Besluit van 27 april 1992, houdende regels ter uitvoering van de Wet goederenvervoer over de weg

Besluit goederenvervoer over de weg

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 15 oktober 1991, nr. WJZ/V125788, Directoraat-Generaal voor het Vervoer;
Gelet op de Eerste Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor bepaalde soorten goederenvervoer over de weg tussen de Lid-Staten;
Gelet op Richtlijn 74/561(EEG) van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 november 1974 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal goederenvervoer over de weg (PbEG L 308) zoals gewijzigd bij Richtlijn 89/438(EEG) van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 juni 1989 tot wijziging van Richtlijn 74/561(EEG) (PbEG L 212);
Gelet op Richtlijn 75/130(EEG) van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 februari 1975 houdende vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor bepaalde vormen van gecombineerd vervoer van goederen tussen de Lid-Staten (PbEG L 48) zoals gewijzigd bij Richtlijn 86/544(EEG) van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 november 1986 (PbEG L 320);
Gelet op Verordening (EEG) nr. 3164/76 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 december 1976, inzake de toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg, (PbEG L 356) zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1841/88 van 21 juni 1988 (PbEG L 163) en bij verordening (EEG) nr. 3915/90 van 21 december 1990 (PbEG L 375);
Gelet op Richtlijn 77/796(EEG) van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1977 inzake de onderlinge erkenning van diploma's, certificaten en andere titels van ondernemer van goederenvervoer over de weg en ondernemer van personenvervoer over de weg en houdende maatregelen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vrije vestiging van die vervoerondernemers (PbEG L 334) zoals gewijzigd bij Richtlijn 89/438(EEG) van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 juni 1989 (PbEG L 212);
Gelet op Richtlijn 78/546(EEG) van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 juni 1978 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg in het kader van een regionale statistiek (PbEG L 168) zoals gewijzigd bij Richtlijn 89/462(EEG) van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juli 1989 (PbEG L 226);
Gelet op Richtlijn 84/647(EEG) van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1984 betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg (PbEG L 335) zoals gewijzigd bij Richtlijn 90/398(EEG) van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 1990 (PbEG L 202);
Gelet op Verordening (EEG) nr. 4059/89 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1989 (PbEG L 390) zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 296/91 (PbEG L 36) tot vaststelling van de voorwaarden waaronder niet in een Lid-Staat woonachtige vervoerondernemers aldaar tot het binnenlands goederenvervoer over de weg worden toegelaten;
Gelet op Verordening (EEG) nr. 3916/90 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1990 betreffende in crisissituaties te nemen maatregelen op de markt voor het goederenvervoer over de weg (PbEG L 375);
Gezien het advies van de Advies-Commissie Goederenvervoer bedoeld in artikel 6 van de Wet Autovervoer Goederen;
De Raad van State gehoord (advies van 10 maart 1992, no. W09 910574;
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 2 april 1992, nr. WJZ/V 221943, Directoraat-Generaal voor het Vervoer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Inleidende bepalingen

§

1

Definities

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet goederenvervoer over de weg (Stb. 1992, 145);

  • b.

    Lid-Staat: staat, lid van de Europese Unie;

  • c.

    richtlijn nr. 96/26/EG: richtlijn nr. 96/26/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg, nationaal en internationaal, en inzake de wederzijdse erkenning van diploma's, certificaten en andere titels ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van vrije vestiging van bedoelde vervoerondernemers (PbEG L 124);

  • d.

    verordening 881/92: verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 maart 1992 betreffende de toegang tot de markt van het goederenvervoer over de weg in de Gemeenschap van of naar het grondgebied van een Lid-Staat of over het grondgebied van een of meer Lid-Staten (PbEG L 95);

  • e.

    bestuurdersattest: bestuurdersattest als bedoeld in verordening 881/92;

  • f.

    landbouwbedrijf: bedrijf van akkerbouw, weidebouw, veehouderij, pluimveehouderij, fruitteelt, tuinbouw - daaronder begrepen het kweken van bomen, bloemen en bloembollen -, de teelt van griendhout en elke soortgelijke vorm van bodemcultuur;

  • g.

    landbouwprodukten: produkten van het landbouwbedrijf;

  • h.

