Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994

Hoofdstuk

1a

Voorwaarden algemeen nut beogende instellingen, sociaal belang behartigende instellingen en steunstichtingen SBBI

Artikel

1a

Artikel

1b

Artikel

1d

Artikel

1e

Artikel

1f

Hoofdstuk

2

Verzoek om uitnodiging tot het doen van aangifte

Artikel

2

Artikel

3

Hoofdstuk

3

Uitnodiging tot het doen van aangifte

Artikel

4a

Artikel

5

Vervallen

Artikel

6

Vervallen

Artikel

7

Vervallen

Artikel

8

Vervallen

Artikel

9

Vervallen

Artikel

10

Vervallen

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Vervallen

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Vervallen

Artikel

17

Vervallen

Artikel

18

Vervallen

Artikel

18a

Vervallen

Artikel

19

Vervallen

Hoofdstuk

4

Het doen van aangifte en melding

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

21a

Artikel

21b

Aan de verplichting, bedoeld in artikel 54 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, wordt voldaan door het duidelijk, stellig en zonder voorbehoud invullen, ondertekenen en inleveren of toezenden van het door de inspecteur uitgereikte of toegezonden meldingsbiljet.

Artikel

22

Van de verplichting de in de uitnodiging tot het doen van aangifte gevraagde gegevens en bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan in te leveren of toe te zenden, kan de inspecteur ontheffing verlenen ingeval degene die is uitgenodigd tot het doen van aangifte, op een binnen de door de inspecteur ingevolge artikel 9, eerste tot en met derde lid, van de wet gestelde termijn ingediend verzoek opnieuw is uitgenodigd tot het doen van aangifte.

Hoofdstuk

5

Voorlopige aanslag

Artikel

23

Artikel

24

Indien een voorlopige aanslag inkomstenbelasting is of zal worden vastgesteld en een relevante wijziging optreedt in de omstandigheden die van belang zijn voor de opgelegde of op te leggen voorlopige aanslag, doet de belastingplichtige daarvan zo spoedig mogelijk op de door de inspecteur aangewezen wijze mededeling aan de inspecteur. Deze mededeling wordt geacht een verzoek om herziening als bedoeld in artikel 9.5, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 te zijn.

Artikel

24a

Een verzoek tot vaststelling van een voorlopige aanslag voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting alsmede een verzoek tot herziening als bedoeld in artikel 9.5, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, onderscheidenlijk artikel 27, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, van een dergelijke voorlopige aanslag wordt op de door de inspecteur aangegeven wijze langs elektronische weg gedaan, ingeval het verzoek wordt gedaan door een administratieplichtige als bedoeld in artikel 52, tweede lid, van de wet die binnenlands belastingplichtige is.

Hoofdstuk

6

Tijdvak

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

In afwijking van artikel 28, eerste lid, is het tijdvak waarover de loonbelasting moet worden betaald:

Hoofdstuk

7

Uitstel van betaling

Artikel

30

Hoofdstuk

7a

Basisregistratie inkomen

Artikel

30b

De inspecteur vermindert ambtshalve een inkomensgegeven dat op een te hoog bedrag is bepaald zodra hem dat is gebleken, tenzij:

  • a.

    vijf jaren zijn verlopen na het einde van het kalenderjaar waarop het inkomensgegeven betrekking heeft;

  • b.

    de onjuistheid van het inkomensgegeven voortvloeit uit jurisprudentie die eerst is gewezen nadat de met het inkomensgegeven samenhangende inkomstenbelasting- of loonbelastingschuld onherroepelijk vast is komen te staan, tenzij de Minister van Financiën anders heeft bepaald;

  • c.

    de onjuistheid van het inkomensgegeven voortvloeit uit beleidsregels van de Minister van Financiën die eerst zijn uitgevaardigd nadat de met het inkomensgegeven samenhangende inkomstenbelasting- of loonbelastingschuld onherroepelijk vast is komen te staan, tenzij de Minister van Financiën anders heeft bepaald;

  • d.

    de onjuistheid van het inkomensgegeven voortvloeit uit de omstandigheid dat eerst nadat de met het inkomensgegeven samenhangende inkomstenbelasting- of loonbelastingschuld onherroepelijk vast is komen te staan een beroep wordt gedaan op een fiscale faciliteit, waarop een beroep moet worden gedaan bij de aangifte of op een ander wettelijk voorgeschreven moment; of

  • e.

    sprake is van enig feit waardoor het inkomensgegeven op een te hoog bedrag is bepaald en enig ander inkomensgegeven, al dan niet van dezelfde betrokkene, ter zake van datzelfde feit op een te laag bedrag is bepaald, met dien verstande dat in dat geval wel ambtshalve vermindering plaatsvindt voor zover de met het laatstgenoemde inkomensgegeven samenhangende inkomstenbelasting of loonbelasting is of kan worden geheven.

Hoofdstuk

8

Heffingsrente

Artikel

31

Hoofdstuk

8a

Voorkoming van dubbele belasting; eenzijdige regeling

Artikel

31a

Voor de toepassing van artikel 38, tweede lid, van de wet, worden van de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte aangewezen: IJsland, Noorwegen en Liechtenstein.

Hoofdstuk

9

Vrijstellingen

Artikel

32

Artikel

32a

Artikel

32b

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

De werknemer die niet in Nederland woont en buiten Nederland in dienstbetrekking staat tot een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon, is, in afwijking in zoverre van artikel 2, derde en vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 7.2, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, vrijgesteld van loonbelasting onderscheidenlijk inkomstenbelasting indien:

  • a.

    ter zake van het loon van de werknemer niet een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is en ook de Belastingregeling voor het Koninkrijk en de Belastingregeling voor het land Nederland niet van toepassing zijn; en

  • b.

    de werknemer is aangeworven in het land waar hij werkzaam is; en

  • c.

    door de Mogendheid op wier grondgebied de dienstbetrekking wordt vervuld een overeenkomstig standpunt wordt ingenomen ten aanzien van werknemers van haar publiekrechtelijke rechtspersonen die werkzaam zijn in Nederland en alhier zijn aangeworven.

Artikel

42

Vervallen

Hoofdstuk

10

Verplichtingen ten dienste van de belastingheffing

Artikel

43

Vervallen

Artikel

43b

Vervallen

Hoofdstuk

10a

Geen geheimhoudingsplicht

Artikel

43c

Hoofdstuk

11

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

44

De Uitvoeringsbeschikking Algemene wet inzake rijksbelastingen 1964 wordt ingetrokken.

Artikel

45

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 1994.

Artikel

46

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen OB69, OB97, OB101, OB140, MB1, MB3, MB4, MB5, MB6, MB7, MB9 en MB11, die ter inzage worden gelegd bij de Directie Wetgeving Directe Belastingen van het Ministerie van Financiën.

De Staatssecretaris van Financiën, M.J.J. van Amelsvoort.

Bijlagen

Vervallen