sport beoefent; en

  • d.

    tegen beloning persoonlijk arbeid verricht en wiens arbeidsverhouding niet reeds op grond van dit artikel en de artikelen 3 en 4 als dienstbetrekking wordt beschouwd, doch hiermee maatschappelijk gelijk kan worden gesteld.

Artikel

6

Artikel

6a

Artikel

7

Artikel

8

§

3

De werkgever

Artikel

9

Werkgever is de natuurlijke persoon tot wie, of het lichaam tot welk een of meer natuurlijke personen in dienstbetrekking staan.

Artikel

10

Als werkgever wordt beschouwd:

  • a.

    in de gevallen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel:

    a en b: de aanbesteder;

    c en d: degene, met wie de overeenkomst tot bemiddeling is gesloten;

    f: de exploitant of mede-exploitant van het vaartuig;

    g: Onze Minister van Defensie of Onze Minister;

    h: de coöperatie.

  • b.

    in de gevallen, bedoeld in artikel 5, onderdeel:

    a: de opdrachtgever;

    b: de thuiswerker;

    c: degene, met wie het optreden of de sportbeoefening is overeengekomen;

    d: degene, die bij de in artikel 5 bedoelde algemene maatregel van bestuur als werkgever wordt aangewezen.

Artikel

11

Artikel

12

Onze Minister is bevoegd, in afwijking van de artikelen 9 en 10, andere dan de aldaar bedoelde personen of lichamen aan te wijzen als werkgever ten aanzien van de persoon die:

  • a.

    krachtens overeenkomst met een ander tegen beloning geregeld zijn bemiddeling verleent tot het tot stand komen van overeenkomsten tussen daartoe door hem te bezoeken personen en een opdrachtgever van die ander;

  • b.

    een thuiswerker als hulp bij het verrichten van de arbeid bijstaat;

  • c.

    als musicus of anderszins als artiest optreedt dan wel als beroep een tak van sport beoefent.

Artikel

13

De werkgever is verplicht de werknemer de gelegenheid te geven tot het uitoefenen van de hem op grond van deze wet of de daarop berustende bepalingen toegekende bevoegdheden en tot het nakomen van de hem op grond van deze wet of de daarop berustende bepalingen opgelegde verplichtingen, voor zover de uitoefening van die bevoegdheden en de nakoming van die verplichtingen niet buiten de arbeidstijd kan geschieden.

§

4

Het loon

Artikel

14

Hoofdstuk

IIA

De verplichte verzekering van loongerelateerde uitkering en vervolguitkering bij werkloosheid

Afdeling

I

Algemene bepalingen

§

1

De voorwaarden voor het recht op loongerelateerde uitkering en vervolguitkering

Artikel

15

Met inachtneming van de artikelen 16 tot en met 21 en de daarop berustende bepalingen heeft de werknemer die werkloos is recht op loongerelateerde uitkering en vervolguitkering.

Artikel

16

Artikel

17

Recht op uitkering ontstaat voor de werknemer indien hij

  • a.

    in 39 weken onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag van werkloosheid in ten minste 26 weken als werknemer arbeid heeft verricht;

    en

  • b.
    • 1°.

      aantoont in de periode van vijf kalenderjaren onmiddellijk voorafgaande aan het jaar waarin zijn eerste werkloosheidsdag is gelegen, in ten minste vier kalenderjaren over 52 of meer dagen per jaar loon te hebben ontvangen;

      of

    • 2°.

      onmiddellijk voorafgaande aan of op zijn eerste dag van werkloosheid recht heeft op een uitkering op grond van een wet als genoemd in artikel 19, eerste lid, onderdeel b, c, of d.

Artikel

17a

Artikel

17b

Artikel

17c

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

19a

Vervallen

Artikel

20

Artikel

21

§

2

Het geldend maken van het recht op loongerelateerde uitkering en vervolguitkering

Artikel

22

Artikel

22a

Artikel

22b

Artikel

23

Het recht op uitkering kan niet worden vastgesteld over perioden gelegen voor 26 weken voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag om een uitkering werd ingediend. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is bevoegd in bijzondere gevallen af te wijken van de eerste volzin.

Artikel

24

Artikel

25

De werknemer is verplicht aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mede te delen, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering, of op het bedrag van de uitkering dat aan de werknemer wordt betaald. Deze verplichting geldt niet, voor zover een recht op uitkering niet geldend kan worden gemaakt als gevolg van een blijvend gehele weigering.

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

27a

Artikel

27b

Artikel

27c

Artikel

27d

Artikel

27e

Artikel

27g

Artikel

28

Artikel

29

§

3

De betaling van de loongerelateerde uitkering en van de vervolguitkering

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

De uitkering die niet in ontvangst is genomen of is ingevorderd binnen drie maanden na de dag van betaalbaarstelling, wordt niet meer betaald. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is bevoegd in bijzondere gevallen ten gunste van de werknemer af te wijken van de in de eerste volzin genoemde drie maanden.

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

34a

Artikel

35

Indien de werkloze werknemer arbeid als werknemer gaat verrichten gedurende minder dan vijf en minder dan de helft van de arbeidsuren, bedoeld in artikel 16, wordt de uitkering verminderd met 70% van hetgeen hij met die arbeid verdient.

Artikel

35a

Indien de werknemer deelneemt aan een voor hem naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen noodzakelijke opleiding of scholing en het recht op uitkering op grond van artikel 76 blijft bestaan, worden op de uitkering geheel in mindering gebracht de inkomsten uit of in verband met de opleiding of scholing voor zover zij meer bedragen dan een nader door Onze Minister vast te stellen bedrag.

Artikel

35b

Artikel

35c

Indien tegelijkertijd recht bestaat op meerdere vervolguitkeringen, op meerdere kortdurende uitkeringen of op een of meer vervolguitkeringen in combinatie met een of meer kortdurende uitkeringen, en de som van de bedragen die aan deze uitkeringen zou moeten worden betaald groter is dan 70% van het minimumloon, wordt van elk van deze uitkeringen 70% van het minimumloon betaald, vermenigvuldigd met het aantal arbeidsuren terzake waarvan het betrokken recht bestaat gedeeld door het totaal aantal arbeidsuren terzake waarvan recht op vervolguitkering of kortdurende uitkering bestaat.

Artikel

36

Artikel

36a

Artikel

36b

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de artikelen 36 en 36a.

Artikel

37

Vervallen

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

39a

Vervallen

Artikel

40

Artikel

41

De uitkering wordt niet betaald indien deze per week doorgaans minder bedraagt dan een achtste deel van het minimumloon.

Artikel

41a

Vervallen

Afdeling

II

De loongerelateerde uitkering

§

1

De duur van de uitkering

Artikel

42

Artikel

43

§

2

De hoogte van de uitkering

Artikel

44

De uitkering op grond van deze afdeling wordt berekend naar het dagloon.

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Afdeling

III

De vervolguitkering

§

1

De duur van de uitkering

Artikel

48

De vervolguitkering gaat in zodra het einde van de duur van de loongerelateerde uitkering is bereikt.

Artikel

49

De duur van de vervolguitkering is voor de werknemer die op de eerste dag van werkloosheid:

jonger is dan 57,5 jaar, twee jaar;

57,5 jaar of ouder is, drieënhalf jaar.

Artikel

50

§

2

De hoogte van de uitkering

Artikel

51

Artikel

52

Hoofdstuk

IIB

De verplichte verzekering van kortdurende uitkering bij werkloosheid

Afdeling

I

Algemene bepalingen

§

1

De voorwaarden voor het recht op kortdurende uitkering

Artikel

52a

Met inachtneming van de artikelen 16 en 52b tot en met 52d en de daarop berustende bepalingen heeft de werknemer die werkloos is recht op kortdurende uitkering.

Artikel

52b

Artikel

52c

De artikelen 17a, 17c, 19, 20, en de daarop berustende bepalingen, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel

52d

§

2

Het geldend maken van het recht op kortdurende uitkering

Artikel

52e

De artikelen 22 tot en met 27g, 28, eerste en derde lid,,“lid,,” moet zijn “lid,”. en de daarop berustende bepalingen zijn van toepassing.

§

3

De betaling van de kortdurende uitkering

Afdeling

II

De duur van de kortdurende uitkering

Artikel

52g

De duur van de kortdurende uitkering is zes maanden, te rekenen vanaf de eerste dag waarop het recht op uitkering is ontstaan.

Artikel

52h

Afdeling

III

De hoogte van de kortdurende uitkering

Artikel

52i

Hoofdstuk

IIC

Artikel

52j

Vervallen

Hoofdstuk

III

De vrijwillige verzekering van uitkering bij werkloosheid

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

Toelating van een persoon tot de vrijwillige werkloosheidsverzekering vindt slechts plaats, indien hij zich tegelijkertijd vrijwillig verzekert op grond van de Ziektewet. De in de eerste zin opgenomen verplichting is niet van toepassing indien betrokkene bij ziekte, zwangerschap of bevalling, recht heeft op loon dan wel bezoldiging.

Artikel

56

De persoon die is toegelaten tot de vrijwillige werkloosheidsverzekering wordt voor de duur van die verzekering als werknemer beschouwd.

Artikel

56a

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beëindigt de vrijwillige werkloosheidsverzekering:

  • a.

    op verzoek van de vrijwillig verzekerde met ingang van een door hem te bepalen datum;

  • b.

    met ingang van de dag, waarop de termijn van vijf jaar, bedoeld in artikel 53, eerste lid, onderdeel a, is verstreken;

  • c.

    met ingang van de dag, waarop de werkzaamheden bedoeld in artikel 53, eerste en tweede lid worden beëindigd;

  • d.

    met ingang van de dag waarop de vrijwillig verzekerde verplicht verzekerd wordt ingevolge deze wet;

  • e.

    indien de verschuldigde premie over een periode van twee volle kalendermaanden niet, niet volledig of niet-tijdig is betaald; of

  • f.

    indien niet langer wordt voldaan aan andere vereisten voor toelating tot de vrijwillige verzekering, bedoeld in artikel 53, eerste lid.

Artikel

58

Artikel

59

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt nadere regels met betrekking tot de vrijwillige werkloosheidsverzekering. Deze regels bevatten in ieder geval bepalingen met betrekking tot:

  • a.

    de toelating tot de vrijwillige werkloosheidsverzekering;

  • b.

    het einde van de vrijwillige werkloosheidsverzekering;

  • c.

    de premie voor de vrijwillige werkloosheidsverzekering, en

  • d.

    het dagloon, bedoeld in artikel 58, eerste lid.

Artikel

60

Voor zover bij of krachtens dit hoofdstuk niet anders is bepaald, zijn de overige artikelen van deze wet en de daarop berustende bepalingen, voor zoveel nodig, van overeenkomstige toepassing op het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de betaling van de uitkering, de hoogte en de duur van de uitkering op grond van dit hoofdstuk.

Hoofdstuk

IV

Overneming van uit de dienstbetrekking voortvloeiende verplichtingen bij onmacht van de werkgever te betalen

Artikel

61

Artikel

62

Geen recht op uitkering op grond van dit hoofdstuk heeft de werknemer, wiens dienstbetrekking met de werkgever reeds was geëindigd voordat de werkgever kwam te verkeren in een toestand als bedoeld in artikel 61, eerste lid, tenzij:

  • a.

    een duidelijke samenhang bestaat tussen de omstandigheden die tot het eindigen van de dienstbetrekking leidden en de omstandigheden, die tot die toestand hebben geleid;

  • b.

    de werknemer een recht heeft op betaling van loon, vakantiegeld, vakantiebijslag of andere bedragen als bedoeld in artikel 61, eerste lid, dat geen verband houdt met een toestand als bedoeld in artikel 61, eerste lid, en dat niet geldend kan worden gemaakt uitsluitend wegens die toestand.

