Besluit van 20 december 2000, houdende vaststelling van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001

Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 17 november 2000, nr. WDB2000/872M, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Directe Belastingen;
De Raad van State gehoord (advies van 13 december 2000, nr. W06.00.0535/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 18 december 2000, nr. WDB2000/963U, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Directe Belastingen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen (Hoofdstuk 1 van de wet)

Artikel

1a

Pensioenregeling; vrijwillige voortzetting

Hoofdstuk

2

Raamwerk (Hoofdstuk 2 van de wet)

Artikel

2

Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; vermindering verschuldigde inkomstenbelasting bij kiezende belastingplichtige

Vervallen

Artikel

3

Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; vermindering bij inkomen uit werk en woning

Vervallen

Artikel

4

Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; verrekening dividendbelasting alsmede bronbelasting op inkomsten uit spaargelden bij inkomen uit werk en woning

Vervallen

Artikel

5

Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; doorschuifregeling

Vervallen

Artikel

6

Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; inhaalregeling

Vervallen

Artikel

7

Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; vermindering bij inkomen uit aanmerkelijk belang

Vervallen

Artikel

8

Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; verrekening dividendbelasting alsmede bronbelasting op inkomsten uit spaargelden bij inkomen uit aanmerkelijk belang

Vervallen

Artikel

9

Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; vermindering bij voordeel uit sparen en beleggen

Vervallen

Artikel

10

Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; verrekening dividendbelasting alsmede bronbelasting op inkomsten uit spaargelden bij voordeel uit sparen en beleggen

Vervallen

Artikel

11

Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor in het buitenland geworven deskundigen

Artikel

11bis

Toerekeningsregels; meldingsplicht bij artikel 2.14, derde lid, onderdeel d, van de wet

Hoofdstuk

3

Heffingsgrondslag bij werk en woning (Hoofdstuk 3 van de wet)

Artikel

11a

Belastbare winst uit onderneming; vrijstelling voor bosbedrijf

Artikel

11c

Deeltijd

Artikel

11d

Ziekte, arbeidsongeschiktheid, zwangerschap en bevalling

Artikel

11e

Starters

Artikel

11f

Laatstgenoten pensioengevend loon

Artikel

11g

Buitenlandse aanbieder

Voor de overeenkomstige toepassing, bedoeld in artikel 3.18, vijfde lid, onderdeel f, van de wet, van artikel 19a, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt voor «de belasting die is verschuldigd door toepassing van artikel 19b, ofwel artikel 3.83, eerste of tweede lid, artikel 3.136, derde, vierde of vijfde lid, of artikel 7.2, achtste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001» gelezen: de belasting die is verschuldigd door toepassing van de artikelen 3.135, 3.136, eerste tot en met vijfde lid, of 7.2, tweede lid, van de wet.

Artikel

12bis

Belastbare winst uit onderneming; privégebruik auto

Artikel

12a

Belastbare winst uit onderneming; aangewezen herstructureringsregelgeving

Als nationale regelgeving die leidt tot herstructurering of beëindiging van een bedrijfstak als bedoeld in artikel 3.54, twaalfde lid, onderdeel c, van de wet wordt aangewezen:

  • a.

    de Wet verbod pelsdierhouderij;

  • b.

    de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen;

  • c.

    de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij, titel 2.1 Ondersteuning voor de sanering van vissersvaartuigen;

  • d.

    de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties voor stikstofreductie;

  • e.

    de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting;

  • f.

    de volgende provinciale regelingen die in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L 327):

    • 1°.

      wat betreft de provincie Utrecht: de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht, artikel 2.2 Verplaatsing grondgebonden agrarische bedrijven in het kader van het NNN, en de Subsidieregeling verplaatsing en beëindiging veehouderijen Utrecht, artikel 1.2 Subsidiabele activiteiten en prestatie;

    • 2°.

      wat betreft de provincie Gelderland: de Regels Subsidieverlening Gelderland 2023, paragraaf 2.4 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk en paragraaf 2.28 Verplaatsing veehouderij;

    • 3°.

      wat betreft de provincie Overijssel: het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2022, paragraaf 4.9 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen;

    • 4°.

      wat betreft de provincie Fryslân: Subsidieregeling agrarische bedrijfsverplaatsing Fryslân 2023;

    • 5°.

      wat betreft de provincie Groningen: Subsidieregeling agrarische bedrijfsverplaatsing Groningen 2016 (provinciaal blad 2016, nr. 4210).

Artikel

13

Belastbaar loon; pensioen in grensoverschrijdende situaties

De waarde in het economische verkeer van opgebouwde aanspraken uit een pensioenregeling als bedoeld in artikel 3.83 van de wet wordt gesteld op de bedragen die bij een derde zouden moeten worden gestort ten einde de aanspraken te dekken.

Artikel

14

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen via een lijfrenteverzekering; toegelaten aanbieders

Artikel

14a

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen via een lijfrenterekening of een lijfrentebeleggingsrecht; toegelaten aanbieders

Artikel

15

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen; in aanmerking te nemen premies voor lijfrenten; waardeaangroei

Hoofdstuk

4

Heffingsgrondslag bij aanmerkelijk belang (Hoofdstuk 4 van de wet)

Artikel

15bis

Vaststelling gezamenlijk maximumbedrag bij aanvang partnerschap

Indien het partnerschap in de loop van het kalenderjaar is aangevangen, wordt het gezamenlijke maximumbedrag, bedoeld in artikel 4.14a, derde lid, tweede zin, van de wet, gesteld op het bedrag genoemd in artikel 4.14a, tweede lid, van de wet, vermeerderd met de bedragen die bij de belastingplichtige of zijn partner over een eerdere periode in aanmerking zijn genomen als fictief regulier voordeel als bedoeld in artikel 4.14a, eerste lid, van de wet. Indien de belastingplichtige of zijn partner in het kalenderjaar waarin het partnerschap aanvangt eerder een partnerschap heeft gehad, is voor de toepassing van de eerste zin artikel 15ter van overeenkomstige toepassing.

Artikel

15ter

Vaststelling individueel maximumbedrag bij einde partnerschap

Artikel

15a

Verkrijgingsprijs bij in artikel 4.21, vijfde lid, van de wet genoemde situaties; verminderen van de conserverende belastingaanslag

Artikel

16

Vervreemdingsvoordelen; verkrijgingsprijs bij het ontstaan van binnenlandse belastingplicht; vaststelling verkrijgingsprijs en verminderen van de belastingaanslag

Hoofdstuk

5

Heffingsgrondslag bij sparen en beleggen (Hoofdstuk 5 van de wet)

Artikel

17

Vrijstellingen; vrijstelling bos- en natuurterreinen en landgoederen

Onder natuurterreinen als bedoeld in artikel 5.7 van de wet worden verstaan heidevelden, hoogveenterreinen, zandverstuivingen, duinterreinen, kwelders, schorren, gorzen, slikken, riet- en ruigtlanden, laagveenmoerassen, voorzover deze terreinen geen landbouwgronden zijn.

Artikel

17bis

Vrijstellingen; begrenzing premie nettolijfrente

Vervallen

Artikel

17a

Waardering woningen; correctie op WOZ-waarde

Artikel

17b

Waardering woningen; correctie voor erfpachtcanon

De waarde van een erfpachtcanon als bedoeld in artikel 5.20, vierde lid, van de wet wordt gesteld op het zeventienvoud van het jaarlijkse bedrag. In afwijking van de eerste volzin wordt het deel van een erfpachtcanon dat kan worden toegerekend aan een verhuurde woning als bedoeld in artikel 17a, vierde lid, gesteld op het twintigvoud van het jaarlijkse bedrag. De toerekening van de erfpachtcanon, bedoeld in de vorige volzin, geschiedt naar rato van de, met inachtneming van artikel 17a, vierde lid, berekende, WOZ-waarden van de te onderscheiden zelfstandige onderdelen van het gebouwd eigendom waarop de erfpachtcanon betrekking heeft.

Artikel

18

Waardering; waardering genotsrechten

Artikel

19

Waardering; aanvullende regels; waardering periodieke uitkeringen

Hoofdstuk

6

Persoonsgebonden aftrek (Hoofdstuk 6 van de wet)

Artikel

19a

Aangewezen drukkende uitgaven

Bij de bepaling van de omvang van hetgeen op de belastingplichtige aan uitgaven voor specifieke zorgkosten drukt blijven buiten beschouwing:

Artikel

20

Definities ernstig gehandicapt en zorgafhankelijk

Artikel

20a

Hulpmiddelen

Vervallen

Hoofdstuk

7

Belastingheffing van buitenlandse belastingplichtigen (Hoofdstuk 7 van de wet)

Artikel

21

Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang; aanpassing verkrijgingsprijs aanmerkelijk belang

Artikel

21bis

Kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen

Hoofdstuk

7A

Wijze van heffing (Hoofdstuk 9 van de wet)

Artikel

21a

Als voorheffing aangewezen bronbelasting

Vervallen

Hoofdstuk

8

Aanvullende regelingen (Hoofdstuk 10 van de wet)

Artikel

22

Overige aanvullende regelingen; verstrekken van gegevens en inlichtingen

Artikel

22a

Overige aanvullende regelingen; verstrekken van gegevens en inlichtingen; betalingen voor werkzaamheden en diensten

Artikel

23

Overige aanvullende regelingen; rechtspersonen met natuurschoonwet-landgoederen

Hoofdstuk

9

Overgangs- en slotbepalingen (Hoofdstuk 11 van de wet)

Artikel

25

Overgangsrecht inzake aanmerkelijk belang

Artikel

25b

Overgangsrecht vrijwillige voortzetting

In afwijking van artikel 1a, eerste lid, onderdeel a, geldt voor de toepassing van artikel 1a, eerste lid, onderdeel a, een termijn van vijftien jaar indien de arbeidsverhouding op grond waarvan de deelneming aan een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de wet, was verplicht, is geëindigd voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen en voor zover gedurende de periode van vrijwillige voortzetting winst uit onderneming wordt genoten als bedoeld in artikel 3.8 van de wet.

Artikel

26

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.

Artikel

27

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, W. J. Bos
De Minister van Justitie, A. H. Korthals