Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op de Verordening nr. 1257/99 van 17 mei 1999 van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen;

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemeen

Artikel

1

Artikel

2

De minister kan aan beheerders en aan anderen dan beheerders als bedoeld in artikel 4 en 5 op landbouwgronden ter bevordering van de toepassing van landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming en natuurbeheer, ter bevordering van de duurzame instandhouding van landschappelijke elementen, alsmede ter bevordering van de bebossing van landbouwgronden, op aanvraag subsidie verstrekken ten behoeve van:

  • a.

    de instandhouding en ontwikkeling van de beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 30;

  • b.

    de instandhouding van de landschapspakketten, opgenomen in de bijlagen 32 tot en met 46, of

  • c.

    het door middel van maatregelen met een eenmalig karakter rechtstreeks en direct wijzigen van de fysieke condities of kenmerken van gronden, zonder welke wijziging de daarop volgende instandhouding van beheerspakketten, onderscheidenlijk landschappelijke elementen, niet mogelijk is.

Artikel

2a

De minister kan aan de in artikel 4 bedoelde anderen dan beheerders ter bevordering van collectief natuurbeheer en bekwaamheid in natuurbeheer op aanvraag subsidie verstrekken ten behoeve van de organisatie van activiteiten gericht op:

  • a.

    kennisbevordering, professionalisering en ecologische sturing;

  • b.

    draagvlak, promotie en samenwerking;

  • c.

    werving, aanvraagbegeleiding en administratie;

  • d.

    kwaliteitsborging, monitoring en rapportage.

Artikel

3

Indien er naast een beheersbijdrage of inrichtingssubsidie op grond van deze regeling uit andere hoofde van overheidswege een subsidie is of wordt verstrekt voor de in het kader van deze regeling gemaakte kosten, waaronder mede wordt begrepen vergoeding van inkomstenderving, en hierdoor het totaal van de overheidsbijdragen meer bedraagt dan de desbetreffende beheersbijdrage, dan wel, voorzover het inrichtingssubsidie betreft, meer bedraagt dan 95% van de werkelijke kosten, wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager vastgesteld dat het totaal van de overheidsbijdragen die beheersbijdrage, onderscheidenlijk die 95%, niet overstijgt.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Bij het vaststellen van de beheersbijdragen van een beheerspakket als bedoeld in artikel 7 wordt rekening gehouden met de volgende grondslagen:

  • a.

    de productiederving uitgedrukt in kilogram voedereenheden melk;

  • b.

    de toename van de arbeidsaanspraken, en

  • c.

    de wijziging van de exploitatie-aanspraken, als gevolg van de uitvoering van agrarisch natuurbeheer.

Artikel

9

Artikel

9a

Voorzover de regeling bemesting toestaat, geschiedt de aanwending van kunstmest op grond van een bemestingsadvies of bemestingsplan.

Artikel

9b

De subsidie wordt voor de duur van een jaar niet verstrekt, indien de subsidieaanvrager door ernstige nalatigheid of opzettelijk een onjuiste aanvraag heeft ingediend of anderszins onjuiste gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op hoofdstuk IX van titel II van de verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L 160), of indien een verleende subsidie geheel of gedeeltelijk is ingetrokken ingevolge artikel 90a of een vastgestelde subsidie geheel of gedeeltelijk is ingetrokken ingevolge artikel 90b.

Artikel

9c

Indien de aanvrager opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening of vaststelling heeft ingediend of anderszins onjuiste gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op hoofdstuk IX van titel II van de verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L 160), of indien ingeval van opzet een verleende of vastgestelde subsidie geheel of gedeeltelijk is ingetrokken op grond van artikel 90a of 90b, wordt tevens geen subsidie verleend in het daarop volgend jaar.

Artikel

9d

Indien de aanvrager in een jaar opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening op grond van deze regeling heeft ingediend, wordt geen subsidie verstrekt voor het daaropvolgend jaar.

Hoofdstuk

2

Begrenzing van beheersgebieden

Artikel

10

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Vervallen

Artikel

13

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

De minister kan aan gedeputeerde staten per beheerspakket onderscheidenlijk landschapspakket of groep van beheerspakketten onderscheidenlijk groep van landschapspakketten, richtlijnen en aanwijzingen geven ten aanzien van het aantal hectares waarop het totaal van de beheersgebiedsplannen in een provincie betrekking kan hebben.

Artikel

16

Vaststelling en wijziging van beheersgebiedsplannen geschiedt met inachtneming van het Structuurschema groene ruimte, het natuurbeleidsplan, bedoeld in hoofdstuk II van de Natuurbeschermingswet 1998 en door de minister overeenkomstig artikel 15 gegeven richtlijnen en aanwijzingen.

Hoofdstuk

2a

Probleemgebieden

Artikel

17b

Artikel

17c

Hoofdstuk

3

Aanvragen van subsidie

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

19a

In afwijking van de artikelen 18, tweede tot en met vierde lid, en 19, gaat een aanvraag tot subsidieverlening uit hoofde van artikel 2a van deze regeling vergezeld van een projectplan dat is opgesteld aan de hand van de volgende criteria:

  • a.

    doelstelling van het samenwerkingsverband;

  • b.

    doelstelling van het desbetreffende project;

  • c.

    aard en omvang van de activiteiten ter realisatie van de doelstellingen, bedoeld in artikel 2a;

  • d.

    aantal leden van het samenwerkingsverband;

waarbij de criteria specifiek en meetbaar zijn beschreven.

Artikel

20

Indien er met betrekking tot een terrein meer beheerders zijn, kan door hen gezamenlijk een aanvraag worden ingediend, welke aanvraag, onverminderd de artikelen 18 en 19, vergezeld gaat van een tussen hen gesloten overeenkomst waaruit blijkt dat zij genoegzaam en duurzaam samenwerken inzake het beheer van dat terrein.

Hoofdstuk

4

Beheerssubsidie

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

20a

Artikel

20b

Beheerssubsidie wordt niet verstrekt ten aanzien van terreinen, gelegen in een natuurgebiedsplan als bedoeld in de Subsidieregeling natuurbeheer 2000, die Staatsbosbeheer, een particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie als bedoeld in artikel 3 van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, een ontvanger van subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 40 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 danwel een rechtsopvolger daarvan of een ontvanger van beheerssubsidie als bedoeld in artikel 9 van de Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer danwel een rechtsopvolger daarvan in de hoedanigheid van eigenaar, dan wel zakelijk gerechtigde, na 1 december 1977 in gebruik heeft afgestaan aan een ondernemer, tenzij dit afstaan in gebruik heeft geleid tot de ononderbroken voortzetting van het op 1 december 1977 bestaand gebruik door:

  • de ondernemer;

  • zijn echtgenoot;

  • een pleegkind of

  • één of meer bloed- en aanverwanten in de rechte lijn.

Artikel

21

Artikel

22

Vervallen

Artikel

23

Beheerssubsidie ten behoeve van een terrein dat is gelegen in een beheersgebied wordt verstrekt:

  • a.

    met het oog op de ontwikkeling van een of meerdere beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 6, 10, 12 tot en met 15 en 24 tot en met 28, voorzover die ontwikkeling in overeenstemming is met het desbetreffende beheersgebiedsplan;

  • b.

    met het oog op de instandhouding van een of meerdere beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 7 tot en met 9, en 11 tot en met 30 die op het tijdstip van indiening van de aanvraag voor beheerssubsidie op het terrein zijn ontwikkeld, voorzover die instandhouding in overeenstemming is met het desbetreffende beheersgebiedsplan.

Artikel

24

Beheerssubsidie wordt verstrekt ten behoeve van een terrein met het oog op de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket opgenomen in de bijlagen 28b tot en met 30.

Artikel

25

Vervallen

Artikel

26

Beheerssubsidie wordt verstrekt:

  • a.

    voor één tijdvak, indien de subsidie betrekking heeft op de ontwikkeling of instandhouding van een of meerdere beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 28b;

  • b.

    voor drie aaneengesloten tijdvakken, indien de subsidie betrekking heeft op de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket, opgenomen in een van de bijlagen 29 en 30.

Artikel

27

Beheerssubsidie ten behoeve van de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket opgenomen in de bijlagen 29 en 30 wordt uitsluitend verstrekt indien:

Artikel

28

Artikel

29

Beheerssubsidie wordt niet verstrekt:

Artikel

30

Artikel

31

Beheerssubsidie wordt niet verstrekt indien voor de desbetreffende beheerseenheid voor de instandhouding of ontwikkeling van een beheerspakket bijdragen worden genoten van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 5 of door tussenkomst van een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 4.

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

33a

Paragraaf

2

Subsidieverlening

Artikel

34

Indien beheerssubsidie wordt verstrekt voor de instandhouding of ontwikkeling van meerdere beheerspakketten op een terrein, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval:

  • a.

    de ligging en de grootte van het terrein;

  • b.

    de doelen van de beheerssubsidie, bestaande uit het gedurende het tijdvak op het terrein ontwikkelen of in stand houden van de desbetreffende beheerspakketten;

  • c.

    het aantal hectares per beheerspakket waarvoor beheerssubsidie wordt verleend;

  • d.

    de beheersbijdrage op basis waarvan de beheerssubsidie zal worden vastgesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar ligging;

  • e.

    het aantal hectares waar ruige mest op wordt uitgereden en het bedrag, bedoeld in artikel 33, en

  • f.

    de datum waarop het tijdvak waarover beheerssubsidie wordt verleend, aanvangt.

Artikel

35

Indien beheerssubsidie wordt verstrekt voor de instandhouding of ontwikkeling van een beheerspakket, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval:

  • a.

    de ligging en de grootte van het terrein;

  • b.

    het doel van beheerssubsidie, bestaande uit het gedurende het tijdvak op het terrein ontwikkelen, onderscheidenlijk in stand houden, van het desbetreffende beheerspakket;

  • c.

    de beheersbijdrage op basis waarvan de beheerssubsidie zal worden vastgesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar ligging;

  • d.

    het aantal hectares waar ruige mest op wordt uitgereden en de daarmee samenhangende verhoging, bedoeld in artikel 33, eerste lid, en

  • e.

    de datum waarop het tijdvak waarover beheerssubsidie wordt verleend, aanvangt.

Artikel

36

De datum, bedoeld in de artikelen 34, onderdeel f, onderscheidenlijk artikel 35, onderdeel e, waarop het tijdvak waarover beheerssubsidie wordt verleend aanvangt, kan uitsluitend de eerste dag van de onderscheiden maanden van een jaar zijn.

Artikel

37

Paragraaf

3

Verplichtingen

Artikel

38

Paragraaf

4

Voorschotten

Artikel

39

Artikel

40

Vervallen

Paragraaf

5

Subsidievaststelling

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Vervallen.

