Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990

De staatssecretaris van Financiën,
Gelet op de artikelen 5, 31, 35, vijfde lid, 43, 53, derde lid, en 62, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221), alsmede artikel 26 van de Invorderingswet 1990artikel 300 van de gemeentewet (Stb. 1931, 89), artikel 29 van de Bevoegdhedenwet waterschappen (Stb. 1978, 285), artikel 13, veertiende lid, onderdeel a, van de Meststoffenwet (Stb. 1986, 598), artikel 61s, derde lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne (Stb. 1988, 133) en artikel 23, vierde lid, onderdeel a, van het Uitvoeringsbesluit verontreiniging rijkswateren (Stb. 1985, 377),

Besluit:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1a

Op het bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie inzake een in deze regeling als voor bezwaar vatbaar aangeduide beschikking is hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘inspecteur’ wordt gelezen ‘ontvanger’.

Artikel

1b

Artikel

1c

De ontvanger maakt een ingevolge deze regeling ten aanzien van een belastingschuldige genomen beschikking aan deze bekend door uitreiking of toezending van een gedagtekende kennisgeving terzake.

Hoofdstuk

Ibis

Gerechtelijke bewaring van roerende zaken

Hoofdstuk

IA

Betalingsvordering en overheidsvordering

Afdeling

1

Algemene bepalingen

Artikel

1ca

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    betalingsvordering: vordering van de ontvanger als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet jegens een betaaldienstverlener op wie de belastingschuldige een vordering heeft of uit een reeds bestaande rechtsverhouding zal verkrijgen;

  • b.

    overheidsvordering: vordering als bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de wet;

  • c.

    Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

  • d.

    betaaldienstverlener: betaaldienstverlener als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

  • e.

    betaalrekening: rekening bestemd voor het betalingsverkeer en ten aanzien waarvan opdrachten tot automatische afschrijving kunnen worden gedaan;

  • f.

    deelvordering: vordering als bedoeld in artikel 1ce, derde lid;

  • g.

    uitvoeringsdatum: datum, waarop de overheidsvordering wordt uitgevoerd door de betaaldienstverlener, waar de belastingschuldige een rekening houdt. Deze datum wordt bepaald door de ontvanger bij het doen van de overheidsvordering;

  • h.

    bestedingsruimte: saldo op een rekening vermeerderd met het maximale debetsaldo op die rekening dat is toegestaan op grond van een overeenkomst inzake krediet die tussen de betaaldienstverlener en de belastingschuldige is gesloten.

Afdeling

1a

Betalingsvordering

Artikel

1cbis.1

Artikel

1cbis.2

Artikel

1cbis.3

Artikel

1cbis.4

Afdeling

2

Overeenkomst overheidsvordering

Artikel

1cb

Onze Minister sluit een overeenkomst inzake de overheidsvordering met de bank waar de rekening wordt gehouden waarop de bedragen ingevorderd op grond van artikel 19, vierde lid, van de wet worden overgemaakt. De overeenkomst bevat in ieder geval de bepalingen die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

Afdeling

3

Uitvoering overheidsvordering

Artikel

1cc

De overheidsvordering wordt gedaan op een betaalrekening die op naam of mede op naam staat van de belastingschuldige.

Artikel

1cd

De beschikking, bedoeld in artikel 19, vijfde lid, van de wet, wordt elektronisch bekend gemaakt aan de betaaldienstverlener, waar de belastingschuldige een betaalrekening houdt. De overheidsvordering wordt uitsluitend uitgevoerd volgens de Europese systematiek van automatische afschrijving.

Artikel

1ce

Artikel

1cf

Afdeling

4

Overheidsvordering en informatievoorziening aan belastingschuldige

Artikel

1cg

De betaaldienstverlener, waar de belastingschuldige een betaalrekening houdt, vermeldt op het papieren of elektronische afschrift van de af- of terugboeking op de betaalrekening van de belastingschuldige, de door de ontvanger bij het doen van de overheidsvordering geleverde gegevens.

Artikel

1ch

De ontvanger informeert de belastingschuldige schriftelijk over de op zijn betaalrekening uitgevoerde overheidsvordering of, indien deze is gesplitst, deelvordering binnen zeven dagen nadat de termijn, genoemd in artikel 1cf, eerste lid, tweede volzin, is verstreken.

Hoofdstuk

IAa

Mededelingsplicht bodemzaken

Artikel

1ci

De mededeling, bedoeld in artikel 22bis, tweede en derde lid, van de wet, geschiedt door het invullen van het daartoe langs elektronische weg ter beschikking gestelde modelformulier en het per post aan de ontvanger toezenden van het ingevulde modelformulier.

Hoofdstuk

IB

Uitstel van betaling, gespreide betaling en kwijtschelding van inkomstenbelasting

Afdeling

1

Uitstel van betaling van inkomstenbelasting ter zake van stakingswinst die bestemd is voor herinvestering in een andere onderneming

Artikel

1d

Afdeling

2

Uitstel van betaling en kwijtschelding van inkomstenbelasting inzake pensioen- en lijfrenteaanspraken

Artikel

1e

Artikel

1f

Afdeling

3

Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake kapitaalverzekering eigen woning

Artikel

1g

Vervallen

Artikel

1h

Vervallen

Afdeling

4

Uitstel van betaling, gespreide betaling en kwijtschelding van inkomstenbelasting inzake winst uit aanmerkelijk belang

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

3a

Artikel

4

Afdeling

5

Gespreide betaling van inkomstenbelasting wegens beëindiging van een terbeschikkingstelling van een zaak

Artikel

4a

Afdeling

6

Gespreide betaling van inkomstenbelasting inzake staking en overbrenging van de ondernemingswoning naar het privé vermogen

Artikel

5

Afdeling

7

Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake winst bij staking door overlijden

Artikel

5a

Afdeling

8

Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake winst behaald door overdracht onderneming aan een natuurlijke persoon die overdrachtsprijs schuldig is gebleven

Artikel

5b

Hoofdstuk

IC

Uitstel van betaling van schenk- of erfbelasting

Afdeling

1

Uitstel van betaling van schenk- of erfbelasting bij bedrijfsopvolging

Artikel

6

Vervallen

Artikel

6a

Artikel

6b

Afdeling

2

Uitstel van betaling van erfbelasting ter zake van de verkrijging van de blote eigendom van een woning, bedoeld in artikel 35 g van de Succesiewet 1956

Hoofdstuk

ID

Uitstel van betaling van exitheffingen

Artikel

6d

Artikel

6da

Hoofdstuk

IE

Uitstel van betaling van rijksbelastingen en toeslagen in de privésfeer

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

IF

Uitstel van betaling bij schrijnende gevallen

Artikel

6g

Hoofdstuk

II

Kwijtschelding in andere gevallen en ontslag van betalingsverplichting

Afdeling

1

Algemeen

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Afdeling

2

Kwijtschelding van rijksbelastingen in de privé-sfeer

Artikel

10

Deze afdeling heeft betrekking op kwijtschelding van inkomstenbelasting verschuldigd door natuurlijke personen die geen bedrijf of niet zelfstandig een beroep uitoefenen, van loonbelasting verschuldigd door werknemers alsmede van erfbelasting, schenkbelasting, recht van overgang en belastingen van rechtsverkeer verschuldigd door natuurlijke personen.

Artikel

11

Kwijtschelding wordt verleend voor:

  • a.

    het gehele op de belastingaanslag openstaande bedrag indien geen vermogen en geen betalingscapaciteit aanwezig is;

  • b.

    het openstaande bedrag van de belastingaanslag dat resteert nadat:

    • 1°.

      het aanwezige vermogen is aangewend ter voldoening van de belastingaanslag;

    • 2°.

      ten minste 80 percent van de betalingscapaciteit is aangewend;

      een en ander onverminderd het bepaalde in artikel 8 en artikel 18.

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Vervallen

Artikel

18

Geen kwijtschelding wordt verleend ten belope van het bedrag van de te betalen belasting waarop het verzoek betrekking heeft waarvan aannemelijk is dat dit bedrag kan worden voldaan omdat:

  • a.

    binnen twee jaren na het verzoek als gevolg van sterk wisselende inkomens een hoger inkomen is te verwachten; of

  • b.

    binnen een jaar na het verzoek een verbetering in de financiële omstandigheden is te verwachten; of

  • c.

    binnen een jaar na het verzoek een belastingteruggaaf, anders dan de voorlopige teruggaaf, bedoeld in artikel 14, tweede lid, kan worden verwacht.

Artikel

19

Het vermogen en de betalingscapaciteit van zijn echtgenoot, bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet, wordt buiten beschouwing gelaten voor zover een door de belastingschuldige gedaan verzoek om kwijtschelding betrekking heeft op belastingschulden die zijn ontstaan voor de aanvang van de gezamenlijke huishouding.

Artikel

19a

Afdeling

3

Kwijtschelding van rijksbelastingen in de zakelijke sfeer

Artikel

20

Deze afdeling heeft betrekking op kwijtschelding van inkomstenbelasting verschuldigd door natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefenen, van vennootschapsbelasting, van loonbelasting verschuldigd door werkgevers, van omzetbelasting, dividendbelasting, kansspelbelasting, accijnzen, verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van pruimtabak en snuiftabak, van de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen en van erfbelasting, schenkbelasting, recht van overgang en belastingen van rechtsverkeer verschuldigd door rechtspersonen.

Artikel

21

Kwijtschelding wordt uitsluitend verleend indien dit geschiedt in het kader van een akkoord met alle schuldeisers en er geen redelijke mogelijkheid aanwezig is om een derde aansprakelijk te stellen.

Artikel

22

Medewerking van de ontvanger aan een akkoord geschiedt slechts indien:

  • a.

    het te ontvangen deel van de belastingschuld:

    • 1°.

      ten minste het dubbele percentage bedraagt van hetgeen aan concurrente schuldeisers op hun vorderingen zal worden uitgekeerd;

    • 2°.

      een substantiële omvang heeft, zowel absoluut als in relatie tot de totale belastingschuld;

    • 3°.

      van ten minste dezelfde omvang is als kan worden verkregen door middel van executiemaatregelen;

  • b.

    de ontvanger noch in uitkeringspercentage noch in tempo van betaling wordt achtergesteld bij gelijkbevoorrechte schuldeisers;

  • c.

    fiscale verplichtingen die opkomen tijdens de behandeling van het verzoek om kwijtschelding tijdig en volledig worden nagekomen;

  • d.

    bij voortzetting van het bedrijf of zelfstandig beroep van de belastingschuldige na de totstandkoming van het akkoord reële vooruitzichten aanwezig zijn voor de voortzetting van de onderneming.

Afdeling

4

Kwijtschelding na staking bedrijf of zelfstandige beroepsuitoefening

Artikel

23

Indien een natuurlijk persoon zijn bedrijf of zelfstandige beroepsuitoefening heeft gestaakt en aannemelijk is dat die belastingschuldige in de toekomst geen bedrijf of niet zelfstandig een beroep meer zal uitoefenen, wordt kwijtschelding van de belastingen, bedoeld in artikel 20, verleend overeenkomstig het bepaalde in afdeling 2.

Afdeling

5

Beroep

Artikel

24

Indien de belastingschuldige zich niet kan verenigen met de beschikking, bedoeld in artikel 7, eerste lid, kan hij binnen tien dagen na dagtekening van de kennisgeving waarmee de beschikking is bekendgemaakt, een beroepschrift richten tot de directeur onder vermelding van de gronden van het beroep. Het beroepschrift wordt ingediend bij de ontvanger.

Artikel

25

Afdeling

6

Ontslag betalingsverplichting

Artikel

26

Afdeling

7

Kwijtschelding van enige andere belastingen en heffingen

Artikel

27

Deze afdeling heeft betrekking op:

alsmede op de daarmee samenhangende bestuurlijke boeten.

Artikel

28

Artikel

28a

Met betrekking tot een verzoek om ontslag van de verplichting tot betaling van de in artikel 27 genoemde belastingen en heffingen zijn afdeling 6 en artikel 28, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Afdeling

8

Kwijtschelding van rijksbelastingen voor gedupeerde ouders in de kinderopvangtoeslagaffaire

Artikel

28abis

Vervallen

Hoofdstuk

III

Invorderingsrente, kredietrente, en vertragingsrente

Artikel

28b

Vervallen

Artikel

28c

Vervallen

Artikel

28d

Vervallen

Artikel

28e

Vervallen

Artikel

29

De in rekening te brengen invorderingsrente wordt berekend over iedere betaling afzonderlijk.

Artikel

30

Artikel

31

Bij de bepaling van het aantal dagen waarover invorderingsrente wordt berekend, wordt:

  • a.

    de maand waarin de enige of laatste betalingstermijn van de aanslag vervalt, tot het werkelijke aantal dagen in aanmerking genomen met dien verstande dat de maand februari altijd op 28 dagen wordt gesteld;

  • b.

    een volle maand gesteld op 30 dagen en een jaar op 360 dagen.

Artikel

32

Artikel

33

Bij de enige of laatste betaling wordt een bedrag aan invorderingsrente van € 23 of minder niet in rekening gebracht.

Artikel

34

Bij uitstel van betaling voor een periode van drie jaren of langer kan de ontvanger bedingen dat de in rekening te brengen invorderingsrente in afwijking van artikel 29 jaarlijks wordt betaald.

Artikel

34a

De artikelen 30, 31 en 32 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de kredietrente en de vertragingsrente.

Hoofdstuk

IV

Aansprakelijkheid

Artikel

35

Vervallen

Artikel

36

Vervallen

Artikel

37

Vervallen

Artikel

38

Vervallen

Artikel

39

Vervallen

Artikel

40

Vervallen

Artikel

40a

Als goederen als bedoeld in artikel 42c van de wet worden de volgende goederen aangewezen, de toebehoren en onderdelen van die goederen daaronder begrepen:

  • a.

    telecommunicatie- en computerapparatuur en -programmatuur;

  • b.

    foto-, film-, video- en geluidsapparatuur alsmede beeld- en geluiddragers zoals video- en muziekcassettes en compactdiscs en digitale videodiscs;

  • c.

    landvoertuigen die zijn uitgerust met een motor van meer dan 48 cc cilinderinhoud of met een vermogen van meer dan 7,2 kW.

Artikel

40b

Artikel

40c

Hoofdstuk

IVA

Uitbetaling aan belastingschuldige

Artikel

40ca

Hoofdstuk

V

Slot- en overgangsbepalingen

Artikel

40d

Vervallen

Artikel

40e

Vervallen

Artikel

40f

Vervallen

Artikel

40g

Artikel

40h

Artikel

41

's-Gravenhage
De staatssecretaris van Financiën, M.J.J. vanAmelsvoort

Bijlage

behorend bij artikel 1cb

Overeenkomst inzake de overheidsvordering

De ondergetekenden:

  • (naam), (adres, postcode en woon- of vestigingsplaats), ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel te (plaats) onder nummer (nummer), verder te noemen de bank;

  • Onze Minister, voor wie optreedt (naam).

Zijn overeengekomen als volgt:

  • 1.

    Onze Minister opent hierbij een rekening bij de bank onder nummer (nummer) waarop de bedragen ingevorderd op grond van artikel 19, vierde lid, van de wet worden overgemaakt.

  • 2.

    De gegevens op grond waarvan overheidsvorderingen worden gedaan worden in digitale vorm en overeenkomstig de Europese systematiek van automatische afschrijving geleverd aan de bank.

  • 3.

    Onze Minister is verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens, te weten het rekeningnummer en het bedrag van de overheidsvordering, die worden geleverd bij het doen van de overheidsvordering.

  • 4.

    Onze Minister is verantwoordelijk voor de telefonische bereikbaarheid voor belastingschuldigen op een gratis nummer.

  • 5.

    De bank informeert Onze Minister over de op de rekening betrekking hebbende gegevens.

  • 6.

    De bepalingen in deze overeenkomst strekken mede ten behoeve van de betaaldienstverlener waar de belastingschuldige een betaalrekening houdt en indien op die betaalrekening een overheidsvordering is uitgevoerd, en hebben dienovereenkomstig te gelden als een onherroepelijk derdenbeding als bedoeld in artikel 253 en verder van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

Aldus overeengekomen en getekend,

te (plaats) op (datum)

Onze Minister,

voor deze:

De bank,