Artikel

63

Artikel

64

Het recht op uitkering op grond van dit hoofdstuk omvat:

  • a.

    het loon over ten hoogste 13 weken, onmiddellijk voorafgaande aan de dag van opzegging van de dienstbetrekking of, indien de dienstbetrekking niet of op een later dan het daarvoor redelijkerwijs in aanmerking komende moment is opgezegd, onmiddellijk voorafgaande aan de dag waarop de dienstbetrekking naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen redelijkerwijs had moeten worden opgezegd;

  • b.

    het loon over ten hoogste de voor de werknemer geldende termijn van opzegging of de termijn van opzegging, die zou hebben gegolden als deze termijn was aangevangen op de op grond van onderdeel a door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen vastgestelde dag, met dien verstande dat de krachtens artikel 40 van de Faillissementswet ten aanzien van de werknemer geldende termijn, zowel in als buiten faillissement, niet wordt overschreden;

  • c.

    het vakantiegeld, de vakantiebijslag en de bedragen, die de werkgever in verband met de dienstbetrekking met de werknemer aan derden verschuldigd is, over ten hoogste het jaar onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip waarop de in onderdeel b bedoelde termijn eindigt.

Artikel

65

Op de uitkering, bedoeld in artikel 64, worden geheel in mindering gebracht de inkomsten uit arbeid als werknemer en uit werkzaamheden als bedoeld in artikel 16, tweede lid, tweede volzin, alsmede inkomsten wegens loonderving over de in die onderdelen bedoelde periode, tenzij de werknemer deze inkomsten reeds ontving naast het loon uit de dienstbetrekking uit hoofde waarvan hij recht op uitkering op grond van dit hoofdstuk heeft.

Artikel

66

Artikel

67

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt:

  • a.

    onder loon verstaan: al hetgeen de werkgever in verband met de dienstbetrekking aan de werknemer rechtens verschuldigd is met uitzondering van vakantiegeld en vakantiebijslag;

  • b.

    onder vakantiegeld en vakantiebijslag ook verstaan: vakantiebonnen, vakantiezegels en andere dergelijke waardepapieren; en

  • c.

    onder werknemer ook verstaan: de persoon die uitsluitend omdat hij 65 jaar of ouder is niet als werknemer wordt beschouwd.

Artikel

68

Hoofdstuk

V

Vervallen.

Artikel

69

Vervallen

Artikel

70

Vervallen

Artikel

71

Vervallen

Hoofdstuk

VI

REÏNTEGRATIEMAATREGELEN

Artikel

72

Artikel

72a

Artikel

73

Artikel

74

Artikel

75

Onze Minister is bevoegd regels te stellen op grond waarvan, in bij die regels aan te geven gevallen en met inachtneming van bij die regels te stellen beperkingen, de werknemer bevoegd is deel te nemen aan een opleiding of scholing in dagonderwijs.

Artikel

76

Artikel 77

Vervallen

Artikel

78

De werknemer, ten aanzien van wie artikel 75, 76 of 77 wordt toegepast, wordt geacht werkloos te zijn en te blijven zolang die toepassing duurt.

Hoofdstuk

VII

Financiering

§

1

Het Algemeen Werkloosheidsfonds en de wachtgeldfondsen

Artikel

78a

Artikel

79

De financiële middelen tot dekking van de uitgaven ten laste van de wachtgeldfondsen en het Algemeen Werkloosheidsfonds, alsmede de financiële middelen voor het vormen en in stand houden van reserves voor bedoelde fondsen worden gevonden door het heffen van premie.

Artikel

80

De premie wordt onderscheiden in een deel dat ten gunste komt van het wachtgeldfonds dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voor de betrokken sector afzonderlijk administreert en een deel dat ten gunste komt van het Algemeen Werkloosheidsfonds.

