Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op de Verordening nr. 1257/99 van 17 mei 1999 van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen;

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemeen

Artikel

1

Artikel

2

De minister kan aan beheerders en aan anderen dan beheerders als bedoeld in artikel 4 en 5 op landbouwgronden ter bevordering van de toepassing van landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming en natuurbeheer, ter bevordering van de duurzame instandhouding van landschappelijke elementen, alsmede ter bevordering van de bebossing van landbouwgronden, op aanvraag subsidie verstrekken ten behoeve van:

  • a.

    de instandhouding en ontwikkeling van de beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 30;

  • b.

    de instandhouding van het beheerspakket, opgenomen in bijlage 31;

  • c.

    de instandhouding van de landschapspakketten, opgenomen in de bijlagen 32 tot en met 46;

  • d.

    het door middel van maatregelen met een eenmalig karakter rechtstreeks en direct wijzigen van de fysieke condities of kenmerken van gronden, zonder welke wijziging de daarop volgende instandhouding van beheerspakketten, onderscheidenlijk landschappelijke elementen, niet mogelijk is;

  • e.

    de instandhouding van een bijzonder beheerspakket of landschapspakket als bedoeld in artikel 14, eerste lid.

Artikel

3

Indien er naast een beheersbijdrage of inrichtingssubsidie op grond van deze regeling uit andere hoofde van overheidswege een subsidie is of wordt verstrekt voor de in het kader van deze regeling gemaakte kosten, waaronder mede wordt begrepen vergoeding van inkomstenderving, en hierdoor het totaal van de overheidsbijdragen meer bedraagt dan de desbetreffende beheersbijdrage, dan wel, voorzover het inrichtingssubsidie betreft, meer bedraagt dan 95% van de werkelijke kosten, wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager vastgesteld dat het totaal van de overheidsbijdragen die beheersbijdrage, onderscheidenlijk die 95%, niet overstijgt.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Bij het vaststellen van de beheersbijdragen van een beheerspakket als bedoeld in artikel 7 of een bijzonder beheerspakket als bedoeld in artikel 14 wordt rekening gehouden met de volgende grondslagen:

  • a.

    onderscheid tussen veen-, klei-, en zandgrond;

  • b.

    de productiederving uitgedrukt in kilogram voerdereenheden melk;

  • c.

    de toename van de arbeidsaanspraken, en

  • d.

    de wijziging van de exploitatie-aanspraken, als gevolg van de uitvoering van agrarisch natuurbeheer.

Artikel

9

Artikel

9a

Voorzover de regeling bemesting toestaat, geschiedt de aanwending van kunstmest op grond van een bemestingsadvies of bemestingsplan dat is gebaseerd op het mineralen aangiftensysteem.

Artikel

9b

De subsidie wordt voor de duur van een jaar niet verstrekt, indien de subsidieaanvrager door ernstige nalatigheid of opzettelijk een onjuiste aanvraag heeft ingediend of anderszins onjuiste heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op titel II van hoofdstuk IX van de verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L 160), of indien een verleende subsidie geheel of gedeeltelijk is ingetrokken ingevolge artikel 90a of een vastgestelde subsidie geheel of gedeeltelijk is ingetrokken ingevolge artikel 90b.

Artikel

9c

Indien de aanvrager opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening of vaststelling heeft ingediend of anderszins onjuiste gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op titel II van hoofdstuk IX van de verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L 160), of indien ingeval van opzet een verleende of vastgestelde subsidie geheel of gedeeltelijk is ingetrokken op grond van artikel 90a of 90b, wordt tevens geen subsidie verleend in het daarop volgend jaar.

Artikel

9d

Indien de aanvrager in een jaar opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening op grond van deze regeling heeft ingediend, wordt geen subsidie verstrekt voor het daaropvolgend jaar.

Hoofdstuk

2

Begrenzing van beheers- en landschapsgebieden

Artikel

10

Artikel

11

In afwijking van artikel 10, eerste lid, onderdeel c, wordt het beheerspakket opgenomen in bijlage 31 niet opengesteld in een begrensd beheersgebied als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d.

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

De minister kan aan gedeputeerde staten per beheerspakket onderscheidenlijk landschapspakket of groep van beheerspakketten onderscheidenlijk groep van landschapspakketten, richtlijnen en aanwijzingen geven ten aanzien van het aantal hectares waarop het totaal van de beheersgebiedsplannen onderscheidenlijk landschapsgebiedsplannen in een provincie betrekking kan hebben.

Artikel

16

Vaststelling en wijziging van beheers- en landschapsgebiedsplannen geschiedt met inachtneming van het Structuurschema groene ruimte, het Natuurbeleidsplan bedoeld in de Natuurbeschermingswet en door de minister overeenkomstig artikel 15 gegeven richtlijnen en aanwijzingen.

Artikel

17

Op de voorbereiding van een besluit tot vaststelling of wijziging van een beheers- of landschapsgebiedsplan is de in afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

Artikel

17a

Hoofdstuk

2a

Probleemgebieden

Artikel

17b

Artikel

17c

Hoofdstuk

3

Aanvragen van subsidie

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Indien er met betrekking tot een terrein meer beheerders zijn, kan door hen gezamenlijk een aanvraag worden ingediend, welke aanvraag, onverminderd de artikelen 18 en 19, vergezeld gaat van een tussen hen gesloten overeenkomst waaruit blijkt dat zij genoegzaam en duurzaam samenwerken inzake het beheer van dat terrein.

Hoofdstuk

4

Beheerssubsidie

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

21

Artikel

22

Indien beheerssubsidie wordt verstrekt voor de beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 19 tot en met 22 komen de pakketten opgenomen in de hierna vermelde bijlagen, voor de daarbij vermelde percentages van het aantal hectares waarvoor beheerssubsidie wordt verleend, ten laste van het quotum:

  • a.

    bijlage 19: 17%;

  • b.

    bijlage 20: 22%;

  • c.

    bijlage 21: 28%, en

  • d.

    bijlage 22: 34%.

Artikel

23

Beheerssubsidie ten behoeve van een terrein dat is gelegen in een beheersgebied wordt verstrekt:

  • a.

    met het oog op de ontwikkeling van een of meerdere beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 6, 10, 12 tot en met 15 en 24 tot en met 28, voorzover die ontwikkeling in overeenstemming is met het desbetreffende beheersgebiedsplan;

  • b.

    met het oog op de instandhouding van een of meerdere beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 7 tot en met 9, en 11 tot en met 30 die op het tijdstip van indiening van de aanvraag voor beheerssubsidie op het terrein zijn ontwikkeld, voorzover die instandhouding in overeenstemming is met het desbetreffende beheersgebiedsplan.

Artikel

24

Beheerssubsidie wordt verstrekt ten behoeve van een terrein met het oog op de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket opgenomen in de bijlagen 29 en 30.

Artikel

25

Beheerssubsidie ten behoeve van een terrein dat is gelegen in een beheersgebied wordt verstrekt met het oog op de instandhouding van het beheerspakket opgenomen in bijlage 31, indien aan de beheerder voor ten minste 30% van het totale areaal landbouwgronden dat tot zijn agrarische onderneming moet worden gerekend subsidie is verleend voor de ontwikkeling of instandhouding van een of meerdere beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 28a.

Artikel

26

Beheerssubsidie wordt verstrekt:

  • a.

    voor één tijdvak, indien de subsidie betrekking heeft op de ontwikkeling of instandhouding van een of meerdere beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 28a, en 31;

  • b.

    voor drie aaneengesloten tijdvakken, indien de subsidie betrekking heeft op de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket, opgenomen in een van de bijlagen 29 en 30.

Artikel

27

Beheerssubsidie ten behoeve van de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket opgenomen in de bijlagen 29 en 30 wordt uitsluitend verstrekt indien:

Artikel

28

Artikel

29

Beheerssubsidie wordt niet verstrekt:

  • a.

    aan Staatsbosbeheer;

  • b.

    ten behoeve van de terreinen die niet zijn gelegen in een beheersgebied, tenzij de aangevraagde beheerssubsidie betrekking heeft op beheerspakketten genoemd in de bijlagen 29 en 30.

  • c.

    ten behoeve van een in een beheersgebied gelegen terrein voorzover daardoor het quotum wordt overschreden, of

  • d.

    ten behoeve van terreinen waarop nog verplichtingen van toepassing zijn op grond van:

    • 1°.

      de Beschikking beheersovereenkomsten 1983;

    • 2°.

      de Regeling beheersovereenkomsten 1988;

    • 3°.

      de Regeling beheersovereenkomsten 1993;

    • 4°.

      de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling;

    • 5°.

      de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden;

    • 6°.

      de Beschikking ter zake van het uit produktie nemen van bouwland;

    • 7°.

      de Beschikking bijdragen probleemgebieden,

    • 8°.

      de Regeling functiebeloning bos en natuurterreinen, of

    • 9°.

      paragraaf 10 van de Regeling EGsteunverlening akkerbouw.

Artikel

30

Beheerssubsidie wordt niet verstrekt aan een beheerder:

  • a.

    indien in de twee jaar voorafgaande aan de aanvraag voor subsidieverlening, een verzoek tot intrekking van een subsidieverlening op grond van deze regeling voor de desbetreffende beheerseenheid door de beheerder is ingediend en dit verzoek is gehonoreerd, of

  • b.

    indien in de twee jaar voorafgaande aan de aanvraag voor subsidieverlening een op grond van deze regeling verleende beheerssubsidie voor de desbetreffende beheerseenheid is vastgesteld overeenkomstig artikel 43, eerste lid, onderdeel b.

Artikel

31

Beheerssubsidie wordt niet verstrekt indien voor de desbetreffende beheerseenheid voor de instandhouding of ontwikkeling van een beheerspakket bijdragen worden genoten van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 5 of door tussenkomst van een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 4.

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

33a

Paragraaf

2

Subsidieverlening

Artikel

34

Indien beheerssubsidie wordt verstrekt voor de instandhouding of ontwikkeling van meerdere beheerspakketten op een terrein, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval:

  • a.

    de ligging en de grootte van het terrein;

  • b.

    de doelen van de beheerssubsidie, bestaande uit het gedurende het tijdvak op het terrein ontwikkelen of in stand houden van de desbetreffende beheerspakketten;

  • c.

    het aantal hectares per beheerspakket waarvoor beheerssubsidie wordt verleend;

  • d.

    de beheersbijdrage op basis waarvan de beheerssubsidie zal worden vastgesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen veen-, klei- en zandgebied en naar ligging;

  • e.

    het aantal hectares waar ruige mest op wordt uitgereden en het bedrag, bedoeld in artikel 33, en

  • f.

    de datum waarop het tijdvak waarover beheerssubsidie wordt verleend, aanvangt.

Artikel

35

Indien beheerssubsidie wordt verstrekt voor de instandhouding of ontwikkeling van een beheerspakket, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval:

  • a.

    de ligging en de grootte van het terrein;

  • b.

    het doel van beheerssubsidie, bestaande uit het gedurende het tijdvak op het terrein ontwikkelen, onderscheidenlijk in stand houden, van het desbetreffende beheerspakket;

  • c.

    de beheersbijdrage op basis waarvan de beheerssubsidie zal worden vastgesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen veen-, klei- en zandgebied en naar ligging;

  • d.

    het aantal hectares waar ruige mest op wordt uitgereden en de daarmee samenhangende verhoging, bedoeld in artikel 33, eerste lid, en

  • e.

    de datum waarop het tijdvak waarover beheerssubsidie wordt verleend, aanvangt.

Artikel

36

De datum, bedoeld in de artikelen 34, onderdeel f, onderscheidenlijk artikel 35, onderdeel e, waarop het tijdvak waarover beheerssubsidie wordt verleend aanvangt, kan uitsluitend de eerste dag van de onderscheiden maanden van een jaar zijn.

Artikel

37

Paragraaf

3

Verplichtingen

Artikel

38

Paragraaf

4

Voorschotten

Artikel

39

Artikel

40

Paragraaf

5

Subsidievaststelling

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Vervallen.

Hoofdstuk

5

Inrichtingssubsidie

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Inrichtingssubsidie ten behoeve van een terrein waarvan het gebruiksrecht berust bij een beperkt gerechtigde wordt uitsluitend verstrekt indien de aanvraag voor inrichtingssubsidie vergezeld gaat van een verklaring van de eigenaar van het desbetreffende terrein dat deze geen bezwaar heeft tegen de subsidieverlening.

Artikel

48

Tot de subsidiabele kosten behoren de kosten, inclusief BTW, voorzover verrekening niet mogelijk is, verband houdende met:

  • a.

    het opstellen door derden van een inrichtingsplan;

  • b.

    bebossing van een terrein, voorzover ten behoeve van dat terrein beheerssubsidie is verleend, gericht op de ontwikkeling en daaropvolgende instandhouding van een beheerspakket dat is vermeld in een van de bijlagen 29 en 30;

  • c.

    maatregelen voor herstel of aanleg van landschappelijke elementen;

  • d.

    maatregelen, gericht op wijziging van de waterhuishouding;

  • e.

    grondverzet;

  • f.

    het plaatsen van een raster;

  • g.

    afvoer van grond, of

  • h.

    overige maatregelen voorzover noodzakelijk in verband met de desbetreffende inrichting.

Artikel

49

Niet tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval de kosten, verband houdende met:

  • a.

    de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

  • b.

    de bouw van opstallen;

  • c.

    achterstallig onderhoud aan landschappelijke elementen;

  • d.

    de aanschaf van machines, of

  • e.

    de aanschaf van materialen, anders dan ten behoeve van het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 48.

Artikel

50

Geen inrichtingssubsidie wordt verstrekt:

  • a.

    voor kosten die zijn gemaakt, alvorens een beslissing op de aanvraag voor inrichtingssubsidie is genomen, behoudens de kosten, bedoeld in artikel 48, onderdeel a;

  • b.

    ten behoeve van maatregelen waarmee een aanvang is gemaakt, onderscheidenlijk die reeds zijn uitgevoerd, alvorens een beslissing op de aanvraag voor inrichtingssubsidie is genomen, of

  • c.

    indien de aanvraag tot inrichtingssubsidie niet wordt ingediend tegelijk met de aanvraag tot beheerssubsidie, onderscheidenlijk landschapssubsidie, voor het desbetreffende terrein.

Artikel

50a

Artikel

51

Artikel

52

De minister kan beleidsregels vaststellen met het oog op de toepassing van de artikelen 46, 48 en 51.

Paragraaf

2

Subsidieverlening

Artikel

53

De subsidieverlening vermeldt in ieder geval:

  • a.

    in hoeverre het plan, bedoeld in artikel 46, tweede lid, in uitvoering kan worden genomen;

  • b.

    de aard van de benodigde wijzigingen van de fysieke condities of kenmerken van het betrokken terrein;

  • c.

    het aantal hectares ten behoeve waarvan inrichtingssubsidie wordt verleend;

  • d.

    de datum waarop de periode waarover inrichtingssubsidie wordt verleend, aanvangt, en

  • e.

    het bedrag waarop de inrichtingssubsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

Paragraaf

3

Verplichtingen

Artikel

54

De subsidieontvanger is verplicht de maatregelen overeenkomstig het door de minister goedgekeurde inrichtingsplan uit te voeren binnen een jaar na de datum van subsidieverlening.

Paragraaf

4

Voorschotten

Artikel

55

Artikel

56

De aanvraag tot voorschotverlening wordt ingediend bij de directeur van LASER met gebruikmaking van een daartoe bestemd aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij de directeur van LASER.

Artikel

57

De minister neemt binnen 8 weken na ontvangst van de in artikel 56 bedoelde aanvraag een besluit.

Paragraaf

5

Subsidievaststelling

Artikel

58

Artikel

59

De minister stelt na ontvangst van de in artikel 58 bedoelde bescheiden de inrichtingssubsidie binnen 8 weken vast op grond van de werkelijk gemaakte kosten zoals bepaald bij de subsidieverlening.

Hoofdstuk

6

Landschapssubsidie

Artikel

60

Artikel

61

Landschapssubsidie wordt verstrekt voor een tijdvak.

Artikel

62

Artikel

63

Indien landschapssubsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van een of meerdere landschapspakketten binnen een terrein, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval:

  • a.

    de ligging en grootte van het terrein;

  • b.

    het doel van de landschapssubsidie, bestaande uit het gedurende het tijdvak op het terrein in stand houden van een of meerdere landschapspakketten;

  • c.

    het bedrag, onderscheidenlijk de bedragen, op basis waarvan de landschapssubsidie zal worden vastgesteld, en

  • d.

    de datum waarop het tijdvak waarover landschapssubsidie wordt verleend, aanvangt.

Artikel

64

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde doel, bedoeld in artikel 63, onderdeel b, vermelde doel te realiseren;

  • b.

    van omstandigheden als gevolg waarvan het redelijkerwijs niet mogelijk is te voldoen aan de verplichting, bedoeld in onderdeel a, binnen twee weken nadat de subsidieontvanger daarvan redelijkerwijs op de hoogte kan zijn aan de directeur van LASER schriftelijk melding te doen, en

  • c.

    uiterlijk vier weken voordat gehele of gedeeltelijke overdracht van de bevoegdheid tot gebruik en beheer van het betrokken terrein plaatsvindt, van het voornemen daartoe aan de directeur van LASER schriftelijk melding te doen.

Artikel

65

De artikelen 21, eerste lid, 28, 29 onderdeel a, b en d, 30 tot en met 32, derde en vierde lid, 36, 39 tot en met 42 en artikel 38, eerste lid, van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000, zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk

7

Subsidie natuurlijke handicaps

Artikel

66

Vervallen

Artikel

67

Vervallen

Artikel

68

Subsidie natuurlijke handicaps wordt verstrekt met het oog op de instandhouding van het beheerspakket, opgenomen in bijlage 31.

Artikel

69

Subsidie natuurlijke handicaps wordt verstrekt voor een tijdvak.

Artikel

70

Subsidie natuurlijke handicaps wordt niet verstrekt indien het terrein niet is gelegen binnen een probleemgebied.

Artikel

71

De subsidie natuurlijke handicaps bedraagt per tijdvak het bedrag dat wordt gevormd door de vermenigvuldiging van het getal zes met de beheersbijdrage opgenomen in de bijlage van het desbetreffende beheerspakket en het aantal hectares waarvoor subsidie natuurlijke handicaps wordt verleend.

Artikel

72

De beschikking tot verlening van subsidie natuurlijke handicaps vermeldt in ieder geval:

  • a.

    de grootte van het terrein en een aanduiding van de ligging;

  • b.

    het doel van de subsidie natuurlijke handicaps, bestaande uit het gedurende het tijdvak op het terrein naleven van beheersvoorschriften die zijn vermeld in de bijlage waarin het desbetreffende beheerspakket is vermeld;

  • c.

    het bedrag op basis waarvan de subsidie natuurlijke handicaps zal worden vastgesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen veen-, klei- en zandgebieden, en,

  • d.

    de datum waarop het tijdvak waarover subsidie natuurlijke handicaps wordt verleend, aanvangt.

Artikel

73

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde doel, bedoeld in artikel 72, onderdeel b, te realiseren;

  • b.

    van omstandigheden als gevolg waarvan het redelijkerwijs niet mogelijk is te voldoen aan de verplichting, bedoeld in onderdeel a, binnen twee weken nadat de subsidieontvanger daarvan redelijkerwijs op de hoogte kan zijn aan de directeur van LASER schriftelijk melding te doen, en

  • c.

    uiterlijk vier weken voordat gehele of gedeeltelijke overdracht van de bevoegdheid tot gebruik en beheer van het betrokken terrein plaatsvindt van het voornemen daartoe aan de directeur van LASER schriftelijk melding te doen.

Artikel

74

De artikelen 41 tot en met 43, derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel

75

Artikel

76

Hoofdstuk

8

Overgangsbeheer

Artikel

77

Artikel

77a

Overgangsbeheerssubsidie wordt niet verstrekt ten aanzien van terreinen, gelegen in een natuurgebiedsplan als bedoeld in de Subsidieregeling natuurbeheer 2000, die Staatsbosbeheer, een particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie als bedoeld in artikel 3 van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, een ontvanger van subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 40 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 danwel een rechtsopvolger daarvan of een ontvanger van beheerssubsidie als bedoeld in artikel 9 van de Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer danwel een rechtsopvolger daarvan in de hoedanigheid van eigenaar, dan wel zakelijk gerechtigde, na 1 december 1977 in gebruik heeft afgestaan aan een ondernemer, tenzij dit afstaan in gebruik heeft geleid tot de ononderbroken voortzetting van het op 1 december 1977 bestaand gebruik door:

  • -

    de ondernemer;

  • -

    zijn echtgenoot;

  • -

    een pleegkind of

  • -

    één of meer bloed- en aanverwanten in de rechte lijn.

Artikel

78

Artikel

79

Overgangsbeheerssubsidie wordt verstrekt ten behoeve van de beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 28a.

Artikel

80

De artikelen 21, 28 tot en met 36, en 38 tot en met 43 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel

81

Artikel 86 is niet van toepassing.

Hoofdstuk

9

Koopplicht

Artikel

82

Telkens wanneer met betrekking tot één of meer gronden, die in een Rbon-gebied, onderscheidenlijk beheersgebied, zijn gelegen en ten aanzien waarvan beheerssubsidie is verleend voor de pakketten opgenomen in bijlage 1a van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling, met uitzondering van de pakketten G1, B1 en G9, onderscheidenlijk de beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 11, 15, en 24 tot en met 27 van de onderhavige regeling, aan het bureau een recht van eigendom of een daarvan afgeleid beperkt recht wordt aangeboden, is het bureau gehouden het hem aangeboden recht te verwerven, indien de minister aannemelijk acht dat met betrekking tot zodanige grond:

  • a.

    vervreemding of in gebruik afstaan, of

  • b.

    vestiging van een ander beperkt recht ten gunste van één of meer personen niet kan plaatsvinden.

Artikel

83

Artikel

84

Artikel

84a

De minister kan bij een in de Staatscourant bekend te maken besluit bepalen dat vanaf een door hem vast te stellen tijdstip de gehoudenheid van het bureau, bedoeld in artikel 82, wordt opgeschort.

Hoofdstuk

10

Wijziging en intrekking

Artikel

85

Artikel

85a

Vervallen.

Artikel

86

In geval subsidie is verleend ten behoeve van een terrein waarvan het recht tot gebruik en beheer berust bij de subsidieontvanger, en dat recht gaat over op een derde gedurende de periode waarover de desbetreffende subsidie is verleend, kan de desbetreffende subsidieverlening worden gewijzigd in een subsidieverlening aan die derde indien deze, uiterlijk vier weken na de datum waarop het recht tot gebruik en beheer is overgegaan, bij wege van een aan de directeur LASER gericht schriftelijk stuk:

  • a.

    verklaart te treden in de aan de subsidieverlening verbonden rechten en plichten, vanaf de datum met ingang waarvan de wijziging uit hoofde van dit lid van kracht zal zijn, en

  • b.

    aangeeft of hij als ondernemer moet worden aangemerkt.

Artikel

87

Artikel

88

Artikel

89

Artikel

89a

Artikel

90

Artikel

90a

Een verleende subsidie wordt voor de duur van één jaar, ingetrokken indien de subsidieaanvrager door ernstige nalatigheid of opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening of -vaststelling heeft ingediend of anderszins onjuiste gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op titel II van hoofdstuk IX van de verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L 160).

Artikel

90b

De vastgestelde subsidie wordt geheel of gedeeltelijk ingetrokken indien de subsidieontvanger door ernstige nalatigheid of opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening of -vaststelling heeft ingediend of anderszins foute gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op titel II van hoofdstuk IX van de verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L 160).

Artikel

91

Onverschuldigd betaalde subsidies en voorschotten worden teruggevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente tot de datum van ontvangst van de teruggevorderde bedragen.

Hoofdstuk

11

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

92

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze regeling bepaalde zijn belast de ambtenaren van de Dienst landelijk gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel

92a

De subsidieaanvrager is verplicht alle op de subsidie betrekking hebbende documenten, als bedoeld in artikel 1, van verordening (EG) nr. 4045/89 van de Raad van 21 december 1989 inzake de door de lidstaten uit te voeren controles op de verrichtingen in het kader van de financieringsregeling van de afdeling Garantie van het Europese Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw en houdende intrekking van de richtlijn 77/435/EEG (Pb L388/18), voorzover deze documenten voor de subsidievaststelling van belang zijn, te bewaren gedurende ten minste 3 jaren na de subsidievaststelling.

Artikel

93

Artikel

94

Artikel

95

Artikel

96

Artikel

97

Landschapssubsidie wordt verstrekt in Rbon-gebieden ten behoeve van de instandhouding van een of meerdere landschapspakketten opgenomen in de bijlagen 32 tot en met 46, voorzover dit in overeenstemming is met het desbetreffende begrenzingenplan als bedoeld in de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling.

Artikel

98

Beheerssubsidie wordt niet verstrekt:

  • a.

    ten behoeve van een in een Rbon-gebied gelegen terrein voorzover daardoor het quotum, bedoeld in artikel 95, derde lid, wordt overschreden;

  • b.

    ten aanzien van een in een Rbon-gebied gelegen terrein dat voldoet aan de terreinkenmerken, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling.

Artikel

99

Beheerssubsidie wordt verstrekt ten behoeve van een terrein dat is gelegen in het Groene Hart of in Waterland met het oog op de instandhouding of ontwikkeling van een beheerspakket, voorzover dat beheerspakket in bijlage 2 is opgenomen.

Artikel

100

Artikel

101

Subsidies kunnen met terugwerkende kracht tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling worden verleend, voor aanvragen die in het eerste half jaar na inwerkingtreding van de onderhavige regeling worden ingediend.

Artikel

102

Artikel

103

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2000

Artikel

104

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,G.H.Faber

Bijlage

1

Overgangstabel RBON

Beheersdoelstellingen van de RBON, die aansluiten bij beheerspakketten van de Subsidieregeling Agrarisch natuurbeheer.

Beheersdoelstellingen zoals opgenomen

in de RBON

Bijbehorende beheerspakketten

Subsidieregeling Agrarisch natuurbeheer

1. Handhaven van natuurlijke handicaps

Bijlage 31

2. Handhaven en ontwikkelen van waarde volle vegetaties (botanische doelstelling)

Bijlagen 6 tot en met 15, 24, 25, 27 en 28

3. Handhaven en ontwikkelen van de weidevogelpopulaties (weidevogeldoelstelling)-

Bijlagen 16 tot en met 22

4. Onderhoud van landschapselementen

Bijlagen 32 tot en met 46

5. Het tegengaan van nadelige beïnvloeding van natuurwaarden in natuurterreinen en landschapselementen (buffersdoelstelling)

Bijlagen 6 tot en met 15, 24, 25, 27 en 28

6. Handhaven en ontwikkelen van een

Bijlagen 23 tot en met 26

Bijlage

2

Overgangstabel TRAN

Beheerspakketten van de Tijdelijke Regeling Agrarisch Natuurbeheer, die aansluiten bij beheerspakketten van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer.

Beheerspakketten zoals opgenomen in de

bijlagen TRAN

Bijbehorende beheerspakketten

Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer

  • Bijlage 1. Weidevogelgebied met

    algemene soorten

  • Bijlage 19: Algemeen weidevogelgebied

  • Bijlage 2. Weidevogelgebied met grutto

  • Bijlage 20: Belangrijk algemeen weide-

    vogelgebied

  • Bijlage 3. Soortenrijk weidevogelgebied

  • Bijlage 21: Soortenrijk weidevogel-

    gebied met kritische soorten

  • Bijlage 4. Soortenrijk weidevogelgebied

    met kritische soorten

  • Bijlage 22: Zeer soortenrijk weidevogel-

    gebied met kritische soorten

  • Bijlage 5. Plas-dras tot 1 april

  • Bijlage 18: Plasdras voor broedende en

    trekkende weidevogels

  • Bijlage 6. Plasdras tot 26 april

  • Bijlage 18: Plasdras voor broedende en

    trekkende weidevogels

  • Bijlage 7. Kruidenrijke veenweiderand

  • Bijlage 12: Bonte weiderand

    Bijlage 13: Bonte hooirand

    Bijlage 14: Kruidenrijke zoom

  • Bijlage 8. Bloemrijke veenweiderand

    Bijlage 13: Bonte hooirand

    Bijlage 14: Kruidenrijke zoom

  • Bijlage 12: Bonte weiderand

Bijlage

3

Overgangstabel overgangsbeheer

Beheerspakketten van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer, die voor het overgangsbeheer aansluiten bij basis- en pluspakketten van de Subsidieregeling Natuurbeheer.

Beheerspakketten in de Regeling Agrarisch

Natuurbeheer

Bijbehorende basis- en pluspakketten Regeling

Natuurbeheer

  • Bijlage 7: instandhouding kruidenrijk

    grasland

    Bijlage 8: bont hooiland

    Bijlage 9: bonte hooiweide

    Bijlage 11: bont weiland

  • Bijlage 15: basispakket (Half)natuur-

    lijk grasland

  • Bijlage 8: bont hooiland

    Bijlage 9: bonte hooiweide

    Bijlage 11: bont weiland

  • Bijlage 28: pluspakket nat soortenrijk

    grasland

  • Bijlage 8: bont hooiland

    Bijlage 9: bonte hooiweide

    Bijlage 11: bont weiland

  • Bijlage 29: pluspakket droog soorten-

    rijk grasland

  • Bijlage 16: Weidevogelgrasland met

    rustperiode; c.: (1 april t/m 15 juni) en

    d. (1 april t/m 22 juni).

    Bijlage 21: soortenrijk weidevogelgebied

    met kritische soorten.

  • Bijlage 34: pluspakket soortenrijk

    weidevogelgrasland

  • Bijlage 16: Weidevogelgrasland met

    rustperiode; c. (1 april t/m 15 juni) en

    d. (1 april t/m 22 juni).

    Bijlage 22: zeer soortenrijk weidevogel-

    gebied met kritische soorten.

  • Bijlage 35: pluspakket zeer soortenrijk

    weidevogelgrasland

  • Bijlage 25: chemie- en kunstmestvrij

    Bijlage 26: akkerfauna

    Bijlage 27: Akkerflora vollevelds

  • Bijlage 19: basispakket akker

Bijlage

4

Begrenzing van het Groene Hart

Vanaf de kruising van de rivier de Lek met de A2, de provinciegrens tussen Utrecht en Zuid-Holland volgend in oostelijke richting tot de kruising van de provincies Utrecht, Gelderland en Zuid-Holland. Vanaf de kruising van de provincies Utrecht, Gelderland en Zuid-Holland de provinciegrens tussen Zuid-Holland en Gelderland volgend in zuidelijke richting tot de rivier de Linge. De Linge volgend in westelijke richting tot de kruising met de A15. De A15 volgend in westelijke richting tot de rivier de Noord. De Noord volgend in noordwestelijke richting, overgaand in de Nieuwe Maas tot de gemeentegrens van Krimpen a/d IJssel. De gemeentegrens van Krimpen a/d IJssel volgend in noordoostelijke, later in noordwestelijke richting, overgaand in de gemeentegrens van Capelle a/d IJssel tot de kruising met de N219. De N219 volgend in noordoostelijke, afbuigend in noordwestelijke richting totaan de Middelweg. De Middelweg volgend in zuidwestelijke richting tot aan de Rotte. De Rotte volgend in noordelijke richting tot de kruising met A12. De A12 volgend in westelijke richting tot de kruising met de N209. De N209 volgend in noordelijke richting tot de kruising met de gemeentegrens van Zoetermeer. De gemeentegrens van Zoetermeer volgend in noordwestelijke richting tot de ringsloot van de Zoetermeersche Meerpolder. De ringsloot van de Zoetermeersche Meerpolder volgend in zuidelijke richting totaan de gemeentegrens van Zoetermeer.

De gemeentegrens van Zoetermeer volgend in zuidwestelijke richting tot de spoorlijn (Den Haag-Zoetermeer). De spoorlijn (Den Haag-Zoetermeer) volgend in noordwestelijke richting tot de A4. De A4 volgend in noordoostelijke richting tot de spoorlijn (Leiden-Alphen a/d/ Rijn). De spoorlijn (Leiden-Alphen a/d/ Rijn) volgend in oostelijke richting tot de gemeentegrens tussen Zoeterwoude en Rijnwoude. De gemeentegrens tussen Zoeterwoude en Rijnwoude volgend in noordelijke richting tot de Oude Rijn. De Oude Rijn volgend in westelijke richting tot aan de Does. De Does volgend in noordoostelijke richting, in noordwestelijke richting overgaand in de Dwarswetering, in noordelijke richting overgaand in de Zijl, in noordwestelijke richting overgaand in de Groote Sloot, in noordoostelijke richting overgaand in de Warmonderleede, overgaand in de Hofleede, in noordwestelijke richting overgaand in de Dinsdagsche Watering tot de spoorlijn (Leiden-Amsterdam). De spoorlijn (Leiden-Amsterdam) volgend in noordoostelijke richting totaan de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder.

Vanaf de kruising van de spoorlijn Leiden-Amsterdam met de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder de Ringvaart van de Haarlemmermeer volgend in noordelijke richting tot de Lisserweg. De Lisserweg volgend in zuidoostelijke richting tot de spoorlijn Leiden-Schiphol. De spoorlijn Leiden-Schiphol volgend in noordoostelijke richting tot de Venneperweg. De Venneperweg volgend in zuidoostelijke richting tot de gemeentegrens van Aalsmeer. De gemeentegrens van Aalsmeer volgend in noordoostelijke richting tot de bebouwingsgrens van Aalsmeer. De bebouwingsgrens van Aalsmeer volgend in zuidelijke richting tot de rand van de Westeinderplassen. De rand van de Westeinderplassen volgend in zuidelijke richting tot de Dwarsweg. De Dwarsweg volgend in zuidoostelijke richting tot de ringvaart van de Kalslager polder en Uithoornse polder. De ringvaart van de Kalslager polder en Uithoornse polder volgend in noordoostelijke richting en vervolgens zuidoostelijke richting tot het Zijdelmeer . Het Zijdelmeer volgend in zuidoostelijke richting tot de gemeentegrens van Uithoorn. De gemeentegrens van Uithoorn volgend in noordoostelijke richting en vervolgens noordwestelijke richting tot de Zijdelweg. De Zijdelweg, overgaand in de Bovenkerkerweg volgend in noordoostelijke richting tot de Nesserlaan. De Nesserlaan volgend in oostelijke richting tot de oostelijke bebouwingsgrens van Amstelveen. De oostelijke bebouwingsgrens van Amstelveen volgend in noordelijke richting tot de gemeentegrens van Amsterdam. De gemeentegrens van Amsterdam volgend in oostelijke richting tot de Amstel. De Amstel volgend in noordelijke richting tot de A10. De A10 volgend in zuidoostelijke richting tot de A2. De A2 volgend in zuidoostelijke richting tot de gemeentegrens van Abcoude. De gemeentegrens van Abcoude volgend in noordoostelijke richting tot het Gein. Het Gein volgend in noordoostelijke richting tot de Gaasp. De Gaasp en vervolgens de Stammerdijk volgend in noordwestelijke richting tot de Overdiemerweg. De Overdiemerweg in noordoostelijke richting volgend tot de Diemen. De Diemen volgend in oostelijke richting tot het IJmeer. De rand van het IJmeer volgend in oostelijke richting tot het Gooimeer. De rand van het Gooimeer volgend in zuidoostelijke richting tot voormalig fort Ronduit in Naarden. De gracht van voormalig fort Ronduit in zuidelijke richting volgend tot de vestingsingel. De vestingsingel in zuidwestelijke richting volgend tot de Karnemelksloot. De Karnemelksloot in zuidwestelijke richting volgend tot ’Lagerskamp’. Vanaf ’Lagerskamp’ de gemeentegrens van Bussum volgend in zuidelijke richting tot de Franse Kampweg. De Franse Kampweg volgend in westelijke richting tot Noordereind. Noordereind, overgaand in Zuidereind volgend in zuidelijke richting tot de gemeentegrens van Hilversum. De gemeentegrens van Hilversum volgend in zuidoostelijke richting tot de Noodweg. De Noodweg volgend in zuidoostelijke richting en doortrekkend tot de A27. De A27 volgend in noordelijke richting tot de Hilversumse Straatweg. De Hilversumse Straatweg volgend in oostelijke richting tot de oostelijke gemeentegrens van Maartensdijk. De oostelijke gemeentegrens van Maartensdijk volgend in zuidelijke richting tot Biltse Rading 1. Biltse Rading 1 volgend in westelijke richting tot de A27. De A27 volgend in noordelijke richting tot de N230. De N230 volgend in westelijke richting tot het Amsterdam-Rijnkanaal. Het Amsterdam-Rijnkanaal volgend in noordwestelijke richting tot de bebouwingsgrens van Maarssenbroek. De bebouwingsgrens van Maarssenbroek volgend in zuidwestelijke richting tot de A2. De A2 volgend in zuidoostelijke richting tot de Maarssense Weg. De Maarssense Weg in zuidelijke richting volgend en doortrekkend tot de Dorpeldijk. De Dorpeldijk in westelijke richting volgend tot de gemeentegrens van Harmelen. De gemeentegrens van Harmelen volgend in zuidelijke richting tot de A12. De A12 volgend in oostelijke richting tot de A2. De A2 volgend in zuidelijke richting tot de gemeentegrens van IJsselstein. De gemeentegrens van IJsselstein volgend in noordwestelijke richting tot de bebouwingsgrens van IJsselstein. De bebouwingsgrens van IJsselstein volgend in zuidwestelijke richting tot de gemeentegrens van IJsselstein. De gemeentegrens van IJsselstein volgend in zuidoostelijke richting tot de Lek. De Lek volgend in oostelijke richting tot de kruising met de A2.

Bijlage

5

Begrenzing Waterland

Ten zuiden van de Beemster uitwatering, ten oosten van de Beemsterringvaart (uitgezonderd de polder De Purmer), ten westen en zuiden van het Noordhollandsch Kanaal tot aan Spijkerboor, vanaf Spijkerboor ten westen van de Beemsterringvaart tot aan de Fenisserbrug (Oostmijzen), vanaf de Fenisserbrug ten zuiden van de Ursemmervaart tot aan Ursem, vanaf Ursem ten oosten en ten zuiden van de Schermerringvaart tot en met de Vuile Graft, vanaf de Vuile Graft ten zuiden van het Noordhollandsch Kanaal tot Kogerpolderkanaal, ten oosten van de Kogerpolderkanaal en de Markervaart (incl. Westwouderpolder) tot aan de Zaan bij Oost-Knollendam, ten oosten van de Zaan tot aan de A8, ten oosten van de A8 tot aan de rondweg van Amsterdam (A10), ten noorden en van de rondweg Amsterdam (A10) tot aan de Uitdammerdijk, ten noorden en ten westen van de Uitdammerdijk (incl. Polder IJdoorn), ten zuiden van de Waterlandse Zeedijk tot en met de Poel, ten zuiden van de dijk liggend ten noorden van de Poel, ten zuiden van Dijksgat tot aan de N247, ten westen van de N247 van Dijksgat tot aan Hooge Dijk te Katwoude, ten noorden en ten westen van de Hoge Dijk, ten westen van de Zuidpolderzeedijk, ten westen van de IJsselmeerdijk tot aan de Beemsteruitwatering.

Bijlage

6

Beheerspakket : Ontwikkeling kruidenrijk grasland

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3. De beheerseenheid is niet bemest.

4. Beweiding is uitsluitend toegestaan in de periode van 1 augustus tot 31 december.

5. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl. 1630;

  • klei: fl. 1890;

  • zand: fl. 1900

Bijlage

7

Beheerspakket : Instandhouding kruidenrijk grasland

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. Op het tijdstip van subsidieaanvraag zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

4. De beheerseenheid is niet bemest. Voor instandhoudingsbemesting is toestemming van LASER vereist.

5. Beweiding is uitsluitend toegestaan in de periode van 1 augustus tot 31 december.

6. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl. 1850;

  • klei: fl.2120;

  • zand: fl.2130

Bijlage

8

Beheerspakket : Bont hooiland

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. Op het tijdstip van subsidieaanvraag zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

4. De beheerseenheid is niet bemest en niet beweid. Voor instandhoudingsbemesting is toestemming van LASER vereist.

5. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl. 2100;

  • klei: fl.2380 ;

  • zand: fl. 2390

Bijlage

9

Beheerspakket : Bonte hooiweide

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. Op het tijdstip van subsidieaanvraag zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

4. De beheerseenheid is niet bemest.

5. Beweiding is uitsluitend toegestaan in de periode van 1 augustus tot 31 december.

6. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl. 2100;

  • klei: fl.2380 ;

  • zand: fl. 2390

Bijlage

10

Beheerspakket : Kruidenrijk weiland

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3. De beheerseenheid bevindt zich op een helling of in uiterwaarden.

4. De beheerseenheid is niet bemest en met ten hoogste 2 gve per hectare beweid. Voor instandhoudingsbemesting is toestemming van LASER vereist.

5. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl. 1630;

  • klei: fl. 1890;

  • zand: fl. 1900

Bijlage

11

Beheerspakket : Bont weiland

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. Op het tijdstip van de subsidieaanvraag zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

4. De beheerseenheid bevindt zich op een helling of in uiterwaarden.

5. De beheerseenheid is niet bemest en met ten hoogste 2 gve per hectare beweid. Voor instandhoudingsbemesting is toestemming van LASER vereist.

6. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl. 2100;

  • klei: fl. 2380;

  • zand: fl. 2390

Bijlage

12

Beheerspakket : Bonte weiderand

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3. De beheerseenheid is niet bemest en er is geen bagger op gebracht.

4. De beheerseenheid heeft een breedte van ten minste 1 en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 50 meter.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl. 2170 ;

  • klei: fl.2450 ;

  • zand: fl. 2460

Bijlage

13

Beheerspakket : Bonte hooirand

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3. De beheerseenheid is niet bemest en er is geen bagger op gebracht.

4. De beheerseenheid is niet beweid.

5. De beheerseenheid heeft een breedte van ten minste 1 en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 50 meter.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl.2170 ;

  • klei: fl. 2450;

  • zand: fl. 2460

Bijlage

14

Beheerspakket : Kruidenrijke zomen

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. De beheerseenheid grenst direct aan opgaande begroeiing of een rietkraag.

3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

4. De beheerseenheid is niet bemest en er is geen bagger op gebracht.

5. De beheerseenheid is niet beweid en het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen is niet toegestaan.

6. Gedurende het eerste tijdvak wordt de beheerseenheid in de eerste drie jaar jaarlijks gemaaid, en wordt het gemaaide afgevoerd; hierbij geldt een maximum van drie maaibeurten per jaar.

7. Na uitvoering van voorwaarde 6, vindt nog slechts om het jaar een maaibeurt plaats, waarbij niet meer dan de helft van de oppervlakte van de beheerseenheid gemaaid wordt, en het gemaaide wordt afgevoerd.

8. De beheerseenheid heeft een breedte van ten minste 1 en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 50 meter.

Beheersbijdrage in fl. per hectare per jaar:

  • veen: fl. 3790;

  • klei: fl. 4090;

  • zand: fl. 4090

Bijlage

15

Beheerspakket : Landschappelijk waardevol grasland.

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. Maaien en weiden is niet toegestaan tussen 1 januari en 1 juni.

3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 10 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig.

4. De beheerseenheid is tenminste 0.5 ha groot.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl. 740;

  • klei: fl. 760;

  • zand: fl. 840

Bijlage

16

Beheerspakket : Weidevogelgrasland met een rustperiode

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. Er wordt een rustperiode in acht genomen van 1 april tot 1 juni, of van 1 april tot 8 juni, of van 1 april tot 15 juni of van 1 april tot 22 juni.

3. De lengte van de rustperiode wordt bij de aanvraag van de subsidiebeschikking gemeld aan LASER.

4. In de rustperiode is de beheerseenheid niet beweid, gemaaid, gerold, gesleept, gescheurd, gefreesd, (her)ingezaaid, doorgezaaid of bemest. In deze periode is het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen niet toegestaan.

5. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • a)

    rustperiode van 1 april tot 1 juni:

    • veen: fl. 790;

    • klei: fl. 620;

    • zand: fl. 700

  • b)

    rustperiode van 1 april tot 8 juni:

    • veen: fl. 910;

    • klei: fl. 920

    • zand: fl. 1040

  • c)

    rustperiode van 1 april tot 15 juni:

    • veen: fl. 1160;

    • klei: fl. 1220;

    • zand: fl. 1290

  • d)

    rustperiode van 1 april tot 22 juni:

    • veen: fl. 1280;

    • klei: fl1330 ;

    • zand: fl. 1390

Bijlage

17

Beheerspakket : Vluchtheuvels voor weidevogels

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. De beheerseenheid wordt niet eerder gemaaid of geweid dan na een periode van twee weken nadat de rest van het perceel is gemaaid of beweid en niet vroeger dan 22 mei. Tijdstip van maaien wordt bij LASER gemeld.

3. De beheerseenheid bestaat uit één of meer stroken of blokken met een breedte van 2 tot en met 5 meter en een gezamenlijke aaneengesloten oppervlakte van ten minste 1000 vierkante meter.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • Veen: fl. 1160;

  • klei: fl. 1220;

  • zand: fl. 1290

Bijlage

18

Beheerspakket : Plas-dras voor broedende en trekkende weidevogels

1. De beheerseenheid is jaarlijks in de periode van 15 februari tot 15 april of in de periode van 15 februari tot 15 mei geïnundeerd.

2. In de inundatieperiode staat op tenminste 60% van de beheerseenheid het waterpeil ten minste 5 en ten hoogste 20 cm boven het maaiveld.

3. Na de inundatieperiode valt de beheerseenheid droog.

4. De beheerseenheid is ten minste 0,1 en ten hoogste 1 hectare groot.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • a)

    inundatieperiode 15 februari tot 15 april:

    • veen: fl. 1470

    • klei: fl. 1570;

    • zand: fl. 1630

  • b)

    inundatieperiode 15 februari tot 15 mei:

    • veen: fl. 2140;

    • klei: fl. 2280;

    • zand: fl. 2320

Bijlage

19

Beheerspakket : Algemeen weidevogelgebied

1. Het betreft een verzameling beheerseenheden, bestaande uit landbouwgrond, waarvan tenminste 80 % van de oppervlakte grasland.

2. In de beheerseenheden bevinden zichin het tijdvak, te rekenen per 100 ha, ten minste 25 broedparen van één of meer van de volgende soorten: grutto, kievit, scholekster, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, graspieper, krakeend, kuifeend, wintertaling, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdiefje, zwarte stern, paapje of grauwe gors

3. Ten minste 15% van het grasland van de beheerseenheden wordt in de periode van 1 april tot 1 juni gevrijwaard van beweiding, maaien, rollen, slepen, inzaaien, doorzaaien en bemesting.

4. Ten minste 2% van het grasland van de beheerseenheden bestaat uit:

a. verspreid liggende gronden met een oppervlakte van ten minste 1000 m2 die niet eerder dan 22 mei worden gemaaid of beweid en in ieder geval steeds ten minste twee weken later dan de datum waarop omliggende gronden zijn gemaaid of voor het eerst worden beweid, of

b. slootranden met een breedte van ten minste 2 meter en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 200 meter die niet worden bemest.

5. Op de gedeelten van de beheerseenheden waar de verplichtingen genoemd onder 3 en 4 niet worden toegepast, worden aanvullende maatregelen getroffen ter bescherming van het broed- en fourageerbiotoop en het broedsucces van de onder 2 genoemde vogelsoorten.

6. Binnen 8 weken na afloop van het derde jaar wordt een rapportage aan LASER gezonden, waarin is aangegeven in welke mate de verplichting onder 2 is behaald en welke beheersmaatregelen in de eerste 3 jaren van het tijdvak zijn getroffen.

7. De minimum-oppervlakte van de verzameling beheerseenheden bedraagt 100 ha.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl. 220;

  • klei: fl. 210;

  • zand: fl. 220

Bijlage

20

Beheerspakket : Belangrijk algemeen weidevogelgebied

1. Het is een verzameling beheerseenheden bestaande uit landbouwgrond, waarvan ten minste 80 % grasland.

2. In de beheerseenheden bevinden zich in het tijdvak, te rekenen per 100 ha, ten minste 50 broedparen van één of meer van de volgende soorten: grutto, kievit, scholekster, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdiefje, zwarte stern, paapje of grauwe gors, waarvan ten minste 20 broedparen van de soorten grutto, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdiefje, zwarte stern, paapje of grauwe gors.

3. Ten minste 20% van het grasland van de beheerseenheden wordt in de periode van 1 april tot 1 juni gevrijwaard van beweiding, maaien, rollen, slepen, inzaaien, doorzaaien en bemesting.

4. Ten minste 2% van het grasland van de beheerseenheden bestaat uit:

a. verspreid liggende gronden met een oppervlakte van ten minste 1000 m2 die niet eerder dan 22 mei worden gemaaid of beweid en in ieder geval steeds ten minste twee weken later dan de datum waarop omliggende gronden zijn gemaaid of voor het eerst worden beweid, of

b. slootranden met een breedte van ten minste 2 meter en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 200 meter die niet worden bemest.

5. Op de gedeelten van de beheerseenheden waar de verplichtingen genoemd onder 3 en 4 niet worden toegepast, worden aanvullende maatregelen getroffen ter bescherming van het broed- en fourageerbiotoop en het broedsucces van de onder 2 genoemde vogelsoorten.

6. Binnen 8 weken na afloop van het derde jaar wordt een rapportage aan LASER gezonden, waarin is aangegeven in welke mate de verplichting onder 2 is behaald en welke beheersmaatregelen in de eerste 3 jaren van het tijdvak zijn getroffen.

7. De minimum-oppervlakte van de verzameling beheerseenheden bedraagt 100 ha.

Beheersbijdrage in fl. per hectare per jaar:

  • veen: fl. 280;

  • klei: fl. 280;

  • ·zand: fl. 290

Bijlage

21

Beheerspakket : Soortenrijk weidevogelgebied met kritische soorten.

1. Het is een verzameling beheerseenheden bestaande uit landbouwgrond, waarvan ten minste 80 % grasland.

2. In de beheerseenheden bevinden zich in het tijdvak, te rekenen per 100 ha, ten minste 75 broedparen van één of meer van de volgende soorten: grutto, kievit, scholekster, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper,gele kwikstaart, kwartelkoning, visdief, zwarte stern, paapje, of grauwe gors, waarvan ten minste 35 broedparen van de soorten grutto, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdief, zwarte stern, paapje, of grauwe gors.

3. Ten minste 25% van het grasland van de beheerseenheden wordt in de periode van 1 april tot 8 juni gevrijwaard van beweiding, maaien, rollen, slepen, inzaaien, doorzaaien en bemesting.

4. Ten minste 3% van het grasland van de beheerseenheden bestaat uit:

a. verspreid liggende gronden met een oppervlakte van ten minste 1000 m2 die niet eerder dan 22 mei worden gemaaid of beweid en in ieder geval steeds ten minste twee weken later dan de datum waarop omliggende gronden zijn gemaaid of voor het eerst worden beweid, of

b. slootranden met een breedte van ten minste 2 meter en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 200 meter die niet worden bemest.

5. Op de gedeelten van de beheerseenheden waar de verplichtingen genoemd onder 3 en 4 niet worden toegepast, worden aanvullende maatregelen getroffen ter bescherming van het broed- en fourageerbiotoop en het broedsucces van de onder 2 genoemde vogelsoorten.

6. Binnen 8 weken na afloop van het derde jaar wordt een rapportage aan LASER gezonden, waarin is aangegeven in welke mate de verplichting onder 2 is behaald en welke beheersmaatregelen in de eerste 3 jaren van het tijdvak zijn getroffen.

7. De minimum-oppervlakte van de verzameling beheerseenheden bedraagt 100 ha.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl. 380;

  • klei: fl. 390;

  • zand: fl. 420

Bijlage

22

Beheerspakket : Zeer soortenrijk weidevogelgebied met kritische soorten.

1. Het is een verzameling beheerseenheden bestaande uit landbouwgrond, waarvan ten minste 80 % grasland.

2. In de beheerseenheden bevinden zich in het tijdvak, te rekenen per 100 ha, ten minste 100 broedparen van één of meer van de volgende soorten: grutto, kievit, scholekster, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdief, zwarte stern, paapje of grauwe gors, waarvan ten minste 50 broedparen van de soorten grutto, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdief, zwarte stern, paapje, of grauwe gors.

3. Ten minste 30% van het grasland van de beheerseenheden wordt in de periode van 1 april tot 8 juni gevrijwaard van beweiding, maaien, rollen, slepen, inzaaien, doorzaaien en bemesting.

4. Ten minste 4% van het grasland van de beheerseenheden bestaat uit:

a. verspreid liggende gronden met een oppervlakte van ten minste 1000 m2 die niet eerder dan 22 mei worden gemaaid of beweid en in ieder geval steeds ten minste twee weken later dan de datum waarop omliggende gronden zijn gemaaid of voor het eerst worden beweid, of

b. slootranden met een breedte van ten minste 2 meter en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 200 meter die niet worden bemest.

5. Op de gedeelten van de beheerseenheden waar de verplichtingen genoemd onder 3 en 4 niet worden toegepast, worden aanvullende maatregelen getroffen ter bescherming van het broed- en fourageerbiotoop en het broedsucces van de onder 2 genoemde vogelsoorten.

6. Binnen 8 weken na afloop van het derde jaar wordt een rapportage aan LASER gezonden, waarin is aangegeven in welke mate de verplichting onder 2 is behaald en welke beheersmaatregelen in de eerste 3 jaren van het tijdvak zijn getroffen.

7. De minimum-oppervlakte van de verzameling beheerseenheden bedraagt 100 ha.

Beheersbijdrage per hectare per jaar,:

  • veen: fl. 470;

  • klei: fl. 480;

  • zand: fl. 510

Bijlage

23

Beheerspakket : Faunarand

1. In de beheerseenheid komt in ieder geval gedurende de periode van 1 mei tot 1 november van elk jaar van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend ten minste één van de volgende begroeiingen voor: graan (niet zijnde maïs) of gras.

2. De beheerseenheid ligt op kleigrond of op zandgrond en grenst aan bouwland.

3. De beheerseenheid is ten minste 3 meter en ten hoogste 12 meter breed en ten minste 50 meter lang.

4. Verplaatsing van de rand moet worden gemeld bij LASER.

5. Maaien van de begroeiing op de beheerseenheid is toegestaan in de periode van 1 juli tot 15 augustus, met een maximum van twee maaibeurten. De tweede maaibeurt mag ten hoogste de helft van de beheerseenheid beslaan.

6. Het gebruik van chemische en mechanische onkruidbestrijding is niet toegestaan, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van haarden met akkerdistel, ridderzuring of kleefkruid.

Beheersbijdrage per ha per jaar:

Basis: voor het basispakket met een roulerende faunarand, waarvan de ligging jaarlijks gemeld wordt:

  • voor kleigrond: € 1474,- per hectare per jaar;

  • voor zandgrond: € 1142,- per hectare per jaar;

  • a)

    Plus: € 628,- extra bij kleigrond of € 151,- extra bij zandgrond voor het winter over laten staan van de begroeiing in een roulerende rand tot ten minste 1 maart.

  • b)

    Plus: € 252,- extra bij kleigrond of € 416,- extra bij zandgrond indien de fauna-rand gedurende het gehele tijdvak op dezelfde plaats ligt.

  • c)

    Plus: € 136,- extra voor het inzaaien van een kruidenmengsel of voor het braakleggen van de rand.

Bijlage

24

Beheerspakket : Roulerend graandeel

1. De beheerseenheid is in gebruik als bouwland.

2. In het zesde jaar zijn op het gedeelte waar dat jaar graan staat tenminste 20 inheemse plantensoorten in een vlak van 25m2 aanwezig. Voor zandgronden met een grondwatertrap VI of VII, geldt dat tenminste 10 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig dienen te zijn, waarvan ten minste 1 van de soorten slofhak en kleine leeuwenklauw.

3. De beheerseenheid is ten minste 0.5 ha. groot en op tenminste 50% hiervan wordt jaarlijks graan, met uitzondering van maïs, verbouwd.

4. In het gedeelte waarin graan wordt verbouwd, vindt geen bemesting plaats en is het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen niet toegestaan.

5. Pleksgewijze bestrijding van haarden met akkerdistel, ridderzuring of kleefkruid is toegestaan.

6. In het gedeelte waarin graan wordt verbouwd is mechanische onkruidbestrijding in de periode van 1 april tot de oogst niet toegestaan.

Beheersbijdrage per ha per jaar: fl. 920,-

Bijlage

25

Beheerspakket : Chemie- en kunstmestvrij

1. De beheerseenheid is in gebruik als bouwland.

2. Op de beheerseenheid wordt tenminste 3 van de 6 jaar graan, niet zijnde maïs, verbouwd.

3. Op de beheerseenheid wordt in het zesde jaar graan, niet zijnde maïs, verbouwd.

4. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten in een vlak van 25m2 aanwezig. Voor zandgronden met een grondwatertrap VI of VII, geldt dat tenminste 10 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig dienen te zijn, waarvan ten minste 1 van de soorten slofhak en kleine leeuwenklauw.

5. De beheerseenheid is ten minste 0.5 ha. groot.

6. Het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest niet toegestaan.

Beheersbijdrage per ha per jaar: fl. 1280,-

Bijlage

26

Beheerspakket: Akkerfauna

1. De beheerseenheid is in gebruik als bouwland.

2. Op de beheerseenheid wordt in het zesde jaar graan, niet zijnde maïs, verbouwd.

3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten in een vlak van 25m2 aanwezig. Voor zandgronden met een grondwatertrap VI of VII, geldt dat tenminste 10 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig dienen te zijn, waarvan ten minste 1 van de soorten slofhak en kleine leeuwenklauw.

4. De beheerseenheid is ten minste 0.5 ha. groot.

5. Op de beheerseenheid wordt tenminste vijf van de zes jaren graan, niet zijnde maïs, verbouwd.

6. In de jaren waarin graan wordt verbouwd, is het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen niet toegestaan.

7. Pleksgewijze bestrijding van haarden met akkerdistel, ridderzuring of kleefkruid is toegestaan.

8. Mechanische onkruidbestrijding en grondbewerking zijn gedurende de periode van 1 april tot de oogst niet toegestaan.

Beheersbijdrage per ha per jaar: fl. 1270,-.

Bijlage

27

Beheerspakket : Akkerflora vollevelds

1. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot en in gebruik als bouwland.

2. Op de beheerseenheid wordt in het zesde jaar graan, niet zijnde maïs, verbouwd.

3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 25 inheemse plantensoorten in een vlak van 25m2 aanwezig. Voor zandgronden met een grondwatertrap VI of VII, geldt dat tenminste 15 inheemse plantensoorten per 25 m2 aanwezig dienen te zijn, waarvan ten minste 2 van de 3 volgende soorten: korensla, slofhak en kleine leeuwenklauw.

4. Op de beheerseenheid wordt tenminste vijf van de zes jaren graan, niet zijnde maïs, verbouwd.

5. In de jaren waarin graan wordt verbouwd, vindt er in de beheerseenheid geen mechanische onkruidbestrijding plaats vanaf het zaaien tot de oogst en is het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen niet toegestaan, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van haarden met akkerdistel, ridderzuring of kleefkruid.

6. Bemesting is niet toegestaan afgezien de toepassing van ruige mest ten hoogste 2 van de 6 jaar.

Beheersbijdrage per ha per jaar: fl. 1260,-.

Bijlage

28

Beheerspakket : Akkerflora randen

1. De beheerseenheid grenst aan een terrein dat in gebruik is als bouwland.

2. In het zesde jaar zijn tenminste 25 inheemse plantensoorten in een vlak van 25m2 aanwezig. Voor zandgronden met een grondwatertrap VI of VII, geldt dat tenminste 15 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig dienen te zijn, waarvan ten minste 2 van de 3 volgende soorten: korensla, slofhak en kleine leeuwenklauw.

3. Op de beheerseenheid wordt alle jaren graan, met uitzondering van mais, verbouwd.

4. In de beheerseenheid vindt geen mechanische onkruidbestrijding plaats vanaf het zaaien tot de oogst en is het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen niet toegestaan, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van haarden met akkerdistel, ridderzuring of kleefkruid.

5. Bemesting van de beheerseenheid is niet toegestaan.

6. De beheerseenheid heeft een breedte van ten minste 3 meter en ten hoogste 12 meter en een lengte van ten minste 50 meter.

Beheersbijdrage per ha per jaar: fl. 1220,-

Bijlage

28a

Beheerspakket: Hamsterpakket

1. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

2. Op de beheerseenheid vindt geen grondbewerking plaats dieper dan 10 centimeter.

3. Hamstermengsel bestaat uit: 15 kilogram rogge, 15 kilogram boekweit of haver, 5 kilogram rode klaver, 4,5 kilogram luzerne, 4 kilogram bloeiende soorten (korenbloem, klaproos, voederwikke, gele ganzebloem), 0,5 kilogram zonnebloem.

4. Op 50% van de oppervlakte wordt wintergraan met luzerne verbouwd en op de overige 50% van de oppervlakte wordt hamstermengsel gezaaid (om en om stroken van maximaal 20 meter breed).

5. De inzaai van wintergraan en luzerne vindt plaats tussen 15 oktober en 1 januari.

6. Voor 1 april wordt 45 kilogram/hectare hamstermengsel gezaaid. Er wordt maximaal 100 kilogram/hectare graan gezaaid in combinatie met 10 kilogram/hectare luzerne. Het inzaaien en het onderwerken van het graan en luzerne vindt op dezelfde dag plaats. De luzerne dient geënt te zijn, indien de laatste twee jaar geen luzerne is verbouwd.

7. 50% van het graan wordt geoogst in de gangbare periode. Hierbij wordt geen stoppelbewerking toegepast tot 15 oktober. De resterende 50% blijft staan tot het voorjaar, waarna hamstermengsel wordt ingezaaid. Het hamstermengsel wordt na 15 oktober afgevoerd. Daarna worden wintergraan en luzerne ingezaaid.

8. De beheerseenheid wordt tenminste drie keer per jaar nagelopen op de aanwezigheid van hamsterburchten (waarvan 1 keer na de graanoogst en 1 keer na afvoer van het hamstermengsel). Het daartoe verstrekte inventarisatieformulier wordt aan de minister toegezonden.

9. In een straal van vijf meter rond de aangetroffen hamsterburchten worden geen werkzaamheden verricht.

10. De zaai- en oogstschema's en de indeling van de beheerseenheid worden gemaakt voor de gehele periode, waarvoor de subsidie is verleend. Ieder jaar vindt wisseling van de teelt plaats op de wijze als bedoeld in het zevende lid.

11. Op de beheerseenheid worden geen bemesting en geen bestrijdingsmiddelen toegepast.

12. De minister kan ontheffing verlenen voor een pleksgewijze mechanische bestrijding van ruigtekruiden.

13. De beheersbijdrage bedraagt € 1967,- per hectare per jaar.

Bijlage

29

Beheerspakket Snelgroeiend loofbos

1. Natuurresultaat: Ten minste 90% van de beheerseenheid bestaat uit bos; En ten minste 80% van de oppervlakte van de beheerseenheid is bezet met een of meer van de volgende boomsoorten: Euramerikaanse populier, schietwilg, Westamerikaanse balsempopulier, zwarte balsempopulier en zwarte populier; En het aantal bomen bedraagt ten minste 400 stuks per hectare.

Minimum oppervlakte, behorende bij pakket snelgroeiend loofbos: 5 hectare.

Beheersbijdrage, behorende bij pakket snelgroeiend loofbos: f. 1200,- per hectare per jaar.

Bijlage

30

Beheerspakket snelgroeiend naaldbos

1. Natuurresultaat: Ten minste 90% van de beheerseenheid bestaat uit bos; En ten minste 80% van de oppervlakte van de beheerseenheid is bezet met een of meer van de volgende boomsoorten: Corsicaanse den, douglas, fijnspar, sitkaspar; En het aantal bomen bedraagt ten minste 2500 stuks per hectare.

Minimum oppervlakte, behorende bij pakket snelgroeiend naaldbos: 5 hectare.

Beheersbijdrage, behorende bij pakket snelgroeiend naaldbos: f. 1200,- per hectare per jaar.

2. de beplanting bestaat niet uit fijnsparren en sitkasparren bestemd om te dienen als kerstbomen.

Bijlage

31

Beheerspakket Landbouw met natuurlijke handicaps

1. Geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van de topografische kavel- en perceelsstructuur, het microreliëf, de bodemstructuur of het bodemprofiel.

2. Geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van de begreppeling of de detailontwatering of leiden tot verlaging van de grondwaterstand c.q. slootwaterpeilen.

3. Geen werkzaamheden verrichten die wijziging tot gevolg hebben van de aanwezige landschapselementen, anders dan ten behoeve van het behoud van het element.

4. Indien bij aanvraag van een subsidiebeschikking een particuliere onderbemaling plaatsvindt, dient deze zolang ze voortduurt zodanig te geschieden dat in de winter en in het voorjaar (tot 1 juni) de drooglegging niet verder gaat dan de drooglegging van de niet onderbemalen gronden in het peilvak waartoe dat perceel behoort.

5. De oppervlakte van de beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare.

Beheersbijdrage per ha per jaar: op veen: fl. 260; op klei: fl. 180; op zand fl. 180.

Bijlage

32

Landschapspakket : Houtwal

1. Het is een lijnvormig landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken (zie bijlage 48), voorzien van een wallichaam;

2. Het element ligt in het landschapstype zandgebied of kustzone;

3. Het element is ten minste 50 meter lang, ten hoogste 10 meter breed en het wallichaam is ten minste 0,50 meter hoog;

4. Het element bevat ten hoogste 10 overstaanders per are;

5. De diameter van de opgaande stammen, uitgezonderd overstaanders, is ten hoogste 0,15 meter op 1,30 meter boven de stobbe;

6. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;

7. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;

8. Het afzetten gebeurt ten hoogste 0,50 meter boven maaiveld, of indien de stobbe hoger is: direct boven de stobbe.

Beheersbijdrage:

ƒ 1.045,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 90% of meer

ƒ 785,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 75% tot 90%

ƒ 525,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 50% tot 75%

Bijlage

33

Landschapspakket : Houtkade en landscheiding

1. Het is een lijnvormig landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken (zie bijlage 48), voorzien van een wallichaam;

2. Het element ligt in het landschapstype laagveengebied;

3. Het element is ten minste 50 meter lang, ten hoogste 10 meter breed en het wallichaam is ten minste 0,20 meter hoog;

4. Het wallichaam is aan weerszijden voorzien van sloten;

5. Het element bevat ten hoogste 10 overstaanders per are;

6. De diameter van de opgaande stammen is (uitgezonderd overstaanders) ten hoogste 0,15 meter op 1,30 meter boven de stobbe;

7. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;

8. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;

9. Het afzetten gebeurt ten hoogste 0,50 meter boven maaiveld, of indien de stobbe hoger is: direct boven de stobbe.

Beheersbijdrage:

ƒ 1.045,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 90% of meer

ƒ 785,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 75% tot 90%

ƒ 525,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 50% tot 75%

Bijlage

34

Landschapspakket : Landweer

1. Het is een lijnvormig landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken (zie bijlage 48), voorzien van een wallichaam;

2. Ten minste 50% (bedekkingsgraad) van de opgaande begroeiing bestaat uit inheemse doornstruiken (meidoorn, sleedoorn, gaspeldoorn, hondsroos en egelantier);

3. Het element is ten minste 50 meter lang, ten hoogste 10 meter breed en het wallichaam is ten minste 0,50 meter hoog;

4. Het element bevat ten hoogste 10 overstaanders per are;

5. Het element komt als zodanig voor op de Archeologische Monumentenkaart;

6. De diameter van de opgaande stammen is (uitgezonderd overstaanders) ten hoogste 0,15 meter op 1,30 meter boven de stobbe;

7. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.

8. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;

9. Het afzetten gebeurt ten hoogste 0,50 meter boven maaiveld, of indien de stobbe hoger is: direct boven de stobbe.

Beheersbijdrage:

ƒ 1.045,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 90% of meer

ƒ 785,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 75% tot 90%

ƒ 525,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 50% tot 75%

Bijlage

35

Landschapspakket : Singel

1. Het is een landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen (zie bijlage 48);

2. Het element ligt in het landschapstype heuvelland, zandgebied of rivierengebied;

3. Het element is ten minste 50 meter lang en ten hoogste 50 meter breed;

4. Het element bevat ten hoogste 10 overstaanders per are;

5. De diameter van de opgaande stammen is (uitgezonderd overstaanders) ten hoogste 0,15 meter op 1,30 meter boven de stobbe;

6. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.

7. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;

8. Het afzetten gebeurt ten hoogste 0,50 meter boven maaiveld, of indien de stobbe hoger is: direct boven de stobbe.

Beheersbijdrage:

ƒ 950,- per hectare per jaar, bij een bedekking van 90% of meer

ƒ 715,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 75% tot 90%

ƒ 475,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 50% tot 75%

Bijlage

36

Landschapspakket : Elzensingel

1. Het is een landschapselement met aaneengesloten opgaande begroeiing van inheemse bomen of struiken voor ten minste 80% opgaande begroeiing van Zwarte els (Alnus glutinosa);

2. Het element ligt in het landschapstype zandgebied, hoogveenontginningsgebied, rivierengebied of laagveengebied;

3. Het element is ten minste 50 meter lang;

4. Het element bevat ten hoogste 3 overstaanders per 100 meter; De diameter van de opgaande stammen is (uitgezonderd overstaanders) ten hoogste 0,15 meter op 1,30 meter boven de stobbe; In het landschapstype zandgebied bedraagt de diameter van de opgaande stammen ten hoogste 0,25 meter op 1,30 meter boven de stobbe;

5. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.

6. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;

7. Het afzetten gebeurt tot op een hoogte van ten minste 0,10 en ten hoogste 0,30 meter boven maaiveld

Beheersbijdrage:

ƒ 48,- per 100 meter per jaar voor een singel bij een bedekking van 90% of meer

ƒ 36,- per 100 meter per jaar voor een singel bij een bedekking van 75% tot 90%

ƒ 24,- per 100 meter per jaar voor een singel bij een bedekking van 50% tot 75%

Bijlage

37

Landschapspakket : Geriefhoutbosje

1. Het is een landschapselement met opgaande begroeiing;

2. Het element ligt in het landschapstype heuvelland, zandgebied, rivierengebied, zeekleigebied of laagveengebied;

3. Het element is ten minste 5 en ten hoogste 50 are groot;

4. Het element is begroeid met ten minste 50 stammen van inheemse bomen (zie bijlage 48) per are, waarvan ten hoogste 5 overstaanders;

5. De diameter van de opgaande stammen is (uitgezonderd overstaanders) ten hoogste 0,15 meter op 1,30 meter boven de stoof;

6. instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;

7. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;

8. Het afzetten gebeurt direct ten hoogste 0,50 meter boven maaiveld, of indien de stobbe hoger is: direct boven de stobbe.

Beheersbijdrage: ƒ 950,- per hectare per jaar

Bijlage

38

Landschapspakket : Knip- en scheerheg

1. Het is een lijnvormig landschapselement met aaneengesloten, opgaande begroeiing van struikvormende soorten;

2. Het element ligt in het landschapstype heuvelland ofrivierengebied;

3. Het element is ten minste 50 meter lang;

4. Het element is ten minste 1,00 en ten hoogste 2,00 meter hoog en ten hoogste 1,00 meter breed;

5. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;

6. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;

7. Het element wordt ten minste eenmaal per 2 jaar geknipt.

Beheersbijdrage: ƒ 1,75 per strekkende meter per jaar

Bijlage

39

Landschapspakket : Struweelhaag

1. Het is een lijnvormig landschapselement met aaneengesloten, opgaande begroeiing, voor ten minste 85% (kroonprojectie) bestaande uit inheemse, struikvormende soorten (zie bijlage 48);

2. Het element ligt in het landschapstype rivierengebied, zeekleigebied of heuvelland;

3. Het element is ten minste 50 meter lang;

4. Het element is ten minste 1,00 meter hoog, ten minste 1,00 meter breed en ten hoogste 5 meter hoog;

5. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.

6. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;

Beheersbijdrage:ƒ 0,42 per strekkende meter per jaar

Bijlage

40

Landschapspakket : Knotbomenrij

1. Het is een rij van ten minste 10 bomen, waarvan de stam is afgezet op een hoogte van tenminste 1 en ten hoogste 2,5 meter, tenzij het een bestaande knot is, die in het verleden hoger is afgezet;

2. Het element ligt in het landschapstype heuvelland, zandgebied, rivierengebied, zeekleigebied of laagveengebied;

3. De onderlinge afstand van de is bomen ten minste 1 en ten hoogste 20 meter;

4. De stammen hebben een diameter van ten hoogste 0,08 m. op 20 cm. boven de knot;

5. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;

6. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;

Beheersbijdrage; ƒ 6,- per boom per jaar.

Bijlage

41

Landschapspakket : Grubbe en holle weg

1. Het is een smal, diep ingesneden dal met steile, begroeide wanden, gemiddeld ten minste 2 meter diep;

2. Het element ligt in het landschapstype heuvelland of zandgebied;

3. Het element is ten minste 50 meter lang;

4. De wanden (taluds) hebben een helling van ten minste 30°;

5. In geval van opgaande begroeiing dient sprake te zijn van inheemse bomen of struiken (zie bijlage 48);

6. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;

7. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;

8. De begroeiing van de taluds wordt jaarlijks gemaaid (maaisel afvoeren) indien de begroeiing bestaat uit grasachtige of kruidige vegetaties; indien sprake is van opgaande begroeiing, waarbij ten hoogste 10 overstaanders per are,wordt deze zo vaak afgezet direct boven de stobbe of tot ten hoogste 0,50 meter boven maaiveld, dat de maximale stamdiameter op 1,30 meter boven maaiveld 0,15 meter bedraagt.

Beheersbijdrage: ƒ 2.335,- per hectare talud per jaar

Bijlage

42

Landschapspakket : Hoogstamboomgaard

1. Het is een boomgaard met fruit- of notenbomen (appel, peer, pruim, kers, walnoot);

2. Het element ligt in het landschapstype heuvelland of rivierengebied;

3. De boomgaard heeft een oppervlakte van ten minste 25 are, met een dichtheid van ten minste 50 en ten hoogste 150 bomen per hectare;

4. De bomen zijn ten minste 4 meter hoog;

5. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;

6. Indien het appel of peer betreft worden de fruitbomen ten minste eenmaal per twee jaar gesnoeid.

Beheersbijdrage: ƒ 20,- per boom per jaar

Bijlage

43

Landschapspakket : Eendenkooi

1. Het is een installatie, die als eendenkooi is geregistreerd in de Openbare Registers, bestaande uit een kooiplas en omringend struweel of bos;

2. Instandhouden van het element als vanginstallatie voor eendachtigen.

3. De beheerseenheid is maximaal 4 hectare groot.

Beheersbijdrage: ƒ 3.291,- per hectare per jaar

Bijlage

44

Landschapspakket : Poel

1. Ten minste 80% van de oppervlakte van het element bestaat uit open water;

2. Het element ligt in het landschapstype heuvelland, zandgebied, rivierengebied, zeekleigebied, laagveengebied of droogmakerijen

3. Het element heeft een oppervlakte van ten minste 0,5 en ten hoogste 50 are, tenzij het een voortplantingspoel voor amfibieën in het heuvelland betreft;

4. De waterdiepte in de diepste delen is in de periode van 1 oktober tot 1 april ten minste 0,5 meter

5. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;

6. Geen water onttrekken aan het element anders dan voor het drenken van vee dat de aan het element grenzende percelen beweidt;

7. Schoningswerkzaamheden, voor zover nodig, alleen verrichten in de periode tussen 1 september en 15 oktober.

Beheersbijdrage:

ƒ 90,- per poel per jaar bij een poel-oppervlakte tot 75 m2

ƒ 140,- per poel per jaar bij een poel-oppervlakte van 75 tot 175 m2

ƒ 170,- per poel per jaar bij een poel-oppervlakte van 175 m2 of meer

Bijlage

45

Landschapspakket : Rietzoom en klein rietperceel

1. De begroeiing van het element bestaat voor ten minste 90% uit riet;

2. Het element ligt in het landschapstype rivierengebied, zeekleigebied of laagveengebied;

3. Het element is ten hoogste 50 are groot of ten hoogste 5 meter breed;

4. Ten minste 10 en ten hoogste 20% riet is tussen een en twee jaar oud;

5. instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;

6. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;

7. Ten minste 80 en ten hoogste 90% van het riet wordt jaarlijks gemaaid.

Beheersbijdrage:

ƒ 1.100,- per hectare per jaar voor rijland

ƒ 1.530,- per hectare per jaar voor vaarland.

Bijlage

46

Landschapspakket : Raster

1. Het is een veekerend raster t.b.v. een landschapselement;

2. Er is sprake van een beschikking landschapssubsidie voor het landschapselement voor één of meer van de landschapspakketten in de bijlagen 32 -45.

3. Het raster bevindt zich op zodanige afstand van het landschapselement, dat schade door vraat en betreding wordt voorkomen;

4. Instandhouden van een veekerend raster;

5. Jaarlijks worden zo nodig overhangende takken, die de instandhouding van het raster bedreigen, verwijderd.

Beheersbijdrage: ƒ 0,93 per meter per jaar

Bijlage

47

Mestafzetgebied

Het landsdeel, dat wordt gevormd en omsloten door het grondgebied van de gemeenten Hardenberg, Ommen, Nieuwleusen, Zwolle, Hattem, Oldebroek, Elburg, Nunspeet, Harderwijk, Ermelo, Putten, Nijkerk, Amersfoort, Soest, Zeist, Driebergen-Rijssenburg, Wijk bij Duurstede, Amerongen, Rhenen, Kesteren, Dodewaard, Druten, West Maas en Waal, Wamel, Lith, ’s-Hertogenbosch, Heusden, Waalwijk, Geertruidenberg, Drimmelen, Oosterhout, Breda, Etten-Leur, Rucphen en Roosendaal, de rijksgrens met België en de Rijksgrens met Duitsland.

Beheersbijdragen mestafzetgebied

(Bedragen in gulden per ha. per jaar, onderscheiden naar grondsoort)

Bijlage

Beheerspakket

veen

klei

zand

6

Ontwikkeling kruidenrijk grasland

1930

2220

2280

7

Instandhouding kruidenrijk grasland

2150

2450

2500

8

Bont hooiland

2400

2700

2760

9

Bonte hooiweide

2160

2700

2760

10

Kruidenrijk weiland

1930

2220

2280

11

Bont weiland

2400

2700

2760

12

Bonte weiderand

2470

2780

2840

13

Bonte hooirand

2470

2780

2840

14

Kruidenrijke zomen

4090

4420

4470

15

Landschappelijk waardevol grasland

860

910

1040

16a

Weidevogelgrasland met rustperiode

1 april tot 1 juni

1000

660

790

16b

Weidevogelgrasland met rustperiode

1 april tot 8 juni

1120

1050

1230

16c

Weidevogelgrasland met rustperiode

1 april tot 15 juni

1370

1460

1580

16d

Weidevogelgrasland met rustperiode

1 april tot 22 juni

1490

1570

1670

17

Vluchtheuvels voor weidevogels

1370

1460

1580

18a

Plas-dras voor broedende en trekkende weidevogels,

inundatieperiode 15 febr. – 15 april

1680

1800

1920

18b

Plas-dras voor broedende en trekkende weidevogels,

inundatieperiode 15 febr. – 15 mei

2350

2510

2610

19

Algemeen weidevogelgebied

260

240

260

20

Belangrijk algemeen weidevogelgebied

340

310

340

21

Soortenrijk weidevogelgebied met kritische soorten

440

450

490

22

Zeer Soortenrijk weidevogelgebied met kritische soorten

540

550

600

Bijlage

48

Inheemse bomen en struiken

Aalbes, Amandelwilg, Appel, Bastaardbosbes, Beredruif, Beuk, Bezemdophei, Bittere wilg, Bitterzoet, Blauwe bosbes, Bosrank, Bosroos, Boswilg, Braamsoorten, Brem, Duindoorn, Duinroos, Kruising van Eenstijlige en Tweestijlige meidoorn, Eenstijlige meidoorn, Egelantier, Fladderiep, Framboos, Gagel, Gladde iep, Gaspeldoorn, Gelderse roos, Gele kornoelje, Geoorde wilg, Gewone dophei, Gewone es, Gewone esdoorn, Gewone vlier, Grauwe abeel, Kruising van Grauwe en Geoorde wilg, Grauwe wilg, Grove den, Haagbeuk, Hazelaar, Heggeroos, Hollandse linde, Hondsroos, Hulst, Jeneverbes, Kruising van Katwilg en Grauwe wilg, Kleinbloemige roos, Klimop, Kruising van Koraalmeidoorn en Tweestijlige meidoorn, Koraalmeidoorn, Kraagroos, Kraaihei, Kraakwilg, Krent, Kruipbrem, Kruipwilg, Kruisbes, Laurierwilg, Lavendelhei, Maretak, Mispel, Peer, Ratelpopulier, Rijsbes, Rode bosbes, Rode dophei, Rode kamperfoelie, Rode kornoelje, Rode paardekastanje, Rood peperboompje, Rossige wilg, Ruwe berk, Ruwe iep, Kruising van Schietwilg en Kraakwilg, Schietwilg, Sleedoorn, Spaanse aak, Sporkehout, Stekelbrem, Struikhei, Tamme kastanje, Taxus, Trosbes, Trosvlier, Tweestijlige meidoorn, Verfbrem, Viltroos, Vogelkers, Wegedoorn, Wilde kamperfoelie, Wilde kardinaalmuts, Wilde liguster, Wilde lijsterbes, Wilde peer, Kruising van Wintereik en zomereik, Wintereik, Winterlinde, Witte els, Witte paardekastanje, Wollige sneeuwbal, Zachte berk, Zoete kers, Zomereik, Zomerlinde, Zuurbes, Zwarte bes, Zwarte els, Zwarte populier.

Bijlage

49

Overeenkomst tussen de beheerder, de subsidieaanvrager en de Staat der Nederlanden ter uitvoering van artikel 4 van Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer.

Hierbij komen:

ondergetekende sub 1, [naam, voorletters], [woonachtig] / [gevestigd] [straatnaam, huisnummer] te [postcode, woonplaats], hierna te noemen de beheerder,

ondergetekende sub 2, [naam, voorletters], [woonachtig] / [gevestigd] [straatnaam, huisnummer] te [postcode, woonplaats], hierna te noemen de subsidieaanvrager,

de Staat der Nederlanden, ten deze vertegenwoordigd door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

ter uitvoering van het bepaalde in artikel 4 van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer in verband met de beschikking tot subsidieverlening van [datum] onder [nummer] aan de subsidieaanvrager overeen dat:

de subsidieaanvrager hierbij het recht op uitbetaling van subsidies en voorschotten, die in verband met voornoemde beschikking zijn of worden verleend, bevoorschot, of vastgesteld aan de beheerder overdraagt;

de beheerder zich verbindt tot de nakoming van de verplichtingen waartoe de subsidieaanvrager is gehouden;

de beheerder zich verbindt bij overdracht van het gebruiksrecht van de verkrijger te bedingen dat deze, vanaf het moment van verkrijging, de verplichtingen nakomt waartoe de subsidieaanvrager is gehouden en zulks ook van zijn rechtsopvolger zal bedingen;

de beheerder zich borgstelt jegens de Staat der Nederlanden voor de terugbetaling van onverschuldigd betaalde subsidies en voorschotten in verband met voornoemde beschikking tot subsidieverlening.

Deze overeenkomst wordt na ondertekening door de ondergetekenden sub 1 en sub 2 toegezonden aan het agentschap Laser als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden. Het agentschap Laser draagt er zorg voor dat de beheerder en de subsidieaanvrager een afschrift ontvangen.

Gedaan te [woonplaats] op [datum]

De beheerder

[naam

[handtekening]

De subsidieaanvrager

[naam

[handtekening]

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

voor deze,

de Teammanager agentschap Laser

[naam

[handtekening]