Hoofdstuk

5

Inrichtingssubsidie

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Vervallen

Artikel

48

Tot de subsidiabele kosten behoren de kosten, inclusief BTW, voorzover verrekening niet mogelijk is, verband houdende met:

  • a.

    het opstellen door derden van een inrichtingsplan;

  • b.

    bebossing van een terrein, voorzover ten behoeve van dat terrein beheerssubsidie is verleend, gericht op de ontwikkeling en daaropvolgende instandhouding van een beheerspakket dat is vermeld in een van de bijlagen 29 en 30;

  • c.

    maatregelen voor herstel of aanleg van landschappelijke elementen;

  • d.

    maatregelen, gericht op wijziging van de waterhuishouding;

  • e.

    grondverzet;

  • f.

    het plaatsen van een raster;

  • g.

    afvoer van grond, of

  • h.

    overige maatregelen voorzover noodzakelijk in verband met de desbetreffende inrichting.

Artikel

49

Niet tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval de kosten, verband houdende met:

  • a.

    de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

  • b.

    de bouw van opstallen;

  • c.

    achterstallig onderhoud aan landschappelijke elementen;

  • d.

    de aanschaf van machines, of

  • e.

    de aanschaf van materialen, anders dan ten behoeve van het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 48.

Artikel

50

Geen inrichtingssubsidie wordt verstrekt:

  • a.

    voor kosten die zijn gemaakt, alvorens een beslissing op de aanvraag voor inrichtingssubsidie is genomen, behoudens de kosten, bedoeld in artikel 48, onderdeel a;

  • b.

    ten behoeve van maatregelen waarmee een aanvang is gemaakt, onderscheidenlijk die reeds zijn uitgevoerd, alvorens een beslissing op de aanvraag voor inrichtingssubsidie is genomen, of

  • c.

    indien de aanvraag tot inrichtingssubsidie niet wordt ingediend tegelijk met de aanvraag tot beheerssubsidie, onderscheidenlijk landschapssubsidie, voor het desbetreffende terrein.

Artikel

50a

Artikel

51

Artikel

52

De minister kan beleidsregels vaststellen met het oog op de toepassing van de artikelen 46, 48 en 51.

Paragraaf

2

Subsidieverlening

Artikel

53

De subsidieverlening vermeldt in ieder geval:

  • a.

    in hoeverre het plan, bedoeld in artikel 46, tweede lid, in uitvoering kan worden genomen;

  • b.

    de aard van de benodigde wijzigingen van de fysieke condities of kenmerken van het betrokken terrein;

  • c.

    het aantal hectares ten behoeve waarvan inrichtingssubsidie wordt verleend;

  • d.

    de datum waarop de periode waarover inrichtingssubsidie wordt verleend, aanvangt, en

  • e.

    het bedrag waarop de inrichtingssubsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

Paragraaf

3

Verplichtingen

Artikel

54

De subsidieontvanger is verplicht de maatregelen overeenkomstig het door de minister goedgekeurde inrichtingsplan uit te voeren binnen een jaar na de datum van subsidieverlening.

Paragraaf

4

Voorschotten

Artikel

55

Artikel

56

De aanvraag tot voorschotverlening wordt ingediend bij de directeur van de Dienst Regelingen met gebruikmaking van een daartoe bestemd aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij de directeur van de Dienst Regelingen.

Artikel

57

De minister neemt binnen 8 weken na ontvangst van de in artikel 56 bedoelde aanvraag een besluit.

Paragraaf

5

Subsidievaststelling

Artikel

58

Artikel

59

De minister stelt na ontvangst van de in artikel 58 bedoelde bescheiden de inrichtingssubsidie binnen 8 weken vast op grond van de werkelijk gemaakte kosten zoals bepaald bij de subsidieverlening.

Hoofdstuk

6

Landschapssubsidie

Artikel

60

Artikel

61

Landschapssubsidie wordt verstrekt voor een tijdvak.

Artikel

62

Artikel

63

Indien landschapssubsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van een of meerdere landschapspakketten binnen een terrein, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval:

  • a.

    de ligging en grootte van het terrein;

  • b.

    het doel van de landschapssubsidie, bestaande uit het gedurende het tijdvak op het terrein in stand houden van een of meerdere landschapspakketten;

  • c.

    het bedrag, onderscheidenlijk de bedragen, op basis waarvan de landschapssubsidie zal worden vastgesteld, en

  • d.

    de datum waarop het tijdvak waarover landschapssubsidie wordt verleend, aanvangt.

Artikel

64

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde doel, bedoeld in artikel 63, onderdeel b, vermelde doel te realiseren;

  • b.

    van omstandigheden als gevolg waarvan het redelijkerwijs niet mogelijk is te voldoen aan de verplichting, bedoeld in onderdeel a, binnen twee weken nadat de subsidieontvanger daarvan redelijkerwijs op de hoogte kan zijn aan de directeur van de Dienst Regelingen schriftelijk melding te doen, en

  • c.

    uiterlijk drie maanden nadat gehele of gedeeltelijke overdracht van de bevoegdheid tot gebruik en beheer van het betrokken terrein plaatsvindt, dit schriftelijk te melden aan de directeur van de Dienst Regelingen.

Hoofdstuk

7

Subsidie natuurlijke handicaps

Artikel

66

Vervallen

Artikel

67

Vervallen

Artikel

68

Vervallen

Artikel

69

Vervallen

Artikel

70

Vervallen

Artikel

71

Vervallen

Artikel

72

Vervallen

Artikel

73

Vervallen

Artikel

74

Vervallen

Artikel

75

Vervallen

Artikel

76

Vervallen

Hoofdstuk

8

Subsidie organisatiekosten samenwerkingsverbanden

Artikel

77

Artikel

78

Artikel

79

Artikel

80

Artikel

81

De beschikking tot subsidieverlening vermeldt in ieder geval:

  • a.

    het aantal hectares waarop de subsidieverlening betrekking heeft;

  • b.

    het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld;

  • c.

    het jaar met ingang waarvan de subsidie wordt verleend; en

  • d.

    de periode waarop de subsidiabele kosten betrekking kunnen hebben.

Artikel

81a

Artikel

81b

Artikel

81c

Artikel

81d

Hoofdstuk

9

Koopplicht

Artikel

82

Telkens wanneer met betrekking tot één of meer gronden, die in een gebied dat als beheersgebied overeenkomstig de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling is begrensd, onderscheidenlijk beheersgebied, zijn gelegen en ten aanzien waarvan beheerssubsidie is verleend voor de pakketten opgenomen in bijlage 1a van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling, met uitzondering van de pakketten G1, B1 en G9, onderscheidenlijk de beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 11, 15, en 24 tot en met 27 van de onderhavige regeling, aan het bureau beheer landbouwgronden een recht van eigendom of een daarvan afgeleid beperkt recht wordt aangeboden, is het bureau beheer landbouwgronden gehouden het hem aangeboden recht te verwerven, indien de minister aannemelijk acht dat met betrekking tot zodanige grond:

  • a.

    vervreemding of in gebruik afstaan, of

  • b.

    vestiging van een ander beperkt recht ten gunste van één of meer personen niet kan plaatsvinden.

Artikel

83

Artikel

84

Artikel

84a

De minister kan bij een in de Staatscourant bekend te maken besluit bepalen dat vanaf een door hem vast te stellen tijdstip de gehoudenheid van het bureau beheer landbouwgronden, bedoeld in artikel 82, wordt opgeschort.

Hoofdstuk

10

Wijziging en intrekking

Artikel

85

Artikel

85a

Artikel

85b

Artikel

86

In geval subsidie is verleend ten behoeve van een terrein waarvan het recht tot gebruik en beheer berust bij de subsidieontvanger, en dat recht gaat over op een derde gedurende de periode waarover de desbetreffende subsidie is verleend, kan de desbetreffende subsidieverlening worden gewijzigd in een subsidieverlening aan die derde indien deze, uiterlijk drie maanden na de datum waarop het recht tot gebruik en beheer is overgegaan, bij wege van een aan de directeur de Dienst Regelingen gericht schriftelijk stuk:

  • a.

    verklaart te treden in de aan de subsidieverlening verbonden rechten en plichten, vanaf de datum met ingang waarvan de wijziging uit hoofde van dit lid van kracht zal zijn, en

  • b.

    aangeeft of hij als ondernemer moet worden aangemerkt.

Artikel

87

Artikel

88

Artikel

89

Artikel

89a

Artikel

90

Artikel

90a

Een verleende subsidie wordt voor de duur van één jaar, ingetrokken indien de subsidieaanvrager door ernstige nalatigheid of opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening of -vaststelling heeft ingediend of anderszins onjuiste gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op hoofdstuk IX van titel II van de verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L 160).

Artikel

90b

De vastgestelde subsidie wordt geheel of gedeeltelijk ingetrokken indien de subsidieontvanger door ernstige nalatigheid of opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening of -vaststelling heeft ingediend of anderszins foute gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op hoofdstuk IX van titel II van de verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L 160).

Artikel

91

Onverschuldigd betaalde subsidies en voorschotten worden teruggevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente tot de datum van ontvangst van de teruggevorderde bedragen.

Hoofdstuk

11

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

92

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze regeling bepaalde zijn belast de ambtenaren van de Dienst landelijk gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel

92a

De subsidieaanvrager is verplicht alle op de subsidie betrekking hebbende documenten, als bedoeld in artikel 1, van verordening (EG) nr. 4045/89 van de Raad van 21 december 1989 inzake de door de lidstaten uit te voeren controles op de verrichtingen in het kader van de financieringsregeling van de afdeling Garantie van het Europese Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw en houdende intrekking van de richtlijn 77/435/EEG (Pb L388/18), voorzover deze documenten voor de subsidievaststelling van belang zijn, te bewaren gedurende ten minste 3 jaren na de subsidievaststelling.

Artikel

93

Artikel

94

Vervallen

Artikel

95

Vervallen

Artikel

96

Vervallen

Artikel

97

Vervallen

Artikel

98

Vervallen

Artikel

99

Vervallen

Artikel

100

Vervallen

Artikel

101a

Artikel

101b

Het beheerspakket: Faunarand opgenomen in bijlage 23, zoals die luidde tot 25 oktober 2003, blijft voor subsidies die zijn aangevraagd vóór 25 oktober 2003 onverminderd van kracht tot het eind van het tijdvak waarvoor de desbetreffende subsidie is verleend.

Artikel

101c

Op een aanvraag voor subsidie op grond van hoofdstuk 7, zoals dat luidde tot 1 oktober 2004, die is ingediend vóór die datum, blijven dat hoofdstuk en bijlage 31, zoals die luidde tot 1 oktober 2004, van toepassing, indien en voor zover het terrein ten behoeve waarvan de subsidie is aangevraagd is gelegen in een probleemgebied.

