De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op de Verordening nr. 1257/99 van 17 mei 1999 van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen;
Dienst Landelijke service bij regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
d.
ondernemer:
ondernemer van een bedrijf waarop de landbouw wordt uitgeoefend;
e.
beheerder:
ondernemer, dan wel enige andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die krachtens zakelijk of duurzaam persoonlijk recht beschikt over het recht tot gebruik en beheer van een terrein, met uitzondering van een publiekrechtelijk lichaam of een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, doch voorzover het een vereniging betreft, slechts een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid;
f.
landbouwgrond:
grond waarop ten minste vanaf 31 juli 1992 enige vorm van akkerbouw, weidebouw, veehouderij, pluimveehouderij, tuinbouw – daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen – en elke andere vorm van bodemcultuur hier te lande, met uitzondering van bosbouw, wordt bedreven, of gronden die uit productie zijn genomen in het kader van de Beschikking ter zake van het uit produktie nemen van Bouwland of de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen;
g.
terrein:
aaneengesloten gebied, geheel of ten dele bestaande uit landbouwgrond of water, van welk gebied ten hoogste 1% bestaat uit bebouwing en dat niet wordt doorsneden door wegen, breder dan 5 meter, waterlopen die op enig punt breder zijn dan 25 meter, of een andere dan een enkelsporige, niet-geëlectrificeerde, spoorlijn;
h.
beheerspakket:
in een van de bijlagen 6 tot en met 31 beschreven samenstel van in een terrein voorkomende flora, boomsoorten, beheersvoorschriften, fauna of gebiedskenmerken;
i.
landschapspakket:
in een van de bijlagen 32 tot en met 46 beschreven samenstel van landschappelijke elementen met de daarbij behorende bepalingen;
j.
beheersgebied:
gebied dat als beheersgebied overeenkomstig hoofdstuk 2 van deze regeling is begrensd;
k.
Rbon-gebied:
gebied dat als beheersgebied overeenkomstig de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling is begrensd;
l.
probleemgebied:
1.
gebiedsdeel in Nederland dat is vermeld op de in artikel 21 van Verordening (EEG) 950/97 van de Raad van de Europese gemeenschappen van 20 mei 1997 betreffende de verbetering van de doeltreffendheid van de landbouwstructuur (Pb EG L 142), bedoelde communautaire lijst van agrarische probleemgebieden en als zodanig is begrensd op grond van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling, de Regeling beheersovereenkomsten 1988 en 1993 of de Beschikking bijdragen probleemgebieden of;
2.
gebied als bedoeld in hoofdstuk 2a;
m.
natuurgebied:
gebied dat als zodanig is begrensd in een natuurgebiedsplan als bedoeld in artikel 13 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000;
n.
beheersgebiedsplan:
plan als bedoeld in artikel 10;
o.
landschapsgebied:
gebied dat als landschapsgebied overeenkomstig hoofdstuk 2 van deze regeling is begrensd;
p.
landschapsgebiedsplan:
plan als bedoeld in artikel 12;
q.
begrenzingenplan:
plan als bedoeld in artikel 2 van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling;
r.
tijdvak:
aaneengesloten periode van zes jaar;
s.
vaarland:
land dat vanaf bedrijfsgebouwen alleen bereikbaar is via het water;
t.
beheerssubsidie:
subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel a;
u.
subsidie natuurlijke handicaps:
subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b;
v.
landschapssubsidie:
subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel c;
w.
inrichtingssubsidie:
subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel d;
x.
beheersbijdrage:
bedrag als opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 46;
y.
quotum:
bij een in een beheersgebiedsplan of landschapsgebiedsplan opgenomen beheerspakket of groep van beheerspakketten, onderscheidenlijk landschapspakket of groep van landschapspakketten, behorend aantal hectares, onderscheidenlijk meters, waarvoor in het desbetreffende beheersgebied, onderscheidenlijk landschapsgebied, ten hoogste beheerssubsidie, onderscheidenlijk landschapssubsidie, kan worden verstrekt;
z.
beheerseenheid:
aaneengesloten oppervlakte binnen een terrein waarop een beheers- of landschapspakket ontwikkeld of in stand gehouden wordt;
aa.
Groene Hart:
gebied dat is gelegen binnen de grenzen zoals die zijn opgenomen in bijlage 4;
ab.
Waterland:
gebied dat is gelegen binnen de grenzen zoals die zijn opgenomen in bijlage 5;
ac.
overgangsbeheerssubsidie:
subsidie als bedoeld in artikel 77;
ad.
landschapstypen:
landschapstypen zoals vermeld op de kaart behorende bij de Nota Landschap (kamerstukken II 1992/93, 22 881, nr. 1);
ae.
GVE:
grootvee-eenheden, berekend door omrekening aan de hand van de tabel van Verordening (EEG) nr. 2078/92, betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer (Pb EG 1992, L 215).
2
Voor toepassing van deze regeling wordt onder ’terrein’ mede verstaan: samenstel van terreinen dat door de beheerder als een geheel wordt beheerd.
3
Indien subsidie wordt aangevraagd voor de beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 19 tot en met 22 ten behoeve van terreinen gelegen in beheersgebieden of Rbon-gebieden, worden meerdere terreinen voor de toepassing van deze regeling als één terrein aangemerkt, indien deze terreinen zijn gelegen in een gebied, bepaald door op een kaart hemelsbreed een lijn te trekken om de buitenste hoeken van de buitenste terreinen waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dat maximaal viermaal zo groot is als de totale oppervlakte van de in dat gebied gelegen terreinen waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
Artikel
2
De minister kan aan beheerders en aan anderen dan beheerders als bedoeld in artikel 4 en 5 op landbouwgronden ter bevordering van de toepassing van landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming en natuurbeheer, ter bevordering van de duurzame instandhouding van landschappelijke elementen, alsmede ter bevordering van de bebossing van landbouwgronden, op aanvraag subsidie verstrekken ten behoeve van:
a.
de instandhouding en ontwikkeling van de beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 30;
b.
de instandhouding van het beheerspakket, opgenomen in bijlage 31;
c.
de instandhouding van de landschapspakketten, opgenomen in de bijlagen 32 tot en met 46;
d.
het door middel van maatregelen met een eenmalig karakter rechtstreeks en direct wijzigen van de fysieke condities of kenmerken van gronden, zonder welke wijziging de daarop volgende instandhouding van beheerspakketten, onderscheidenlijk landschappelijke elementen, niet mogelijk is;
e.
de instandhouding van een bijzonder beheerspakket of landschapspakket als bedoeld in artikel 14, eerste lid.
Artikel
3
Indien er naast een beheersbijdrage of inrichtingssubsidie op grond van deze regeling uit andere hoofde van overheidswege een subsidie is of wordt verstrekt voor de in het kader van deze regeling gemaakte kosten, waaronder mede wordt begrepen vergoeding van inkomstenderving, en hierdoor het totaal van de overheidsbijdragen meer bedraagt dan de desbetreffende beheersbijdrage, dan wel, voorzover het inrichtingssubsidie betreft, meer bedraagt dan 95% van de werkelijke kosten, wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager vastgesteld dat het totaal van de overheidsbijdragen die beheersbijdrage, onderscheidenlijk die 95%, niet overstijgt.
Artikel
4
1
Subsidie aan anderen dan beheerders kan worden verstrekt indien op het tijdstip van indiening van de subsidieaanvraag:
a.
tussen de beheerder en de subsidieaanvrager een schriftelijke overeenkomst tot stand is gekomen, bij welke overeenkomst:
1°
de subsidieaanvrager het recht op uitbetaling van subsidies en voorschotten uit hoofde van deze regeling, betrekking hebbend op het desbetreffende terrein of water, bij voorbaat aan de beheerder overdraagt, en
2°
de beheerder zich bij voorbaat verbindt tot de nakoming van de verplichtingen waartoe de subsidieaanvrager uit hoofde van deze regeling met betrekking tot het desbetreffende terrein gehouden is, zolang de beheerder beschikt over het recht tot gebruik en beheer van het desbetreffende terrein, alsmede zich verbindt, bij overdracht van het desbetreffende gebruiksrecht aan een ander dan het bureau, van de verkrijger daarvan te bedingen dat deze, vanaf het moment van verkrijging, de in deze volzin bedoelde verplichtingen zal nakomen en zulks ook van zijn rechtsopvolger zal bedingen, en
b.
de beheerder jegens de Staat der Nederlanden schriftelijk heeft verklaard borg te staan voor de terugbetaling van onverschuldigd betaalde subsidies en voorschotten.
2
Bij het aangaan van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en een afgifte van een schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt gebruik gemaakt van het model, opgenomen in bijlage 49 van deze regeling.
Artikel
5
1
Subsidie aan anderen dan beheerders kan worden verstrekt indien:
a.
die subsidieaanvrager een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is;
b.
die rechtspersoon hoofdzakelijk of mede ten doel heeft haar leden of aangeslotenen te ondersteunen bij een bedrijfsvoering die bevorderlijk is voor natuur en milieu en
c.
de leden of aangeslotenen, bedoeld in onderdeel b, beheerder zijn, voorzover zij worden ondersteund.
2
Subsidie aan aanvragers als bedoeld in het eerste lid, kan voorts slechts worden verstrekt indien bij de subsidieaanvraag door de rechtspersoon wordt overgelegd:
a.
een plan waaruit blijkt:
i.
op welke wijze de subsidie door de rechtspersoon zal worden besteed;
ii.
op welke wijze de besteding van de subsidie ter beschikking komt van de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde leden of aangeslotenen;
iii.
in hoeverre de besteding van de subsidie ter beschikking komt van ondernemers;
iv.
op welke wijze de nakoming van de subsidieverplichtingen door de rechtspersoon wordt gewaarborgd;
b.
een reglement waaruit blijkt dat de rechtspersoon jegens leden of aangeslotenen de nakoming van verplichtingen uit hoofde van ter beschikking gestelde gelden kan afdwingen onderscheidenlijk niet-nakoming daarvan kan sanctioneren.
3
Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen, behoeven de statuten van de subsidieaanvrager, bedoeld in het eerste lid, alsmede het plan, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en het reglement, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, de goedkeuring van de minister.
Artikel
6
1
De minister stelt voor ieder begrotingsjaar een subsidieplafond vast voor de te verstrekken subsidies, bedoeld in artikel 2, en voor de subsidie, bedoeld in artikel 77. Hij kan voor de in dat artikel onderscheiden subsidies, per provincie, alsmede voor het Groene Hart en Waterland, voor door hem op grond van artikel 17a begrensde gebieden, voor de verschillende beheers- of landschapspakketten of voor verschillende categorieën subsidieaanvragers verschillende subsidieplafonds vaststellen.
2
Van de vaststelling van subsidieplafonds geeft de minister kennis in de Staatscourant.
3
De minister verdeelt de beschikbare bedragen, naar de datum van ontvangst van de subsidieaanvragen. Bij gelijktijdige datum van ontvangst van de subsidieaanvragen wordt de volgorde van behandeling bepaald door loting. Als datum van ontvangst wordt aangemerkt de datum waarop de aanvraag volledig is ontvangen.
4
De minister kan voor de verschillende subsidies en voor de verschillende beheers- of landschapspakketten of voor verschillende categorieën subsidieaanvragers verschillende aanvraagperioden instellen.
5
Aanvragen worden alleen voor die subsidies en beheers- of landschapspakketten of categorieën subsidieaanvragers in behandeling genomen, waarvoor een aanvraagperiode als bedoeld in het vierde lid is ingesteld.
6
Voor aanvragen wordt gebruik gemaakt van een daartoe vastgesteld aanvraagformulier.
7
Aanvragen tot subsidieverlening worden beoordeeld aan de hand van beheersgebiedsplannen, landschapsgebiedsplannen en plannen waarin de begrenzing is vastgelegd van gebieden als bedoeld in artikel 94, eerste lid, zoals deze luiden op het moment van sluiten van de desbetreffende aanvraagperiode.
8
Aanvragen tot subsidieverlening ingediend voor de begrotingsjaren 2000 en 2001 worden in afwijking van het zevende lid beoordeeld aan de hand van beheersgebiedsplannen, landschapsgebiedsplannen en plannen waarin de begrenzing is vastgelegd van gebieden als bedoeld in artikel 94, eerste lid, zoals deze luiden op het moment dat de aanvraag is ontvangen, ongeacht of deze aanvraag volledig of niet volledig is.
Artikel
7
1
De beheersbijdragen van de beheerspakketten en landschapspakketten opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 46 worden jaarlijks voor 1 maart van het jaar waarop de bijdragen betrekking hebben in voorkomend geval met terugwerkende kracht tot 1 januari van dat jaar door de minister gecorrigeerd voor de werkelijke loon- en prijsontwikkeling, gebaseerd op de grondslagen, bedoeld in artikel 8, naar de situatie in het voorafgaande jaar.
2
Van de vaststelling van de overeenkomstig het eerste lid gecorrigeerde beheersbijdragen geeft de minister kennis in de Staatscourant.
Artikel
8
Bij het vaststellen van de beheersbijdragen van een beheerspakket als bedoeld in artikel 7 of een bijzonder beheerspakket als bedoeld in artikel 14 wordt rekening gehouden met de volgende grondslagen:
a.
onderscheid tussen veen-, klei-, en zandgrond;
b.
de productiederving uitgedrukt in kilogram voerdereenheden melk;
c.
de toename van de arbeidsaanspraken, en
d.
de wijziging van de exploitatie-aanspraken, als gevolg van de uitvoering van agrarisch natuurbeheer.
Artikel
9
1
Subsidie wordt niet verstrekt aan beheerders ter voldoening aan verplichtingen die op grond van enig wettelijk voorschrift zijn voorgeschreven.
2
Subsidie wordt niet verstrekt indien de subsidie minder dan € 45,38 per jaar bedraagt.
Artikel
9a
Voorzover de regeling bemesting toestaat, geschiedt de aanwending van kunstmest op grond van een bemestingsadvies of bemestingsplan dat is gebaseerd op het mineralen aangiftensysteem.
Artikel
9b
De subsidie wordt voor de duur van een jaar niet verstrekt, indien de subsidieaanvrager door ernstige nalatigheid of opzettelijk een onjuiste aanvraag heeft ingediend of anderszins onjuiste heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op titel II van hoofdstuk IX van de verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L 160), of indien een verleende subsidie geheel of gedeeltelijk is ingetrokken ingevolge artikel 90a of een vastgestelde subsidie geheel of gedeeltelijk is ingetrokken ingevolge artikel 90b.
Artikel
9c
Indien de aanvrager opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening of vaststelling heeft ingediend of anderszins onjuiste gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op titel II van hoofdstuk IX van de verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L 160), of indien ingeval van opzet een verleende of vastgestelde subsidie geheel of gedeeltelijk is ingetrokken op grond van artikel 90a of 90b, wordt tevens geen subsidie verleend in het daarop volgend jaar.
Artikel
9d
Indien de aanvrager in een jaar opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening op grond van deze regeling heeft ingediend, wordt geen subsidie verstrekt voor het daaropvolgend jaar.
Hoofdstuk
2
Begrenzing van beheers- en landschapsgebieden
Artikel
10
1
Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling worden beheersgebieden begrensd met de vaststelling van beheersgebiedsplannen, die in ieder geval bestaan uit:
a.
een kaart met een topografische ondergrond op een schaal 1 : 25.000, waarin de grenzen van het beheersgebied zijn opgenomen;
b.
een omschrijving van de in het beheersgebied nagestreefde doelstellingen op het gebied van agrarisch natuurbeheer;
c.
de in het betrokken beheersgebied te ontwikkelen of in stand te houden beheerspakketten;
d.
een vaststelling van een totaal van de quota voor de onderscheiden beheerspakketten indien het totaal aantal hectares van de te ontwikkelen of in stand te houden beheerspakketten kleiner is dan de oppervlakte van het begrensde beheersgebied;
e.
de in het betrokken beheersgebied aan te leggen, te herstellen of in stand te houden landschapspakketten;
f.
een aanduiding of het beheersgebied bestaat uit veen-, klei- of zandgebied.
2
Voor toepassing van het eerste lid, onderdeel f, wordt onder veengebied verstaan: dat gebied dat voor ten minste 50% bestaat uit grond waar in de bovenste 80 centimeter meer dan de helft van de dikte bestaat uit moerig materiaal.
3
Voor toepassing van het eerste lid, onderdeel f, wordt onder zandgebied verstaan: gebied dat voor ten minste 50% bestaat uit minerale grond waarvan het niet-moerige gedeelte tussen 0 en 80 centimeter diepte voor meer dan de helft van de dikte uit zand (minder dan 8% lutum) bestaat.
4
Voor toepassing van het eerste lid, onderdeel f, wordt onder kleigebied verstaan: gebied dat niet is een veen- of zandgebied.
5
Indien bij de vaststelling van de beheersgebiedsplannen niet met zekerheid kan worden bepaald dat de toepassing van de beheerspakketten opgenomen in bijlagen 16, 17, 18, 23 of 31 of de landschapspakketten opgenomen in bijlagen 32 tot en met 46 op alle locaties van het betreffende beheersgebied daadwerkelijk bijdraagt aan het bereiken van de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde doelstellingen, wordt in het beheersgebiedsplan tevens opgenomen dat de minister bij de besluitvorming omtrent subsidieverlening kan toetsen of het verlenen van subsidie voor een beheerspakket op de desbetreffende locatie doelmatig is.
Artikel
11
In afwijking van artikel 10, eerste lid, onderdeel c, wordt het beheerspakket opgenomen in bijlage 31 niet opengesteld in een begrensd beheersgebied als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d.
Artikel
12
1
Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling worden landschapsgebieden begrensd met de vaststelling van landschapsgebiedsplannen, die in ieder geval bestaan uit:
a.
een kaart met een topografische ondergrond op ten hoogste schaal 1: 25 000, waarin de grenzen van het landschapsgebied zijn opgenomen;
b.
een omschrijving van de in het landschapsgebied nagestreefde doelstellingen op het gebied van landschapsbeheer;
c.
de in het betrokken landschapsgebied aan te leggen, te herstellen of in stand te houden landschapspakketten;
d.
een aanduiding van de mate waarin subsidie kan worden verstrekt voor aanleg en herstel van landschappelijke elementen.
2
Indien bij de vaststelling van de landschapsgebiedsplannen niet met zekerheid bepaald kan worden dat de toepassing van de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde landschapspakketten op alle locaties van het betreffende landschapsgebied daadwerkelijk bijdraagt aan het bereiken van de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde doelstellingen, wordt in het landschapsgebiedsplan tevens opgenomen dat de minister bij de besluitvorming omtrent subsidieverlening kan toetsen of het verlenen van subsidie voor een landschapspakket op de desbetreffende locatie doelmatig is.
Artikel
13
1
Beheers- en landschapsgebiedsplannen worden vastgesteld en gewijzigd bij besluit van gedeputeerde staten van de provincie waarin het desbetreffende gebied is gelegen.
2
Indien een beheers- of landschapsgebied is gelegen op het grondgebied van twee of meer provincies, wordt het desbetreffende plan vastgesteld en gewijzigd door gedeputeerde staten van die provincies.
Artikel
14
1
Gedeputeerde staten van een provincie kunnen besluiten, niet dan na goedkeuring door de minister, bijzondere beheerspakketten onderscheidenlijk landschapspakketten in een beheersgebiedsplan onderscheidenlijk landschapsgebiedsplan op te nemen die in het desbetreffende gebied kunnen worden ontwikkeld, onderscheidenlijk in stand gehouden.
2
Bijzondere beheerspakketten onderscheidenlijk bijzondere landschapspakketten worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als beheerspakketten onderscheidenlijk landschapspakketten in de zin van deze regeling.
3
De beheersbijdrage voor het beheerspakket, onderscheidenlijk landschapspakket, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald met inachtneming van de grondslagen, bedoeld in artikel 8.
Artikel
15
De minister kan aan gedeputeerde staten per beheerspakket onderscheidenlijk landschapspakket of groep van beheerspakketten onderscheidenlijk groep van landschapspakketten, richtlijnen en aanwijzingen geven ten aanzien van het aantal hectares waarop het totaal van de beheersgebiedsplannen onderscheidenlijk landschapsgebiedsplannen in een provincie betrekking kan hebben.
Artikel
16
Vaststelling en wijziging van beheers- en landschapsgebiedsplannen geschiedt met inachtneming van het Structuurschema groene ruimte, het Natuurbeleidsplan bedoeld in de Natuurbeschermingswet en door de minister overeenkomstig artikel 15 gegeven richtlijnen en aanwijzingen.
Artikel
17
Op de voorbereiding van een besluit tot vaststelling of wijziging van een beheers- of landschapsgebiedsplan is de in afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
Artikel
17a
1
De minister kan ten behoeve van de uitvoering van deze regeling beheersgebieden en landschapsgebieden begrenzen op een door hem te bepalen wijze.
2
De artikelen 10 tot en met 17, artikel 23, onderdeel a, laatste zinsnede, en onderdeel b, laatste zinsnede, alsmede artikel 60, eerste lid, laatste zinsnede, zijn ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde gebieden niet van toepassing.
Hoofdstuk
2a
Probleemgebieden
Artikel
17b
1
Probleemgebieden worden begrensd met inachtneming van de voorwaarden bedoeld de artikelen 17 tot en met 21 van de Verordening nr. 1257/99 van 17 mei 1999 van de Raad van de Europese Unie inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L 160).
2
Indien het totaal aantal hectares van het begrensde beheersgebiedsplan gelijk is aan het totaal van alle quota van de in het desbetreffende beheersgebied opengestelde beheerspakketten is dit gebied tevens probleemgebied.
3
Als probleemgebied kunnen voorts worden begrensd:
a.
diepe veenweidegebieden;
b.
uiterwaarden;
c.
beekdalen;
d.
hellingen;
e.
kleinschalige zandlandschappen, en
f.
gebieden, die door de minister zijn aangewezen als onderdeel van een speciale beschermingszone als bedoeld in de richtlijn (EEG) nr. 79/409 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L103) en richtlijn (EEG) nr. 92/43 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L206).
Artikel
17c
1
Probleemgebieden kunnen worden begrensd door:
a.
gedeputeerde staten van de provincie waarin het desbetreffende probleemgebied zich bevindt;
b.
de minister.
2
Een probleemgebied wordt begrensd op een kaart met een topografische ondergrond op ten hoogste schaal 1 : 25 000.
3
Op de kaart, bedoeld in het tweede lid, wordt tevens aangegeven waar veen-, klei, en zandgebieden zijn gelegen binnen het probleemgebied.
4
Van begrenzing als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt door gedeputeerde staten mededeling gedaan aan de minister.
5
De minister kan per provincie het totaal aantal hectares dat als probleemgebied kan worden begrensd vaststellen.
Hoofdstuk
3
Aanvragen van subsidie
Artikel
18
1
Aanvragen tot subsidieverlening uit hoofde van deze regeling worden ingediend bij de directeur van LASER met gebruikmaking van een daartoe bestemd aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij de directeur van LASER.
2
In de aanvraag tot subsidieverlening wordt in ieder geval aangegeven:
a.
welk beheerspakket, onderscheidenlijk welke beheerspakketten, de aanvraag betreft;
b.
welk landschapspakket, onderscheidenlijk welke landschapspakketten, de aanvraag betreft;
c.
of de aanvraag mede betrekking heeft op de maatregel, bedoeld in artikel 33;
d.
of er sprake is van inrichtingssubsidie;
e.
of de aanvraag wordt ingediend door een ondernemer en
f.
of de subsidieaanvrager beheerder is.
3
Indien de subsidieaanvrager niet krachtens zakelijk of duurzaam persoonlijk recht beschikt over een recht tot gebruik en beheer van het terrein waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, wordt in de aanvraag tevens vermeld of het gebruiksrecht van het desbetreffende terrein berust bij een ondernemer, behoudens in het geval de aanvrager een rechtspersoon is als bedoeld in artikel 5.
4
Aanvragen worden onderscheiden naar provincies waarin het desbetreffende terrein of het grootste deel daarvan is gelegen.
Artikel
19
1
De aanvraag tot subsidieverlening gaat in ieder geval vergezeld van één of meer topografische kaarten met een schaal van 1 : 10.000 waarop de grenzen van het desbetreffende terrein zijn aangegeven.
2
Indien de aanvraag betrekking heeft op meerdere beheers- of landschapspakketten op een terrein worden op de topografische kaart, bedoeld in het eerste lid, tevens de grenzen aangegeven waar de verschillende beheers- of landschapspakketten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zullen worden in stand gehouden of ontwikkeld.
3
Indien de aanvraag betrekking heeft op een beheerspakket opgenomen in de bijlagen 19 tot en met 22, wordt op de topografische kaart, bedoeld in het eerste lid, tevens aangegeven waar het beheer omschreven in de onderdelen 3 en 4 van de desbetreffende beheerspakketten plaatsvindt.
4
Indien de subsidie wordt aangevraagd door een aanvrager als bedoeld in artikel 18, derde lid, gaat de aanvraag tot subsidieverlening tevens vergezeld van de met betrekking tot het desbetreffende terrein tot stand gekomen overeenkomst, bedoeld in artikel 4, onderdeel a, alsmede van de met betrekking tot het desbetreffende terrein opgestelde verklaring, bedoeld in artikel 4, onderdeel b.
5
Indien de subsidie wordt aangevraagd door een aanvrager als bedoeld in artikel 5, gaat de aanvraag vergezeld van de documenten, bedoeld in artikel 5, derde lid.
6
Indien inrichtingssubsidie wordt aangevraagd door een beperkt gerechtigde, gaat de aanvraag tot subsidieverlening tevens vergezeld van de met betrekking tot het desbetreffende terrein opgestelde verklaring, bedoeld in artikel 47.
7
Indien subsidie wordt aangevraagd door een natuurlijk persoon of rechtspersoon die beschikt over het recht tot gebruik en beheer van een terrein krachtens een pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 12, eerste of derde lid, of artikel 62 van de Pachtwet, krachtens een pachtovereenkomst als bedoeld in Hoofdstuk 2, paragraaf 3, van de Pachtwet, dan wel krachtens een pachtovereenkomst als bedoel in Hoofdstuk 2, paragraaf 4, van de Pachtwet voorzover in deze overeenkomsten verplichtingen in verband met natuurbeheer zijn opgenomen, dan wel krachtens een pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 5, tiende lid, van de Pachtwet, of krachtens een erfpachtovereenkomst als bedoeld in artikel 5:85 van het Burgerlijk Wetboek voorzover in deze erfpachtovereenkomst verplichtingen in verband met natuurbeheer zijn opgenomen, gaat de aanvraag voor subsidie vergezeld van een verklaring van de verpachter dan wel erfverpachter dat deze geen bezwaar heeft tegen subsidieverlening.
Artikel
20
Indien er met betrekking tot een terrein meer beheerders zijn, kan door hen gezamenlijk een aanvraag worden ingediend, welke aanvraag, onverminderd de artikelen 18 en 19, vergezeld gaat van een tussen hen gesloten overeenkomst waaruit blijkt dat zij genoegzaam en duurzaam samenwerken inzake het beheer van dat terrein.
Hoofdstuk
4
Beheerssubsidie
Paragraaf
1
Algemene bepalingen
Artikel
21
1
Per terrein kan voor één of meerdere beheerspakketten beheerssubsidie worden verstrekt, met dien verstande dat in het terrein niet meerdere beheerspakketten op dezelfde oppervlakte kunnen worden ontwikkeld of in stand gehouden.
2
Onverminderd het eerste lid, kunnen de landschapspakketten opgenomen in de bijlagen 36, 38 tot en met 40 en 46 op dezelfde oppervlakte in stand worden gehouden als de beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 30.
Artikel
22
Indien beheerssubsidie wordt verstrekt voor de beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 19 tot en met 22 komen de pakketten opgenomen in de hierna vermelde bijlagen, voor de daarbij vermelde percentages van het aantal hectares waarvoor beheerssubsidie wordt verleend, ten laste van het quotum:
a.
bijlage 19: 17%;
b.
bijlage 20: 22%;
c.
bijlage 21: 28%, en
d.
bijlage 22: 34%.
Artikel
23
Beheerssubsidie ten behoeve van een terrein dat is gelegen in een beheersgebied wordt verstrekt:
a.
met het oog op de ontwikkeling van een of meerdere beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 6, 10, 12 tot en met 15 en 24 tot en met 28, voorzover die ontwikkeling in overeenstemming is met het desbetreffende beheersgebiedsplan;
b.
met het oog op de instandhouding van een of meerdere beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 7 tot en met 9, en 11 tot en met 30 die op het tijdstip van indiening van de aanvraag voor beheerssubsidie op het terrein zijn ontwikkeld, voorzover die instandhouding in overeenstemming is met het desbetreffende beheersgebiedsplan.
Artikel
24
Beheerssubsidie wordt verstrekt ten behoeve van een terrein met het oog op de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket opgenomen in de bijlagen 29 en 30.
Artikel
25
Beheerssubsidie ten behoeve van een terrein dat is gelegen in een beheersgebied wordt verstrekt met het oog op de instandhouding van het beheerspakket opgenomen in bijlage 31, indien aan de beheerder voor ten minste 30% van het totale areaal landbouwgronden dat tot zijn agrarische onderneming moet worden gerekend subsidie is verleend voor de ontwikkeling of instandhouding van een of meerdere beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 28a.
Artikel
26
Beheerssubsidie wordt verstrekt:
a.
voor één tijdvak, indien de subsidie betrekking heeft op de ontwikkeling of instandhouding van een of meerdere beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 28a, en 31;
b.
voor drie aaneengesloten tijdvakken, indien de subsidie betrekking heeft op de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket, opgenomen in een van de bijlagen 29 en 30.
Artikel
27
Beheerssubsidie ten behoeve van de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket opgenomen in de bijlagen 29 en 30 wordt uitsluitend verstrekt indien:
a.
voorafgaand aan de desbetreffende subsidieaanvraag ten behoeve van het betrokken terrein een vrijstelling is verleend op grond van de Regeling meldings- en herplantplicht, en
Beheerssubsidie wordt niet verstrekt ten behoeve van een terrein dat is gelegen in een beheersgebied voor de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket op een beheerseenheid:
a.
waarvan de oppervlakte niet ten minste overeenkomt met het aantal hectares dat is opgenomen als minimumoppervlakte in de bijlage waarin het desbetreffende beheerspakket is opgenomen;
b.
waarvan de breedte kleiner, onderscheidenlijk groter, is dan de minimumbreedte, onderscheidenlijk maximumbreedte, en de lengte kleiner is dan de minimumlengte die is opgenomen in de bijlage waarin het desbetreffende beheerspakket is opgenomen.
2
Indien beheerssubsidie wordt verstrekt voor de ontwikkeling of instandhouding van meerdere beheerspakketten op een terrein, zijn de in het eerste lid, onderdelen a en b, genoemde voorwaarden van overeenkomstige toepassing voor elk afzonderlijk beheerspakket waarvoor beheerssubsidie wordt verleend op het desbetreffende terrein.
3
De minister kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot het aantal van een planten- of diersoort bedoeld in de onderscheiden beheers- en landschapspakketten per oppervlaktemaat en de spreiding van de betreffende soort binnen de beheerseenheid, onderscheidenlijk de oppervlaktemaat.
Artikel
29
Beheerssubsidie wordt niet verstrekt:
a.
aan Staatsbosbeheer;
b.
ten behoeve van de terreinen die niet zijn gelegen in een beheersgebied, tenzij de aangevraagde beheerssubsidie betrekking heeft op beheerspakketten genoemd in de bijlagen 29 en 30.
c.
ten behoeve van een in een beheersgebied gelegen terrein voorzover daardoor het quotum wordt overschreden, of
d.
ten behoeve van terreinen waarop nog verplichtingen van toepassing zijn op grond van:
1°.
de Beschikking beheersovereenkomsten 1983;
2°.
de Regeling beheersovereenkomsten 1988;
3°.
de Regeling beheersovereenkomsten 1993;
4°.
de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling;
5°.
de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden;
6°.
de Beschikking ter zake van het uit produktie nemen van bouwland;
7°.
de Beschikking bijdragen probleemgebieden,
8°.
de Regeling functiebeloning bos en natuurterreinen, of
9°.
paragraaf 10 van de Regeling EGsteunverlening akkerbouw.
Artikel
30
Beheerssubsidie wordt niet verstrekt aan een beheerder:
a.
indien in de twee jaar voorafgaande aan de aanvraag voor subsidieverlening, een verzoek tot intrekking van een subsidieverlening op grond van deze regeling voor de desbetreffende beheerseenheid door de beheerder is ingediend en dit verzoek is gehonoreerd, of
b.
indien in de twee jaar voorafgaande aan de aanvraag voor subsidieverlening een op grond van deze regeling verleende beheerssubsidie voor de desbetreffende beheerseenheid is vastgesteld overeenkomstig artikel 43, eerste lid, onderdeel b.
Artikel
31
Beheerssubsidie wordt niet verstrekt indien voor de desbetreffende beheerseenheid voor de instandhouding of ontwikkeling van een beheerspakket bijdragen worden genoten van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 5 of door tussenkomst van een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 4.
Artikel
32
1
Bij het verlenen van de beheerssubsidie wordt onderscheid gemaakt in beheersbijdragen naar veen-, zand- of kleigebied zoals opgenomen in de bijlagen van de beheerspakketten en naar de ligging van het terrein zoals vermeld in bijlage 47.
2
In afwijking van de beheersbijdragen opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 22, bedragen de beheersbijdragen voor terreinen gelegen in gebieden die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in of op gebied van de gemeenten opgenomen in bijlage 47, de in bijlage 47 vermelde beheersbijdragen.
3
Indien op het terrein een beheerspakket wordt ontwikkeld of in stand gehouden, bedraagt de beheerssubsidie per tijdvak het bedrag dat wordt gevormd door de vermenigvuldiging van de beheersbijdrage behorend bij de desbetreffende grondsoort opgenomen in de bijlage van het desbetreffende beheerspakket met het getal zes en het aantal hectares waarvoor beheerssubsidie is verleend.
4
Indien op het terrein meerdere beheerspakketten worden ontwikkeld of in stand gehouden, bedraagt de beheerssubsidie per tijdvak de som van de bedragen die worden gevormd door de vermenigvuldiging van de beheersbijdragen behorend bij de desbetreffende grondsoort opgenomen in de bijlagen van elk van de onderscheiden beheerspakketten met het getal zes en het aantal hectares per beheerspakket waarvoor beheerssubsidie is verleend.
5
Indien subsidie wordt verstrekt voor drie aaneengesloten tijdvakken wordt het bedrag van de subsidie voor zowel het eerste tijdvak als voor elk op het eerste tijdvak volgende tijdvak bepaald met overeenkomstige toepassing van het derde lid, onderscheidenlijk vierde lid.
6
Indien beheerssubsidie wordt verleend voor terreinen gelegen in het Groene Hart of Waterland, wordt beheerssubsidie verleend op grond van de beheersbijdrage die geldt voor veengebieden.
Artikel
33
1
Indien beheerssubsidie wordt verstrekt ten behoeve van de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket, opgenomen in de bijlagen 16 tot en met 22, dan kan op verzoek van de beheerder de overeenkomstig artikel 32 bepaalde beheerssubsidie worden verhoogd per jaar per hectare, voor zover op het betrokken terrein of een deel daarvan op de oppervlakte van de desbetreffende beheerspakketten gedurende het desbetreffende tijdvak jaarlijks in de periode tussen 1 februari en 1 september, behoudens de rustperiode als aangegeven in het beheerspakket waarvoor subsidie is verleend, minimaal 10 en maximaal 20 ton ruige stalmest per hectare wordt uitgereden.
2
Binnen twee weken na het uitrijden van de ruige stalmest doet de subsidieontvanger hiervan melding aan de directeur LASER.
3
De verhoging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt:
a.
€ 149,75 bij de toepassing van ruige mest op vaarland, en
b.
€ 77,14 bij de toepassing van ruige mest op andere grond dan bedoeld in onderdeel a.
Artikel
33a
1
De beheerssubsidie voor de in de bijlagen 6 tot en met 28 en 31 genoemde beheerspakketten wordt, gedeeltelijk, voor de duur van één jaar, ingetrokken indien op het bedrijf van de subsidieontvanger op grond van het Besluit verboden stoffen diergeneesmiddelen verboden hormonen of residuen daarvan, worden aangetroffen.
2
De beheerssubsidie voor de in de bijlagen 6 tot en met 28 en 31 genoemde beheerspakketten wordt, gedeeltelijk, voor de duur van twee jaren, ingetrokken indien op het bedrijf van de subsidieontvanger nogmaals op grond van het Besluit verboden stoffen diergeneesmiddelen verboden hormonen of residuen daarvan, worden aangetroffen.
Paragraaf
2
Subsidieverlening
Artikel
34
Indien beheerssubsidie wordt verstrekt voor de instandhouding of ontwikkeling van meerdere beheerspakketten op een terrein, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval:
a.
de ligging en de grootte van het terrein;
b.
de doelen van de beheerssubsidie, bestaande uit het gedurende het tijdvak op het terrein ontwikkelen of in stand houden van de desbetreffende beheerspakketten;
c.
het aantal hectares per beheerspakket waarvoor beheerssubsidie wordt verleend;
d.
de beheersbijdrage op basis waarvan de beheerssubsidie zal worden vastgesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen veen-, klei- en zandgebied en naar ligging;
e.
het aantal hectares waar ruige mest op wordt uitgereden en het bedrag, bedoeld in artikel 33, en
f.
de datum waarop het tijdvak waarover beheerssubsidie wordt verleend, aanvangt.
Artikel
35
Indien beheerssubsidie wordt verstrekt voor de instandhouding of ontwikkeling van een beheerspakket, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval:
a.
de ligging en de grootte van het terrein;
b.
het doel van beheerssubsidie, bestaande uit het gedurende het tijdvak op het terrein ontwikkelen, onderscheidenlijk in stand houden, van het desbetreffende beheerspakket;
c.
de beheersbijdrage op basis waarvan de beheerssubsidie zal worden vastgesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen veen-, klei- en zandgebied en naar ligging;
d.
het aantal hectares waar ruige mest op wordt uitgereden en de daarmee samenhangende verhoging, bedoeld in artikel 33, eerste lid, en
e.
de datum waarop het tijdvak waarover beheerssubsidie wordt verleend, aanvangt.
Artikel
36
De datum, bedoeld in de artikelen 34, onderdeel f, onderscheidenlijk artikel 35, onderdeel e, waarop het tijdvak waarover beheerssubsidie wordt verleend aanvangt, kan uitsluitend de eerste dag van de onderscheiden maanden van een jaar zijn.
Artikel
37
1
Indien beheerssubsidie is verleend ten behoeve van de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket opgenomen in de bijlagen 29 en 30 in drie tijdvakken, worden in de beschikking, in afwijking van de artikelen 34 en 35, tevens de te realiseren doelen in het eerste en tweede tijdvak in de beschikking opgenomen.
de in de beschikking tot subsidieverlening vermelde doelen, bedoeld in artikel 35, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 37, eerste lid, te realiseren;
b.
indien op het terrein voor meerdere beheerspakketten beheerssubsidie wordt verleend, de in de beschikking tot subsidieverlening vermelde doelen, bedoeld in artikel 34, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 37, eerste lid, te realiseren;
c.
de in het beheerspakket, onderscheidenlijk de beheerspakketten, opgenomen beheersvoorschriften te treffen die zijn vermeld in de bijlage waarin het beheerspakket is, onderscheidenlijk de beheerspakketten zijn, opgenomen;
d.
het reliëf van het terrein te handhaven;
e.
de bestaande waterhuishouding van het terrein te handhaven;
f.
van omstandigheden als gevolg waarvan het redelijkerwijs niet mogelijk is te voldoen aan de verplichting, bedoeld in onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b, binnen twee weken nadat de subsidieontvanger daarvan redelijkerwijs op de hoogte kan zijn aan de directeur van LASER schriftelijk melding te doen;
g.
uiterlijk vier weken voordat gehele of gedeeltelijke overdracht van de bevoegdheid tot gebruik en beheer van het betrokken terrein plaatsvindt, van het voornemen daartoe aan de directeur van LASER schriftelijk melding te doen;
h.
aan de geldende nationale en Europese minimumnormen op het gebied van milieu, dierenwelzijn en hygiëne te voldoen, hetgeen betekent dat hij op het tijdstip zijn bedrijf uitoefent met inachtneming van de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet verontreiniging oppervlaktewater, de Meststoffenwet, de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, de Gezondheid- en welzijnswet voor dieren, de Diergeneesmiddelenwet en de Plantenziektewet geldende normen.
2
De verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen d en e, gelden voor de periode waarover beheerssubsidie is verleend, met dien verstande dat zij niet gelden voorzover dit in de beschikking tot verlening van beheerssubsidie, dan wel in de beheerspakketten, anders is bepaald.
3
Indien subsidie is verleend voor de beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 19 tot en met 22, gelden de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen d en e, uitsluitend voor die oppervlakten waarop de onderdelen 3 en 4 van de desbetreffende pakketten van toepassing zijn.
Paragraaf
4
Voorschotten
Artikel
39
1
De minister verstrekt binnen acht weken na afloop van het eerste jaar van het tijdvak een voorschot en vervolgens telkens ten minste een jaar later, tenzij de beheerder in de twee jaar voorafgaande aan de verstrekking van het voorschot op enig moment de verplichtingen, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdelen c tot en met g, of enig ander voorschrift in de beschikking tot subsidieverlening niet heeft nageleefd.
2
Per terrein kunnen per tijdvak ten hoogste vijf voorschotten worden verstrekt.
3
Een voorschot bedraagt de beheersbijdrage van elk van de beheerspakketten waarvoor ten behoeve van het desbetreffende terrein voor dat tijdvak subsidie wordt verleend, alsmede, voorzover van toepassing, de verhoging, bedoeld in artikel 33.
Artikel
40
1
Indien op grond van artikel 39, eerste lid, in enig jaar van het tijdvak geen voorschot is verstrekt door de minister, kan de beheerder een jaar na het niet verstrekken van het voorschot een aanvraag voor verstrekking van een voorschot indienen.
2
In de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval een verklaring opgenomen van de beheerder dat de voorschriften in de desbetreffende beschikking tot subsidieverlening zijn nageleefd.
3
De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij de directeur van LASER.
4
Het voorschot wordt binnen acht weken na de voorschotverlening betaald.
Paragraaf
5
Subsidievaststelling
Artikel
41
1
Telkens binnen 8 weken na afloop van een tijdvak of zoveel eerder indien noodzakelijk dient de ontvanger van beheerssubsidie voor het desbetreffende terrein een aanvraag tot subsidievaststelling over dat tijdvak in bij de directeur van LASER met gebruikmaking van een daartoe bestemd aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij de directeur van LASER.
2
Een subsidieontvanger als bedoeld in artikel 5, doet bij de aanvraag bedoeld in het eerste lid een opgave van:
a.
de ondernemers aan wie door hem bijdragen zijn toegekend;
b.
de activiteiten van die ondernemers waarvoor de bijdragen zijn toegekend en
c.
de bedragen, per ondernemer, die zijn toegekend.
3
De ontvanger van beheerssubsidie geeft in de aanvraag aan in hoeverre het doel, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b, is gerealiseerd.
Artikel
42
1
De minister stelt na ontvangst van de in artikel 41 bedoelde aanvraag de beheerssubsidie telkens vast binnen 8 weken, tenzij voor de beoordeling van de aanvraag een langere termijn dan 8 weken noodzakelijk is.
2
De beheerssubsidie wordt vastgesteld overeenkomstig het bedrag dat bij de beschikking tot subsidieverlening is bepaald, zoals dat op grond van artikel 7, eerste lid, door de minister is gecorrigeerd in verband met de werkelijke loon- en prijsontwikkeling.
Artikel
43
1
De subsidie per beheerspakket opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 18, en 23 tot en met 30 wordt vastgesteld op het bedrag dat uit de subsidieverlening voor het desbetreffende terrein voortvloeit, verminderd met:
a.
15%, indien niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b, maar wel is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel c;
b.
100%, indien niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b, en de verplichting, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel c, tenzij de aard en de ernst van het niet-nakomen van de genoemde verplichtingen aanleiding geven tot vermindering met een lager percentage;
c.
100%, indien, voorzover van toepassing, niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdelen d en e, tenzij de aard en de ernst van het niet nakomen van de genoemde verplichtingen aanleiding geven tot vermindering met een lager percentage;
d.
5%, indien niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel f, onderscheidenlijk g.
2
De subsidie per beheerspakket opgenomen in de bijlagen 19 tot en met 22 wordt vastgesteld op het bedrag dat uit de subsidieverlening voor het desbetreffende terrein voortvloeit, verminderd met:
a.
15%, indien niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b, maar wel:
i.
van de beheersverplichtingen, vermeld in de onderdelen 3 en 4 van het desbetreffende beheerspakket, ten minste 50% van de percentages vermeld bij de onderscheiden beheerspakketten op de totale oppervlakte van het terrein is gerealiseerd;
ii.
het deel van de beheersbijdrage voor de onderdelen 3 en 4 van de onderscheiden beheerspakketten dat niet is besteed aan de laatstgenoemde onderdelen, is besteed aan onderdeel 5 van de onderscheiden beheerspakketten en
iii
aan de rapportageverplichting, bedoeld in onderdeel 6 van de onderscheiden beheerspakketten, is voldaan.
b.
100%, indien niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b, en ook niet is voldaan aan de eisen geformuleerd in onderdeel a, sub 1 tot en met 3, tenzij de aard en de ernst van het niet nakomen van de genoemde verplichtingen aanleiding geven tot vermindering met een lager percentage;
c.
de onderdelen c en d van het eerste lid zijn van toepassing.
3
De subsidie voor het beheerspakket opgenomen in bijlage 31 wordt overeenkomstig het eerste lid, aanhef, en onderdelen b en c, vastgesteld.
4
De verminderingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, onderdelen a en b, worden niet toegepast voorzover niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b of c, ten gevolgen van overmacht.
5
De verminderingen, bedoeld in het eerste lid, worden niet toegepast op de beheerssubsidie, voorzover het bedrag daarvan bestaat uit een verhoging op grond van artikel 33.
6
De verminderingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden voorts niet toegepast ten aanzien van dat deel van die verminderingen dat het bedrag van de beheerssubsidie te boven gaat.
Artikel
44
Vervallen.
Hoofdstuk
5
Inrichtingssubsidie
Paragraaf
1
Algemene bepalingen
Artikel
45
1
Inrichtingssubsidie wordt verstrekt met betrekking tot terreinen ten aanzien waarvan beheerssubsidie is verleend ten behoeve van de ontwikkeling van de beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 12 tot en met 14, 18, 29 en 30.
2
Inrichtingssubsidie wordt ten behoeve van de aanleg of het herstel van een landschapspakket verstrekt met betrekking tot terreinen ten aanzien waarvan landschapssubsidie is verleend.
Artikel
46
1
Inrichtingssubsidie wordt uitsluitend verstrekt, voorzover deze betrekking heeft op het, door middel van eenmalige maatregelen, rechtstreeks en direct wijzigen van de fysieke condities of kenmerken van terreinen, zonder welke wijziging ontwikkeling, onderscheidenlijk instandhouding, van het beheerspakket, onderscheidenlijk landschapspakket, ten behoeve waarvan beheerssubsidie, onderscheidenlijk landschapssubsidie, is verleend niet mogelijk is.
2
Onverminderd het eerste lid wordt inrichtingssubsidie verstrekt overeenkomstig een inrichtingsplan waarin in ieder geval zijn opgenomen:
a.
de te treffen inrichtingsmaatregelen;
b.
de oppervlakte waarop of de lengte waarin die maatregelen zullen worden uitgevoerd;
c.
de met de maatregelen beoogde situatie van het terrein;
d.
een gespecificeerde begroting;
e.
een topografische kaart met ten hoogste een schaal van 1 : 10.000 waarop is aangegeven waar de onderscheiden maatregelen zullen worden getroffen;
f.
een beschrijving van de uitgangssituatie;
g.
de motivering voor het treffen van de maatregelen en
h.
een tijdsplanning voor de uit te voeren werkzaamheden.
Artikel
47
Inrichtingssubsidie ten behoeve van een terrein waarvan het gebruiksrecht berust bij een beperkt gerechtigde wordt uitsluitend verstrekt indien de aanvraag voor inrichtingssubsidie vergezeld gaat van een verklaring van de eigenaar van het desbetreffende terrein dat deze geen bezwaar heeft tegen de subsidieverlening.
Artikel
48
Tot de subsidiabele kosten behoren de kosten, inclusief BTW, voorzover verrekening niet mogelijk is, verband houdende met:
a.
het opstellen door derden van een inrichtingsplan;
b.
bebossing van een terrein, voorzover ten behoeve van dat terrein beheerssubsidie is verleend, gericht op de ontwikkeling en daaropvolgende instandhouding van een beheerspakket dat is vermeld in een van de bijlagen 29 en 30;
c.
maatregelen voor herstel of aanleg van landschappelijke elementen;
d.
maatregelen, gericht op wijziging van de waterhuishouding;
e.
grondverzet;
f.
het plaatsen van een raster;
g.
afvoer van grond, of
h.
overige maatregelen voorzover noodzakelijk in verband met de desbetreffende inrichting.
Artikel
49
Niet tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval de kosten, verband houdende met:
a.
de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;
b.
de bouw van opstallen;
c.
achterstallig onderhoud aan landschappelijke elementen;
d.
de aanschaf van machines, of
e.
de aanschaf van materialen, anders dan ten behoeve van het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 48.
Artikel
50
Geen inrichtingssubsidie wordt verstrekt:
a.
voor kosten die zijn gemaakt, alvorens een beslissing op de aanvraag voor inrichtingssubsidie is genomen, behoudens de kosten, bedoeld in artikel 48, onderdeel a;
b.
ten behoeve van maatregelen waarmee een aanvang is gemaakt, onderscheidenlijk die reeds zijn uitgevoerd, alvorens een beslissing op de aanvraag voor inrichtingssubsidie is genomen, of
c.
indien de aanvraag tot inrichtingssubsidie niet wordt ingediend tegelijk met de aanvraag tot beheerssubsidie, onderscheidenlijk landschapssubsidie, voor het desbetreffende terrein.
Artikel
50a
1
Inrichtingssubsidie voor de in de bijlagen 29 en 30 genoemde beheerspakketten worden, in afwijking van artikel 2 juncto artikel 1, eerste lid, onderdelen d en e, slechts verstrekt aan beheerders die berekend over de laatste drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van de aanvraag tot subsidieverlening tenminste 25% van hun onzuiver inkomen, als bedoeld in artikel 4 van de Wet op de inkomstenbelasting, verkrijgen uit het landbouwbedrijf waarvoor de subsidie is aangevraagd.