    C.E.M.T.-vergunning: de vergunning die door het Secretariaat van de Europese Conferentie van Ministers van Verkeer (C.E.M.T) wordt uitgegeven voor het verrichten van grensoverschrijdend beroepsgoederenvervoer;

  • i.

    cabotagevergunning: vergunning voor cabotagevervoer;

  • j.

    cabotagevervoer: het verrichten van binnenlands beroepsgoederenvervoer over de weg in een Staat door een ondernemer die in een andere Staat gevestigd is.

§

2

Uitzonderingen ingevolge de artikelen 5, vierde lid, en 15, derde lid van de wet

Artikel

2

Artikel 15, eerste lid, van de wet is niet van toepassing op vervoer met vrachtauto’s in dienstgebruik bij:

  • a.

    het Ministerie van Defensie en bondgenootschappelijke krijgsmachten;

  • b.

    de politie;

  • c.

    de justitie;

  • d.

    de brandweer;

  • e.

    het Nederlandse Rode Kruis;

  • f.

    het in artikel 2 van de Wet Verplaatsing Bevolking (Stb. 1952, 406) bedoelde gezag, voor zover dit vervoer betrekking heeft op verplaatsing van bevolking; en

  • g.

    de Nederlandsche Bank N.V.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel 5, eerste en derde lid, en artikel 15, eerste lid, van de wet zijn niet van toepassing op vervoer van goederen met een door een bus in de zin van de Wet personenvervoer 2000 voortbewogen aanhangwagen of een door een auto in de zin van die wet voortbewogen middenasaanhangwagen als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel al, van het Voertuigreglement, mits de goederen behoren bij de krachtens een vergunning als bedoeld in artikel 5 van evengenoemde wet gelijktijdig in die bus of auto vervoerde personen.

Artikel

6

Artikel 5, derde lid, van de wet is niet van toepassing op beroepsvervoer verricht met een vrachtauto waarvan het maximaal toegestaan gewicht niet meer bedraagt dan 3500 kg.

§

3

Aanwijzing bepalingen als bedoeld in artikel 31 van de wet

Hoofdstuk

II

Beroepsvervoer

§

1

Aan de NIWO opgedragen werkzaamheden ingevolge artikel 32, onderdeel f, van de wet

Artikel

7

§

2

Vergunningverlening voor binnenlands beroepsvervoer

Artikel

8

Artikel

10

Artikel

11

De modellen van vergunningbewijzen worden vastgesteld door de NIWO. De bewijzen worden gesteld op linnen of duurzaam papier.

Artikel

12

De afgifte van vergunningbewijzen geschiedt na ontvangst door de NIWO van de in artikel 27 van de wet bedoelde vergoeding.

Artikel

13

In geval van toepassing van artikel 11, eerste lid, van de wet dan wel wanneer toepassing is gegeven aan artikel 12, eerste lid, van de wet, dienen de vergunningbewijzen die in het bezit zijn van de vergunninghouder binnen één week na het tijdstip waarop de daaraan ten grondslag liggende vergunning haar geldigheid heeft verloren dan wel ingetrokken is, door de vergunninghouder ingeleverd te worden bij de NIWO.

Artikel

14

§

3

Vergunningverlening voor grensoverschrijdend beroepsvervoer door in Nederland gevestigde ondernemers

Artikel

15

De indiening van een aanvraag om een communautaire vergunning geschiedt bij de NIWO.

Artikel

16

Het bepaalde in de artikelen 9, 10, 12 en 13 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

17

§

4

Eisen van betrouwbaarheid, kredietwaardigheid en vakbekwaamheid

Artikel

18

Artikel

19

Een verklaring als bedoeld in artikel 18, eerste lid, dient elke vijf jaar opnieuw overgelegd te worden.

Artikel

20

Artikel

21

§

5

Verklaring van dienstbetrekking

Artikel

23

Exemplaren van de verklaring van dienstbetrekking, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de wet, worden op aanvraag van de vergunninghouder namens Onze Minister door een door hem aan te wijzen ambtenaar ter beschikking gesteld.

Artikel

24

Bij indiensttreding van een bestuurder van een vrachtauto moet de vergunninghouder:

  • a.

    aan de bestuurder een verklaring als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de wet verstrekken, ondertekend door zowel de vergunninghouder als de bestuurder;

  • b.

    na afgifte een ingevuld en ondertekend duplicaat van de verklaring terstond toezenden aan een door Onze Minister aan te wijzen ambtenaar; en

  • c.

    een duplicaat van de ingevulde en ondertekende verklaring bewaren ten kantore van zijn bedrijf.

Artikel

25

Bij beëindigen van de dienstbetrekking van een bestuurder van een vrachtauto moet de vergunninghouder:

  • a.

    de in artikel 24, onderdeel a, bedoelde verklaring innemen;

  • b.

    de datum van beëindiging van de dienstbetrekking aantekenen op de verklaring en op het duplicaat, bedoeld in artikel 24, onderdeel c;

  • c.

    De verklaring terstond zenden aan een door Onze Minister aan te wijzen ambtenaar; en

  • d.

    het duplicaat tot één jaar na het beëindigen van de dienstbetrekking ten kantore van zijn bedrijf bewaren.

Artikel

26

Artikel 14, eerste lid, van de wet is niet van toepassing wanneer gebruik wordt gemaakt van:

  • a.

    een werknemer, die voor beperkte tijd bij wijze van hulpbetoon zonder winstoogmerk aan een vergunninghouder ter beschikking is gesteld door een andere vergunninghouder bij wie die werknemer in dienstbetrekking is en die ten bewijze daarvan een verklaring van dienstbetrekking kan tonen; of

  • b.

    een werknemer, die door een door Onze Minister aan te wijzen instelling aan een vergunninghouder ter beschikking is gesteld en die ten bewijze daarvan een door deze instelling afgegeven verklaring kan tonen volgens een door Onze Minister vastgesteld model.

Artikel

27

§

6

Vergunning tot tijdelijke of blijvende voortzetting van de exploitatie van de onderneming

Artikel

28

Indien de natuurlijke persoon die de werkzaamheden van vervoerder verricht of de natuurlijke persoon die voldoet aan het bepaalde in artikel 8, eerste lid, onderdelen a en c, van de wet, is overleden dan wel lichamelijk of wettelijk onbekwaam is geworden om als ondernemer op te treden, verleent de NIWO op aanvraag van belanghebbenden een vergunning als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, teneinde belanghebbenden de gelegenheid te bieden alsnog in de ontbrekende vakbekwaamheid of betrouwbaarheid te voorzien.

Artikel

29

In afwijking van het bepaalde in artikel 28 verleent de NIWO op aanvraag van belanghebbenden een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste, onderscheidenlijk derde lid, van de wet aan een persoon die niet voldoet aan de in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de wet, bedoelde eis van vakbekwaamheid, indien deze persoon:

  • a.

    beschikt over tien jaren ervaring in de leiding van een met vergunning uitgeoefende vervoeronderneming, waarvan ten minste drie jaren in het dagelijks beheer van de voort te zetten onderneming; en

  • b.

    tenminste de leeftijd van veertig jaren heeft bereikt.

Artikel

30

De indiening van een aanvraag als bedoeld in artikel 28, dan wel 29 geschiedt bij de NIWO.

Artikel

31

Artikel

32

Op vergunningbewijzen en gewaarmerkte kopieën, afgegeven op een aanvraag als bedoeld in artikel 28, wordt de geldigheidsduur vermeld.

Artikel

33

Het bepaalde in de artikelen 9 tot en met 14 en 17 is van overeenkomstige toepassing.

§

7

Intrekking van de vergunning voor binnenlands beroepsvervoer

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Indien de vergunninghouder zich schuldig maakt aan overtreding van artikel 14 van de wet stelt de NIWO hem ten minste één maal op de hoogte van de mogelijkheid van intrekking van de vergunning op grond van het bepaalde in artikel 35, eerste lid.