Artikel

81

Artikel

82

Artikel

82a

Artikel

83

Artikel

84

De maatstaf voor de heffing van de premies is het loon, over het tijdvak, waarover dat loon wordt betaald.

Artikel

85

Artikel

86

Artikel

87

Gereserveerd.

Artikel

88

Gereserveerd.

Artikel

89

Ten gunste van een wachtgeldfonds komen:

  • a.

    de premies op grond van het bepaalde bij of krachtens artikel 85, met uitzondering van de premies die op grond van het derde en het vijfde lid van dat artikel ten gunste komen van het Algemeen Werkloosheidsfonds;

  • b.

    de bedragen, die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ontvangt door de toepassing van artikel 36 voor zover deze bedragen betrekking hebben op uitkeringen die ten laste van dat fonds zijn gebracht;

  • c.

    de bedragen, die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 93, onderdeel d, ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds brengt;

  • d.

    vervallen;

  • e.

    de bedragen die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ontvangt door toepassing van artikel 27a;

  • f.

    de bedragen die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ontvangt door toepassing van artikel 38, vierde lid, van de Ziektewet;

  • g.

    de bijdragen van de werkgever of werknemer in de kosten van het onderzoek, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdelen e, f en g, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • h.

    de bedragen die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ontvangt door toepassing van artikel 45a van de Ziektewet, voor zover deze verband houden met op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c, van de Ziektewet te betalen uitkeringen.

Artikel

90

Artikel

91

Vervallen

Artikel

92

Ten gunste van het Algemeen Werkloosheidsfonds komen:

Artikel

93

Ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds komen:

  • a.

    de op grond van deze wet te betalen uitkeringen, met uitzondering van de uitkeringen, bedoeld in artikel 90, eerste lid;

  • b.

    de op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel d, e, en f, en artikel 70 van de Ziektewet te betalen uitkeringen;

  • c.

    de uitvoeringskosten, voorzover deze betrekking hebben op de in de onderdelen a en b bedoelde uitkeringen;

  • d.

    de op grond van enige wet over de uitkeringen, bedoeld in onderdeel a en b, door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verschuldigde premies die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht;

  • e.

    de bedragen, die op grond van artikel 90, vierde lid, door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds zijn gebracht;

  • f.

    de subsidies op grond van de Wet tijdelijke bijdrage herstructurering arbeidsvoorziening havens;

  • g.

    de premies voor de betaling waarvan aan werkgevers op grond van artikel 5 van de Wet premieregime bij marginale arbeid vrijstelling is verleend, voorzover deze niet ten laste komen van een wachtgeldfonds;

  • h.

    het op grond van artikel 42 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten aan het Reïntegratiefonds af te dragen bedrag;

  • i.

    de financiële tegemoetkomingen op grond van hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg en de daaraan verbonden uitvoeringskosten, met uitzondering van hetgeen op grond van artikel 97f ten laste komt van het Uitvoeringsfonds voor de overheid;

  • j.

    de financiering van, en de tegemoetkoming in de kosten van, kinderopvang, bedoeld in artikel 74, en de daaraan verbonden uitvoeringskosten, met uitzondering van hetgeen op grond van artikel 97f ten laste komt van het Uitvoeringsfonds voor de overheid.

  • j.

    abusievelijk is door Stb. 2001/568 een tweede onderdeel j toegevoegd. de op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg te betalen uitkeringen en de daaraan verbonden uitvoeringskosten, met uitzondering van hetgeen op grond van artikel 97f, onderdeel o, ten laste komt van het Uitvoeringsfonds voor de overheid.