Artikel

101d

Artikel

101e

Op aanvragen die zijn ingediend vóór 1 november 2005 blijft bijlage 17 zoals die luidt tot 1 november 2005 van toepassing.

Artikel

101f

Op aanvragen die zijn ingediend vóór 1 november 2005 blijft bijlage 12, onderscheidenlijk 13 zoals die luidt tot 1 november 2005 van toepassing voor zover de subsidieontvanger wel voldoet aan alle voorwaarden van die bijlage en niet aan alle voorwaarden van bijlage 12, onderscheidenlijk 13 zoals die luidt met ingang van 1 november 2005.

Artikel

101

Op een aanvraag voor subsidie op grond van hoofdstuk 8, zoals dat luidde tot 25 oktober 2003, die is ingediend vóór die datum, blijft dat hoofdstuk van toepassing.

Artikel

102

Artikel

103

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2000

Artikel

104

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,G.H.Faber

Bijlage

1

Overgangstabel RBON

Beheersdoelstellingen van de RBON, die aansluiten bij beheerspakketten van de Subsidieregeling Agrarisch natuurbeheer.

Beheersdoelstellingen zoals opgenomen

in de RBON

Bijbehorende beheerspakketten

Subsidieregeling Agrarisch natuurbeheer

1. Handhaven van natuurlijke handicaps

Bijlage 31, zoals die luidde tot 1 oktober 2004

2. Handhaven en ontwikkelen van waarde volle vegetaties (botanische doelstelling)

Bijlagen 6 tot en met 15, 24, 25, 27 en 28

3. Handhaven en ontwikkelen van de weidevogelpopulaties (weidevogeldoelstelling)-

Bijlagen 16 tot en met 22

4. Onderhoud van landschapselementen

Bijlagen 32 tot en met 46

5. Het tegengaan van nadelige beïnvloeding van natuurwaarden in natuurterreinen en landschapselementen (buffersdoelstelling)

Bijlagen 6 tot en met 15, 24, 25, 27 en 28

6. Handhaven en ontwikkelen van een

Bijlagen 23 tot en met 26

Bijlage

2

Overgangstabel TRAN

Beheerspakketten van de Tijdelijke Regeling Agrarisch Natuurbeheer, die aansluiten bij beheerspakketten van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer.

Beheerspakketten zoals opgenomen in de

bijlagen TRAN

Bijbehorende beheerspakketten

Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer

  • Bijlage 1. Weidevogelgebied met

    algemene soorten

  • Bijlage 19: Algemeen weidevogelgebied

  • Bijlage 2. Weidevogelgebied met grutto

  • Bijlage 20: Belangrijk algemeen weide-

    vogelgebied

  • Bijlage 3. Soortenrijk weidevogelgebied

  • Bijlage 21: Soortenrijk weidevogel-

    gebied met kritische soorten

  • Bijlage 4. Soortenrijk weidevogelgebied

    met kritische soorten

  • Bijlage 22: Zeer soortenrijk weidevogel-

    gebied met kritische soorten

  • Bijlage 5. Plas-dras tot 1 april

  • Bijlage 18: Plasdras voor broedende en

    trekkende weidevogels

  • Bijlage 6. Plasdras tot 26 april

  • Bijlage 18: Plasdras voor broedende en

    trekkende weidevogels

  • Bijlage 7. Kruidenrijke veenweiderand

  • Bijlage 12: Bonte weiderand

    Bijlage 13: Bonte hooirand

    Bijlage 14: Kruidenrijke zoom

  • Bijlage 8. Bloemrijke veenweiderand

    Bijlage 13: Bonte hooirand

    Bijlage 14: Kruidenrijke zoom

  • Bijlage 12: Bonte weiderand

Bijlage

3

Vergelijkingstabel agrarisch natuurbeheer

Beheerspakketten van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer, die aansluiten bij basis- en pluspakketten van de Subsidieregeling Natuurbeheer.

Beheerspakketten in de Regeling Agrarisch

Natuurbeheer

Bijbehorende basis- en pluspakketten Regeling

Natuurbeheer

  • Bijlage 7: instandhouding kruidenrijk

    grasland

    Bijlage 8: bont hooiland

    Bijlage 9: bonte hooiweide

    Bijlage 11: bont weiland

  • Bijlage 15: basispakket (Half)natuur-

    lijk grasland

  • Bijlage 8: bont hooiland

    Bijlage 9: bonte hooiweide

    Bijlage 11: bont weiland

  • Bijlage 28: pluspakket nat soortenrijk

    grasland

  • Bijlage 8: bont hooiland

    Bijlage 9: bonte hooiweide

    Bijlage 11: bont weiland

  • Bijlage 29: pluspakket droog soorten-

    rijk grasland

  • Bijlage 16: Weidevogelgrasland met

    rustperiode; c.: (1 april t/m 15 juni) en

    d. (1 april t/m 22 juni).

    Bijlage 21: soortenrijk weidevogelgebied

    met kritische soorten.

  • Bijlage 34: pluspakket soortenrijk

    weidevogelgrasland

  • Bijlage 16: Weidevogelgrasland met

    rustperiode; c. (1 april t/m 15 juni) en

    d. (1 april t/m 22 juni).

    Bijlage 22: zeer soortenrijk weidevogel-

    gebied met kritische soorten.

  • Bijlage 35: pluspakket zeer soortenrijk

    weidevogelgrasland

  • Bijlage 25: chemie- en kunstmestvrij

    Bijlage 26: akkerfauna

    Bijlage 27: Akkerflora vollevelds

  • Bijlage 19: basispakket akker

Bijlage

4

Begrenzing van het Groene Hart

Vervallen

Bijlage

5

Begrenzing Waterland

Vervallen

Bijlage

6

Beheerspakket : Ontwikkeling kruidenrijk grasland

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3. De beheerseenheid is niet bemest.

4. De beheerseenheid wordt minimaal één keer per jaar gemaaid waarbij het gemaaide wordt afgevoerd.

5. Beweiding is uitsluitend toegestaan in de periode van 1 augustus tot 31 december.

6. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl. 1630;

  • klei: fl. 1890;

  • zand: fl. 1900

Bijlage

7

Beheerspakket : Instandhouding kruidenrijk grasland

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. Op het tijdstip van subsidieaanvraag zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

4. De beheerseenheid wordt minimaal één keer per jaar gemaaid waarbij het gemaaide wordt afgevoerd.

5. De beheerseenheid is niet bemest. Voor instandhoudingsbemesting is uitsluitend het gebruik van ruige mest, uitgezonderd pluimveemest, of kalk toegestaan.

6. Beweiding is uitsluitend toegestaan in de periode van 1 augustus tot 31 december.

7. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl. 1850;

  • klei: fl.2120;

  • zand: fl.2130

Bijlage

8

Beheerspakket : Bont hooiland

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. Op het tijdstip van subsidieaanvraag zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

4. De beheerseenheid wordt minimaal één keer per jaar gemaaid waarbij het gemaaide wordt afgevoerd.

5. De beheerseenheid is niet bemest en niet beweid. Voor instandhoudingsbemesting is uitsluitend het gebruik van ruige mest, uitgezonderd pluimveemest, of kalk toegestaan.

6. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl. 2100;

  • klei: fl.2380;

  • zand: fl. 2390

Bijlage

9

Beheerspakket : Bonte hooiweide

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. Op het tijdstip van subsidieaanvraag zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

4. De beheerseenheid wordt minimaal één keer per jaar gemaaid waarbij het gemaaide wordt afgevoerd.

5. De beheerseenheid is niet bemest. Voor instandhoudingsbemesting is uitsluitend het gebruik van ruige mest, uitgezonderd pluimveemest, of kalk toegestaan.

6. Beweiding is uitsluitend toegestaan in de periode van 1 augustus tot 31 december.

7. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl. 2100;

  • klei: fl.2380;

  • zand: fl. 2390

Bijlage

10

Beheerspakket : Kruidenrijk weiland

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3. De beheerseenheid bevindt zich op een helling of in uiterwaarden.

4. De beheerseenheid is niet bemest en met ten hoogste 2 gve per hectare beweid.

5. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl. 1630;

  • klei: fl. 1890;

  • zand: fl. 1900

Bijlage

11

Beheerspakket : Bont weiland

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. Op het tijdstip van de subsidieaanvraag zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

4. De beheerseenheid bevindt zich op een helling of in uiterwaarden.

5. De beheerseenheid is niet bemest en met ten hoogste 2 gve per hectare beweid. Voor instandhoudingsbemesting is uitsluitend het gebruik van ruige mest, uitgezonderd pluimveemest, of kalk toegestaan.

6. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl. 2100;

  • klei: fl. 2380;

  • zand: fl. 2390

Bijlage

12

Beheerspakket : Bonte weiderand

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig of zijn van de navolgende lijst van plantensoorten tenminste 3 soorten aanwezig in een strook van 100 m lengte:

Blauw glidkruid, Blauwe knoop, Brunel, Dotterbloem, Echte koekoeksbloem, Boterbloem (alle soorten behalve de kruipende boterbloem), Ereprijs (veldereprijs, gewone ereprijs, mannetjesereprijs, blauwe waterereprijs, beekpunge, rode waterereprijs, schildereprijs, draadereprijs, liggend ereprijs, brede ereprijs, lange ereprijs), Ganzerik (viltganzerik, voorjaarsganzerik, tormentil, wateraardbei), Gele lis, Gele morgenster, Havikskruid (alle soorten), Hazepootje, Heelblaadjes, Kale jonker, Kamgras, Kattenstaart, Klokje (alle soorten), Knoopkruid, Lathyrus (alle soorten), Margriet, Moerasspirea, Munt (alle soorten), Ratelaar (kleine ratelaar, grote ratelaar, harige ratelaar), Reukgras, Rolklaver (gewone rolklaver, smalle rolklaver, moerasrolklaver), Sint-Janskruid, Streepzaad (alle soorten), Tijm (wilde tijm, grote wilde tijm), Vergeet-mij-nietje (moerasvergeet-mij-nietje, zompvergeet-mij-nietje, ruw vergeet-mij-nietje, stijf vergeet-mij-nietje), Vogelpootje, Walstro (ruw walstro, moeraswalstro, echt walstro, glad walstro, blauw walstro, kalkwalstro), Waternavel, Wederik (moeraswederik, gewone wederik), Wikke (alle soorten), Wilde bertram, Wilde peen, Wolfspoot, Wondklaver, Zandblauwtje en alle soorten die zijn genoemd in de categorieën Verdwenen uit Nederland, Ernstig bedreigd of Bedreigd van de Rode Lijst Vaatplanten, die is opgenomen in de bijlage bij het Besluit Rode lijsten flora en fauna.

3. De beheerseenheid is niet bemest en er is geen bagger op gebracht.

4. De beheerseenheid heeft een breedte van ten minste 1 en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 50 meter.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl. 2170;

  • klei: fl.2450;

  • zand: fl. 2460

Bijlage

13

Beheerspakket : Bonte hooirand

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig of zijn van de navolgende lijst van plantensoorten tenminste 3 soorten aanwezig in een strook van 100 m lengte:

Blauw glidkruid, Blauwe knoop, Brunel, Dotterbloem, Echte koekoeksbloem, Boterbloem (alle soorten behalve de kruipende boterbloem), Ereprijs (veldereprijs, gewone ereprijs, mannetjesereprijs, blauwe waterereprijs, beekpunge, rode waterereprijs, schildereprijs, draadereprijs, liggend ereprijs, brede ereprijs, lange ereprijs), Ganzerik(viltganzerik, voorjaarsganzerik, tormentil, wateraardbei), Gele lis, Gele morgenster, Havikskruid (alle soorten), Hazepootje, Heelblaadjes, Kale jonker, Kamgras, Kattenstaart, Klokje (alle soorten), Knoopkruid, Lathyrus (alle soorten), Margriet, Moerasspirea, Munt (alle soorten), Ratelaar (kleine ratelaar, grote ratelaar, harige ratelaar), Reukgras, Rolklaver (gewone rolklaver, smalle rolklaver, moerasrolklaver), Sint-Janskruid, Streepzaad (alle soorten), Tijm (wilde tijm, grote wilde tijm), Vergeet-mij-nietje (moerasvergeet-mij-nietje, zompvergeet-mij-nietje, ruw vergeet-mij-nietje, stijf vergeet-mij-nietje), Vogelpootje, Walstro (ruw walstro, moeraswalstro, echt walstro, glad walstro, blauw walstro, kalkwalstro), Waternavel, Wederik (moeraswederik, gewone wederik), Wikke (alle soorten), Wilde bertram, Wilde peen, Wolfspoot, Wondklaver, Zandblauwtje en alle soorten die zijn genoemd in de categorieën Verdwenen uit Nederland, Ernstig bedreigd of Bedreigd van de Rode Lijst Vaatplanten, die is opgenomen in de bijlage bij het Besluit Rode lijsten flora en fauna.

3. De beheerseenheid wordt minimaal één keer per jaar gemaaid waarbij het gemaaide wordt afgevoerd.

4. De beheerseenheid is niet bemest en er is geen bagger op gebracht.

5. De beheerseenheid is niet beweid.

6. De beheerseenheid heeft een breedte van ten minste 1 en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 50 meter.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl.2170;

  • klei: fl. 2450;

  • zand: fl. 2460

Bijlage

14

Beheerspakket : Kruidenrijke zomen

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. De beheerseenheid grenst direct aan opgaande begroeiing, een rietkraag of waterloop.

3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

4. De beheerseenheid is niet bemest en er is geen bagger op gebracht.

5. De beheerseenheid is niet beweid en het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen is niet toegestaan.

6. Gedurende het eerste tijdvak wordt de beheerseenheid in de eerste drie jaar jaarlijks gemaaid, en wordt het gemaaide afgevoerd; hierbij geldt een maximum van drie maaibeurten per jaar.

7. Na uitvoering van voorwaarde 6, vindt nog slechts om het jaar een maaibeurt plaats, waarbij niet meer dan de helft van de oppervlakte van de beheerseenheid gemaaid wordt, en het gemaaide wordt afgevoerd.

8. De beheerseenheid heeft een breedte van ten minste 1 en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 50 meter.

Beheersbijdrage in fl. per hectare per jaar:

  • veen: fl. 3790;

  • klei: fl. 4090;

  • zand: fl. 4090

Bijlage

15

Beheerspakket : Landschappelijk waardevol grasland.

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. Variant A: Niet maaien en niet weiden tussen 1 januari en 1 juni.

Variant B: Niet maaien tussen 1 januari en 1 juni en gedurende het gehele jaar niet bemesten.

3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 10 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig.

4. De beheerseenheid is tenminste 0.5 ha groot.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • veen: fl. 740;

  • klei: fl. 760;

  • zand: fl. 840

Bijlage

16

Beheerspakket : Weidevogelgrasland met een rustperiode

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. Er wordt een rustperiode in acht genomen van 1 april tot 1 juni, of van 1 april tot 8 juni, of van 1 april tot 15 juni of van 1 april tot 22 juni.

3. De lengte van de rustperiode wordt bij de aanvraag van de subsidiebeschikking gemeld aan de Dienst Regelingen.

4. In de rustperiode is de beheerseenheid niet beweid, gemaaid, gerold, gesleept, gescheurd, gefreesd, (her)ingezaaid, doorgezaaid of bemest. In deze periode is het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen niet toegestaan.

5. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • a)

    rustperiode van 1 april tot 1 juni:

    • veen: fl. 790;

    • klei: fl. 620;

    • zand: fl. 700

  • b)

    rustperiode van 1 april tot 8 juni:

    • veen: fl. 910;

    • klei: fl. 920

    • zand: fl. 1040

  • c)

    rustperiode van 1 april tot 15 juni:

    • veen: fl. 1160;

    • klei: fl. 1220;

    • zand: fl. 1290

  • d)

    rustperiode van 1 april tot 22 juni:

    • veen: fl. 1280;

    • klei: fl1330 ;

    • zand: fl. 1390

Bijlage

17

Beheerspakket : Vluchtheuvels voor weidevogels

1. De beheerseenheid is gelegen binnen de oppervlakte van een beheerseenheid als bedoeld in onderdeel 4 van de bijlagen 19, 20, 21 en 22.

2. De beheerseenheid wordt niet eerder gemaaid of geweid dan na een periode van twee weken nadat de rest van het perceel is gemaaid of beweid en niet vroeger dan 1 juni. Tijdstip van maaien wordt bij de Dienst Regelingen gemeld.

3. De beheerseenheid bestaat uit één of meer stroken of blokken met een breedte van ten minste 6 meter en ten hoogste 12 meter en een gezamenlijke oppervlakte van ten minste 1000 vierkante meter.

4. Ieder jaar kan de beheerder de periode genoemd in onderdeel 2 voor dezelfde oppervlakte op een ander deel van de beheerseenheid als bedoeld in onderdeel 4 van de bijlagen 19, 20, 21, en 22 in acht nemen. De beheerder heeft op het bedrijf een kaart met een aanduiding van de locatie van de stroken of blokken.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • Veen: fl. 1160;

  • klei: fl. 1220;

  • zand: fl. 1290

Bijlage

18

Beheerspakket : Plas-dras voor broedende en trekkende weidevogels

1. De beheerseenheid is jaarlijks in de periode van 15 februari tot 15 april of in de periode van 15 februari tot 15 mei geïnundeerd.

2. In de inundatieperiode staat op tenminste 60% van de beheerseenheid het waterpeil ten minste 5 en ten hoogste 20 cm boven het maaiveld.

3. De beheerseenheid is ten minste 0,1 en ten hoogste 1 hectare groot.

Beheersbijdrage per hectare per jaar:

  • a)

    inundatieperiode 15 februari tot 15 april:

    • veen: fl. 1470

    • klei: fl. 1570;

    • zand: fl. 1630

  • b)

    inundatieperiode 15 februari tot 15 mei:

    • veen: fl. 2140;

    • klei: fl. 2280;

    • zand: fl. 2320

Bijlage

19

Beheerspakket: Algemeen weidevogelgebied

1. Het betreft een verzameling beheerseenheden in een terrein die bij de aanvraag voldoet aan een verdunningsfactor van ten hoogste 6. De minister kan op verzoek van de aanvrager om ecologische redenen of redenen met betrekking tot de ruimtelijke samenhang in het terrein van voornoemde factor afwijken.

2. In de verzameling beheerseenheden bevinden zich bij aanvang van het tijdvak, te rekenen per 100 ha, ten minste 25 broedparen van één of meer van de volgende soorten: grutto, kievit, scholekster, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, graspieper, krakeend, kuifeend, wintertaling, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdiefje, zwarte stern, paapje, grauwe gors, of bontbekplevier.

3. De beheerseenheden worden beheerd op een wijze als bedoeld in de bijlagen 12 tot en met 18 van deze regeling of door het nemen van nestbeschermingsmaatregelen.

4. Een beheerseenheid met nestbeschermingsmaatregelen is een terrein grasland of bouwland van minimaal 0,5 hectare. De uitvoering van de nestbeschermingsmaatregelen houdt ten minste in dat:

  • de aanwezige nesten worden gemarkeerd,

  • de nesten van een deugdelijke nestbeschermer zijn voorzien, indien de beheerseenheid wordt beweid,

  • werkzaamheden zoals bemesten, rollen, slepen of maaien zodanig worden uitgevoerd dat de aanwezige nesten worden behouden, en

  • bij de beheerder een kaart aanwezig is, waarop de locatie van de gevonden en beschermde nesten staat aangegeven.

5. Bij de aanvraag kan:

a. in afwijking van bijlage 16 worden aangegeven dat:

  • i.

    een rustperiode van 1 april tot 23 mei,

  • ii.

    van 1 mei tot en met 15 juni, of

  • iii.

    van 8 mei tot en met 22 juni in acht wordt genomen waarbij voor de in onderdeel ii en iii genoemde gevallen vanaf 1 april niet wordt gemaaid.

b. voor de oppervlakte van een beheerseenheid als bedoeld in onderdeel 4 van deze bijlage tevens een aanvraag worden ingediend voor een beheerseenheid als bedoeld in bijlage 17.

6. Eenmaal per tijdvak kan een beheerder, die een bedrijfsvoering met bouwland niet zijnde maisland, en grasland heeft, bij de Dienst Regelingen melden dat de rustperiode genoemd in de in onderdelen 3 en 5 genoemde bijlagen voor het resterende deel van het tijdvak voor dezelfde oppervlakte op een ander bij de aanvang van het tijdvak aangegeven gedeelte van zijn grond in acht wordt genomen. De beheerder heeft op het bedrijf een kaart met een aanduiding van de locatie van de beheerseenheid.

7. Bij de aanvraag bedraagt de minimum-oppervlakte van de verzameling beheerseenheden 100 ha.

8. De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de wijze van beheer als bedoeld in onderdeel 3 is gelijk aan de in onderdeel 3 genoemde bijlagen opgenomen bedragen.

De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de maatregelen genoemd in onderdeel 4 bedraagt € 52,–.

De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de wijzen van beheer als bedoeld in onderdeel 5, subonderdeel a, onder i, bedraagt € 262,–.

De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de wijzen van beheer als bedoeld in onderdeel 5, subonderdeel a, onder ii, bedraagt € 273,–.

De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de wijzen van beheer als bedoeld in onderdeel 5, subonderdeel a, onder iii, bedraagt € 273,–.

Bijlage

20

Beheerspakket: Belangrijk algemeen weidevogelgebied

1. Het betreft een verzameling beheerseenheden in een terrein die bij de aanvraag voldoet aan een verdunningsfactor van ten hoogste 6. De minister kan op verzoek van de aanvrager om ecologische redenen of redenen met betrekking tot de ruimtelijke samenhang in het terrein van voornoemde factor afwijken.

2. In de beheerseenheden bevinden zich bij aanvang van het tijdvak, te rekenen per 100 ha, ten minste 50 broedparen van één of meer van de volgende soorten: grutto, kievit, scholekster, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik,wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdiefje, zwarte stern, paapje, grauwe gors, of bontbekplevier, waarvan ten minste 20 broedparen van de soorten grutto, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdiefje, zwarte stern, paapje, grauwe gors, of bontbekplevier.

3. De beheerseenheden worden beheerd op een wijze als bedoeld in de bijlagen 12 tot en met 18 van deze regeling of door het nemen van nestbeschermingsmaatregelen.

4. Een beheerseenheid met nestbeschermingsmaatregelen is een terrein grasland of bouwland van minimaal 0,5 hectare. De uitvoering van de nestbeschermingsmaatregelen houdt ten minste in dat:

  • de aanwezige nesten worden gemarkeerd,

  • de nesten van een deugdelijke nestbeschermer zijn voorzien, indien de beheerseenheid wordt beweid,

  • werkzaamheden zoals bemesten, rollen, slepen of maaien zodanig worden uitgevoerd dat de aanwezige nesten worden behouden, en

  • bij de beheerder een kaart aanwezig is, waarop de locatie van de gevonden en beschermde nesten staat aangegeven.

5. Bij de aanvraag kan:

a. in afwijking van bijlage 16 worden aangegeven dat:

  • i.

    een rustperiode van 1 april tot 23 mei,

  • ii.

    van 1 mei tot en met 15 juni, of

  • iii.

    van 8 mei tot en met 22 juni in acht wordt genomen waarbij voor de in onderdeel ii en iii genoemde gevallen vanaf 1 april niet wordt gemaaid.

b. voor de oppervlakte van een beheerseenheid als bedoeld in onderdeel 4 van deze bijlage tevens een aanvraag worden ingediend voor een beheerseenheid als bedoeld in bijlage 17.

6. Eenmaal per tijdvak kan een beheerder, die een bedrijfsvoering met bouwland niet zijnde maisland, en grasland heeft, bij de Dienst Regelingen melden dat de rustperiode genoemd in de in onderdelen 3 en 5 genoemde bijlagen voor het resterende deel van het tijdvak voor dezelfde oppervlakte op een ander bij de aanvang van het tijdvak aangegeven gedeelte van zijn grond in acht wordt genomen. De beheerder heeft op het bedrijf een kaart met een aanduiding van de locatie van de beheerseenheid.

7. Bij de aanvraag bedraagt de minimum-oppervlakte van de verzameling beheerseenheden 100 ha.

8. De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de wijze van beheer als bedoeld in onderdeel 3 is gelijk aan de in onderdeel 3 genoemde bijlagen opgenomen bedragen.

De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de maatregelen genoemd in onderdeel 4 bedraagt € 72,–.

De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de wijzen van beheer als bedoeld in onderdeel 5, subonderdeel a, onder i, bedraagt € 262,–.

De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de wijzen van beheer als bedoeld in onderdeel 5, subonderdeel a, onder ii, bedraagt € 273,–.

De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de wijzen van beheer als bedoeld in onderdeel 5, subonderdeel a, onder iii, bedraagt € 273,–.

Bijlage

21

Beheerspakket: Soortenrijk weidevogelgebied met kritische soorten

1. Het betreft een verzameling beheerseenheden in een terrein die bij de aanvraag voldoet aan een verdunningsfactor van ten hoogste 6. De minister kan op verzoek van de aanvrager om ecologische redenen of redenen met betrekking tot de ruimtelijke samenhang in het terrein van voornoemde factor afwijken.

2. In de beheerseenheden bevinden zich bij aanvang van het tijdvak, te rekenen per 100 ha, ten minste 75 broedparen van één of meer van de volgende soorten: grutto, kievit, scholekster, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdief, zwarte stern, paapje, grauwe gors, of bontbekplevier, waarvan ten minste 35 broedparen van de soorten grutto, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdief, zwarte stern, paapje, grauwe gors, of bontbekplevier.

3. De beheerseenheden worden beheerd op een wijze als bedoeld in de bijlagen 12 tot en met 18 van deze regeling of door het nemen van nestbeschermingsmaatregelen.

4. Een beheerseenheid met nestbeschermingsmaatregelen is een terrein grasland of bouwland van minimaal 0,5 hectare. De uitvoering van de nestbeschermingsmaatregelen houdt ten minste in dat:

  • de aanwezige nesten worden gemarkeerd,

  • de nesten van een deugdelijke nestbeschermer zijn voorzien, indien de beheerseenheid wordt beweid,

  • werkzaamheden zoals bemesten, rollen, slepen of maaien zodanig worden uitgevoerd dat de aanwezige nesten worden behouden, en

  • bij de beheerder een kaart aanwezig is, waarop de locatie van de gevonden en beschermde nesten staat aangegeven.

5. Bij de aanvraag kan:

  • a.

    in afwijking van bijlage 16 worden aangegeven dat:

    • i.

      een rustperiode van 1 april tot 23 mei,

    • ii.

      van 1 mei tot en met 15 juni, of

    • iii.

      van 8 mei tot en met 22 juni in acht wordt genomen waarbij voor de in onderdeel ii en iii genoemde gevallen vanaf 1 april niet wordt gemaaid.

  • b.

    voor de oppervlakte van een beheerseenheid als bedoeld in onderdeel 4 van deze bijlage tevens een aanvraag worden ingediend voor een beheerseenheid als bedoeld in bijlage 17.

6. Eenmaal per tijdvak kan een beheerder, die een bedrijfsvoering met bouwland niet zijnde maisland, en grasland heeft, bij de Dienst Regelingen melden dat de rustperiode genoemd in de in onderdelen 3 en 5 genoemde bijlagen voor het resterende deel van het tijdvak voor dezelfde oppervlakte op een ander bij de aanvang van het tijdvak aangegeven gedeelte van zijn grond in acht wordt genomen. De beheerder heeft op het bedrijf een kaart met een aanduiding van de locatie van de beheerseenheid.

7. Bij de aanvraag bedraagt de minimum-oppervlakte van de verzameling beheerseenheden 100 ha.

8. De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de wijze van beheer als bedoeld in onderdeel 3 is gelijk aan de in onderdeel 3 genoemde bijlagen opgenomen bedragen.

De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de maatregelen genoemd in onderdeel 4 bedraagt € 92,–.

De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de wijzen van beheer als bedoeld in onderdeel 5, subonderdeel a, onder i, bedraagt € 262,–.

De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de wijzen van beheer als bedoeld in onderdeel 5, subonderdeel a, onder ii, bedraagt € 273,–.

De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de wijzen van beheer als bedoeld in onderdeel 5, subonderdeel a, onder iii, bedraagt € 273,–.

Bijlage

22

Bijlage 22 Beheerspakket: Zeer soortenrijk weidevogelgebied met kritische soorten

1. Het betreft een verzameling beheerseenheden in een terrein die bij de aanvraag voldoet aan een verdunningsfactor van ten hoogste 6. De minister kan op verzoek van de aanvrager om ecologische redenen of redenen met betrekking tot de ruimtelijke samenhang in het terrein van voornoemde factor afwijken.

2. In de beheerseenheden bevinden zich bij aanvang van het tijdvak, te rekenen per 100 ha, ten minste 100 broedparen van één of meer van de volgende soorten: grutto, kievit, scholekster, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdief, zwarte stern, paapje, grauwe gors, of bontbekplevier, waarvan ten minste 50 broedparen van de soorten grutto, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdief, zwarte stern, paapje, grauwe gors, of bontbekplevier.

3. De beheerseenheden worden beheerd op een wijze als bedoeld in de bijlagen 12 tot en met 18 van deze regeling of door het nemen van nestbeschermingsmaatregelen.

4. Een beheerseenheid met nestbeschermingsmaatregelen is een terrein grasland of bouwland van minimaal 0,5 hectare. De uitvoering van de nestbeschermingsmaatregelen houdt ten minste in dat:

  • de aanwezige nesten worden gemarkeerd,

  • de nesten van een deugdelijke nestbeschermer zijn voorzien, indien de beheerseenheid wordt beweid,

  • werkzaamheden zoals bemesten, rollen, slepen of maaien zodanig worden uitgevoerd dat de aanwezige nesten worden behouden, en

  • bij de beheerder een kaart aanwezig is, waarop de locatie van de gevonden en beschermde nesten staat aangegeven.

5. Bij de aanvraag kan:

  • a.

    in afwijking van bijlage 16 worden aangegeven dat:

    • i.

      een rustperiode van 1 april tot 23 mei,

    • ii.

      van 1 mei tot en met 15 juni, of

    • iii.

      van 8 mei tot en met 22 juni in acht wordt genomen waarbij voor de in onderdeel ii en iii genoemde gevallen vanaf 1 april niet wordt gemaaid.

  • b.

    voor de oppervlakte van een beheerseenheid als bedoeld in onderdeel 4 van deze bijlage tevens een aanvraag worden ingediend voor een beheerseenheid als bedoeld in bijlage 17.

6. Eenmaal per tijdvak kan een beheerder, die een bedrijfsvoering met bouwland niet zijnde maisland, en grasland heeft, bij de Dienst Regelingen melden dat de rustperiode genoemd in de in onderdelen 3 en 5 genoemde bijlagen voor het resterende deel van het tijdvak voor dezelfde oppervlakte op een ander bij de aanvang van het tijdvak aangegeven gedeelte van zijn grond in acht wordt genomen. De beheerder heeft op het bedrijf een kaart met een aanduiding van de locatie van de beheerseenheid.

7. Bij de aanvraag bedraagt de minimum-oppervlakte van de verzameling beheerseenheden 100 ha.

8. De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de wijze van beheer als bedoeld in onderdeel 3 is gelijk aan de in onderdeel 3 genoemde bijlagen opgenomen bedragen.

De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de maatregelen genoemd in onderdeel 4 bedraagt € 112,–.

De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de wijzen van beheer als bedoeld in onderdeel 5, subonderdeel a, onder i, bedraagt € 262,–.

De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de wijzen van beheer als bedoeld in onderdeel 5, subonderdeel a, onder ii, bedraagt € 273,–.