2
Indien de beheerder minder dan drie jaar voorafgaand aan het tijdstip van indienen van de aanvraag tot subsidieverlening werkt op het landbouwbedrijf waarvoor de subsidieaanvraag wordt ingediend, wordt in afwijking van het eerste lid, het onzuiver inkomen berekend op basis van de voorhanden zijnde gegevens. Indien er nog geen gegevens voorhanden zijn, wordt het onzuiver inkomen berekend op basis van de gegevens van het volledige kalenderjaar van de aanvraag.
3
Indien de beheerder een rechtspersoon is, wordt de inrichtingssubsidie voor de in de bijlagen 29 en 30 genoemde beheerspakketten, in afwijking van artikel 2 juncto artikel 1, eerste lid, onderdelen d en e, slechts verstrekt indien de in artikel 7, derde lid, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 bedoelde winst, vermeerderd met het bedrag dat voor de bedrijfsleiding van de rechtspersoon ten titel van beloning voor verrichte arbeid in mindering is gebracht, gemiddeld over de drie kalenderjaren voorafgaand aan het tijdstip van de subsidieverlening voor ten minste de helft afkomstig is uit het landbouwbedrijf waarvoor de subsidie is aangevraagd.
4
Indien op het landbouwbedrijf waarvoor de aanvraag wordt ingediend minder dan drie jaren voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening landbouwactiviteiten zijn verricht, wordt in afwijking van het derde lid, de winst van de rechtspersoon berekend op basis van de voorhanden zijnde gegevens. Indien er geen gegevens voorhanden zijn, wordt de winst berekend op basis van de gegevens van het volledige kalenderjaar van de aanvraag.
Artikel
51
1
Inrichtingssubsidie bedraagt 95% van de werkelijk gemaakte noodzakelijke subsidiabele kosten, met dien verstande dat geen vergoeding wordt verstrekt voorzover deze kosten uitgaan boven de tarieven opgenomen in het handboek Standaard eenheidsprijzen voor landinrichtingswerken in Nederland, zoals dat jaarlijks wordt vastgesteld door de directeur van de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
2
Indien subsidie is aangevraagd met betrekking tot een activiteit die niet is opgenomen in het document genoemd in het eerste lid bedraagt de subsidie 95% van de werkelijk gemaakte noodzakelijke subsidiabele kosten, tot een door de minister bij de subsidieverlening te bepalen maximumbedrag.
3
De inrichtingssubsidie bedraagt ten hoogste:
a.
€ 6.806,70 per hectare voor het beheerspakket opgenomen in de bijlagen 12,13 en 18;
b.
€ 9.075,60 per hectare voor landschapspakketten, en
c.
€ 1.361,34 per hectare voor de beheerspakketten opgenomen in bijlage 29 en 30.
Artikel
52
De minister kan beleidsregels vaststellen met het oog op de toepassing van de artikelen 46, 48 en 51.
Paragraaf
2
Subsidieverlening
Artikel
53
De subsidieverlening vermeldt in ieder geval:
a.
in hoeverre het plan, bedoeld in artikel 46, tweede lid, in uitvoering kan worden genomen;
b.
de aard van de benodigde wijzigingen van de fysieke condities of kenmerken van het betrokken terrein;
c.
het aantal hectares ten behoeve waarvan inrichtingssubsidie wordt verleend;
d.
de datum waarop de periode waarover inrichtingssubsidie wordt verleend, aanvangt, en
e.
het bedrag waarop de inrichtingssubsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.
Paragraaf
3
Verplichtingen
Artikel
54
De subsidieontvanger is verplicht de maatregelen overeenkomstig het door de minister goedgekeurde inrichtingsplan uit te voeren binnen een jaar na de datum van subsidieverlening.
Paragraaf
4
Voorschotten
Artikel
55
1
Op de inrichtingssubsidie kan de minister ten hoogste tweemaal per jaar op aanvraag tot ten hoogste 95% voorschotten verstrekken, met een minimum van € 2.268,90.
2
De aanvraag tot voorschotverlening gaat vergezeld van een overzicht van de liquiditeitsbehoefte.
Artikel
56
De aanvraag tot voorschotverlening wordt ingediend bij de directeur van LASER met gebruikmaking van een daartoe bestemd aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij de directeur van LASER.
Artikel
57
De minister neemt binnen 8 weken na ontvangst van de in artikel 56 bedoelde aanvraag een besluit.
Paragraaf
5
Subsidievaststelling
Artikel
58
1
De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend binnen 8 weken na afloop van de maatregelen bij de directeur van LASER.
2
De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van:
a.
een verklaring dat de maatregelen overeenkomstig de subsidieverlening zijn uitgevoerd, en
b.
een financiële verantwoording met betrekking tot de getroffen maatregelen, bestaande uit een rekening alsmede, indien de subsidieverlening een bedrag van € 22.689,01 te boven gaat, een verklaring, overeenkomstig een door de minister vast te stellen model, van een accountant-administratieconsulent of registeraccountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek waaruit blijkt dat de maatregelen zijn uitgevoerd overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening van inrichtingssubsidie.
Artikel
59
De minister stelt na ontvangst van de in artikel 58 bedoelde bescheiden de inrichtingssubsidie binnen 8 weken vast op grond van de werkelijk gemaakte kosten zoals bepaald bij de subsidieverlening.
Hoofdstuk
6
Landschapssubsidie
Artikel
60
1
Landschapssubsidie wordt verstrekt in beheersgebieden en landschapsgebieden ten behoeve van de instandhouding van een of meerdere landschapspakketten opgenomen in de bijlagen 32 tot en met 46, voorzover dit in overeenstemming is met het desbetreffende beheersgebiedsplan onderscheidenlijk landschapsgebiedsplan.
2
Landschapssubsidie ten behoeve van de instandhouding van het landschapspakket, bedoeld in bijlage 46, wordt alleen verstrekt tezamen met een landschapssubsidie voor instandhouding van een landschapspakket, bedoeld in één of meer van de bijlagen 32 tot en met 45.
Artikel
61
Landschapssubsidie wordt verstrekt voor een tijdvak.
Artikel
62
1
Indien op het terrein een landschapspakket in stand wordt gehouden, bedraagt de landschapssubsidie het bedrag per tijdvak dat wordt gevormd door de vermenigvuldiging van het getal zes met de beheersbijdrage opgenomen in de bijlagen van het desbetreffende landschapspakket en het aantal hectares waarvoor landschapssubsidie wordt verleend.
2
Indien op het terrein meerdere landschapspakketten in stand worden gehouden, bedraagt de landschapssubsidie het bedrag per tijdvak de som van de beheersbijdragen die worden gevormd door de vermenigvuldiging van het getal zes met de beheersbijdragen opgenomen in de bijlagen van de desbetreffende landschapspakketten en het aantal hectares per landschapspakket waarvoor landschapssubsidie wordt verleend.
Artikel
63
Indien landschapssubsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van een of meerdere landschapspakketten binnen een terrein, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval:
a.
de ligging en grootte van het terrein;
b.
het doel van de landschapssubsidie, bestaande uit het gedurende het tijdvak op het terrein in stand houden van een of meerdere landschapspakketten;
c.
het bedrag, onderscheidenlijk de bedragen, op basis waarvan de landschapssubsidie zal worden vastgesteld, en
d.
de datum waarop het tijdvak waarover landschapssubsidie wordt verleend, aanvangt.
Artikel
64
De subsidieontvanger is verplicht:
a.
het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde doel, bedoeld in artikel 63, onderdeel b, vermelde doel te realiseren;
b.
van omstandigheden als gevolg waarvan het redelijkerwijs niet mogelijk is te voldoen aan de verplichting, bedoeld in onderdeel a, binnen twee weken nadat de subsidieontvanger daarvan redelijkerwijs op de hoogte kan zijn aan de directeur van LASER schriftelijk melding te doen, en
c.
uiterlijk vier weken voordat gehele of gedeeltelijke overdracht van de bevoegdheid tot gebruik en beheer van het betrokken terrein plaatsvindt, van het voornemen daartoe aan de directeur van LASER schriftelijk melding te doen.
Artikel
65
De artikelen 21, eerste lid, 28, 29 onderdeel a, b en d, 30 tot en met 32, derde en vierde lid, 36, 39 tot en met 42 en artikel 38, eerste lid, van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000, zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk
7
Subsidie natuurlijke handicaps
Artikel
66
Vervallen
Artikel
67
Vervallen
Artikel
68
Subsidie natuurlijke handicaps wordt verstrekt met het oog op de instandhouding van het beheerspakket, opgenomen in bijlage 31.
Artikel
69
Subsidie natuurlijke handicaps wordt verstrekt voor een tijdvak.
Artikel
70
Subsidie natuurlijke handicaps wordt niet verstrekt indien het terrein niet is gelegen binnen een probleemgebied.
Artikel
71
De subsidie natuurlijke handicaps bedraagt per tijdvak het bedrag dat wordt gevormd door de vermenigvuldiging van het getal zes met de beheersbijdrage opgenomen in de bijlage van het desbetreffende beheerspakket en het aantal hectares waarvoor subsidie natuurlijke handicaps wordt verleend.
Artikel
72
De beschikking tot verlening van subsidie natuurlijke handicaps vermeldt in ieder geval:
a.
de grootte van het terrein en een aanduiding van de ligging;
b.
het doel van de subsidie natuurlijke handicaps, bestaande uit het gedurende het tijdvak op het terrein naleven van beheersvoorschriften die zijn vermeld in de bijlage waarin het desbetreffende beheerspakket is vermeld;
c.
het bedrag op basis waarvan de subsidie natuurlijke handicaps zal worden vastgesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen veen-, klei- en zandgebieden, en,
d.
de datum waarop het tijdvak waarover subsidie natuurlijke handicaps wordt verleend, aanvangt.
Artikel
73
De subsidieontvanger is verplicht:
a.
het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde doel, bedoeld in artikel 72, onderdeel b, te realiseren;
b.
van omstandigheden als gevolg waarvan het redelijkerwijs niet mogelijk is te voldoen aan de verplichting, bedoeld in onderdeel a, binnen twee weken nadat de subsidieontvanger daarvan redelijkerwijs op de hoogte kan zijn aan de directeur van LASER schriftelijk melding te doen, en
c.
uiterlijk vier weken voordat gehele of gedeeltelijke overdracht van de bevoegdheid tot gebruik en beheer van het betrokken terrein plaatsvindt van het voornemen daartoe aan de directeur van LASER schriftelijk melding te doen.
Artikel
74
De artikelen 41 tot en met 43, derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel
75
1
Indien de ondernemer rechthebbende is geworden op een algemeen ouderdomspensioen na de subsidieverlening, wordt de beschikking tot subsidieverlening op verzoek van de ondernemer ingetrokken met ingang van de dag volgend op de dag waarop de ondernemer zijn verzoek schriftelijk kenbaar heeft gemaakt.
2
In geval van intrekking uit hoofde van het eerste lid, wordt de subsidie over het tijdvak waarin het verzoek van de ondernemer kenbaar werd gemaakt ambtshalve naar evenredigheid vastgesteld ten opzichte van het bedrag waarop de betrokken subsidie uit hoofde van de desbetreffende subsidieverlening voor dat tijdvak zou kunnen worden vastgesteld.
Artikel
76
1
De subsidie wordt vastgesteld op het bedrag dat uit de subsidieverlening voor het desbetreffende terrein voortvloeit, verminderd met:
a.
100%, indien niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 73, onderdeel a;
b.
5%, indien niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 73, onderdeel b of c;
2
De verminderingen, bedoeld in het eerste lid, worden voorts niet toegepast ten aanzien van dat deel van die verminderingen dat het bedrag van subsidie natuurlijke handicaps te boven gaat.
Hoofdstuk
8
Overgangsbeheer
Artikel
77
1
Overgangsbeheerssubsidie wordt voor ten hoogste één tijdvak verstrekt, indien de beheerder voor hetzelfde terrein reeds eerder, voor inwerkingtreding van de onderhavige regeling, een overeenkomst heeft gesloten op grond van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling, de Regeling beheersovereenkomsten 1988 en 1993, of de Beschikking beheersovereenkomsten.
2
Overgangsbeheerssubsidie wordt voor een tijdvak verstrekt of zoveel korter zodat de datum van 31 december 2009 niet wordt overschreden, indien de beheerder voor hetzelfde terrein niet eerder een overeenkomst heeft gesloten, onderscheidenlijk een beschikking tot subsidieverlening heeft ontvangen, op grond van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling, onderscheidenlijk de Subsidieregeling natuurbeheer.
3
In afwijking van het eerste lid, kan overgangsbeheerssubsidie na afloop van het eerste tijdvak, waarvoor subsidie is verleend, opnieuw voor een tijdvak worden verstrekt ten behoeve van de instandhouding van een beheerspakket, voorzover die instandhouding blijkens de in bijlage 3 opgenomen tabel, in overeenstemming is met de doelstellingen en basis- of pluspakketten van het desbetreffende natuurgebiedsplan als bedoeld in de Subsidieregeling natuurbeheer.
Artikel
77a
Overgangsbeheerssubsidie wordt niet verstrekt ten aanzien van terreinen, gelegen in een natuurgebiedsplan als bedoeld in de Subsidieregeling natuurbeheer 2000, die Staatsbosbeheer, een particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie als bedoeld in artikel 3 van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, een ontvanger van subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 40 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 danwel een rechtsopvolger daarvan of een ontvanger van beheerssubsidie als bedoeld in artikel 9 van de Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer danwel een rechtsopvolger daarvan in de hoedanigheid van eigenaar, dan wel zakelijk gerechtigde, na 1 december 1977 in gebruik heeft afgestaan aan een ondernemer, tenzij dit afstaan in gebruik heeft geleid tot de ononderbroken voortzetting van het op 1 december 1977 bestaand gebruik door:
-
de ondernemer;
-
zijn echtgenoot;
-
een pleegkind of
-
één of meer bloed- en aanverwanten in de rechte lijn.
Artikel
78
1
Overgangsbeheerssubsidie wordt verstrekt ten behoeve van landbouwgronden die zijn gelegen in een reservaatsgebied dat als zodanig is begrensd uit hoofde van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling, voorzover dit in overeenstemming is met het desbetreffende begrenzingenplan.
2
Overgangsbeheersubsidie wordt verstrekt ten behoeve van landbouwgronden die zijn gelegen in een natuurgebied als bedoeld in de Subsidieregeling natuurbeheer, voorzover dit in overeenstemming is met het desbetreffende natuurgebiedsplan.
Artikel
79
Overgangsbeheerssubsidie wordt verstrekt ten behoeve van de beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 28a.
Artikel
80
De artikelen 21, 28 tot en met 36, en 38 tot en met 43 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel
81
Artikel 86 is niet van toepassing.
Hoofdstuk
9
Koopplicht
Artikel
82
Telkens wanneer met betrekking tot één of meer gronden, die in een Rbon-gebied, onderscheidenlijk beheersgebied, zijn gelegen en ten aanzien waarvan beheerssubsidie is verleend voor de pakketten opgenomen in bijlage 1a van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling, met uitzondering van de pakketten G1, B1 en G9, onderscheidenlijk de beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 11, 15, en 24 tot en met 27 van de onderhavige regeling, aan het bureau een recht van eigendom of een daarvan afgeleid beperkt recht wordt aangeboden, is het bureau gehouden het hem aangeboden recht te verwerven, indien de minister aannemelijk acht dat met betrekking tot zodanige grond:
a.
vervreemding of in gebruik afstaan, of
b.
vestiging van een ander beperkt recht ten gunste van één of meer personen niet kan plaatsvinden.
Artikel
83
1
In gevallen als bedoeld in artikel 82 wordt de door het bureau te betalen grondprijs bepaald op basis van de daartoe in opdracht van het bureau getaxeerde waarde van de betrokken grond in het economische verkeer bij agrarische bestemming.
2
Bij de taxatie wordt in voorkomende gevallen geen rekening gehouden met de omstandigheid dat:
a.
op de betrokken grond een aangepaste agrarische bedrijfsvoering uit hoofde van de subsidieverlening plaatsvindt;
b.
dat de betrokken grond is gelegen in een beheersgebied.
Artikel
84
1
Indien de uitkomst van de in opdracht van het bureau verrichte taxatie voor de andere bij de subsidieverlening betrokken zijnde partij niet aanvaardbaar is, vindt in opdracht van die partij nadere taxatie van de betrokken grond plaats door een driemanschap waarvan:
a.
een lid wordt aangewezen door die partij;
b.
een lid wordt aangewezen door het bureau;
c.
een lid wordt aangewezen door de onder a en b bedoelde personen gezamenlijk.
2
Het driemanschap verricht de nadere taxatie met inachtneming van het bepaalde in artikel 83, tweede lid.
3
Het driemanschap beslist met meerderheid van stemmen. De beslissing van het driemanschap heeft kracht van bindend advies ten aanzien van de te betalen grondprijs.
4
De kosten van de nadere taxatie, bedoeld in het eerste lid, worden gelijkelijk verdeeld tussen betrokken partijen.
Artikel
84a
De minister kan bij een in de Staatscourant bekend te maken besluit bepalen dat vanaf een door hem vast te stellen tijdstip de gehoudenheid van het bureau, bedoeld in artikel 82, wordt opgeschort.
Hoofdstuk
10
Wijziging en intrekking
Artikel
85
1
Een aanvraag tot wijziging van een beschikking tot subsidieverlening die leidt tot vergroting van het areaal van de aanvrager ten behoeve waarvan subsidie wordt verstrekt wordt slechts gehonoreerd indien de extra oppervlakte aanmerkelijk kleiner is dan de oorspronkelijke oppervlakte of niet meer dan 2 hectare bedraagt.
2
Een aanvraag tot wijziging van een beschikking tot subsidieverlening die leidt tot verkleining van het areaal van de aanvrager ten behoeve waarvan subsidie wordt verstrekt wordt slechts gehonoreerd indien de verkleining het gevolg is van de uitvoering van een werk van algemene nutte.
3
Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid kan slechts eenmaal per jaar worden gedaan.
4
In geval van een wijziging uit hoofde van het eerste of tweede lid wordt de subsidie naar evenredigheid verleend en vastgesteld voor het resterende gedeelte van het tijdvak of aaneengesloten tijdvakken, bedoeld in artikel 26, waarvoor subsidie is verleend.
5
De artikelen 1 tot en met 9d en 18 tot en met 20 zijn ten aanzien van een aanvraag als bedoeld in het eerste of tweede lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat op een aanvraag als bedoeld in het tweede lid het bepaalde in artikel 6, vierde en vijfde lid, niet van toepassing is.
Artikel
85a
Vervallen.
Artikel
86
In geval subsidie is verleend ten behoeve van een terrein waarvan het recht tot gebruik en beheer berust bij de subsidieontvanger, en dat recht gaat over op een derde gedurende de periode waarover de desbetreffende subsidie is verleend, kan de desbetreffende subsidieverlening worden gewijzigd in een subsidieverlening aan die derde indien deze, uiterlijk vier weken na de datum waarop het recht tot gebruik en beheer is overgegaan, bij wege van een aan de directeur LASER gericht schriftelijk stuk:
a.
verklaart te treden in de aan de subsidieverlening verbonden rechten en plichten, vanaf de datum met ingang waarvan de wijziging uit hoofde van dit lid van kracht zal zijn, en
b.
aangeeft of hij als ondernemer moet worden aangemerkt.
Artikel
87
1
Wanneer een terrein waarvoor beheerssubsidie wordt verleend op enig moment geen deel meer uitmaakt van een beheersgebied wordt de subsidieverlening ingetrokken met ingang van de dag volgend op de laatste dag dat het terrein deel uitmaakte van het beheersgebied.
2
Ingeval van intrekking uit hoofde van het eerste lid, wordt de subsidie over het tijdvak waarin het terrein geen deel meer uitmaakt van het beheersgebied vastgesteld op het bedrag naar evenredigheid ten opzichte van de subsidie zoals die op grond van de subsidieverlening zou kunnen worden vastgesteld.
3
Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van subsidie natuurlijke handicaps en landschapssubsidie.
Artikel
88
1
In geval subsidie is verleend met betrekking tot een terrein waarvan het gebruiksrecht berust bij een natuurlijk persoon die overlijdt tijdens de periode waarover subsidie is verleend, wordt de desbetreffende subsidieverlening voor dat terrein ingetrokken met ingang van de dag, volgend op de dag van overlijden, op voorwaarde dat de erfgenamen uiterlijk 10 dagen na het overlijden om deze intrekking verzoeken bij wege van een aan de directeur van LASER gericht schriftelijk verzoek.
2
Ingeval van intrekking uit hoofde van het eerste lid, wordt de subsidie over het tijdvak waarin het overlijden plaatsvond ambtshalve vastgesteld op het bedrag naar evenredigheid ten opzichte van de subsidie zoals die op grond van de subsidieverlening ten hoogste zou kunnen worden vastgesteld.
Artikel
89
1
In geval subsidie is verleend met betrekking tot een terrein dat deel uitmaakt van een gebied waar landinrichting uit kracht van de Landinrichtingswet geschiedt en het voldoen aan de desbetreffende subsidieverlening verbonden verplichtingen na vaststelling van het landinrichtingsplan niet meer mogelijk is, wordt de desbetreffende subsidieverlening ingetrokken met ingang van de dag, waarop in zodanig gebied de kavelovergang plaatsvindt ingevolge de in het plan van toedeling opgenomen bepalingen omtrent de inbezitneming, bedoeld in artikel 196, tweede lid, onderdeel e, van de Landinrichtingswet.
Indien subsidie is verleend met betrekking tot een terrein dat is verworven door Staatsbosbeheer, het bureau of een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties en het de subsidieontvanger als gevolg van de overdracht aan een van de bedoelde organisaties niet meer mogelijk is te voldoen aan de verplichtingen verbonden aan de subsidieverlening, wordt de subsidieverlening ingetrokken met ingang van de dag, waarop de overdracht van het terrein heeft plaatsgevonden.
2
In geval van intrekking op grond van het eerste lid, wordt de subsidie over het tijdvak waarin de verwerving plaatsvond ambtshalve vastgesteld op een bedrag evenredig met het deel van het tijdvak dat voor de overdracht is verstreken.
Artikel
90
1
In geval subsidie is verleend met betrekking tot een terrein dat wordt onteigend tijdens de periode waarover subsidie is verleend, wordt de desbetreffende subsidieverlening ingetrokken met ingang van de dag waarop het besluit tot onteigening van de betrokken grond onherroepelijk vaststaat.
2
In geval van intrekking uit hoofde van het eerste lid, wordt de subsidie over het tijdvak waarin het besluit tot onteigening onherroepelijk werd ambtshalve vastgesteld op het bedrag naar evenredigheid ten opzichte van de beheerssubsidie, landschapssubsidie of subsidie natuurlijke handicaps zoals die op grond van de subsidieverlening ten hoogste zou kunnen worden vastgesteld.
Een verleende subsidie wordt voor de duur van één jaar, ingetrokken indien de subsidieaanvrager door ernstige nalatigheid of opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening of -vaststelling heeft ingediend of anderszins onjuiste gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op titel II van hoofdstuk IX van de verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L 160).
Artikel
90b
De vastgestelde subsidie wordt geheel of gedeeltelijk ingetrokken indien de subsidieontvanger door ernstige nalatigheid of opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening of -vaststelling heeft ingediend of anderszins foute gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op titel II van hoofdstuk IX van de verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L 160).
Artikel
91
Onverschuldigd betaalde subsidies en voorschotten worden teruggevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente tot de datum van ontvangst van de teruggevorderde bedragen.
Hoofdstuk
11
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel
92
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze regeling bepaalde zijn belast de ambtenaren van de Dienst landelijk gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Artikel
92a
De subsidieaanvrager is verplicht alle op de subsidie betrekking hebbende documenten, als bedoeld in artikel 1, van verordening (EG) nr. 4045/89 van de Raad van 21 december 1989 inzake de door de lidstaten uit te voeren controles op de verrichtingen in het kader van de financieringsregeling van de afdeling Garantie van het Europese Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw en houdende intrekking van de richtlijn 77/435/EEG (Pb L388/18), voorzover deze documenten voor de subsidievaststelling van belang zijn, te bewaren gedurende ten minste 3 jaren na de subsidievaststelling.
Artikel
93
1
De Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling wordt ingetrokken.
2
Op beheersovereenkomsten als bedoeld in artikel 18 van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling, blijft eerstbedoelde regeling van toepassing.
3
Op beheersovereenkomsten die zijn gesloten op basis van de beheersplannen die zijn vastgesteld op grond van:
a.
de Beschikking beheersovereenkomsten 1983;
b.
de Regeling beheersovereenkomsten 1988, en
c.
de Regeling beheersovereenkomsten 1993,
blijven de desbetreffende regelingen van toepassing tot het tijdstip waarop deze van rechtswege eindigen dan wel subsidie wordt verleend op grond van de onderhavige regeling of de Subsidieregeling natuurbeheer.
Artikel
94
1
De begrenzing van een beheersgebied, probleemgebied, aankoopgebied, reservaatsgebied en natuurontwikkelingsproject die op grond van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling is vastgesteld blijft van kracht zolang deze niet is vervangen door een begrenzing van een natuurgebied vastgesteld bij een natuurgebiedsplan als bedoeld in artikel 13 van de Subsidieregeling natuurbeheer, voorzover het betreft een reservaatsgebied of een natuurontwikkelingsproject, of van een beheersgebied vastgesteld bij een beheersgebiedsplan bedoeld in artikel 10 van de onderhavige regeling, voorzover het betreft een Rbon-gebied, dan wel tot het tijdstip dat de begrenzingen op grond van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling zijn ingetrokken.
2
De regeling, opgenomen in Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling, inzake de vaststelling van begrenzingenplannen, is van toepassing ten aanzien van voornemens tot vaststelling van zodanige begrenzingenplannen die op grond van artikel 3.11 van de Algemene wet bestuursrecht jo. artikel 9 van die regeling op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling ter inzage liggen of hebben gelegen.
Artikel
95
1
Beheerssubsidie ten behoeve van een terrein dat is gelegen in een Rbon-gebied, wordt verstrekt met het oog op de ontwikkeling en instandhouding van één of meer beheerspakketten, voorzover dit, blijkens de in bijlage 1 opgenomen tabel, in overeenstemming is met de doelstellingen van het desbetreffende begrenzingenplan.
2
Hoofdstuk 4 is van overeenkomstige toepassing.
3
Gedeputeerde staten kunnen een quotum als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, vaststellen voor een Rbon-gebied.
Artikel
96
1
Beheerssubsidie ten behoeve van een terrein dat is gelegen in een Rbon-gebied wordt verstrekt met het oog op de instandhouding van het beheerspakket opgenomen in bijlage 31, indien aan de beheerder voor ten minste 30% van het totale areaal landbouwgronden dat tot zijn agrarische onderneming moet worden gerekend subsidie is verleend voor de ontwikkeling of instandhouding van een of meerdere beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 28.
2
Hoofdstuk 4 is van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor ‘beheersgebiedplan, op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel c,’ gelezen wordt: Rbon-gebied.
Artikel
97
Landschapssubsidie wordt verstrekt in Rbon-gebieden ten behoeve van de instandhouding van een of meerdere landschapspakketten opgenomen in de bijlagen 32 tot en met 46, voorzover dit in overeenstemming is met het desbetreffende begrenzingenplan als bedoeld in de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling.
Artikel
98
Beheerssubsidie wordt niet verstrekt:
a.
ten behoeve van een in een Rbon-gebied gelegen terrein voorzover daardoor het quotum, bedoeld in artikel 95, derde lid, wordt overschreden;
b.
ten aanzien van een in een Rbon-gebied gelegen terrein dat voldoet aan de terreinkenmerken, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling.
Artikel
99
Beheerssubsidie wordt verstrekt ten behoeve van een terrein dat is gelegen in het Groene Hart of in Waterland met het oog op de instandhouding of ontwikkeling van een beheerspakket, voorzover dat beheerspakket in bijlage 2 is opgenomen.
Artikel
100
1
Beheerssubsidie wordt niet verstrekt ten behoeve van een terrein dat is gelegen in het Groene Hart of Waterland voor de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket op een terrein:
a.
waarvan de oppervlakte niet ten minste overeenkomt met het aantal hectares dat is opgenomen als minimumoppervlakte in de bijlage waarin het desbetreffende beheerspakket is opgenomen;
b.
waarvan de breedte kleiner, onderscheidenlijk groter, is dan de minimumbreedte, onderscheidenlijk maximumbreedte, en de lengte kleiner is dan de minimumlengte die is opgenomen in de bijlage waarin het desbetreffende beheerspakket is opgenomen.
2
Indien beheerssubsidie wordt verstrekt voor de ontwikkeling of instandhouding van meerdere beheerspakketten op een terrein, zijn de in het eerste lid, onderdeel a en b genoemde voorwaarden van overeenkomstige toepassing voor elk afzonderlijk beheerspakket waarvoor beheerssubsidie wordt verleend op het desbetreffende terrein.
Artikel
101
Subsidies kunnen met terugwerkende kracht tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling worden verleend, voor aanvragen die in het eerste half jaar na inwerkingtreding van de onderhavige regeling worden ingediend.
Artikel
102
1
Subsidies of voorschotten daarop worden verleend onder voorbehoud van goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
2
De beslissing tot verlening van een subsidie of een voorschot daarop kan worden ingetrokken of gewijzigd ter verkrijging van de goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor deze regeling, of wegens het uitblijven daarvan.
Artikel
103
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2000
Artikel
104
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer.
Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,G.H.Faber
Bijlage
1
Overgangstabel RBON
Beheersdoelstellingen van de RBON, die aansluiten bij beheerspakketten van de Subsidieregeling Agrarisch natuurbeheer.
Beheersdoelstellingen zoals opgenomen
in de RBON
Bijbehorende beheerspakketten
Subsidieregeling Agrarisch natuurbeheer
1. Handhaven van natuurlijke handicaps
Bijlage 31
2. Handhaven en ontwikkelen van waarde volle vegetaties (botanische doelstelling)
Bijlagen 6 tot en met 15, 24, 25, 27 en 28
3. Handhaven en ontwikkelen van de weidevogelpopulaties (weidevogeldoelstelling)-
Bijlagen 16 tot en met 22
4. Onderhoud van landschapselementen
Bijlagen 32 tot en met 46
5. Het tegengaan van nadelige beïnvloeding van natuurwaarden in natuurterreinen en landschapselementen (buffersdoelstelling)
Bijlagen 6 tot en met 15, 24, 25, 27 en 28
6. Handhaven en ontwikkelen van een
Bijlagen 23 tot en met 26
Bijlage
2
Overgangstabel TRAN
Beheerspakketten van de Tijdelijke Regeling Agrarisch Natuurbeheer, die aansluiten bij beheerspakketten van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer.
Beheerspakketten zoals opgenomen in de
bijlagen TRAN
Bijbehorende beheerspakketten
Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer
Bijlage 1. Weidevogelgebied met
algemene soorten
Bijlage 19: Algemeen weidevogelgebied
Bijlage 2. Weidevogelgebied met grutto
Bijlage 20: Belangrijk algemeen weide-
vogelgebied
Bijlage 3. Soortenrijk weidevogelgebied
Bijlage 21: Soortenrijk weidevogel-
gebied met kritische soorten
Bijlage 4. Soortenrijk weidevogelgebied
met kritische soorten
Bijlage 22: Zeer soortenrijk weidevogel-
gebied met kritische soorten
Bijlage 5. Plas-dras tot 1 april
Bijlage 18: Plasdras voor broedende en
trekkende weidevogels
Bijlage 6. Plasdras tot 26 april
Bijlage 18: Plasdras voor broedende en
trekkende weidevogels
Bijlage 7. Kruidenrijke veenweiderand
Bijlage 12: Bonte weiderand
Bijlage 13: Bonte hooirand
Bijlage 14: Kruidenrijke zoom
Bijlage 8. Bloemrijke veenweiderand
Bijlage 13: Bonte hooirand
Bijlage 14: Kruidenrijke zoom
Bijlage 12: Bonte weiderand
Bijlage
3
Overgangstabel overgangsbeheer
Beheerspakketten van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer, die voor het overgangsbeheer aansluiten bij basis- en pluspakketten van de Subsidieregeling Natuurbeheer.
Beheerspakketten in de Regeling Agrarisch
Natuurbeheer
Bijbehorende basis- en pluspakketten Regeling
Natuurbeheer
Bijlage 7: instandhouding kruidenrijk
grasland
Bijlage 8: bont hooiland
Bijlage 9: bonte hooiweide
Bijlage 11: bont weiland
Bijlage 15: basispakket (Half)natuur-
lijk grasland
Bijlage 8: bont hooiland
Bijlage 9: bonte hooiweide
Bijlage 11: bont weiland
Bijlage 28: pluspakket nat soortenrijk
grasland
Bijlage 8: bont hooiland
Bijlage 9: bonte hooiweide
Bijlage 11: bont weiland
Bijlage 29: pluspakket droog soorten-
rijk grasland
Bijlage 16: Weidevogelgrasland met
rustperiode; c.: (1 april t/m 15 juni) en
d. (1 april t/m 22 juni).
Bijlage 21: soortenrijk weidevogelgebied
met kritische soorten.
Bijlage 34: pluspakket soortenrijk
weidevogelgrasland
Bijlage 16: Weidevogelgrasland met
rustperiode; c. (1 april t/m 15 juni) en
d. (1 april t/m 22 juni).
Bijlage 22: zeer soortenrijk weidevogel-
gebied met kritische soorten.
Bijlage 35: pluspakket zeer soortenrijk
weidevogelgrasland
Bijlage 25: chemie- en kunstmestvrij
Bijlage 26: akkerfauna
Bijlage 27: Akkerflora vollevelds
Bijlage 19: basispakket akker
Bijlage
4
Begrenzing van het Groene Hart
Vanaf de kruising van de rivier de Lek met de A2, de provinciegrens tussen Utrecht en Zuid-Holland volgend in oostelijke richting tot de kruising van de provincies Utrecht, Gelderland en Zuid-Holland. Vanaf de kruising van de provincies Utrecht, Gelderland en Zuid-Holland de provinciegrens tussen Zuid-Holland en Gelderland volgend in zuidelijke richting tot de rivier de Linge. De Linge volgend in westelijke richting tot de kruising met de A15. De A15 volgend in westelijke richting tot de rivier de Noord. De Noord volgend in noordwestelijke richting, overgaand in de Nieuwe Maas tot de gemeentegrens van Krimpen a/d IJssel. De gemeentegrens van Krimpen a/d IJssel volgend in noordoostelijke, later in noordwestelijke richting, overgaand in de gemeentegrens van Capelle a/d IJssel tot de kruising met de N219. De N219 volgend in noordoostelijke, afbuigend in noordwestelijke richting totaan de Middelweg. De Middelweg volgend in zuidwestelijke richting tot aan de Rotte. De Rotte volgend in noordelijke richting tot de kruising met A12. De A12 volgend in westelijke richting tot de kruising met de N209. De N209 volgend in noordelijke richting tot de kruising met de gemeentegrens van Zoetermeer. De gemeentegrens van Zoetermeer volgend in noordwestelijke richting tot de ringsloot van de Zoetermeersche Meerpolder. De ringsloot van de Zoetermeersche Meerpolder volgend in zuidelijke richting totaan de gemeentegrens van Zoetermeer.
De gemeentegrens van Zoetermeer volgend in zuidwestelijke richting tot de spoorlijn (Den Haag-Zoetermeer). De spoorlijn (Den Haag-Zoetermeer) volgend in noordwestelijke richting tot de A4. De A4 volgend in noordoostelijke richting tot de spoorlijn (Leiden-Alphen a/d/ Rijn). De spoorlijn (Leiden-Alphen a/d/ Rijn) volgend in oostelijke richting tot de gemeentegrens tussen Zoeterwoude en Rijnwoude. De gemeentegrens tussen Zoeterwoude en Rijnwoude volgend in noordelijke richting tot de Oude Rijn. De Oude Rijn volgend in westelijke richting tot aan de Does. De Does volgend in noordoostelijke richting, in noordwestelijke richting overgaand in de Dwarswetering, in noordelijke richting overgaand in de Zijl, in noordwestelijke richting overgaand in de Groote Sloot, in noordoostelijke richting overgaand in de Warmonderleede, overgaand in de Hofleede, in noordwestelijke richting overgaand in de Dinsdagsche Watering tot de spoorlijn (Leiden-Amsterdam). De spoorlijn (Leiden-Amsterdam) volgend in noordoostelijke richting totaan de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder.
Vanaf de kruising van de spoorlijn Leiden-Amsterdam met de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder de Ringvaart van de Haarlemmermeer volgend in noordelijke richting tot de Lisserweg. De Lisserweg volgend in zuidoostelijke richting tot de spoorlijn Leiden-Schiphol. De spoorlijn Leiden-Schiphol volgend in noordoostelijke richting tot de Venneperweg. De Venneperweg volgend in zuidoostelijke richting tot de gemeentegrens van Aalsmeer. De gemeentegrens van Aalsmeer volgend in noordoostelijke richting tot de bebouwingsgrens van Aalsmeer. De bebouwingsgrens van Aalsmeer volgend in zuidelijke richting tot de rand van de Westeinderplassen. De rand van de Westeinderplassen volgend in zuidelijke richting tot de Dwarsweg. De Dwarsweg volgend in zuidoostelijke richting tot de ringvaart van de Kalslager polder en Uithoornse polder. De ringvaart van de Kalslager polder en Uithoornse polder volgend in noordoostelijke richting en vervolgens zuidoostelijke richting tot het Zijdelmeer . Het Zijdelmeer volgend in zuidoostelijke richting tot de gemeentegrens van Uithoorn. De gemeentegrens van Uithoorn volgend in noordoostelijke richting en vervolgens noordwestelijke richting tot de Zijdelweg. De Zijdelweg, overgaand in de Bovenkerkerweg volgend in noordoostelijke richting tot de Nesserlaan. De Nesserlaan volgend in oostelijke richting tot de oostelijke bebouwingsgrens van Amstelveen. De oostelijke bebouwingsgrens van Amstelveen volgend in noordelijke richting tot de gemeentegrens van Amsterdam. De gemeentegrens van Amsterdam volgend in oostelijke richting tot de Amstel. De Amstel volgend in noordelijke richting tot de A10. De A10 volgend in zuidoostelijke richting tot de A2. De A2 volgend in zuidoostelijke richting tot de gemeentegrens van Abcoude. De gemeentegrens van Abcoude volgend in noordoostelijke richting tot het Gein. Het Gein volgend in noordoostelijke richting tot de Gaasp. De Gaasp en vervolgens de Stammerdijk volgend in noordwestelijke richting tot de Overdiemerweg. De Overdiemerweg in noordoostelijke richting volgend tot de Diemen. De Diemen volgend in oostelijke richting tot het IJmeer. De rand van het IJmeer volgend in oostelijke richting tot het Gooimeer. De rand van het Gooimeer volgend in zuidoostelijke richting tot voormalig fort Ronduit in Naarden. De gracht van voormalig fort Ronduit in zuidelijke richting volgend tot de vestingsingel. De vestingsingel in zuidwestelijke richting volgend tot de Karnemelksloot. De Karnemelksloot in zuidwestelijke richting volgend tot ’Lagerskamp’. Vanaf ’Lagerskamp’ de gemeentegrens van Bussum volgend in zuidelijke richting tot de Franse Kampweg. De Franse Kampweg volgend in westelijke richting tot Noordereind. Noordereind, overgaand in Zuidereind volgend in zuidelijke richting tot de gemeentegrens van Hilversum. De gemeentegrens van Hilversum volgend in zuidoostelijke richting tot de Noodweg. De Noodweg volgend in zuidoostelijke richting en doortrekkend tot de A27. De A27 volgend in noordelijke richting tot de Hilversumse Straatweg. De Hilversumse Straatweg volgend in oostelijke richting tot de oostelijke gemeentegrens van Maartensdijk. De oostelijke gemeentegrens van Maartensdijk volgend in zuidelijke richting tot Biltse Rading 1. Biltse Rading 1 volgend in westelijke richting tot de A27. De A27 volgend in noordelijke richting tot de N230. De N230 volgend in westelijke richting tot het Amsterdam-Rijnkanaal. Het Amsterdam-Rijnkanaal volgend in noordwestelijke richting tot de bebouwingsgrens van Maarssenbroek. De bebouwingsgrens van Maarssenbroek volgend in zuidwestelijke richting tot de A2. De A2 volgend in zuidoostelijke richting tot de Maarssense Weg. De Maarssense Weg in zuidelijke richting volgend en doortrekkend tot de Dorpeldijk. De Dorpeldijk in westelijke richting volgend tot de gemeentegrens van Harmelen. De gemeentegrens van Harmelen volgend in zuidelijke richting tot de A12. De A12 volgend in oostelijke richting tot de A2. De A2 volgend in zuidelijke richting tot de gemeentegrens van IJsselstein. De gemeentegrens van IJsselstein volgend in noordwestelijke richting tot de bebouwingsgrens van IJsselstein. De bebouwingsgrens van IJsselstein volgend in zuidwestelijke richting tot de gemeentegrens van IJsselstein. De gemeentegrens van IJsselstein volgend in zuidoostelijke richting tot de Lek. De Lek volgend in oostelijke richting tot de kruising met de A2.
Bijlage
5
Begrenzing Waterland
Ten zuiden van de Beemster uitwatering, ten oosten van de Beemsterringvaart (uitgezonderd de polder De Purmer), ten westen en zuiden van het Noordhollandsch Kanaal tot aan Spijkerboor, vanaf Spijkerboor ten westen van de Beemsterringvaart tot aan de Fenisserbrug (Oostmijzen), vanaf de Fenisserbrug ten zuiden van de Ursemmervaart tot aan Ursem, vanaf Ursem ten oosten en ten zuiden van de Schermerringvaart tot en met de Vuile Graft, vanaf de Vuile Graft ten zuiden van het Noordhollandsch Kanaal tot Kogerpolderkanaal, ten oosten van de Kogerpolderkanaal en de Markervaart (incl. Westwouderpolder) tot aan de Zaan bij Oost-Knollendam, ten oosten van de Zaan tot aan de A8, ten oosten van de A8 tot aan de rondweg van Amsterdam (A10), ten noorden en van de rondweg Amsterdam (A10) tot aan de Uitdammerdijk, ten noorden en ten westen van de Uitdammerdijk (incl. Polder IJdoorn), ten zuiden van de Waterlandse Zeedijk tot en met de Poel, ten zuiden van de dijk liggend ten noorden van de Poel, ten zuiden van Dijksgat tot aan de N247, ten westen van de N247 van Dijksgat tot aan Hooge Dijk te Katwoude, ten noorden en ten westen van de Hoge Dijk, ten westen van de Zuidpolderzeedijk, ten westen van de IJsselmeerdijk tot aan de Beemsteruitwatering.
Bijlage
6
Beheerspakket : Ontwikkeling kruidenrijk grasland
1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.
2. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
3. De beheerseenheid is niet bemest.
4. Beweiding is uitsluitend toegestaan in de periode van 1 augustus tot 31 december.
5. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.
2. Op het tijdstip van subsidieaanvraag zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
4. De beheerseenheid is niet bemest. Voor instandhoudingsbemesting is toestemming van LASER vereist.
5. Beweiding is uitsluitend toegestaan in de periode van 1 augustus tot 31 december.
6. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.
Beheersbijdrage per hectare per jaar:
veen: fl. 1850;
klei: fl.2120;
zand: fl.2130
Bijlage
8
Beheerspakket : Bont hooiland
1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.
2. Op het tijdstip van subsidieaanvraag zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
4. De beheerseenheid is niet bemest en niet beweid. Voor instandhoudingsbemesting is toestemming van LASER vereist.
5. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.
Beheersbijdrage per hectare per jaar:
veen: fl. 2100;
klei: fl.2380 ;
zand: fl. 2390
Bijlage
9
Beheerspakket : Bonte hooiweide
1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.
2. Op het tijdstip van subsidieaanvraag zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
4. De beheerseenheid is niet bemest.
5. Beweiding is uitsluitend toegestaan in de periode van 1 augustus tot 31 december.
6. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.
Beheersbijdrage per hectare per jaar:
veen: fl. 2100;
klei: fl.2380 ;
zand: fl. 2390
Bijlage
10
Beheerspakket : Kruidenrijk weiland
1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.
2. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
3. De beheerseenheid bevindt zich op een helling of in uiterwaarden.
4. De beheerseenheid is niet bemest en met ten hoogste 2 gve per hectare beweid. Voor instandhoudingsbemesting is toestemming van LASER vereist.
5. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.
Beheersbijdrage per hectare per jaar:
veen: fl. 1630;
klei: fl. 1890;
zand: fl. 1900
Bijlage
11
Beheerspakket : Bont weiland
1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.
2. Op het tijdstip van de subsidieaanvraag zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
4. De beheerseenheid bevindt zich op een helling of in uiterwaarden.
5. De beheerseenheid is niet bemest en met ten hoogste 2 gve per hectare beweid. Voor instandhoudingsbemesting is toestemming van LASER vereist.
6. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.
Beheersbijdrage per hectare per jaar:
veen: fl. 2100;
klei: fl. 2380;
zand: fl. 2390
Bijlage
12
Beheerspakket : Bonte weiderand
1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.
2. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
3. De beheerseenheid is niet bemest en er is geen bagger op gebracht.
4. De beheerseenheid heeft een breedte van ten minste 1 en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 50 meter.
Beheersbijdrage per hectare per jaar:
veen: fl. 2170 ;
klei: fl.2450 ;
zand: fl. 2460
Bijlage
13
Beheerspakket : Bonte hooirand
1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.
2. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
3. De beheerseenheid is niet bemest en er is geen bagger op gebracht.
4. De beheerseenheid is niet beweid.
5. De beheerseenheid heeft een breedte van ten minste 1 en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 50 meter.
Beheersbijdrage per hectare per jaar:
veen: fl.2170 ;
klei: fl. 2450;
zand: fl. 2460
Bijlage
14
Beheerspakket : Kruidenrijke zomen
1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.
2. De beheerseenheid grenst direct aan opgaande begroeiing of een rietkraag.
3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
4. De beheerseenheid is niet bemest en er is geen bagger op gebracht.
5. De beheerseenheid is niet beweid en het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen is niet toegestaan.
6. Gedurende het eerste tijdvak wordt de beheerseenheid in de eerste drie jaar jaarlijks gemaaid, en wordt het gemaaide afgevoerd; hierbij geldt een maximum van drie maaibeurten per jaar.
7. Na uitvoering van voorwaarde 6, vindt nog slechts om het jaar een maaibeurt plaats, waarbij niet meer dan de helft van de oppervlakte van de beheerseenheid gemaaid wordt, en het gemaaide wordt afgevoerd.
8. De beheerseenheid heeft een breedte van ten minste 1 en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 50 meter.
2. Maaien en weiden is niet toegestaan tussen 1 januari en 1 juni.
3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 10 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig.
4. De beheerseenheid is tenminste 0.5 ha groot.
Beheersbijdrage per hectare per jaar:
veen: fl. 740;
klei: fl. 760;
zand: fl. 840
Bijlage
16
Beheerspakket : Weidevogelgrasland met een rustperiode
1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.
2. Er wordt een rustperiode in acht genomen van 1 april tot 1 juni, of van 1 april tot 8 juni, of van 1 april tot 15 juni of van 1 april tot 22 juni.
3. De lengte van de rustperiode wordt bij de aanvraag van de subsidiebeschikking gemeld aan LASER.
4. In de rustperiode is de beheerseenheid niet beweid, gemaaid, gerold, gesleept, gescheurd, gefreesd, (her)ingezaaid, doorgezaaid of bemest. In deze periode is het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen niet toegestaan.
5. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.
Beheersbijdrage per hectare per jaar:
a)
rustperiode van 1 april tot 1 juni:
veen: fl. 790;
klei: fl. 620;
zand: fl. 700
b)
rustperiode van 1 april tot 8 juni:
veen: fl. 910;
klei: fl. 920
zand: fl. 1040
c)
rustperiode van 1 april tot 15 juni:
veen: fl. 1160;
klei: fl. 1220;
zand: fl. 1290
d)
rustperiode van 1 april tot 22 juni:
veen: fl. 1280;
klei: fl1330 ;
zand: fl. 1390
Bijlage
17
Beheerspakket : Vluchtheuvels voor weidevogels
1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.
2. De beheerseenheid wordt niet eerder gemaaid of geweid dan na een periode van twee weken nadat de rest van het perceel is gemaaid of beweid en niet vroeger dan 22 mei. Tijdstip van maaien wordt bij LASER gemeld.
3. De beheerseenheid bestaat uit één of meer stroken of blokken met een breedte van 2 tot en met 5 meter en een gezamenlijke aaneengesloten oppervlakte van ten minste 1000 vierkante meter.
Beheersbijdrage per hectare per jaar:
Veen: fl. 1160;
klei: fl. 1220;
zand: fl. 1290
Bijlage
18
Beheerspakket : Plas-dras voor broedende en trekkende weidevogels
1. De beheerseenheid is jaarlijks in de periode van 15 februari tot 15 april of in de periode van 15 februari tot 15 mei geïnundeerd.
2. In de inundatieperiode staat op tenminste 60% van de beheerseenheid het waterpeil ten minste 5 en ten hoogste 20 cm boven het maaiveld.
3. Na de inundatieperiode valt de beheerseenheid droog.
4. De beheerseenheid is ten minste 0,1 en ten hoogste 1 hectare groot.
Beheersbijdrage per hectare per jaar:
a)
inundatieperiode 15 februari tot 15 april:
veen: fl. 1470
klei: fl. 1570;
zand: fl. 1630
b)
inundatieperiode 15 februari tot 15 mei:
veen: fl. 2140;
klei: fl. 2280;
zand: fl. 2320
Bijlage
19
Beheerspakket : Algemeen weidevogelgebied
1. Het betreft een verzameling beheerseenheden, bestaande uit landbouwgrond, waarvan tenminste 80 % van de oppervlakte grasland.
2. In de beheerseenheden bevinden zichin het tijdvak, te rekenen per 100 ha, ten minste 25 broedparen van één of meer van de volgende soorten: grutto, kievit, scholekster, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, graspieper, krakeend, kuifeend, wintertaling, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdiefje, zwarte stern, paapje of grauwe gors
3. Ten minste 15% van het grasland van de beheerseenheden wordt in de periode van 1 april tot 1 juni gevrijwaard van beweiding, maaien, rollen, slepen, inzaaien, doorzaaien en bemesting.
4. Ten minste 2% van het grasland van de beheerseenheden bestaat uit:
a. verspreid liggende gronden met een oppervlakte van ten minste 1000 m2 die niet eerder dan 22 mei worden gemaaid of beweid en in ieder geval steeds ten minste twee weken later dan de datum waarop omliggende gronden zijn gemaaid of voor het eerst worden beweid, of
b. slootranden met een breedte van ten minste 2 meter en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 200 meter die niet worden bemest.
5. Op de gedeelten van de beheerseenheden waar de verplichtingen genoemd onder 3 en 4 niet worden toegepast, worden aanvullende maatregelen getroffen ter bescherming van het broed- en fourageerbiotoop en het broedsucces van de onder 2 genoemde vogelsoorten.
6. Binnen 8 weken na afloop van het derde jaar wordt een rapportage aan LASER gezonden, waarin is aangegeven in welke mate de verplichting onder 2 is behaald en welke beheersmaatregelen in de eerste 3 jaren van het tijdvak zijn getroffen.
7. De minimum-oppervlakte van de verzameling beheerseenheden bedraagt 100 ha.
1. Het is een verzameling beheerseenheden bestaande uit landbouwgrond, waarvan ten minste 80 % grasland.
2. In de beheerseenheden bevinden zich in het tijdvak, te rekenen per 100 ha, ten minste 50 broedparen van één of meer van de volgende soorten: grutto, kievit, scholekster, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdiefje, zwarte stern, paapje of grauwe gors, waarvan ten minste 20 broedparen van de soorten grutto, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdiefje, zwarte stern, paapje of grauwe gors.
3. Ten minste 20% van het grasland van de beheerseenheden wordt in de periode van 1 april tot 1 juni gevrijwaard van beweiding, maaien, rollen, slepen, inzaaien, doorzaaien en bemesting.
4. Ten minste 2% van het grasland van de beheerseenheden bestaat uit:
a. verspreid liggende gronden met een oppervlakte van ten minste 1000 m2 die niet eerder dan 22 mei worden gemaaid of beweid en in ieder geval steeds ten minste twee weken later dan de datum waarop omliggende gronden zijn gemaaid of voor het eerst worden beweid, of
b. slootranden met een breedte van ten minste 2 meter en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 200 meter die niet worden bemest.
5. Op de gedeelten van de beheerseenheden waar de verplichtingen genoemd onder 3 en 4 niet worden toegepast, worden aanvullende maatregelen getroffen ter bescherming van het broed- en fourageerbiotoop en het broedsucces van de onder 2 genoemde vogelsoorten.
6. Binnen 8 weken na afloop van het derde jaar wordt een rapportage aan LASER gezonden, waarin is aangegeven in welke mate de verplichting onder 2 is behaald en welke beheersmaatregelen in de eerste 3 jaren van het tijdvak zijn getroffen.
7. De minimum-oppervlakte van de verzameling beheerseenheden bedraagt 100 ha.
Beheersbijdrage in fl. per hectare per jaar:
veen: fl. 280;
klei: fl. 280;
·zand: fl. 290
Bijlage
21
Beheerspakket : Soortenrijk weidevogelgebied met kritische soorten.
1. Het is een verzameling beheerseenheden bestaande uit landbouwgrond, waarvan ten minste 80 % grasland.
2. In de beheerseenheden bevinden zich in het tijdvak, te rekenen per 100 ha, ten minste 75 broedparen van één of meer van de volgende soorten: grutto, kievit, scholekster, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper,gele kwikstaart, kwartelkoning, visdief, zwarte stern, paapje, of grauwe gors, waarvan ten minste 35 broedparen van de soorten grutto, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdief, zwarte stern, paapje, of grauwe gors.
3. Ten minste 25% van het grasland van de beheerseenheden wordt in de periode van 1 april tot 8 juni gevrijwaard van beweiding, maaien, rollen, slepen, inzaaien, doorzaaien en bemesting.
4. Ten minste 3% van het grasland van de beheerseenheden bestaat uit:
a. verspreid liggende gronden met een oppervlakte van ten minste 1000 m2 die niet eerder dan 22 mei worden gemaaid of beweid en in ieder geval steeds ten minste twee weken later dan de datum waarop omliggende gronden zijn gemaaid of voor het eerst worden beweid, of
b. slootranden met een breedte van ten minste 2 meter en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 200 meter die niet worden bemest.
5. Op de gedeelten van de beheerseenheden waar de verplichtingen genoemd onder 3 en 4 niet worden toegepast, worden aanvullende maatregelen getroffen ter bescherming van het broed- en fourageerbiotoop en het broedsucces van de onder 2 genoemde vogelsoorten.
6. Binnen 8 weken na afloop van het derde jaar wordt een rapportage aan LASER gezonden, waarin is aangegeven in welke mate de verplichting onder 2 is behaald en welke beheersmaatregelen in de eerste 3 jaren van het tijdvak zijn getroffen.
7. De minimum-oppervlakte van de verzameling beheerseenheden bedraagt 100 ha.
Beheersbijdrage per hectare per jaar:
veen: fl. 380;
klei: fl. 390;
zand: fl. 420
Bijlage
22
Beheerspakket : Zeer soortenrijk weidevogelgebied met kritische soorten.
1. Het is een verzameling beheerseenheden bestaande uit landbouwgrond, waarvan ten minste 80 % grasland.
2. In de beheerseenheden bevinden zich in het tijdvak, te rekenen per 100 ha, ten minste 100 broedparen van één of meer van de volgende soorten: grutto, kievit, scholekster, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdief, zwarte stern, paapje of grauwe gors, waarvan ten minste 50 broedparen van de soorten grutto, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdief, zwarte stern, paapje, of grauwe gors.
3. Ten minste 30% van het grasland van de beheerseenheden wordt in de periode van 1 april tot 8 juni gevrijwaard van beweiding, maaien, rollen, slepen, inzaaien, doorzaaien en bemesting.
4. Ten minste 4% van het grasland van de beheerseenheden bestaat uit:
a. verspreid liggende gronden met een oppervlakte van ten minste 1000 m2 die niet eerder dan 22 mei worden gemaaid of beweid en in ieder geval steeds ten minste twee weken later dan de datum waarop omliggende gronden zijn gemaaid of voor het eerst worden beweid, of
b. slootranden met een breedte van ten minste 2 meter en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 200 meter die niet worden bemest.
5. Op de gedeelten van de beheerseenheden waar de verplichtingen genoemd onder 3 en 4 niet worden toegepast, worden aanvullende maatregelen getroffen ter bescherming van het broed- en fourageerbiotoop en het broedsucces van de onder 2 genoemde vogelsoorten.
6. Binnen 8 weken na afloop van het derde jaar wordt een rapportage aan LASER gezonden, waarin is aangegeven in welke mate de verplichting onder 2 is behaald en welke beheersmaatregelen in de eerste 3 jaren van het tijdvak zijn getroffen.
7. De minimum-oppervlakte van de verzameling beheerseenheden bedraagt 100 ha.
Beheersbijdrage per hectare per jaar,:
veen: fl. 470;
klei: fl. 480;
zand: fl. 510
Bijlage
23
Beheerspakket : Faunarand
1. In de beheerseenheid komt in ieder geval gedurende de periode van 1 mei tot 1 november van elk jaar van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend ten minste één van de volgende begroeiingen voor: graan (niet zijnde maïs) of gras.
2. De beheerseenheid ligt op kleigrond of op zandgrond en grenst aan bouwland.
3. De beheerseenheid is ten minste 3 meter en ten hoogste 12 meter breed en ten minste 50 meter lang.
4. Verplaatsing van de rand moet worden gemeld bij LASER.
5. Maaien van de begroeiing op de beheerseenheid is toegestaan in de periode van 1 juli tot 15 augustus, met een maximum van twee maaibeurten. De tweede maaibeurt mag ten hoogste de helft van de beheerseenheid beslaan.
6. Het gebruik van chemische en mechanische onkruidbestrijding is niet toegestaan, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van haarden met akkerdistel, ridderzuring of kleefkruid.
Beheersbijdrage per ha per jaar:
Basis: voor het basispakket met een roulerende faunarand, waarvan de ligging jaarlijks gemeld wordt:
voor kleigrond: € 1474,- per hectare per jaar;
voor zandgrond: € 1142,- per hectare per jaar;
a)
Plus: € 628,- extra bij kleigrond of € 151,- extra bij zandgrond voor het winter over laten staan van de begroeiing in een roulerende rand tot ten minste 1 maart.
b)
Plus: € 252,- extra bij kleigrond of € 416,- extra bij zandgrond indien de fauna-rand gedurende het gehele tijdvak op dezelfde plaats ligt.
c)
Plus: € 136,- extra voor het inzaaien van een kruidenmengsel of voor het braakleggen van de rand.
Bijlage
24
Beheerspakket : Roulerend graandeel
1. De beheerseenheid is in gebruik als bouwland.
2. In het zesde jaar zijn op het gedeelte waar dat jaar graan staat tenminste 20 inheemse plantensoorten in een vlak van 25m2 aanwezig. Voor zandgronden met een grondwatertrap VI of VII, geldt dat tenminste 10 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig dienen te zijn, waarvan ten minste 1 van de soorten slofhak en kleine leeuwenklauw.
3. De beheerseenheid is ten minste 0.5 ha. groot en op tenminste 50% hiervan wordt jaarlijks graan, met uitzondering van maïs, verbouwd.
4. In het gedeelte waarin graan wordt verbouwd, vindt geen bemesting plaats en is het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen niet toegestaan.
5. Pleksgewijze bestrijding van haarden met akkerdistel, ridderzuring of kleefkruid is toegestaan.
6. In het gedeelte waarin graan wordt verbouwd is mechanische onkruidbestrijding in de periode van 1 april tot de oogst niet toegestaan.
Beheersbijdrage per ha per jaar: fl. 920,-
Bijlage
25
Beheerspakket : Chemie- en kunstmestvrij
1. De beheerseenheid is in gebruik als bouwland.
2. Op de beheerseenheid wordt tenminste 3 van de 6 jaar graan, niet zijnde maïs, verbouwd.
3. Op de beheerseenheid wordt in het zesde jaar graan, niet zijnde maïs, verbouwd.
4. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten in een vlak van 25m2 aanwezig. Voor zandgronden met een grondwatertrap VI of VII, geldt dat tenminste 10 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig dienen te zijn, waarvan ten minste 1 van de soorten slofhak en kleine leeuwenklauw.
5. De beheerseenheid is ten minste 0.5 ha. groot.
6. Het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest niet toegestaan.
Beheersbijdrage per ha per jaar: fl. 1280,-
Bijlage
26
Beheerspakket: Akkerfauna
1. De beheerseenheid is in gebruik als bouwland.
2. Op de beheerseenheid wordt in het zesde jaar graan, niet zijnde maïs, verbouwd.
3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten in een vlak van 25m2 aanwezig. Voor zandgronden met een grondwatertrap VI of VII, geldt dat tenminste 10 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig dienen te zijn, waarvan ten minste 1 van de soorten slofhak en kleine leeuwenklauw.
4. De beheerseenheid is ten minste 0.5 ha. groot.
5. Op de beheerseenheid wordt tenminste vijf van de zes jaren graan, niet zijnde maïs, verbouwd.
6. In de jaren waarin graan wordt verbouwd, is het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen niet toegestaan.
7. Pleksgewijze bestrijding van haarden met akkerdistel, ridderzuring of kleefkruid is toegestaan.
8. Mechanische onkruidbestrijding en grondbewerking zijn gedurende de periode van 1 april tot de oogst niet toegestaan.
Beheersbijdrage per ha per jaar: fl. 1270,-.
Bijlage
27
Beheerspakket : Akkerflora vollevelds
1. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot en in gebruik als bouwland.
2. Op de beheerseenheid wordt in het zesde jaar graan, niet zijnde maïs, verbouwd.
3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 25 inheemse plantensoorten in een vlak van 25m2 aanwezig. Voor zandgronden met een grondwatertrap VI of VII, geldt dat tenminste 15 inheemse plantensoorten per 25 m2 aanwezig dienen te zijn, waarvan ten minste 2 van de 3 volgende soorten: korensla, slofhak en kleine leeuwenklauw.
4. Op de beheerseenheid wordt tenminste vijf van de zes jaren graan, niet zijnde maïs, verbouwd.
5. In de jaren waarin graan wordt verbouwd, vindt er in de beheerseenheid geen mechanische onkruidbestrijding plaats vanaf het zaaien tot de oogst en is het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen niet toegestaan, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van haarden met akkerdistel, ridderzuring of kleefkruid.
6. Bemesting is niet toegestaan afgezien de toepassing van ruige mest ten hoogste 2 van de 6 jaar.
Beheersbijdrage per ha per jaar: fl. 1260,-.
Bijlage
28
Beheerspakket : Akkerflora randen
1. De beheerseenheid grenst aan een terrein dat in gebruik is als bouwland.
2. In het zesde jaar zijn tenminste 25 inheemse plantensoorten in een vlak van 25m2 aanwezig. Voor zandgronden met een grondwatertrap VI of VII, geldt dat tenminste 15 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig dienen te zijn, waarvan ten minste 2 van de 3 volgende soorten: korensla, slofhak en kleine leeuwenklauw.
3. Op de beheerseenheid wordt alle jaren graan, met uitzondering van mais, verbouwd.
4. In de beheerseenheid vindt geen mechanische onkruidbestrijding plaats vanaf het zaaien tot de oogst en is het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen niet toegestaan, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van haarden met akkerdistel, ridderzuring of kleefkruid.
5. Bemesting van de beheerseenheid is niet toegestaan.
6. De beheerseenheid heeft een breedte van ten minste 3 meter en ten hoogste 12 meter en een lengte van ten minste 50 meter.
Beheersbijdrage per ha per jaar: fl. 1220,-
Bijlage
28a
Beheerspakket: Hamsterpakket
1. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.
2. Op de beheerseenheid vindt geen grondbewerking plaats dieper dan 10 centimeter.
4. Op 50% van de oppervlakte wordt wintergraan met luzerne verbouwd en op de overige 50% van de oppervlakte wordt hamstermengsel gezaaid (om en om stroken van maximaal 20 meter breed).
5. De inzaai van wintergraan en luzerne vindt plaats tussen 15 oktober en 1 januari.
6. Voor 1 april wordt 45 kilogram/hectare hamstermengsel gezaaid. Er wordt maximaal 100 kilogram/hectare graan gezaaid in combinatie met 10 kilogram/hectare luzerne. Het inzaaien en het onderwerken van het graan en luzerne vindt op dezelfde dag plaats. De luzerne dient geënt te zijn, indien de laatste twee jaar geen luzerne is verbouwd.
7. 50% van het graan wordt geoogst in de gangbare periode. Hierbij wordt geen stoppelbewerking toegepast tot 15 oktober. De resterende 50% blijft staan tot het voorjaar, waarna hamstermengsel wordt ingezaaid. Het hamstermengsel wordt na 15 oktober afgevoerd. Daarna worden wintergraan en luzerne ingezaaid.
8. De beheerseenheid wordt tenminste drie keer per jaar nagelopen op de aanwezigheid van hamsterburchten (waarvan 1 keer na de graanoogst en 1 keer na afvoer van het hamstermengsel). Het daartoe verstrekte inventarisatieformulier wordt aan de minister toegezonden.
9. In een straal van vijf meter rond de aangetroffen hamsterburchten worden geen werkzaamheden verricht.
10. De zaai- en oogstschema's en de indeling van de beheerseenheid worden gemaakt voor de gehele periode, waarvoor de subsidie is verleend. Ieder jaar vindt wisseling van de teelt plaats op de wijze als bedoeld in het zevende lid.
11. Op de beheerseenheid worden geen bemesting en geen bestrijdingsmiddelen toegepast.
12. De minister kan ontheffing verlenen voor een pleksgewijze mechanische bestrijding van ruigtekruiden.
13. De beheersbijdrage bedraagt € 1967,- per hectare per jaar.
Bijlage
29
Beheerspakket Snelgroeiend loofbos
1. Natuurresultaat: Ten minste 90% van de beheerseenheid bestaat uit bos; En ten minste 80% van de oppervlakte van de beheerseenheid is bezet met een of meer van de volgende boomsoorten: Euramerikaanse populier, schietwilg, Westamerikaanse balsempopulier, zwarte balsempopulier en zwarte populier; En het aantal bomen bedraagt ten minste 400 stuks per hectare.
Minimum oppervlakte, behorende bij pakket snelgroeiend loofbos: 5 hectare.
Beheersbijdrage, behorende bij pakket snelgroeiend loofbos: f. 1200,- per hectare per jaar.
Bijlage
30
Beheerspakket snelgroeiend naaldbos
1. Natuurresultaat: Ten minste 90% van de beheerseenheid bestaat uit bos; En ten minste 80% van de oppervlakte van de beheerseenheid is bezet met een of meer van de volgende boomsoorten: Corsicaanse den, douglas, fijnspar, sitkaspar; En het aantal bomen bedraagt ten minste 2500 stuks per hectare.
Minimum oppervlakte, behorende bij pakket snelgroeiend naaldbos: 5 hectare.
Beheersbijdrage, behorende bij pakket snelgroeiend naaldbos: f. 1200,- per hectare per jaar.
2. de beplanting bestaat niet uit fijnsparren en sitkasparren bestemd om te dienen als kerstbomen.
Bijlage
31
Beheerspakket Landbouw met natuurlijke handicaps
1. Geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van de topografische kavel- en perceelsstructuur, het microreliëf, de bodemstructuur of het bodemprofiel.
2. Geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van de begreppeling of de detailontwatering of leiden tot verlaging van de grondwaterstand c.q. slootwaterpeilen.
3. Geen werkzaamheden verrichten die wijziging tot gevolg hebben van de aanwezige landschapselementen, anders dan ten behoeve van het behoud van het element.
4. Indien bij aanvraag van een subsidiebeschikking een particuliere onderbemaling plaatsvindt, dient deze zolang ze voortduurt zodanig te geschieden dat in de winter en in het voorjaar (tot 1 juni) de drooglegging niet verder gaat dan de drooglegging van de niet onderbemalen gronden in het peilvak waartoe dat perceel behoort.
5. De oppervlakte van de beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare.
Beheersbijdrage per ha per jaar: op veen: fl. 260; op klei: fl. 180; op zand fl. 180.
Bijlage
32
Landschapspakket : Houtwal
1. Het is een lijnvormig landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken (zie bijlage 48), voorzien van een wallichaam;
2. Het element ligt in het landschapstype zandgebied of kustzone;
3. Het element is ten minste 50 meter lang, ten hoogste 10 meter breed en het wallichaam is ten minste 0,50 meter hoog;
4. Het element bevat ten hoogste 10 overstaanders per are;
5. De diameter van de opgaande stammen, uitgezonderd overstaanders, is ten hoogste 0,15 meter op 1,30 meter boven de stobbe;
6. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;
7. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;
8. Het afzetten gebeurt ten hoogste 0,50 meter boven maaiveld, of indien de stobbe hoger is: direct boven de stobbe.
Beheersbijdrage:
ƒ 1.045,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 90% of meer
ƒ 785,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 75% tot 90%
ƒ 525,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 50% tot 75%
Bijlage
33
Landschapspakket : Houtkade en landscheiding
1. Het is een lijnvormig landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken (zie bijlage 48), voorzien van een wallichaam;
2. Het element ligt in het landschapstype laagveengebied;
3. Het element is ten minste 50 meter lang, ten hoogste 10 meter breed en het wallichaam is ten minste 0,20 meter hoog;
4. Het wallichaam is aan weerszijden voorzien van sloten;
5. Het element bevat ten hoogste 10 overstaanders per are;
6. De diameter van de opgaande stammen is (uitgezonderd overstaanders) ten hoogste 0,15 meter op 1,30 meter boven de stobbe;
7. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;
8. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;
9. Het afzetten gebeurt ten hoogste 0,50 meter boven maaiveld, of indien de stobbe hoger is: direct boven de stobbe.
Beheersbijdrage:
ƒ 1.045,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 90% of meer
ƒ 785,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 75% tot 90%
ƒ 525,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 50% tot 75%
Bijlage
34
Landschapspakket : Landweer
1. Het is een lijnvormig landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken (zie bijlage 48), voorzien van een wallichaam;
2. Ten minste 50% (bedekkingsgraad) van de opgaande begroeiing bestaat uit inheemse doornstruiken (meidoorn, sleedoorn, gaspeldoorn, hondsroos en egelantier);
3. Het element is ten minste 50 meter lang, ten hoogste 10 meter breed en het wallichaam is ten minste 0,50 meter hoog;
4. Het element bevat ten hoogste 10 overstaanders per are;
5. Het element komt als zodanig voor op de Archeologische Monumentenkaart;
6. De diameter van de opgaande stammen is (uitgezonderd overstaanders) ten hoogste 0,15 meter op 1,30 meter boven de stobbe;
7. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.
8. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;
9. Het afzetten gebeurt ten hoogste 0,50 meter boven maaiveld, of indien de stobbe hoger is: direct boven de stobbe.
Beheersbijdrage:
ƒ 1.045,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 90% of meer
ƒ 785,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 75% tot 90%
ƒ 525,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 50% tot 75%
Bijlage
35
Landschapspakket : Singel
1. Het is een landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen (zie bijlage 48);
2. Het element ligt in het landschapstype heuvelland, zandgebied of rivierengebied;
3. Het element is ten minste 50 meter lang en ten hoogste 50 meter breed;
4. Het element bevat ten hoogste 10 overstaanders per are;
5. De diameter van de opgaande stammen is (uitgezonderd overstaanders) ten hoogste 0,15 meter op 1,30 meter boven de stobbe;
6. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.
7. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;
8. Het afzetten gebeurt ten hoogste 0,50 meter boven maaiveld, of indien de stobbe hoger is: direct boven de stobbe.
Beheersbijdrage:
ƒ 950,- per hectare per jaar, bij een bedekking van 90% of meer
ƒ 715,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 75% tot 90%
ƒ 475,- per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte, bij een bedekking van 50% tot 75%
Bijlage
36
Landschapspakket : Elzensingel
1. Het is een landschapselement met aaneengesloten opgaande begroeiing van inheemse bomen of struiken voor ten minste 80% opgaande begroeiing van Zwarte els (Alnus glutinosa);
2. Het element ligt in het landschapstype zandgebied, hoogveenontginningsgebied, rivierengebied of laagveengebied;
3. Het element is ten minste 50 meter lang;
4. Het element bevat ten hoogste 3 overstaanders per 100 meter; De diameter van de opgaande stammen is (uitgezonderd overstaanders) ten hoogste 0,15 meter op 1,30 meter boven de stobbe; In het landschapstype zandgebied bedraagt de diameter van de opgaande stammen ten hoogste 0,25 meter op 1,30 meter boven de stobbe;
5. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.
6. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;
7. Het afzetten gebeurt tot op een hoogte van ten minste 0,10 en ten hoogste 0,30 meter boven maaiveld
Beheersbijdrage:
ƒ 48,- per 100 meter per jaar voor een singel bij een bedekking van 90% of meer
ƒ 36,- per 100 meter per jaar voor een singel bij een bedekking van 75% tot 90%
ƒ 24,- per 100 meter per jaar voor een singel bij een bedekking van 50% tot 75%
Bijlage
37
Landschapspakket : Geriefhoutbosje
1. Het is een landschapselement met opgaande begroeiing;
2. Het element ligt in het landschapstype heuvelland, zandgebied, rivierengebied, zeekleigebied of laagveengebied;
3. Het element is ten minste 5 en ten hoogste 50 are groot;
4. Het element is begroeid met ten minste 50 stammen van inheemse bomen (zie bijlage 48) per are, waarvan ten hoogste 5 overstaanders;
5. De diameter van de opgaande stammen is (uitgezonderd overstaanders) ten hoogste 0,15 meter op 1,30 meter boven de stoof;
6. instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;
7. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;
8. Het afzetten gebeurt direct ten hoogste 0,50 meter boven maaiveld, of indien de stobbe hoger is: direct boven de stobbe.
Beheersbijdrage: ƒ 950,- per hectare per jaar
Bijlage
38
Landschapspakket : Knip- en scheerheg
1. Het is een lijnvormig landschapselement met aaneengesloten, opgaande begroeiing van struikvormende soorten;
2. Het element ligt in het landschapstype heuvelland ofrivierengebied;
3. Het element is ten minste 50 meter lang;
4. Het element is ten minste 1,00 en ten hoogste 2,00 meter hoog en ten hoogste 1,00 meter breed;
5. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;
6. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;
7. Het element wordt ten minste eenmaal per 2 jaar geknipt.
Beheersbijdrage: ƒ 1,75 per strekkende meter per jaar
Bijlage
39
Landschapspakket : Struweelhaag
1. Het is een lijnvormig landschapselement met aaneengesloten, opgaande begroeiing, voor ten minste 85% (kroonprojectie) bestaande uit inheemse, struikvormende soorten (zie bijlage 48);
2. Het element ligt in het landschapstype rivierengebied, zeekleigebied of heuvelland;
3. Het element is ten minste 50 meter lang;
4. Het element is ten minste 1,00 meter hoog, ten minste 1,00 meter breed en ten hoogste 5 meter hoog;
5. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.
6. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;
Beheersbijdrage:ƒ 0,42 per strekkende meter per jaar
Bijlage
40
Landschapspakket : Knotbomenrij
1. Het is een rij van ten minste 10 bomen, waarvan de stam is afgezet op een hoogte van tenminste 1 en ten hoogste 2,5 meter, tenzij het een bestaande knot is, die in het verleden hoger is afgezet;
2. Het element ligt in het landschapstype heuvelland, zandgebied, rivierengebied, zeekleigebied of laagveengebied;
3. De onderlinge afstand van de is bomen ten minste 1 en ten hoogste 20 meter;
4. De stammen hebben een diameter van ten hoogste 0,08 m. op 20 cm. boven de knot;
5. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;
6. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;
Beheersbijdrage; ƒ 6,- per boom per jaar.
Bijlage
41
Landschapspakket : Grubbe en holle weg
1. Het is een smal, diep ingesneden dal met steile, begroeide wanden, gemiddeld ten minste 2 meter diep;
2. Het element ligt in het landschapstype heuvelland of zandgebied;
3. Het element is ten minste 50 meter lang;
4. De wanden (taluds) hebben een helling van ten minste 30°;
5. In geval van opgaande begroeiing dient sprake te zijn van inheemse bomen of struiken (zie bijlage 48);
6. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;
7. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;
8. De begroeiing van de taluds wordt jaarlijks gemaaid (maaisel afvoeren) indien de begroeiing bestaat uit grasachtige of kruidige vegetaties; indien sprake is van opgaande begroeiing, waarbij ten hoogste 10 overstaanders per are,wordt deze zo vaak afgezet direct boven de stobbe of tot ten hoogste 0,50 meter boven maaiveld, dat de maximale stamdiameter op 1,30 meter boven maaiveld 0,15 meter bedraagt.
Beheersbijdrage: ƒ 2.335,- per hectare talud per jaar
Bijlage
42
Landschapspakket : Hoogstamboomgaard
1. Het is een boomgaard met fruit- of notenbomen (appel, peer, pruim, kers, walnoot);
2. Het element ligt in het landschapstype heuvelland of rivierengebied;
3. De boomgaard heeft een oppervlakte van ten minste 25 are, met een dichtheid van ten minste 50 en ten hoogste 150 bomen per hectare;
4. De bomen zijn ten minste 4 meter hoog;
5. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;
6. Indien het appel of peer betreft worden de fruitbomen ten minste eenmaal per twee jaar gesnoeid.
Beheersbijdrage: ƒ 20,- per boom per jaar
Bijlage
43
Landschapspakket : Eendenkooi
1. Het is een installatie, die als eendenkooi is geregistreerd in de Openbare Registers, bestaande uit een kooiplas en omringend struweel of bos;
2. Instandhouden van het element als vanginstallatie voor eendachtigen.
3. De beheerseenheid is maximaal 4 hectare groot.
Beheersbijdrage: ƒ 3.291,- per hectare per jaar
Bijlage
44
Landschapspakket : Poel
1. Ten minste 80% van de oppervlakte van het element bestaat uit open water;
2. Het element ligt in het landschapstype heuvelland, zandgebied, rivierengebied, zeekleigebied, laagveengebied of droogmakerijen
3. Het element heeft een oppervlakte van ten minste 0,5 en ten hoogste 50 are, tenzij het een voortplantingspoel voor amfibieën in het heuvelland betreft;
4. De waterdiepte in de diepste delen is in de periode van 1 oktober tot 1 april ten minste 0,5 meter
5. Instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;
6. Geen water onttrekken aan het element anders dan voor het drenken van vee dat de aan het element grenzende percelen beweidt;
7. Schoningswerkzaamheden, voor zover nodig, alleen verrichten in de periode tussen 1 september en 15 oktober.
Beheersbijdrage:
ƒ 90,- per poel per jaar bij een poel-oppervlakte tot 75 m2
ƒ 140,- per poel per jaar bij een poel-oppervlakte van 75 tot 175 m2
ƒ 170,- per poel per jaar bij een poel-oppervlakte van 175 m2 of meer
Bijlage
45
Landschapspakket : Rietzoom en klein rietperceel
1. De begroeiing van het element bestaat voor ten minste 90% uit riet;
2. Het element ligt in het landschapstype rivierengebied, zeekleigebied of laagveengebied;
3. Het element is ten hoogste 50 are groot of ten hoogste 5 meter breed;
4. Ten minste 10 en ten hoogste 20% riet is tussen een en twee jaar oud;
5. instandhouden van het element: geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;
6. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;
7. Ten minste 80 en ten hoogste 90% van het riet wordt jaarlijks gemaaid.
Beheersbijdrage:
ƒ 1.100,- per hectare per jaar voor rijland
ƒ 1.530,- per hectare per jaar voor vaarland.
Bijlage
46
Landschapspakket : Raster
1. Het is een veekerend raster t.b.v. een landschapselement;
2. Er is sprake van een beschikking landschapssubsidie voor het landschapselement voor één of meer van de landschapspakketten in de bijlagen 32 -45.
3. Het raster bevindt zich op zodanige afstand van het landschapselement, dat schade door vraat en betreding wordt voorkomen;
4. Instandhouden van een veekerend raster;
5. Jaarlijks worden zo nodig overhangende takken, die de instandhouding van het raster bedreigen, verwijderd.
Beheersbijdrage: ƒ 0,93 per meter per jaar
Bijlage
47
Mestafzetgebied
Het landsdeel, dat wordt gevormd en omsloten door het grondgebied van de gemeenten Hardenberg, Ommen, Nieuwleusen, Zwolle, Hattem, Oldebroek, Elburg, Nunspeet, Harderwijk, Ermelo, Putten, Nijkerk, Amersfoort, Soest, Zeist, Driebergen-Rijssenburg, Wijk bij Duurstede, Amerongen, Rhenen, Kesteren, Dodewaard, Druten, West Maas en Waal, Wamel, Lith, ’s-Hertogenbosch, Heusden, Waalwijk, Geertruidenberg, Drimmelen, Oosterhout, Breda, Etten-Leur, Rucphen en Roosendaal, de rijksgrens met België en de Rijksgrens met Duitsland.
Beheersbijdragen mestafzetgebied
(Bedragen in gulden per ha. per jaar, onderscheiden naar grondsoort)
Bijlage
Beheerspakket
veen
klei
zand
6
Ontwikkeling kruidenrijk grasland
1930
2220
2280
7
Instandhouding kruidenrijk grasland
2150
2450
2500
8
Bont hooiland
2400
2700
2760
9
Bonte hooiweide
2160
2700
2760
10
Kruidenrijk weiland
1930
2220
2280
11
Bont weiland
2400
2700
2760
12
Bonte weiderand
2470
2780
2840
13
Bonte hooirand
2470
2780
2840
14
Kruidenrijke zomen
4090
4420
4470
15
Landschappelijk waardevol grasland
860
910
1040
16a
Weidevogelgrasland met rustperiode
1 april tot 1 juni
1000
660
790
16b
Weidevogelgrasland met rustperiode
1 april tot 8 juni
1120
1050
1230
16c
Weidevogelgrasland met rustperiode
1 april tot 15 juni
1370
1460
1580
16d
Weidevogelgrasland met rustperiode
1 april tot 22 juni
1490
1570
1670
17
Vluchtheuvels voor weidevogels
1370
1460
1580
18a
Plas-dras voor broedende en trekkende weidevogels,
inundatieperiode 15 febr. – 15 april
1680
1800
1920
18b
Plas-dras voor broedende en trekkende weidevogels,
inundatieperiode 15 febr. – 15 mei
2350
2510
2610
19
Algemeen weidevogelgebied
260
240
260
20
Belangrijk algemeen weidevogelgebied
340
310
340
21
Soortenrijk weidevogelgebied met kritische soorten
440
450
490
22
Zeer Soortenrijk weidevogelgebied met kritische soorten
Overeenkomst tussen de beheerder, de subsidieaanvrager en de Staat der Nederlanden ter uitvoering van artikel 4 van Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer.
Hierbij komen:
ondergetekende sub 1, [naam, voorletters], [woonachtig] / [gevestigd] [straatnaam, huisnummer] te [postcode, woonplaats], hierna te noemen de beheerder,
ondergetekende sub 2, [naam, voorletters], [woonachtig] / [gevestigd] [straatnaam, huisnummer] te [postcode, woonplaats], hierna te noemen de subsidieaanvrager,
de Staat der Nederlanden, ten deze vertegenwoordigd door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
ter uitvoering van het bepaalde in artikel 4 van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer in verband met de beschikking tot subsidieverlening van [datum] onder [nummer] aan de subsidieaanvrager overeen dat:
de subsidieaanvrager hierbij het recht op uitbetaling van subsidies en voorschotten, die in verband met voornoemde beschikking zijn of worden verleend, bevoorschot, of vastgesteld aan de beheerder overdraagt;
de beheerder zich verbindt tot de nakoming van de verplichtingen waartoe de subsidieaanvrager is gehouden;
de beheerder zich verbindt bij overdracht van het gebruiksrecht van de verkrijger te bedingen dat deze, vanaf het moment van verkrijging, de verplichtingen nakomt waartoe de subsidieaanvrager is gehouden en zulks ook van zijn rechtsopvolger zal bedingen;
de beheerder zich borgstelt jegens de Staat der Nederlanden voor de terugbetaling van onverschuldigd betaalde subsidies en voorschotten in verband met voornoemde beschikking tot subsidieverlening.
Deze overeenkomst wordt na ondertekening door de ondergetekenden sub 1 en sub 2 toegezonden aan het agentschap Laser als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden. Het agentschap Laser draagt er zorg voor dat de beheerder en de subsidieaanvrager een afschrift ontvangen.
Gedaan te [woonplaats] op [datum]
De beheerder
[naam
[handtekening]
De subsidieaanvrager
[naam
[handtekening]
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,