Artikel 93a

Vervallen

Artikel

93b

Artikel

94

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt elk jaar voor elk wachtgeldfonds afzonderlijk een maximum vast dat in een boekjaar op grond van artikel 90 ten laste van dat wachtgeldfonds komt. Voor het vaststellen van het maximum blijven de premies ten laste van een wachtgeldfonds op grond van artikel 90, eerste lid, onderdeel h, buiten beschouwing. Voor het vaststellen van het maximum blijven de bedragen ten laste van een wachtgeldfonds op grond van artikel 90, eerste lid, onderdeel c, buiten beschouwing. Voor de toepassing van de eerste volzin blijven de lasten, die op grond van artikel 90, vierde lid, bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds in rekening worden gebracht, buiten beschouwing.

Artikel

95

Artikel

96

Vervallen

Artikel

97

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan regels stellen omtrent de verrekening tussen het Algemeen Werkloosheidsfonds en de wachtgeldfondsen enerzijds en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen anderzijds van ontvangen premies en overige ontvangsten enerzijds en van verstrekte uitkeringen en gemaakte kosten anderzijds.

§

2

Het Uitvoeringsfonds voor de overheid

Artikel

97a

De middelen tot dekking van de uitgaven van het Uitvoeringsfonds voor de overheid, alsmede de middelen benodigd voor het vormen en in stand houden van een reserve in dat fonds, worden gevonden door het in rekening brengen van de uitgaven, bedoeld in artikel 97b, eerste lid, bij de overheidswerkgevers en door het heffen van premie.

Artikel

97b

Artikel

97c

Artikel

97d

Artikel

97e

Ten gunste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid komen:

  • a.

    de bedragen die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ontvangt door de toepassing van artikel 97b;

  • b.

    de premies op grond van artikel 97c;

  • c.

    de premies op grond van artikel 97d, tweede en vierde lid;

  • d.

    de bedragen die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ontvangt door de toepassing van de artikelen 27a en 36, voorzover deze bedragen betrekking hebben op uitkeringen, die ten laste van dat fonds zijn gebracht;

  • e.

    de bedragen die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ontvangt door de uitoefening van zijn bevoegdheid op grond van artikel 66 indien de in dat artikel bedoelde werkgever een overheidswerkgever is;

  • f.

    de bedragen die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ontvangt door de toepassing van artikel 45a van de Ziektewet, voorzover deze bedragen betrekking hebben op uitkeringen, die ten laste van dat fonds zijn gebracht;

  • g.

    vervallen;

  • h.

    de bedragen die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ontvangt door toepassing van artikel 38, vierde lid, van de Ziektewet, indien de in dat artikel bedoelde werkgever een overheidswerkgever is;

  • i.

    de bijdragen van de overheidswerkgever of overheidswerknemer in de kosten van het onderzoek, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdelen e, f en g, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • j.

    de bedragen die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ontvangt door de toepassing van de artikelen 7:11, derde lid, en 7:13 van de Wet arbeid en zorg, voorzover deze bedragen betrekking hebben op tegemoetkomingen, die ten laste van dat fonds zijn gebracht.

Artikel

97f

Ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid komen:

Artikel

97g

Artikel

97h

Artikel

97i

Bij regeling van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan een bedrag worden vastgesteld dat, in verband met de toepassing van de artikelen 85, derde en vijfde lid, 86, eerste lid, en 97d, tweede lid, op uitkeringen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, volgens een bij die regeling te bepalen verdeling wordt afgedragen aan het Uitvoeringsfonds voor de overheid dan wel de wachtgeldfondsen en het Algemeen Werkloosheidsfonds.

Artikel

97j

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan regels stellen omtrent de verrekening tussen het Uitvoeringsfonds voor de overheid enerzijds en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen anderzijds van ontvangen premies en overige ontvangsten enerzijds en van verstrekte uitkeringen en gemaakte kosten anderzijds.

§

3

Sectorindeling.

Artikel

97k

Artikel

97l

Artikel

97m

Artikel

97n

Hoofdstuk

VIII

De uitvoeringsorganisatie

Artikel

98

In de uitvoering van deze wet wordt voorzien door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel

99

De werknemer is verzekerd bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel

100

Vervallen

Artikel

101

Artikel

102

Artikel

103

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beheert en administreert afzonderlijk de in artikel 92 bedoelde middelen tot dekking van de uitgaven en de uitgaven, bedoeld in de artikelen 93 en 95 in de vorm van een Algemeen Werkloosheidsfonds dat deel uitmaakt van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel

104

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beheert en administreert afzonderlijk de in artikel 97e bedoelde middelen tot dekking van de uitgaven en de uitgaven, bedoeld in de artikelen 97f, 97g en 97h in de vorm van een Uitvoeringsfonds voor de overheid dat deel uitmaakt van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel

105

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan, zo dikwijls het zulks nodig oordeelt, degene met betrekking tot wie premiekorting als bedoeld in artikel 82, tweede, derde of vierde lid, 82a of 97c, zesde, zevende of achtste lid, wordt toegekend of wordt overwogen te worden toegekend, oproepen of doen oproepen en op een door of vanwege het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te bepalen plaats ondervragen of doen ondervragen.

Artikel

106

Vervallen

Artikel

107

Vervallen

Artikel

108

Vervallen

Artikel

109

Vervallen

Artikel

110

Vervallen

Hoofdstuk

IX

Bepalingen van procedurele aard

Artikel

111

Tussen Onze Minister en Onze Minister van Financiën dient overeenstemming te bestaan omtrent te stellen regels als bedoeld in artikel 12.

Artikel

113

Vervallen

Artikel

114

Vervallen

Artikel

114a

Vervallen

Artikel

115

Vervallen

Artikel

116

Artikel

117

Vervallen

Artikel

118

Vervallen

Artikel

119

Vervallen

Artikel

120

Vervallen

Artikel

121

Vervallen

Artikel

122

Vervallen

Artikel

123

Vervallen

Artikel

124

Vervallen

Artikel

125

Het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 7 wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

Artikel

126

Een voordracht tot een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 7 wordt niet gedaan dan nadat twee maanden na de in artikel 125 bedoelde mededeling zijn verstreken. Gelijktijdig met de mededeling wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Binnen 30 dagen na de overlegging kan door een der kamers of door tenminste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen worden gegeven dat het in de maatregel geregelde onderwerp bij wet wordt geregeld. Alsdan wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.

Hoofdstuk

X

Bezwaar, administratief beroep en beroep bij de Centrale Raad van Beroep

Artikel

127

Artikel

127a

Artikel

127b

Artikel

129a

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de behandeling van bezwaarschriften tegen besluiten, waaraan een medische of arbeidskundige beoordeling ten grondslag ligt.

Artikel

129b

Het bezwaar of beroep van een werkgever tegen het verhaal, bedoeld in artikel 97b, eerste lid, kan niet zijn gegrond op de grief dat de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld.

Artikel

129d

Tegen een besluit op grond van artikel 97k, 97l, 97m of 97n kan een belanghebbende beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Hoofdstuk

XA

Experimenten

Artikel

130

Artikel

130a

Artikel

130b

Artikel

130c

Artikel

130d

Artikel

130e

Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van dit hoofdstuk in de praktijk.

Artikel

130f

De voordracht voor een krachtens dit hoofdstuk vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

Hoofdstuk

XB

Overgangsbepalingen

Artikel

130g

Hoofdstuk

XI

Straf- en slotbepalingen

Artikel

131

Artikel

132

Overtreding van bepalingen van een op grond van deze wet uitgevaardigde algemene maatregel van bestuur, voor zover uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin van dit artikel aangeduid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

133

Vervallen

Artikel

134

Vervallen

Artikel

135

De in de artikelen 131 en 132 omschreven strafbare feiten zijn overtredingen.

Artikel

135a

Het recht tot strafvordering vervalt indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de werknemer ter zake van hetzelfde feit reeds een boete heeft opgelegd.

Artikel

136

Deze wet treedt in werking op een bij of krachtens wet te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L. de Graaf
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. de Koning
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes