Besluit van 26 september 1996, houdende regeling van de bijdragen in de kosten van zorg ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, en in de kosten van verzorging door een verzorgingshuis als bedoeld in de Overgangswet verzorgingshuizen (Bijdragebesluit zorg)

Bijdragebesluit zorg

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 juli 1996, VPZ/VU-961475, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie en in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
De Raad van State gehoord (advies van 16 augustus 1996, No. W13.96.0305);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 25 september 1996, VPZ/VU-962243, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie en in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Hoofdstuk

II

Bijdrage bij verblijf in een instelling of verzorgingshuis

§

1

Bijdrageplicht

Artikel

2

Artikel

3

§

2

Inkomensafhankelijke bijdrage

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Uitkeringen, gedaan om te voorzien in de kosten van onderhoud, worden, na toepassing van de artikelen 5, 6 en 7, op de inkomsten in mindering gebracht, voor zover deze naar redelijke maatstaven strekken tot dat doel en worden gedaan ten behoeve van eigen, aangehuwde en pleegkinderen, mits voor die kinderen op grond van de artikelen 7 en 26 van de Algemene Kinderbijslagwet recht op een uitkering bestaat of aan die kinderen, voor zover ze de leeftijd van 27 jaar nog niet hebben bereikt, studiefinanciering is toegekend krachtens de Wet studiefinanciering 2000.

Artikel

9

Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing voor de gewezen of duurzaam van hem gescheiden levende echtgenoot en voor andere personen met wie de verzekerde gedurende een periode van ten minste een jaar, direct voorafgaande aan de opneming in een instelling of verzorgingshuis, een gemeenschappelijke huishouding voerde.

Artikel

10

Artikel

11

Tenzij op de ongehuwde verzekerde of de gehuwde verzekerden wegens gezamenlijk verblijf het bepaalde ingevolge artikel 14, eerste lid, van toepassing is geweest, worden op zijn inkomsten over de periode vanaf de dag waarop het verblijf in de instelling of het verzorgingshuis begint, tot en met de derde maand volgende op de maand waarin het verblijf is begonnen, na toepassing van de artikelen 6 tot en met 9, in verband met de woonruimte, waarin hij in de laatste zes maanden direct voorafgaande aan zijn opneming een zelfstandige huishouding heeft gevoerd, in mindering gebracht de kosten, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a.

Artikel

12

Artikel

13

Indien de verzekerde verblijft in een instelling als bedoeld in artikel 11, 12, 20c, 22a of 25 van het Besluit of in de verpleeginrichting Amstelrade te Amstelveen, Nieuw-Unicum te Zandvoort of het Zeehospitium te Katwijk aan Zee, wordt de verschuldigde bijdrage van die verzekerde of de verzekerden te zamen, na toepassing van de artikelen 4 tot en met 11, verlaagd met € 28,36 per maand. Voor de verzekerden die slechts een gedeelte van de maand bijdrageplichtig zijn, wordt een verlaging naar rato toegepast.

Artikel

13a

Vervallen

§

3

Inkomensafhankelijke bijdrage in bijzondere gevallen

Artikel

14

§

4

Inkomensonafhankelijke bijdrage in bijzondere gevallen

Artikel

15a

Hoofdstuk

III

Bijdrage in andere gevallen

§

1

Bijdrageplicht

Artikel

16

In afwijking van artikel 1 wordt in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:

  • a.

    instelling:

    een ingevolge artikel 8 van de wet toegelaten instelling waarin zorg wordt verleend als omschreven in de artikelen 15, 20b, 20d, of 20e van het Besluit;

  • b.

    bijdrageplichtig inkomen: het inkomen van een verzekerde die niet behoort tot een leefeenheid, het inkomen van een meerderjarige ongehuwde verzekerde die deel uitmaakt van een leefeenheid dan wel het inkomen van de gehuwde verzekerden die deel uitmaken van een leefeenheid te zamen;

  • c.

    peiljaar:

    het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarin de verzekerde zijn aanspraak op zorg tot gelding brengt.

Artikel

16b

Tenzij anders bepaald, is de verzekerde de bijdrage, bedoeld in artikel 16a verschuldigd aan het uitvoeringsorgaan.

§

2

Bijdragen voor thuiszorg

Artikel

16c

Vervallen

Artikel

16d

Artikel

16e

§

3

Andere bijdragen

Artikel

16f

Artikel

16g

Hoofdstuk

IV

Slot- en overgangsbepalingen

Artikel

17

Artikel

18

Vervallen

Artikel

19

Artikel

20

Voor de berekening van enige in dit besluit genoemde periode worden zodanige perioden, voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit besluit, mede in aanmerking genomen.

Artikel

21

Het uitvoeringsorgaan of, ingeval artikel 6, vierde lid, van de wet van toepassing is, Onze Minister van Justitie verlaagt ambtshalve de voor de verzekerde vastgestelde bijdrage indien in verband met structurele wijzigingen in het niveau van uitkeringen in het kader van regelingen inzake de sociale zekerheid zonder zodanige wijziging na afdracht van de bijdrage maandelijks voor persoonlijke uitgaven gemiddeld minder zou overblijven dan het van toepassing zijnde bedrag, vermeld in artikel 31 van de Algemene bijstandswet, zoals dat geldt in het lopende kalenderjaar.

Artikel

22

Vervallen

Artikel

23

Voor zover zulks voor de vaststelling van een bijdrage als bedoeld in artikel 4 of 14 met toepassing van artikel 5, tweede of derde lid, noodzakelijk is in verband met de intrekking van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en de Wet op de vermogensbelasting 1964, kunnen voor de kalenderjaren 2001 en 2002 bij ministeriële regeling afwijkende regels worden gesteld.

Artikel

24

Voor de vaststelling van een bijdrage als bedoeld in artikel 16d met toepassing van artikel 16e, vierde en vijfde lid, voor de jaren 2001 en 2002 wordt:

  • a.

    in artikel 16e, vierde lid, telkens voor «het inkomen in het lopende jaar» gelezen: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, over het lopende jaar, verminderd met een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag dat voor verschillende groepen van verzekerden kan verschillen;

  • b.

    in artikel 16e, vierde lid, als bijdrageplichtig inkomen over het lopende jaar aangemerkt het overeenkomstig onderdeel a verminderde verzamelinkomen;

  • c.

    in artikel 16e, vijfde lid, voor «bijdrageplichtig inkomen» telkens gelezen: het verzamelinkomen na aftrek van bij ministeriële regeling aan te wijzen aftrekposten.

Artikel

25

In de periode van 1 juli 2001 tot en met 30 juni 2002 wordt voor de verzekerde die een uitkering geniet op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en die in 1999 de leeftijd van 20 jaren maar nog niet de leeftijd van 65 jaren had bereikt voor de vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen op de inkomsten, bedoeld in artikel 6, een bedrag van € 422,02 in mindering gebracht.

Artikel

26

Vervallen

Artikel

27

Dit besluit treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

28

Dit besluit wordt aangehaald als: Bijdragebesluit zorg.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. G. Terpstra
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager