Wet van 29 augustus 1991 tot herziening van de Woningwet

Woningwet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is mede uit het oogpunt van vereenvoudiging en vermindering van regelgeving, alsmede uit het oogpunt van decentralisatie nieuwe voorschriften te geven omtrent het bouwen en de volkshuisvesting;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Begripsbepalingen

Artikel

1

Hoofdstuk

II

Voorschriften betreffende het bouwen, de staat van bestaande bouwwerken en standplaatsen, het gebruik, het slopen en de welstand

Afdeling

1

Voorschriften betreffende het bouwen en de staat van bestaande bouwwerken en standplaatsen

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

De bij of krachtens de in artikel 2 bedoelde algemene maatregel van bestuur gegeven voorschriften omtrent het bouwen vinden bij het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen en bij het vergroten van een bouwwerk of standplaats slechts toepassing voor zover zij betrekking hebben op die vernieuwing, verandering of vergroting.

Artikel

5

Op de voordracht van Onze Minister wordt de in artikel 2 bedoelde algemene maatregel van bestuur in overeenstemming gebracht met technische voorschriften omtrent het bouwen, die zijn of worden gegeven bij of krachtens een andere algemene maatregel van bestuur.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

7a

Afdeling

2

De bouwverordening

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

De in de bouwverordening vervatte voorschriften omtrent de rooilijnen en de plaatsing van bouwwerken ten opzichte van elkaar zijn niet van toepassing op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van een bouwwerk, voor zover het te vernieuwen of veranderen gedeelte van dat bouwwerk overeenkomstig het destijds geldende recht in afwijking van die voorschriften tot stand is gekomen.

Artikel

11

Afdeling

3

De welstand

Artikel

12

Hoofdstuk

III

Bijzondere maatregelen

Afdeling

1

Toezicht op bouwwerken, open erven en terreinen

Artikel

13

Burgemeester en wethouders gaan na:

  • a.

    welke woningen, woonketen en woonwagens ongeschikt zijn voor bewoning;

  • b.

    welke woningen, woonketen en woonwagens, ofschoon niet ongeschikt voor bewoning, voorzieningen als bedoeld in artikel 14, eerste lid, behoeven;

  • c.

    welke woningen, woonketen en woonwagens worden gebruikt op een wijze, die niet in overeenstemming is met de desbetreffende voorschriften van de bouwverordening;

  • d.

    welke gebouwen, geen woningen, woonketen of woonwagens zijnde, voorzieningen als bedoeld in artikel 17, eerste lid, behoeven dan wel worden gebruikt op een wijze, die niet in overeenstemming is met de desbetreffende voorschriften van de bouwverordening;

  • e.

    welke bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of standplaatsen voorzieningen als bedoeld in artikel 18, eerste lid, behoeven dan wel worden gebruikt op een wijze, die niet in overeenstemming is met de desbetreffende voorschriften van de bouwverordening, en

  • f.

    welke open erven en terreinen in een staat verkeren, die niet voldoet aan de desbetreffende voorschriften van de bouwverordening dan wel worden gebruikt op een wijze, die niet in overeenstemming is met de desbetreffende voorschriften van de bouwverordening.

Afdeling

2

Aanschrijving tot het treffen van voorzieningen en tot het aanbrengen van verbeteringen

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

15a

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

17a

Artikel

17b

Artikel 16 is van overeenkomstige toepassing op een gebouw, niet zijnde een woning, woongebouw, woonwagen of woonkeet.

Artikel

18

Artikel

19

Indien het uiterlijk van een bouwwerk of standplaats, voor het bouwen waarvan bouwvergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid, is verleend, in ernstige mate strijdig is met redelijke eisen van welstand als bedoeld in artikel 12, eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders degene, die als eigenaar of uit anderen hoofde tot het opheffen van die strijdigheid bevoegd is, aanschrijven binnen een door hen te bepalen termijn de door hen aan te geven daartoe strekkende voorzieningen te treffen.

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Indien burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de kosten, verbonden aan de uitvoering van een aanschrijving als bedoeld in artikel 23, eerste of derde lid, niet in redelijke verhouding staan tot de daarvan te verwachten opbrengsten en de aanschrijving geschiedt met het oog op gevaar of ernstige hinder, kunnen zij, in plaats van de in die leden bedoelde keuze, de keuze laten tussen het treffen van de voorzieningen en het binnen een door hen in de aanschrijving te bepalen termijn slopen van het bouwwerk of de standplaats, met dien verstande dat indien het slopen ingevolge enig wettelijk voorschrift verboden is, zij de keuze, bedoeld in die leden, laten.

Artikel

25

Behoudens in geval van gevaar of ernstige hinder vaardigen burgemeester en wethouders gedurende drie jaren na de bekendmaking van een aanschrijving tot het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen met betrekking tot hetzelfde bouwwerk of dezelfde standplaats niet wederom een dergelijke aanschrijving uit.

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Afdeling

3

Onbewoonbaarverklaring

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Zodra de beslissing tot onbewoonbaarverklaring van kracht is geworden, wordt door burgemeester en wethouders aan de onbewoonbaarverklaarde woning of woonwagen een kenteken aangebracht, waarop duidelijk is vermeld dat de woning of woonwagen onbewoonbaar is verklaard.

Artikel

32

Artikel

33

Indien na het verstrijken van de overeenkomstig artikel 29 gestelde termijn van ontruiming de bewoning van de onbewoonbaarverklaarde woning of woonwagen voortduurt dan wel die woning of woonwagen in strijd met artikel 32 wordt bewoond, beslissen burgemeester en wethouders tot toepassing van bestuursdwang.

Artikel

34

Indien burgemeester en wethouders bestuursdwang toepassen ingeval na het verstrijken van de termijn van ontruiming, bedoeld in artikel 29, de bewoning van de onbewoonbaarverklaarde woning of woonwagen voortduurt dan wel die woning of woonwagen in strijd met artikel 32 wordt bewoond, wordt de daartoe strekkende beschikking tevens bekendgemaakt aan de personen, genoemd in artikel 29, zesde lid. Artikel 29, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

35

Vervallen

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Hoofdstuk

IV

Vergunningen

Afdeling

1

Bouwvergunning

Artikel

40

Artikel

41

Van een aanvraag om bouwvergunning wordt binnen twee weken na ontvangst daarvan door burgemeester en wethouders kennisgegeven in een van gemeentewege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad.

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

De bouwvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien:

  • a.

    het bouwwerk, waarop de aanvraag betrekking heeft, niet voldoet aan de bij of krachtens de in de artikelen 2 en 120 bedoelde algemene maatregelen van bestuur gegeven voorschriften of, voor zover van toepassing, de voorschriften, bedoeld in artikel 7a;

  • b.

    het bouwwerk niet voldoet aan de voorschriften van de bouwverordening en, zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, aan de voorschriften die bij een in artikel 8, achtste lid, of bij of krachtens een in artikel 120 bedoelde algemene maatregel van bestuur zijn gegeven;

  • c.

    het bouwwerk in strijd is met een bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan gestelde eisen;

  • d.

    het bouwwerk naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet voldoet aan artikel 12, eerste lid, of

  • e.

    voor het bouwwerk een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze is geweigerd.

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

Artikel

49

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

51a

Indien in een samenwerkingsgebied als bedoeld in de Kaderwet bestuur in verandering een regionaal openbaar lichaam als bedoeld in die wet is ingesteld en dat gebied begrepen is in een regionaal structuurplan, horen gedeputeerde staten tevens het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam alvorens zij besluiten omtrent de verklaring van geen bezwaar, bedoeld in artikel 50.

Artikel

52

Artikel

52a

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

58

De eigenaar of hoofdgebruiker van een naburig ander gebouw wordt, overeenkomstig bij de bouwverordening gegeven voorschriften, door burgemeester en wethouders binnen twee weken na de dag waarop een bouwvergunning van rechtswege is verleend, schriftelijk van deze verlening in kennis gesteld.

Artikel

59

Afdeling

2

Woonvergunning

Artikel

60

Afdeling

3

Vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoonbaarverklaarde woning of woonwagen

Artikel

61

Hoofdstuk

V

Voorziening in de woningbehoefte

Afdeling

1

Onderzoek naar de volkshuisvesting

Artikel

62

Artikel

63

Afdeling

2

Planning, programmering en verdeling

Artikel

64

Onze Minister verstrekt eenmaal per jaar aan de Staten-Generaal een verslag van de aard en het aantal van de woningen die in het jaar, voorafgaand aan het jaar waarin het verslag wordt aangeboden, zijn gebouwd.

Artikel

65

Artikel

66

Vervallen

Artikel

67

Vervallen

Artikel

68

Vervallen

Artikel

69

Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 65, treedt niet eerder in werking dan twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

Afdeling

3

Instellingen werkzaam in het belang van de volkshuisvesting

Artikel

70

Artikel

70a

Artikel

70b

Artikel

70c

Artikel

70d

Artikel

70e

Artikel

70f

Artikel

70g

Artikel

70h

Artikel

70i

Artikel

70j

Artikel

70k

Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 70, 70c, 70d en 70j treedt niet eerder in werking dan twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

Afdeling

3A

Het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting

Artikel

71

Er is een Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting. Het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting bezit rechtspersoonlijkheid. Het is gevestigd te 's-Gravenhage.

Artikel

71a

Artikel

71b

Artikel

71c

Artikel

71d

Artikel

71e

Artikel

71f

Artikel

71g

Artikel

71h

Het fonds stelt jaarlijks voor 1 juli een verslag op van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar. Het verslag wordt aan Onze Minister toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

Artikel

71i

Het fonds verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voorzover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel

71j

Artikel

71k

Artikel

71l

Onze Minister zendt zo spoedig mogelijk na 1 januari 2002 en vervolgens telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van het fonds.

Artikel

72

Vervallen

Artikel

73

Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 71a, 71b en 71e, treedt niet eerder in werking dan twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

Afdeling

4

Voorzieningen in het belang van de volkshuisvesting vanwege de gemeente of de provincie

Artikel

74

Vervallen

Artikel

75

Artikel

76

Vervallen

Artikel

77

Vervallen

Artikel

78

Vervallen

Artikel

79

Vervallen

Artikel

80

Afdeling

5

Verstrekking van geldelijke steun uit ’s Rijks kas

Artikel

81

Artikel

82

Artikel

83

Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 81 en 82, treedt niet eerder in werking dan twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel

84

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent het door burgemeester en wethouders, gedeputeerde staten en het dagelijks bestuur van een samenwerkingsverband van gemeenten verstrekken van voor het verstrekken van financiële middelen van belang zijnde gegevens. De financiële gevolgen van het verstrekken van die gegevens worden niet gecompenseerd.

Artikel 85

Vervallen

Artikel

86

Gegevens betreffende de door het Rijk verstrekte financiële middelen en subsidie worden jaarlijks op een door Onze Minister te bepalen wijze bekend gemaakt.

Artikel

87

Vervallen

Artikel

88

Hoofdstuk

VI

Organen en diensten voor de volkshuisvesting

Afdeling

1

Het staatstoezicht op de volkshuisvesting

Artikel

89

Vervallen

Artikel

90

Vervallen

Artikel

91

Vervallen

Artikel

92

Vervallen

Artikel

93

Er is een staatstoezicht op de volkshuisvesting, dat tot taak heeft:

  • a.

    het verrichten van onderzoek naar de staat van de volkshuisvesting, waaronder begrepen het wonen in woonwagens op standplaatsen, en, waar nodig, het aangeven en bevorderen van middelen tot verbetering van de volkshuisvesting en

  • b.

    het handhaven van de wetten en de krachtens die wetten gegeven voorschriften op het gebied van de volkshuisvesting, voor zover ter zake geen andere wettelijke regeling geldt.

Artikel

94

Het staatstoezicht op de volkshuisvesting ressorteert onder Onze Minister en is opgedragen aan:

  • a.

    de inspecteur-generaal van de volkshuisvesting en

  • b.

    de inspecteurs en de aan hen toegevoegde ambtenaren.

Artikel

95

De inspecteur-generaal en de inspecteurs worden bij koninklijk besluit benoemd, geschorst en ontslagen.

Artikel

96

De inspecteur-generaal staat aan het hoofd van het staatstoezicht op de volkshuisvesting en heeft, overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur gegeven voorschriften, de leiding van de inspecteurs.

Artikel

97

Artikel

98

Artikel

99

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven betreffende de inrichting van het staatstoezicht op de volkshuisvesting.

Afdeling

2

Gemeentelijk bouw- en woningtoezicht

Artikel

100

Hoofdstuk

VII

Voorzieningen in geval van buitengewone omstandigheden

Artikel

101

Artikel

101a

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

102

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

103

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Hoofdstuk

VIII

Dwang- en strafbepalingen

Artikel

104

Indien toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften leidt tot het slopen van een bouwwerk, worden de overblijvende materialen door burgemeester en wethouders in het openbaar verkocht, tenzij, naar redelijkerwijs is te verwachten, bij onderhandse verkoop een hogere opbrengst kan worden verkregen. De opbrengst wordt, na aftrek van de kosten van het slopen en van de verkoop, aan de rechthebbende uitgekeerd.

Artikel

105

Artikel

106

Degene, die wederrechtelijk het kenteken, bedoeld in artikel 31, wegneemt, vernielt of beschadigt, wordt gestraft met geldboete van de tweede categorie.

Artikel

108

Overtreding van artikel 40 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

Artikel

109

Overtreding van de artikelen 60 of 61 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie.

Artikel

110

Artikel

113

Artikel

114

Bij het opsporen van een strafbaar feit als bedoeld in de artikelen 106 tot en met 110, eerste lid, hebben de in artikel 113 bedoelde ambtenaren en personen toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

Artikel

115

Ambtenaren, belast met de opsporing van delicten als bedoeld in artikel 112, kunnen, indien een bouwwerk als bedoeld in artikel 103, eerste lid, wordt uitgevoerd zonder of in afwijking van de in dat lid bedoelde toestemming, vorderen dat het werk wordt stilgelegd. Zo nodig leggen zij deze vordering met behulp van de sterke arm ten uitvoer.

Hoofdstuk

IX

Slot- en overgangsbepalingen

Artikel

116

Artikel

117

Vervallen

Artikel

119

Artikel

119a

Artikel

120

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven met het oog op de nakoming van voor Nederland verbindende internationale verplichtingen die betrekking hebben op of samenhangen met onderwerpen waarin bij of krachtens deze wet is voorzien.

Artikel

120a

Artikel

122

De gemeente kan geen rechtshandelingen naar burgerlijk recht verrichten ten aanzien van de onderwerpen waarin bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 2, en in hoofdstuk IV van deze wet is voorzien.

Artikel

123

Ten aanzien van het onderwerp waarin de aansluitvoorwaarden voorzien, voor zover daarnaar met toepassing van artikel 3, tweede lid, is verwezen, kunnen geen andere voorschriften van bouwtechnische aard worden gesteld.

Artikel

124

Wijzigt de Woningwet 1962.

Artikel

125

De intrekking van de Woningwet van 12 juli 1962 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van de krachtens die wet bij koninklijk besluit dan wel door Onze Minister gegeven voorschriften, tenzij krachtens deze wet anders is bepaald.

Artikel

126

Artikel

127

Artikel

128

Artikel

129

Artikel

130

Artikel

131

Artikel

132

Overtredingen van bij of krachtens de Woningwet van 12 juli 1962 gegeven voorschriften worden afgedaan overeenkomstig genoemde wet.

Artikel

133

Een overeenkomstig de Woonwagenwet op een standplaats geplaatste woonwagen dan wel een woonwagen waarvan de plaatsing op een standplaats wordt gedoogd op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, is een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, tot het tijdstip waarop die woonwagen wordt vervangen.

Artikel

134

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

135

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

136

De Wederopbouwwet (Stb. 1950, 236) wordt ingetrokken.

Artikel

137

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

138

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

139

Vervallen

Artikel

140

De Wet van 11 maart 1978, houdende wijziging van de Woningwet inzake aanschrijving tot verbetering van woningen (Stb. 143) wordt ingetrokken.

Artikel

141

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

142

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

143

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

144

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

145

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

146

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

147

De Wet geldelijke steun woonwagens (Stb. 1986, 264) wordt ingetrokken.

Artikel

148

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

149

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

150

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

151

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

152

Waar in voorschriften, gegeven bij of krachtens een andere wet dan de in de artikelen 149 tot en met 151 genoemde, wordt verwezen naar een artikel in de Woningwet van 12 juli 1962, wordt deze verwijzing geacht te zijn geschied naar de overeenkomstige bepalingen in deze wet.

Artikel

153

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, E. Heerma
De Minister van Justitie a.i., C. I. Dales