De beheersbijdrage per hectare per jaar voor de wijzen van beheer als bedoeld in onderdeel 5, subonderdeel a, onder iii, bedraagt € 273,–.

Bijlage

23

Beheerspakket: Faunarand

1. De beheerseenheid grenst aan bouwland.

2. In de beheerseenheid komt in elk jaar van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend in ieder geval gedurende de periode van 1 mei tot 1 maart daarop volgend de volgende begroeiing voor: grasachtige vegetaties, kruiden, granen (geen maïs), of mengsels van deze drie. De begroeiing mag ontstaan door inzaai dan wel spontane ontwikkeling. Graanstoppels worden niet als begroeiing aangemerkt.

3. De beheerseenheid is ten minste 6 meter en ten hoogste 12 meter breed en ten minste 50 meter lang.

4. Er is één maaibeurt toegestaan. Deze moet vallen in de periode van 15 juli tot 15 september. Ten hoogste de helft van de beheerseenheid mag gemaaid worden.

5. Mechanische en chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring of kleefkruid. De faunarand mag niet bemest worden en er mag geen bagger worden opgebracht. Gebruik van de faunarand als wendakker is niet toegestaan.

Beheersbijdrage: € 1292,– per hectare per jaar

Bijlage

24

Beheerspakket : Roulerend graandeel

1. De beheerseenheid is in gebruik als bouwland.

2. In het zesde jaar zijn op het gedeelte waar dat jaar graan staat tenminste 20 inheemse plantensoorten in een vlak van 25m2 aanwezig. Voor zandgronden met een grondwatertrap VI of VII, geldt dat tenminste 10 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig dienen te zijn, waarvan ten minste 1 van de soorten slofhak en kleine leeuwenklauw.

3. De beheerseenheid is ten minste 0.5 ha. groot en op tenminste 50% hiervan wordt jaarlijks graan, met uitzondering van maïs, verbouwd.

4. In het gedeelte waarin graan wordt verbouwd, vindt geen bemesting plaats en is het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen niet toegestaan.

5. Pleksgewijze bestrijding van haarden met akkerdistel, ridderzuring of kleefkruid is toegestaan.

6. In het gedeelte waarin graan wordt verbouwd is mechanische onkruidbestrijding in de periode van 1 april tot de oogst niet toegestaan.

Beheersbijdrage per ha per jaar: fl. 920,-

Bijlage

25

Beheerspakket : Chemie- en kunstmestvrij

1. De beheerseenheid is in gebruik als bouwland.

2. Op de beheerseenheid wordt tenminste 3 van de 6 jaar graan, niet zijnde maïs, verbouwd.

3. Op de beheerseenheid wordt in het zesde jaar graan, niet zijnde maïs, verbouwd.

4. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten in een vlak van 25m2 aanwezig. Voor zandgronden met een grondwatertrap VI of VII, geldt dat tenminste 10 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig dienen te zijn, waarvan ten minste 1 van de soorten slofhak en kleine leeuwenklauw.

5. De beheerseenheid is ten minste 0.5 ha. groot.

6. Het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest niet toegestaan.

Beheersbijdrage per ha per jaar: fl. 1280,-

Bijlage

26

Beheerspakket: Akkerfauna

1. De beheerseenheid is in gebruik als bouwland.

2. Op de beheerseenheid wordt in het zesde jaar graan, niet zijnde maïs, verbouwd.

3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten in een vlak van 25m2 aanwezig. Voor zandgronden met een grondwatertrap VI of VII, geldt dat tenminste 10 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig dienen te zijn, waarvan ten minste 1 van de soorten slofhak en kleine leeuwenklauw.

4. De beheerseenheid is ten minste 0.5 ha. groot.

5. Op de beheerseenheid wordt tenminste vijf van de zes jaren graan, niet zijnde maïs, verbouwd.

6. In de jaren waarin graan wordt verbouwd, is het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen niet toegestaan.

7. Pleksgewijze bestrijding van haarden met akkerdistel, ridderzuring of kleefkruid is toegestaan.

8. Mechanische onkruidbestrijding en grondbewerking zijn gedurende de periode van 1 april tot de oogst niet toegestaan.

Beheersbijdrage per ha per jaar: fl. 1270,-.

Bijlage

27

Beheerspakket : Akkerflora vollevelds

1. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot en in gebruik als bouwland.

2. Op de beheerseenheid wordt in het zesde jaar graan, niet zijnde maïs, verbouwd.

3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 25 inheemse plantensoorten in een vlak van 25m2 aanwezig. Voor zandgronden met een grondwatertrap VI of VII, geldt dat tenminste 15 inheemse plantensoorten per 25 m2 aanwezig dienen te zijn, waarvan ten minste 2 van de 3 volgende soorten: korensla, slofhak en kleine leeuwenklauw.

4. Op de beheerseenheid wordt tenminste vijf van de zes jaren graan, niet zijnde maïs, verbouwd.

5. In de jaren waarin graan wordt verbouwd, vindt er in de beheerseenheid geen mechanische onkruidbestrijding plaats vanaf het zaaien tot de oogst en is het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen niet toegestaan, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van haarden met akkerdistel, ridderzuring of kleefkruid.

6. Bemesting is niet toegestaan afgezien de toepassing van ruige mest ten hoogste 2 van de 6 jaar.

Beheersbijdrage per ha per jaar: fl. 1260,-.

Bijlage

28

Beheerspakket : Akkerflora randen

1. De beheerseenheid grenst aan een terrein dat in gebruik is als bouwland.

2. In het zesde jaar zijn tenminste 25 inheemse plantensoorten in een vlak van 25m2 aanwezig. Voor zandgronden met een grondwatertrap VI of VII, geldt dat tenminste 15 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig dienen te zijn, waarvan ten minste 2 van de 3 volgende soorten: korensla, slofhak en kleine leeuwenklauw.

3. Op de beheerseenheid wordt alle jaren graan, met uitzondering van mais, verbouwd.

4. In de beheerseenheid vindt geen mechanische onkruidbestrijding plaats vanaf het zaaien tot de oogst en is het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen niet toegestaan, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van haarden met akkerdistel, ridderzuring of kleefkruid.

5. Bemesting van de beheerseenheid is niet toegestaan.

6. De beheerseenheid heeft een breedte van ten minste 3 meter en ten hoogste 12 meter en een lengte van ten minste 50 meter.

Beheersbijdrage per ha per jaar: fl. 1220,-

Bijlage

28a

Beheerspakket: Hamsterpakket

1. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

2. Op de beheerseenheid vindt geen grondbewerking plaats dieper dan 10 centimeter.

3. Hamstermengsel bestaat uit: 15 kilogram rogge, 15 kilogram boekweit of haver, 5 kilogram rode klaver, 4,5 kilogram luzerne, 4 kilogram bloeiende soorten (korenbloem, klaproos, voederwikke, gele ganzebloem), 0,5 kilogram zonnebloem.

4. Op 50% van de oppervlakte wordt wintergraan met luzerne verbouwd en op de overige 50% van de oppervlakte wordt hamstermengsel gezaaid (om en om stroken van maximaal 20 meter breed).

5. De inzaai van wintergraan en luzerne vindt plaats tussen 15 oktober en 1 januari.

6. Voor 1 april wordt 45 kilogram/hectare hamstermengsel gezaaid. Er wordt maximaal 100 kilogram/hectare graan gezaaid in combinatie met 10 kilogram/hectare luzerne. Het inzaaien en het onderwerken van het graan en luzerne vindt op dezelfde dag plaats. De luzerne dient geënt te zijn, indien de laatste twee jaar geen luzerne is verbouwd.

7. 50% van het graan wordt geoogst in de gangbare periode. Hierbij wordt geen stoppelbewerking toegepast tot 15 oktober. De resterende 50% blijft staan tot het voorjaar, waarna hamstermengsel wordt ingezaaid. Het hamstermengsel wordt na 15 oktober afgevoerd. Daarna worden wintergraan en luzerne ingezaaid.

8. De beheerseenheid wordt tenminste drie keer per jaar nagelopen op de aanwezigheid van hamsterburchten (waarvan 1 keer na de graanoogst en 1 keer na afvoer van het hamstermengsel). Het daartoe verstrekte inventarisatieformulier wordt aan de minister toegezonden.

9. In een straal van vijf meter rond de aangetroffen hamsterburchten worden geen werkzaamheden verricht.

10. De zaai- en oogstschema's en de indeling van de beheerseenheid worden gemaakt voor de gehele periode, waarvoor de subsidie is verleend. Ieder jaar vindt wisseling van de teelt plaats op de wijze als bedoeld in het zevende lid.

11. Op de beheerseenheid worden geen bemesting en geen bestrijdingsmiddelen toegepast.

12. De minister kan ontheffing verlenen voor een pleksgewijze mechanische bestrijding van ruigtekruiden.

13. De beheersbijdrage bedraagt € 1967,- per hectare per jaar.

Bijlage

28b

Beheerspakket: Natuurbraak

  • 1.

    De beheerseenheid is in gebruik als bouwland.

  • 2.

    In de beheerseenheid komt in elk jaar van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend de volgende begroeiing voor:

    • a.

      een natuurbraakmengsel dat bestaat uit ten minste twee grassoorten, een graansoort en twee kruidensoorten;

    • b.

      grasachtige vegetaties; of

    • c.

      kruiden.

    Het natuurbraakmengsel wordt in ieder geval ingezaaid in het eerste en in het vierde jaar van het tijdvak, uiterlijk op 15 mei van het desbetreffende jaar. De grasachtige vegetaties en kruiden mogen ontstaan door inzaai of spontane ontwikkeling.

  • 3.

    Het is niet toegestaan bewerkingen uit te voeren met als doel de beheerseenheid onbegroeid te laten.

  • 4.

    De beheerseenheid wordt ten minste twee keer per jaar gemaaid, waarbij het maaisel niet wordt afgevoerd. De stoppellengte is ten minste 10 cm. 50% van de oppervlakte van de beheerseenheid wordt gemaaid in de periode van 15 juli tot en met 14 augustus en 50% van de oppervlakte van de beheerseenheid wordt gemaaid in de periode van 1 november tot en met 31 december. Buiten deze perioden is maaien niet toegestaan.

  • 5.

    Het is niet toegestaan de beheerseenheid te beweiden, te bemesten of van bagger te voorzien.

  • 6.

    Mechanische en chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, met uitzondering van pleksgewijze mechanische bestrijding van Akkerdistel, Jacobskruiskruid, Kweek of Ridderzuring.

  • 7.

    De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot en ten minste 5 meter breed.

Bijlage

28c

Beheerspakket: Grasland ten behoeve van overwinterende ganzen

1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2. Op 1 november is een grassnede aanwezig met een voederwaarde van minimaal 500 kvEM.

3. Maaien om te lang gras te voorkomen is toegestaan na 27 oktober. Na 1 november is maaien en bloten niet toegestaan.

4. Beweiding met melkvee is toegestaan tot 15 november, tenzij de voederwaarde van de grassnede hierdoor niet gerealiseerd wordt. In de periode van 15 november tot en met 1 april is beweiding met melkvee niet toegestaan. Beweiding (uitgezonderd melkvee) is per beheerder vanaf 1 november tot 1 februari toegestaan met maximaal 0,45 GVE/ha (voornamelijk jongvee, paarden en schapen). Voor de bepaling van het aantal GVE/ha wordt uitsluitend de verzameling beheerseenheden waarop dit beheerspakket van toepassing is, meegenomen.

5. Het is niet toegestaan binnen de periode van 1 oktober tot en met 1 april binnen de verzameling beheerseenheden handelingen te verrichten of toe te laten die de foerageerfunctie van het gebied voor ganzen of smienten negatief beïnvloeden. Er worden geen handelingen verricht die ganzen of smienten weren of verontrusten.

6. Onderhoud van sloten, walkanten en drainagesystemen is toegestaan tot 1 februari.

7. De beheerseenheid heeft een oppervlakte van ten minste 0,5 hectare en maakt deel uit van een verzameling beheerseenheden binnen één foerageergebied met een minimum-oppervlakte van 200 hectare.

Bijlage

28d

Beheerspakket: Bouwland ten behoeve overwinterende ganzen

1. De beheerseenheid is in gebruik als bouwland.

2. Gedurende de periode van 1 oktober tot 1 april bestaat de begroeiing uit één van de volgende gewassen: winterkoolzaad, wintertarwe, wintergerst, winterrogge of graszaad.

3. Het is niet toegestaan de beheerseenheid te beweiden. Het is niet toegestaan binnen de periode van 1 oktober tot en met 1 april binnen de verzameling beheerseenheden handelingen te verrichten of toe te laten die de foerageerfunctie van het gebied voor ganzen of smienten negatief beïnvloeden. Er worden geen handelingen verricht die ganzen of smienten weren of verontrusten.

4. Onderhoud van sloten, walkanten en drainagesystemen is toegestaan tot 1 februari.

5. De beheerseenheid heeft een oppervlakte van ten minste 0,5 hectare en maakt deel uit van een verzameling van beheerseenheden binnen één foerageergebied met een minimum-oppervlakte van 200 hectare.

Bijlage

28e

Beheerspakket: Grasgroenbemester ten behoeve van ganzen

1. De beheerseenheid is in gebruik als bouwland.

2. Gedurende de periode van 1 oktober tot 1 februari bestaat de begroeiing uit één van de volgende gewassen: Italiaans raaigras, Engels raaigras, snijrogge of een mengsel van deze gewassen.

3. Op 1 november is een gewas aanwezig met een voedingswaarde van minimaal 500 kVEM.

4. Het is niet toegestaan de beheerseenheid te beweiden. Het is niet toegestaan binnen de periode van 1 oktober tot en met 1 april binnen de verzameling beheerseenheden handelingen te verrichten of toe te laten die de foerageerfunctie van het gebied voor ganzen of smienten negatief beïnvloeden. Er worden geen handelingen verricht die ganzen of smienten weren of verontrusten.

5. Onderhoud van sloten, walkanten en drainagesystemen is toegestaan tot 1 februari.

6. De beheerseenheid heeft een oppervlakte van ten minste 0,5 hectare en maakt deel uit van een verzameling beheerseenheden binnen één foerageergebied met een minimum-oppervlakte van 200 hectare.

Bijlage

28f

Beheerspakket: Grasgroenbemester maïsland ten behoeve van ganzen

1. De beheerseenheid is in gebruik als maïsland.

2. De grasgroenbemester wordt voor 1 november ingezaaid, bestaande uit één van de volgende gewassen: Italiaans raaigras, Engels raaigras, snijrogge of een mengsel van deze gewassen.

3. Onderploegen van de grasgroenbemester is niet toegestaan voor 1 april.

4. Het is niet toegestaan de beheerseenheid te beweiden. Het is niet toegestaan binnen de periode van 1 oktober tot en met 1 april binnen de verzameling beheerseenheden handelingen te verrichten of toe te laten die de foerageerfunctie van het gebied voor ganzen of smienten negatief beïnvloeden. Er worden geen handelingen verricht die ganzen of smienten weren of verontrusten.

5. Onderhoud van sloten, walkanten en drainagesystemen is toegestaan tot 1 februari.

6. De beheerseenheid heeft een oppervlakte van ten minste 0,5 hectare en maakt deel uit van een verzameling beheerseenheden binnen één foerageergebied met een minimum-oppervlakte van 200 hectare.

Bijlage

29

Beheerspakket Snelgroeiend loofbos

1. Natuurresultaat: Ten minste 90% van de beheerseenheid bestaat uit bos; En ten minste 80% van de oppervlakte van de beheerseenheid is bezet met een of meer van de volgende boomsoorten: Euramerikaanse populier, schietwilg, Westamerikaanse balsempopulier, zwarte balsempopulier en zwarte populier; En het aantal bomen bedraagt ten minste 400 stuks per hectare.

Minimum oppervlakte, behorende bij pakket snelgroeiend loofbos: 5 hectare.

Beheersbijdrage, behorende bij pakket snelgroeiend loofbos: f. 1200,- per hectare per jaar.

Bijlage

30

Beheerspakket snelgroeiend naaldbos

1. Natuurresultaat: Ten minste 90% van de beheerseenheid bestaat uit bos; En ten minste 80% van de oppervlakte van de beheerseenheid is bezet met een of meer van de volgende boomsoorten: Corsicaanse den, douglas, fijnspar, sitkaspar; En het aantal bomen bedraagt ten minste 2500 stuks per hectare.

Minimum oppervlakte, behorende bij pakket snelgroeiend naaldbos: 5 hectare.

Beheersbijdrage, behorende bij pakket snelgroeiend naaldbos: f. 1200,- per hectare per jaar.

2. de beplanting bestaat niet uit fijnsparren en sitkasparren bestemd om te dienen als kerstbomen.

Bijlage

31

Beheerspakket Landbouw met natuurlijke handicaps

Vervallen

Bijlage

32

Landschapspakket: Houtkade, houtwal, haag en singel

1. Het is een vrijliggend lijnvormig landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken met een bedekking van minimaal 90% (zie bijlage 48);

2. Het element is ten minste 50 meter lang en ten hoogste 20 meter breed;

3. Het element bestaat uit hakhout met een bedekking van ten minste 60% en mag overstaanders bevatten;

4. Het instandhouden van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in directe omgeving van het element;

5. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april.

Beheersbijdrage: € 605,74 per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte

Bijlage

33

Landschapspakket: Bomenrij

1. Het is een vrijliggend lijnvormig landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken, met uitzondering van wilgsoorten en populieren, met een bedekking van minimaal 90% (zie bijlage 48).

2. Het element bestaat uit maximaal 2 rijen van opgaande bomen.

3. Het element is ten minste 50 meter lang en ten hoogste 10 meter breed.

4. Het instandhouden van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in directe omgeving van het element; het element vrijwaren van beschadiging door vee.

5. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 15 juni en 15 maart.

Bijlage

34

Landschapspakket : Landweer

Vervallen

Bijlage

35

Landschapspakket : Singel

Vervallen

Bijlage

36

Landschapspakket : Elzensingel

1. Het is een vrijliggend landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen of struiken met een bedekking van ten minste 90% voor ten minste 50% opgaande begroeiing van Zwarte els (Alnus glutinosa);

2. Het element is ten minste 50 meter lang;

3. Het element bestaat uit hakhout met een bedekking van ten minste 60% en mag overstaanders bevatten;

4. Instandhouden van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.

5. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april.

Beheersbijdrage:

ƒ 48,- per 100 meter per jaar voor een singel bij een bedekking van 90% of meer

Bijlage

37

Landschapspakket : Geriefhoutbosje

1. Het is een vrijliggend landschapselement met opgaande begroeiing;

2. Het element is ten minste 5 en ten hoogste 50 are groot;

3. Het element bestaat uit hakhout met een bedekking van ten minste 60%en mag overstaanders bevatten;

4. Het element is begroeid met inheemse bomen en struiken (zie bijlage 57);

5. instandhouden van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;

6. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;

7. Vervallen.;

8. Het afzetten gebeurt direct ten hoogste 0,50 meter boven maaiveld, of indien de stobbe hoger is: direct boven de stobbe.

Beheersbijdrage: ƒ 950,- per hectare per jaar

Bijlage

38

Landschapspakket : Knip- en scheerheg

1. Het is een vrijliggend lijnvormig landschapselement met aaneengesloten opgaande begroeiing van struikvormende soorten;

2. Het element is ten minste 50 meter lang;

3. Instandhouden van het element: periodiek dubbelzijdig onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;

4. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 juli en 1 april;

5. Het element wordt ten minste eenmaal per 2 jaar geknipt.

Beheersbijdrage: ƒ 1,75 per strekkende meter per jaar

Bijlage

39

Landschapspakket : Struweelhaag

Vervallen

Bijlage

40

Landschapspakket: Knotbomen

1. Het is een vrijliggend landschapselement, bestaande uit een rij van ten minste 10 bomen of een groep van ten minste 10 bomen en ten hoogste 20 bomen, waarvan de stam is afgezet op een hoogte van ten minste 1 meter;

2. De onderlinge afstand van de bomen is ten minste 3 meter en ten hoogste 20 meter;

3. De onderlinge afstand tussen de parallelle rijen op een perceel is ten minste 20 meter;

4. Instandhouden van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;

5. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april.

Beheersbijdrage: € 3,70 per boom per jaar

Bijlage

41

Landschapspakket : Grubbe en holle weg

1. Het is een smal, diep ingesneden dal met steile, begroeide wanden;

2. Het element is ten minste 50 meter lang;

3. In geval van opgaande begroeiing dient sprake te zijn van inheemse bomen of struiken (zie bijlage 48);

4. Instandhouden van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;

5. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;

6. De begroeiing van de taluds wordt jaarlijks gemaaid (maaisel afvoeren) indien de begroeiing bestaat uit grasachtige of kruidige vegetaties.

Beheersbijdrage: ƒ 2.335,- per hectare talud per jaar

Bijlage

42

Landschapspakket : Hoogstamboomgaard

1. Het is een boomgaard met fruit- of notenbomen (appel, peer, pruim, kers, walnoot). Het aantal walnotenbomen is ten hoogste 10% van het totaal aantal bomen in de boomgaard;

2. De boomgaard heeft een oppervlakte van ten minste 25 are, met een dichtheid van ten minste 50 en ten hoogste 200 bomen per hectare;

3. Volgroeide bomen zijn ten minste 4 meter hoog;

4. Instandhouden van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element. Voor instandhoudingsbemesting is uitsluitend het gebruik van ruige mest, uitgezonderd pluimveemest, of kalk toegestaan;

5. Boomgaard jaarlijks maaien of begrazen;

6. Indien het appel of peer betreft worden de fruitbomen ten minste eenmaal per twee jaar gesnoeid.

Beheersbijdrage: ƒ 20,- per boom per jaar

Bijlage

43

Landschapspakket : Eendenkooi

1. Het is een installatie, die als eendenkooi is geregistreerd in de Openbare Registers, bestaande uit een kooiplas en omringend struweel of bos;

2. Instandhouden van het element als vanginstallatie voor eendachtigen.

3. De beheerseenheid is maximaal 4 hectare groot.

4. Pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia is toegestaan.

Beheersbijdrage: ƒ 3.291,- per hectare per jaar

Bijlage

44

Landschapspakket : Poel

1. Ten minste 80% van de oppervlakte van het element bestaat uit open water;

2. Het element heeft een oppervlakte van ten minste 0,5 en ten hoogste 50 are, tenzij het een voortplantingspoel voor amfibieën in het heuvelland betreft;

3. De waterdiepte in de diepste delen is in de periode van 1 oktober tot 1 april ten minste 0,5 meter

4. Instandhouden van het element: het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;

5. Geen water onttrekken aan het element anders dan voor het drenken van vee dat de aan het element grenzende percelen beweidt;

6. Schoningswerkzaamheden, voor zover nodig, alleen verrichten in de periode tussen 1 september en 15 oktober.

Beheersbijdrage:

ƒ 90,- per poel per jaar bij een poel-oppervlakte tot 75 m2

ƒ 140,- per poel per jaar bij een poel-oppervlakte van 75 tot 175 m2

ƒ 170,- per poel per jaar bij een poel-oppervlakte van 175 m2 of meer

Bijlage

45

Landschapspakket : Rietzoom en klein rietperceel

1. De begroeiing van het element bestaat voor ten minste 90% uit riet;

2. Het element is ten minste 5 en ten hoogste 50 are groot;

3. Ten minste 10 en ten hoogste 20% riet is tussen een en twee jaar oud;

4. instandhouden van het element: het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;

5. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;

6. Ten minste 80 en ten hoogste 90% van het riet wordt jaarlijks gemaaid.

Beheersbijdrage:

ƒ 1.100,- per hectare per jaar voor rijland

ƒ 1.530,- per hectare per jaar voor vaarland.

Bijlage

46

Landschapspakket : Raster

1. Het is een veekerend raster t.b.v. een landschapselement;

2. Er is sprake van een beschikking landschapssubsidie voor het landschapselement voor één of meer van de landschapspakketten in de bijlagen 32 tot en met 41 en 43 tot en met 45.

3. Het raster bevindt zich op zodanige afstand van het landschapselement, dat schade door vraat en betreding wordt voorkomen;

4. Instandhouden van een veekerend raster;

5. Jaarlijks worden zo nodig overhangende takken, die de instandhouding van het raster bedreigen, verwijderd.

Beheersbijdrage: ƒ 0,93 per meter per jaar

Bijlage

47

Mestafzetgebied

Het landsdeel, dat wordt gevormd en omsloten door het grondgebied van de gemeenten Hardenberg, Ommen, Nieuwleusen, Zwolle, Hattem, Oldebroek, Elburg, Nunspeet, Harderwijk, Ermelo, Putten, Nijkerk, Amersfoort, Soest, Zeist, Driebergen-Rijssenburg, Wijk bij Duurstede, Amerongen, Rhenen, Kesteren, Dodewaard, Druten, West Maas en Waal, Wamel, Lith, ’s-Hertogenbosch, Heusden, Waalwijk, Geertruidenberg, Drimmelen, Oosterhout, Breda, Etten-Leur, Rucphen en Roosendaal, de rijksgrens met België en de Rijksgrens met Duitsland.

Beheersbijdragen mestafzetgebied

(Bedragen in gulden per ha. per jaar, onderscheiden naar grondsoort)

Bijlage

Beheerspakket

veen

klei

zand

6

Ontwikkeling kruidenrijk grasland

1930

2220

2280

7

Instandhouding kruidenrijk grasland

2150

2450

2500

8

Bont hooiland

2400

2700

2760

9

Bonte hooiweide

2160

2700

2760

10

Kruidenrijk weiland

1930

2220

2280

11

Bont weiland

2400

2700

2760

12

Bonte weiderand

2470

2780

2840

13

Bonte hooirand

2470

2780

2840

14

Kruidenrijke zomen

4090

4420

4470

15

Landschappelijk waardevol grasland

860

910

1040

16a

Weidevogelgrasland met rustperiode

1 april tot 1 juni

1000

660

790

16b

Weidevogelgrasland met rustperiode

1 april tot 8 juni

1120

1050

1230

16c

Weidevogelgrasland met rustperiode

1 april tot 15 juni

1370

1460

1580

16d

Weidevogelgrasland met rustperiode

1 april tot 22 juni

1490

1570

1670

17

Vluchtheuvels voor weidevogels

1370

1460

1580

18a

Plas-dras voor broedende en trekkende weidevogels,

inundatieperiode 15 febr. – 15 april

1680

1800

1920

18b

Plas-dras voor broedende en trekkende weidevogels,

inundatieperiode 15 febr. – 15 mei

2350

2510

2610

19

Algemeen weidevogelgebied

260

240

260

20

Belangrijk algemeen weidevogelgebied

340

310

340

21

Soortenrijk weidevogelgebied met kritische soorten

440

450

490

22

Zeer Soortenrijk weidevogelgebied met kritische soorten

540

550

600

Bijlage

48

Inheemse bomen en struiken

Aalbes, Amandelwilg, Appel, Bastaardbosbes, Beredruif, Beuk, Bezemdophei, Bittere wilg, Bitterzoet, Blauwe bosbes, Bosrank, Bosroos, Boswilg, Braamsoorten, Brem, Duindoorn, Duinroos, Kruising van Eenstijlige en Tweestijlige meidoorn, Eenstijlige meidoorn, Egelantier, Fladderiep, Framboos, Gagel, Gladde iep, Gaspeldoorn, Gelderse roos, Gele kornoelje, Geoorde wilg, Gewone dophei, Gewone es, Gewone esdoorn, Gewone vlier, Grauwe abeel, Kruising van Grauwe en Geoorde wilg, Grauwe wilg, Grove den, Haagbeuk, Hazelaar, Heggeroos, Hollandse linde, Hondsroos, Hulst, Jeneverbes, Katwilg, Kruising van Katwilg en Grauwe wilg, Kleinbloemige roos, Klimop, Kruising van Koraalmeidoorn en Tweestijlige meidoorn, Koraalmeidoorn, Kraagroos, Kraaihei, Kraakwilg, Krent, Kruipbrem, Kruipwilg, Kruisbes, Laurierwilg, Lavendelhei, Maretak, Mispel, Peer, Ratelpopulier, Rijsbes, Rode bosbes, Rode dophei, Rode kamperfoelie, Rode kornoelje, Rode paardekastanje, Rood peperboompje, Rossige wilg, Ruwe berk, Ruwe iep, Kruising van Schietwilg en Kraakwilg, Schietwilg, Sleedoorn, Spaanse aak, Sporkehout, Stekelbrem, Struikhei, Tamme kastanje, Taxus, Trosbes, Trosvlier, Tweestijlige meidoorn, Verfbrem, Viltroos, Vogelkers, Wegedoorn, Wilde kamperfoelie, Wilde kardinaalmuts, Wilde liguster, Wilde lijsterbes, Wilde peer, Kruising van Wintereik en zomereik, Wintereik, Winterlinde, Witte els, Witte paardekastanje, Wollige sneeuwbal, Zachte berk, Zoete kers, Zomereik, Zomerlinde, Zuurbes, Zwarte bes, Zwarte els, Zwarte populier.

Bijlage

49

Overeenkomst tussen de beheerder, de subsidieaanvrager en de Staat der Nederlanden ter uitvoering van artikel 4 van Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer.

Hierbij komen:

ondergetekende sub 1, [naam, voorletters], [woonachtig] / [gevestigd] [straatnaam, huisnummer] te [postcode, woonplaats], hierna te noemen de beheerder,

ondergetekende sub 2, [naam, voorletters], [woonachtig] / [gevestigd] [straatnaam, huisnummer] te [postcode, woonplaats], hierna te noemen de subsidieaanvrager,

de Staat der Nederlanden, ten deze vertegenwoordigd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

ter uitvoering van het bepaalde in artikel 4 van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer in verband met de beschikking tot subsidieverlening van [datum] onder [nummer] aan de subsidieaanvrager overeen dat:

de subsidieaanvrager hierbij het recht op uitbetaling van subsidies en voorschotten, die in verband met voornoemde beschikking zijn of worden verleend, bevoorschot, of vastgesteld aan de beheerder overdraagt;

de beheerder zich verbindt tot de nakoming van de verplichtingen waartoe de subsidieaanvrager is gehouden;

de beheerder zich verbindt bij overdracht van het gebruiksrecht van de verkrijger te bedingen dat deze, vanaf het moment van verkrijging, de verplichtingen nakomt waartoe de subsidieaanvrager is gehouden en zulks ook van zijn rechtsopvolger zal bedingen;

de beheerder zich borgstelt jegens de Staat der Nederlanden voor de terugbetaling van onverschuldigd betaalde subsidies en voorschotten in verband met voornoemde beschikking tot subsidieverlening.

Deze overeenkomst wordt na ondertekening door de ondergetekenden sub 1 en sub 2 toegezonden aan de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden. De Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit draagt er zorg voor dat de beheerder en de subsidieaanvrager een afschrift ontvangen.

Gedaan te [woonplaats] op [datum]

De beheerder

[naam

[handtekening]

De subsidieaanvrager

[naam

[handtekening]

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

voor deze,

de Teammanager Dienst Regelingen

[naam

[handtekening]

Bijlage

50

Maximumbedrag aan inrichtingssubsidie per hectare per jaar:

Voor het begrotingsjaar 2005:

€ 7.119,– voor beheerspakketten;

€ 10.170,– voor landschapspakketten.

Voor het begrotingsjaar 2006:

€ 7.219,– voor beheerspakketten;

€ 10.312,– voor landschapspakketten.

Voor het begrotingsjaar 2007:

€ 7.315,– voor beheerspakketten;

€ 10.449,– voor landschapspakketten.

Bijlage

51

Ligt ter inzage bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Dienst Regelingen en wordt geplaatst op www.hetlnvloket.nl.