Artikel

37

Indien ingevolge het bepaalde in de artikelen 34 en 35 de betrouwbaarheid dreigt te ontvallen, stelt de NIWO de vergunninghouder daarvan ten minste één maal op de hoogte.

Artikel

38

Hoofdstuk

III

Eigen vervoer

§

1

Inschrijving

Artikel

39

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

De aanvraag om inschrijving voor het verrichten van eigen vervoer en de aanvraag om verlenging, wijziging of doorhaling van een inschrijving wordt ingediend bij de SIEV.

§

2

Inschrijvingsbewijzen

Artikel

45

Artikel

46

De modellen van de inschrijvingsbewijzen worden vastgesteld door de SIEV. De bewijzen worden gesteld op linnen of duurzaam papier.

Artikel

47

Artikel

48

Ingeval zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 22 van de wet, dan wel wanneer toepassing is gegeven aan artikel 23, eerste lid, van de wet, dienen de inschrijvingsbewijzen die in het bezit zijn van de ingeschrevene binnen één week na het tijdstip waarop de daaraan ten grondslag liggende inschrijving haar geldigheid heeft verloren, dan wel is doorgehaald, ingeleverd te worden bij de SIEV.

§

3

Grensoverschrijdend eigen vervoer door in Nederland gevestigde ondernemers

Artikel

49

Diegene die grensoverschrijdend eigen vervoer verricht dient in het bezit te zijn van een machtiging op grond van een overeenkomst met een andere Staat, tijdens het verrichten van vervoer op het grondgebied van die Staat, indien door die Staat een machtiging wordt geëist voor grensoverschrijdend eigen vervoer naar, door of van het grondgebied van die Staat.

Artikel

50

Geen machtiging is vereist voor grensoverschrijdend eigen vervoer indien het eigen vervoer geschiedt in overeenstemming met het bepaalde in overeenkomsten met andere Staten, betreffende het grensoverschrijdend eigen vervoer van goederen met vrachtauto’s en regelende de erkenning van inschrijving, of ter uitvoering van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, voor zover zulks bij ministeriële regeling is bepaald.

Artikel

51

Aanvragen om machtigingen worden ingediend bij de SIEV.

Artikel

52

Bij inwilliging van de aanvraag worden door de SIEV aan de aanvrager een of meer machtigingen verstrekt.

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

Degene die eigen vervoer verricht met een vrachtauto krachtens een machtiging alsmede de bestuurder van die vrachtauto is verplicht ervoor zorg te dragen, onverminderd het bepaalde in artikel 47, dat bij de vrachtauto een geldige machtiging aanwezig is.

§

4

Grensoverschrijdend eigen vervoer door niet in Nederland gevestigde ondernemers, voor zover verricht op Nederlands grondgebied

Artikel

57

De SIEV kan ter uitvoering van een overeenkomst tussen de Staat der Nederlanden en een andere Staat of een volkenrechtelijke organisatie of van een besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel om redenen van internationaal vervoerbeleid bepalen, dat door de SIEV te verstrekken machtigingen worden uitgereikt door een buitenlandse instantie.

Artikel

58

Van het bepaalde in artikel 25, eerste lid, van de wet kan bij ministeriële regeling vrijstelling worden verleend indien het eigen vervoer geschiedt in overeenstemming met het bepaalde in overeenkomsten met andere Staten, betreffende het grensoverschrijdend eigen vervoer van goederen met vrachtauto’s en regelende de erkenning van inschrijving, of ter uitvoering van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

Artikel

59

Degene die grensoverschrijdend eigen vervoer verricht krachtens een machtiging met een vrachtauto alsmede de bestuurder van die vrachtauto is verplicht ervoor zorg te dragen dat bij de vrachtauto een geldige machtiging aanwezig is.

§

5

Doorhaling inschrijving

Artikel

60

Artikel

61

Indien de houder van een inschrijving zich schuldig maakt aan overtreding van het bepaalde in artikel 5, eerste of derde lid, of artikel 21 van de wet, stelt de SIEV hem ten minste één maal op de hoogte van de daarop staande sanctie van doorhaling van de inschrijving.

Artikel

62

De houder van een inschrijving eigen vervoer is verplicht deze, alsmede de op basis daarvan afgegeven inschrijvingsbewijzen, binnen één week na dagtekening van een beschikking van de SIEV, waarbij zij wordt doorgehaald, bij de SIEV in te leveren.

Hoofdstuk

IV

Aanvullende documenten grensoverschrijdend beroepsvervoer door in Nederland gevestigde ondernemers

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

63

Onder aanvullende documenten als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de wet worden verstaan:

  • a.

    een bestuurdersattest;

  • b.

    een C.E.M.T.-vergunning;

  • c.

    een machtiging op grond van een overeenkomst met een andere staat.

Artikel

64

§

2

Bestuurdersattest

Artikel

65

Artikel

66

Artikel

67

§

3

C.E.M.T.-vergunningen

Artikel

75

Artikel

76

Artikel

77

Artikel

78

Degene, die krachtens een C.E.M.T.-vergunning grensoverschrijdend beroepsvervoer met een vrachtauto verricht, alsmede de bestuurder van die vrachtauto is, onverminderd het bepaalde in de artikelen 17 en 27, verplicht ervoor zorg te dragen, dat de geldige C.E.M.T.-vergunning en het bijbehorende rittenboekje bij de vrachtauto aanwezig zijn.

Artikel

79

Artikel

80

Artikel

81

De houder van een C.E.M.T.-vergunning is verplicht deze binnen één week na de dagtekening van een beschikking van de NIWO, waarbij zij wordt ingetrokken, bij de NIWO in te leveren.

§

4

Machtigingen op grond van overeenkomsten met andere Staten

Artikel

82

Machtigingen als bedoeld in artikel 63, onderdeel c, worden door de NIWO uitsluitend uitgereikt aan houders van een communautaire vergunning.

Artikel

83

Artikel

84

Een machtiging wordt verleend voor een vrachtauto al dan niet met een aanhangwagen, of voor een samenstel van een trekker en een oplegger, waarbij het trekkend voertuig in de Staat van vestiging van de vergunninghouder geregistreerd dient te zijn.

Artikel

85

Artikel

86

Artikel

87

Degene die grensoverschrijdend beroepsvervoer met een vrachtauto verricht krachtens een machtiging alsmede de bestuurder van die vrachtauto is, onverminderd het bepaalde in de artikelen 17 en 27 verplicht er voor zorg te dragen, dat bij de vrachtauto een geldige machtiging aanwezig is tijdens het verrichten van vervoer op het grondgebied van een bepaalde Staat, indien voor grensoverschrijdend beroepsvervoer naar, door of van die Staat een machtiging wordt geëist.

Hoofdstuk

V

Cabotage vervoer

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

88

Artikel

89

Met betrekking tot de aanvraag en de uitreiking van een cabotagevergunning is het bepaalde in de artikelen 75 en 76 van overeenkomstige toepassing.

Artikel

90

Indien in de loop van een kalenderjaar cabotagevergunningen beschikbaar komen, worden deze vergunningen in volgorde van binnenkomst toegedeeld aan diegenen die reeds een aanvraag om een cabotagevergunning, conform artikel 89, hebben ingediend.

Artikel

91

De NIWO verstrekt aan de houder van een cabotagevergunning op zijn verzoek de nodige boekjes verslagen cabotagevervoer tegen betaling van een vergoeding per boekje. De NIWO draagt zorg voor de invulling van de omslag van een boekje.

§

2

Cabotagevervoer verricht door in Nederland gevestigde ondernemers buiten Nederlands grondgebied

Artikel

92

Artikel

93

De houder van een cabotagevergunning is verplicht zorg te dragen voor de invulling van een boekje verslagen cabotagevervoer volgens de algemene bepalingen die zijn vermeld op de achterzijde van het eerste blad van de omslag van een boekje verslagen en van de toelichting die is vermeld op de voorzijde van het blad dat aan de uitscheurbare bladen voorafgaat.

Artikel

94

Artikel

95

§

3

Intrekking cabotagevergunning

Artikel

96

Artikel

97

De houder van een cabotagevergunning is verplicht deze binnen één week na de dagtekening van een beschikking van de NIWO, waarbij zij wordt ingetrokken, bij de NIWO in te leveren.

§

4

Cabotagevervoer verricht door in het buitenland gevestigde ondernemers op Nederlands grondgebied

Artikel

98

Hoofdstuk

VI

Grensoverschrijdend beroepsvervoer door een niet in Nederland gevestigde ondernemer, voorzover verricht op Nederlands grondgebied

Artikel

100

De NIWO kan ter uitvoering van een overeenkomst tussen de Staat der Nederlanden en een andere Staat of een volkenrechtelijke organisatie of van een besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel om redenen van internationaal vervoerbeleid bepalen, dat door de NIWO te verstrekken machtigingen worden uitgereikt door een buitenlandse instantie.

Artikel

101

Van de machtiging, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet, is vrijgesteld:

  • a.

    de houder van een communautaire vergunning, met dien verstande dat indien de bestuurder geen onderdaan is van een land als bedoeld in artikel 64, eerste lid, de vrijstelling slechts geldt indien de houder van de communautaire vergunning tevens houder is van een bestuurdersattest;

  • b.

    de houder van een C.E.M.T.-vergunning, voorzover de daaraan verbonden voorschriften worden nageleefd.

Artikel

101a

Degene die grensoverschrijdend beroepsvervoer met een vrachtauto verricht krachtens een machtiging als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet, dan wel krachtens een document als bedoeld in artikel 101, alsmede de bestuurder van die vrachtauto, draagt er zorg voor dat die machtiging of dat document in de vrachtauto aanwezig is.

Artikel

102

Hoofdstuk

VII

Diverse bepalingen

Artikel

103

Een vrachtauto, die blijkens het kenteken niet geregistreerd is in een Lid-Staat, kan de toegang tot Nederland worden ontzegd, indien niet voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 25 van de wet.

Artikel

104

Artikel

105

Artikel

106

Artikel

107

De NIWO verschaft periodiek aan Onze Minister een overzicht van de houders van C.E.M.T.-, en cabotagevergunningen.

Hoofdstuk

VIII

Bepaling van strafrechtelijke aard

Hoofdstuk

IX

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

109

Gemeenten, welke vóór 1 januari 1986 vervoer hebben verricht bij de verwijdering van afvalstoffen die naar hun aard overeenkomen met de in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, genoemde stoffen en die afkomstig zijn uit niet-particuliere huishoudens, zijn gerechtigd dit vervoer tot 1 september 1992 te verrichten zonder een daartoe strekkende vergunning of inschrijving.

Artikel

110

Degenen, die vóór 1 mei 1988 tegen vergoeding vervoer hebben verricht van zuiveringsslib, dat slechts voor ten hoogste 20% bestaat uit vaste stoffen, zijn gerechtigd dit vervoer tot 19 maart 1994 te verrichten zonder een daartoe strekkende vergunning.

Artikel

111

Zaken die ter kennis zijn gebracht van het tuchtcollege bedoeld in artikel 52 van het Uitvoeringsbesluit autovervoer goederen 1988 vóór het tijdstip van in werking treden van deze wet worden, voor zover daarop bij het in werking treden van deze wet nog niet is beslist, behandeld overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet Autovervoer Goederen.

Artikel

112

De verklaringen van dienstbetrekking als bedoeld in artikel 132 van het Uitvoeringsbesluit Autovervoer Goederen 1988 (Stb. 209) die gelden op het tijdstip van het in werking treden van dit Besluit, worden vanaf dat tijdstip aangemerkt als verklaringen van dienstbetrekking als bedoeld in artikel 24, onderdeel a.

Artikel

113

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

115

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit goederenvervoer over de weg.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en nadat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. R. H. Maij-Weggen
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin