Besluit van 10 oktober 2003 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 7 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand (Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004)

Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 september 2003, Directie Bijstand en Gemeentelijk Activeringsbeleid, nr. B&GA/WWB/03/70143;
De Raad van State gehoord (advies van 18 september 2003, nr. W12.03.0369/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 oktober 2003, Directie Werk en Bijstand, nr. W&B/WWB/03/76459;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Begripsomschrijvingen

Artikel

1

Definitiebepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet werk en bijstand;

  • b.

    zelfstandige: de belanghebbende van 18 tot 65 jaar, die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep hier te lande en die:

    • 1°.

      voldoet aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening daarvan;

    • 2°.

      voldoet aan het urencriterium, bedoeld in artikel 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en

    • 3°.

      alleen of samen met degenen met wie hij het bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent de volledige zeggenschap in dat bedrijf of zelfstandig beroep heeft en de financiële risico's daarvan draagt;

  • c.

    levensvatbaar bedrijf of zelfstandig beroep: het bedrijf of zelfstandig beroep waaruit de zelfstandige naar verwachting na bijstandsverlening een inkomen zal verwerven dat, samen met het overige inkomen, toereikend is voor de voortzetting van het bedrijf of zelfstandig beroep en voor de voorziening in het bestaan;

  • d.

    boekjaar: de periode van 12 maanden waarover de administratie van de zelfstandige wordt gevoerd;

  • e.

    netto inkomen: het over het boekjaar verworven inkomen, bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3.4 van de wet, met toepassing van artikel 6, tweede lid;

  • f.

    bruto inkomen: het over het boekjaar verworven inkomen, bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3.4 van de wet, zonder toepassing van artikel 31, derde lid, van de wet en artikel 6, tweede lid;

  • g.

    jaarnorm: de tot een bedrag per boekjaar omgerekende som van de bijstandsnorm, bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 en 3.3 van de wet, verhoogd met de over de bijstand verschuldigde ziekenfondspremie en de verleende bijzondere bijstand;

  • h.

    totaal vermogen: het vermogen, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van de wet, zonder aftrek van de aanwezige schulden en zonder de in artikel 34, tweede lid, onderdelen a en e, van de wet, bedoelde bezittingen in aanmerking te nemen;

  • i.

    eigen vermogen: het verschil tussen het totaal vermogen en de aanwezige schulden;

  • j.

    bank: kredietinstelling die is ingeschreven in de afdelingen I, onderafdeling 1, 2, 3, 5 of 6 of afdeling III van het register, bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992;

  • k.

    ondernemer in de binnenvaart: de zelfstandige die arbeid verricht door:

    • a.

      het vervoeren of opslaan van goederen met behulp van een schip dat bestemd is of gebruikt wordt voor het vervoer van goederen op de Nederlandse binnenwateren, stromen en riviermonden, alsmede op de Dollard, de Waddenzee en het IJsselmeer;

    • b.

      het slepen of duwen van de in onder a bedoelde schepen met een boot die blijkens zijn bouw daarvoor is bestemd en niet tevens is ingericht voor het vervoer van goederen.

Hoofdstuk

II

Algemene bepalingen

§

1

Algemeen

Artikel

2

Kring van rechthebbenden

Artikel

3

Bedrag om niet

Artikel

4

Forfaitair bedrag

De bijstand die wordt verleend in de vorm van een bedrag om niet met toepassing van de artikelen 12, 21, eerste lid, 22 en 26 wordt verhoogd met een forfaitair bedrag dat overeenkomt met de loonbelasting en de premies volksverzekeringen en de over de bijstand verschuldigde ziekenfondspremie, bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de wet.

Artikel

5

Boekjaar

De algemene bijstand wordt per boekjaar vastgesteld.

§

2

Inkomen

Artikel

6

Het inkomen

§

3

Vermogen

Artikel

7

Het vermogen

Niet als vermogen wordt in aanmerking genomen het voor de uitoefening van het bedrijf of zelfstandig beroep noodzakelijke vermogen, waaronder mede begrepen het vermogen gebonden in de door de zelfstandige of zijn gezin in eigendom bewoonde woning met bijbehorend erf.

Artikel

8

Vermogensvaststelling

Artikel

9

Het vermogen tezamen met anderen

Bij de verlening van bijstand aan een zelfstandige die het bedrijf of zelfstandig beroep tezamen met een of meer anderen uitoefent, wordt onder vermogen mede verstaan het vermogen van die anderen.

§

4

Algemene bijstand

Artikel

10

Vormen van bijstand

Algemene bijstand kan naar de regels van dit besluit worden verleend in de vorm van een renteloze geldlening, die al dan niet geheel of gedeeltelijk kan worden omgezet in een bedrag om niet of in de vorm van een bedrag om niet.

Artikel

11

Uitbetaling van lening

Artikel

12

Definitieve vaststelling netto inkomen

Artikel

13

Handhaving van renteloze lening

In afwijking van artikel 12 wordt, voor zover het eigen vermogen de van toepassing zijnde vermogensgrens, genoemd in artikel 3 overschrijdt, de renteloze geldlening gehandhaafd na afloop van het tijdvak waarin bijstand is verleend. Met ingang van het jaar volgend op het laatste jaar van de bijstandsverlening wordt hierop een jaarlijkse aflossing van ten minste 10 procent voldaan. Voor zover de zelfstandige, naar het oordeel van het college, een deel van de verschuldigde aflossing niet kan voldoen, wordt uitstel van betaling verleend.

§

5

Bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal

Artikel

14

Vormen van bijstandsverlening aan zelfstandigen

Artikel

15

Rentedragende geldlening

Bijstand in de vorm van een rentedragende geldlening ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal wordt verleend met inachtneming van het volgende:

  • a.

    de rente van de geldlening bedraagt 5 procent per 1 januari 2004: 4,5 procent per jaar gedurende de gehele looptijd van de geldlening;

  • b.

    de looptijd van de geldlening is ten hoogste tien jaar.

Artikel

16

Borgtocht

Bijstand in de vorm van borgtocht ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal wordt verleend met inachtneming van het volgende:

  • a.

    de borgtocht heeft geen betrekking op de rente en kosten van die geldlening waarvoor borgtocht wordt aangegaan;

  • b.

    de looptijd van de geldlening waarvoor borgtocht wordt aangegaan is ten hoogste tien jaar;

  • c.

    de borgtocht kan alleen worden aangegaan met een bank;

  • d.

    het bedrag dat de zelfstandige na uitwinning verschuldigd is, wordt aangemerkt als een lening, waarop de artikelen 40 tot en met 43 van toepassing zijn;

  • e.

    uitwinning door de bank kan slechts plaatsvinden na toestemming van het college.

Artikel

17

Aflossing schuld

Het college kan bijstand verlenen aan de zelfstandige ter gedeeltelijke of volledige betaling van een bedrijfsschuld, mits de bijstand wordt verleend op grond van artikel 2, tweede lid.

Hoofdstuk

III

Nadere bepalingen voor groepen zelfstandigen

§

1

Gevestigde zelfstandigen

Artikel

18

Duur algemene bijstand gevestigde zelfstandigen

Aan een zelfstandige als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt gedurende ten hoogste 12 maanden algemene bijstand verleend. Verlenging van deze termijn met ten hoogste 24 maanden is mogelijk indien de oorzaak van de behoefte aan bijstand is gelegen in externe omstandigheden van tijdelijke aard.

Artikel

19

Verlening van bedrag om niet

In afwijking van artikel 11 wordt aan een zelfstandige als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, algemene bijstand verleend als een bedrag om niet indien:

  • a.

    de uitkeringsduur ten hoogste zes maanden is;

  • b.

    de inkomensvorming in het betreffende bedrijf of zelfstandig beroep regelmatig over het jaar verloopt en het inkomen duurzaam lager is dan de som van de bijstandsnorm, bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 en 3.3, van de wet, en de verleende bijzondere bijstand; en

  • c.

    het vermogen van de zelfstandige, het bedrag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, niet te boven gaat.

Artikel

20

Bedrijfskapitaal gevestigde zelfstandige

Artikel

21

Omzetting in bedrag om niet bij geldlening en borgtocht

Artikel

22

Bedrijfskapitaal om niet gevestigde zelfstandige

Bijstand in de behoefte aan bedrijfskapitaal kan aan een zelfstandige als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, worden verleend in de vorm van een bedrag om niet tot ten hoogste  € 8 117,00 per 1 januari 2004: € 8.261,00, indien het inkomen van de zelfstandige duurzaam lager is dan de som van de bijstandsnorm, bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 en 3.3, van de wet, en de verleende bijzondere bijstand en diens vermogen de grens genoemd in artikel 3, eerste lid, niet te boven gaat. Deze bijstand gaat niet samen met bijstand als bedoeld in artikel 20.

§

2

Beginnende zelfstandigen

Artikel

23

Duur algemene bijstand beginnende zelfstandige

Artikel

24

Bedrijfskapitaal beginnende zelfstandige

Aan een zelfstandige als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, kan ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal uitsluitend bijstand in de vorm van een rentedragende geldlening of borgtocht worden verleend tot een bedrag van ten hoogste  € 29 889,00 per 1 januari 2004: € 30.417,00. Dit bedrag geldt per bedrijf of zelfstandig beroep.

§

3

Oudere zelfstandigen

Artikel

25

Duur algemene bijstand en inkomenseis oudere zelfstandige

Aan een zelfstandige als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, wordt algemene bijstand verleend voor de duur dat hij uit het bedrijf of zelfstandig beroep naar verwachting een bruto inkomen zal behalen dat gemiddeld minstens  € 6 447,00 per 1 januari 2004: € 6.562,00 per boekjaar bedraagt.

Artikel

26

Bedrijfskapitaal oudere zelfstandige

Bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal wordt aan de zelfstandige, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, slechts verleend tot ten hoogste € 8 117,00 per 1 januari 2004: € 8.261,00. Deze bijstand wordt verstrekt in de vorm van een bedrag om niet of, voor zover het eigen vermogen meer bedraagt dan het bedrag, genoemd in artikel 3, tweede lid, in de vorm van een renteloze lening. Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing.

§

4

Beëindigende zelfstandigen

Artikel

27

Duur algemene bijstand beëindigende zelfstandige

Aan een zelfstandige als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, wordt algemene bijstand verleend gedurende ten hoogste 12 maanden. Verlenging van deze termijn met ten hoogste 12 maanden is op verzoek van de zelfstandige mogelijk voor zover de beëindiging naar het oordeel van het college een langere termijn noodzakelijk maakt.

§

5

Arbeidsongeschikte zelfstandigen

Artikel

28

Duur algemene bijstand arbeidsongeschikte zelfstandige

Aan een zelfstandige als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, wordt algemene bijstand verleend tot het tijdstip waarop een beslissing ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen is genomen.

§

6

Voorziening in met voorbereiding van bedrijf of zelfstandig beroep samenhangende kosten

Artikel

29

Voorbereidingskosten

§

7

Zelfstandigen die een bedrijf of zelfstandig beroep alleen of samen met anderen uitoefenen in een samenwerkingsverband of in de vorm van een rechtspersoon

Artikel

30

Zelfstandigen in samenwerkingsverband

Artikel

32

Vermogensgrenzen bij samenwerkingsverbanden

Indien bijstand wordt verleend aan een zelfstandige die zijn bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent in een samenwerkingsverband of in de vorm van een rechtspersoon, gelden de bedragen van de vermogensgrenzen, bedoeld in artikel 3, voor ieder van de vennoten of leden afzonderlijk.

Artikel

33

Besloten vennootschap of coöperatieve vereniging

Ten aanzien van de zelfstandige die het bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent in de vorm van een besloten vennootschap of een coöperatieve vereniging met wettelijke aansprakelijkheid, wordt onder netto inkomen als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, mede verstaan de naar evenredigheid van het aantal zelfstandigen in een boekjaar omgerekende netto winst van deze rechtspersoon verminderd met de hierover verschuldigde vennootschapsbelasting.

§

8

Zelfstandigen in het buitenland

Artikel

34

Zelfstandigen in het buitenland

De bijstand die met toepassing van artikel 37 wordt verleend heeft voorlopig de vorm van een renteloze geldlening. Het bepaalde bij en krachtens artikel 11, tweede lid, is op deze geldlening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk

IV

De aanvraag

Artikel

35

De aanvraag

Artikel

36

Aanvraag bijstand door ondernemers in de binnenvaart

De bijstand aan een ondernemer in de binnenvaart wordt verleend, indien hij verblijft op het grondgebied van:

  • a.

    de provincies Groningen, Friesland en Drenthe: door het college van de gemeente Groningen;

  • b.

    de provincies Overijssel en Flevoland: door het college van de gemeente Zwolle;

  • c.

    de provincie Gelderland en de gemeenten Bergen, Boxmeer, Cuijk, Gennep, Grave, Lith, Mook en Middelaar en Oss: door het college van de gemeente Nijmegen;

  • d.

    de provincie Utrecht: door het college van de gemeente Nieuwegein;

  • e.

    de provincie Noord-Holland: door het college van de gemeente Amsterdam;

  • f.

    de provincie Zuid-Holland: door het college van de gemeente Rotterdam;

  • g.

    de provincie Zeeland: door het college van de gemeente Terneuzen;

  • h.

    de provincie Noord-Brabant, met uitzondering van de gemeenten Asten, Boxmeer, Cranendonck, Cuijk, Deurne, Grave, Helmond, Lith, Mierlo, Oss en Someren: door het college van de gemeente Geertruidenberg;

  • i.

    de gemeenten Asten, Cranendonck, Deurne, Helmond, Mierlo en Someren en de provincie Limburg, met uitzondering van de gemeenten Bergen, Gennep en Mook en Middelaar: door het college van de gemeente Maasbracht.

Artikel

37

Aanvraag bijstand door zelfstandigen in het buitenland

Hoofdstuk

V

Verplichtingen

§

1

Algemeen

Artikel

38

Bevordering van de zelfstandige bestaansvoorziening en leveren jaarcijfers

§

2

Verplichtingen verbonden aan de bijstand ter voorziening aan de behoefte aan bedrijfskapitaal en maatregelen bij het niet nakomen van deze verplichtingen

Artikel

39

Verplichtingen verbonden aan de geldlening en borgtocht

Artikel

40

Rente- en aflossingsverplichtingen/aanmaning

De zelfstandige die niet aan de rente- en aflossingsverplichtingen voldoet, wordt door het college tot betaling gemaand. Indien de zelfstandige ook na een tweede aanmaning niet voldoet, worden het geleende bedrag en de achterstallige rente, beide verhoogd met de wettelijke rente, teruggevorderd.

Artikel

41

Uitstel of verlaging van betaling

Artikel

42

Schuldregeling

Indien op grond van dit besluit een lening is verstrekt werkt het college mee aan een schuldregeling of aan een akkoord voor zover dit noodzakelijk is voor de voortzetting van het bedrijf of zelfstandig beroep, of dit bij de beëindiging van het bedrijf of zelfstandig beroep tot stand kan komen. Deze medewerking wordt slechts verleend indien:

  • a.

    het gedeelte van de lening dat door gestelde zekerheden wordt gedekt, buiten het akkoord blijft, en

  • b.

    alle concurrente schuldeisers evenredige medewerking verlenen.

Artikel

43

Beëindiging bedrijf of zelfstandig beroep

Hoofdstuk

VI

Terugvordering

Artikel

45

Ten onrechte verleende bijstand

Artikel

46

Naderhand terugvordering van bijstand

Kosten van bijstand worden van de zelfstandige teruggevorderd voor zover:

  • a.

    hij naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3.4, van de wet, beschikt of kan beschikken;

  • b.

    bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door hem vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.

Artikel

47

Terugvordering van bijstand in de vorm van een geldlening

Kosten van bijstand verleend in de vorm van een geldlening, anders dan bedoeld in artikel 2, tweede lid, worden van de zelfstandige teruggevorderd, indien hij hieruit voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk nakomt.

Hoofdstuk

VII

Financiering

Artikel

48

Vergoeding ten laste gebleven kosten

Artikel

49

Voorschot op de vergoeding

Artikel

50

Uitkering ten laste gebleven kosten

Artikel

51

Verhoging uitkering

Artikel

52

Uitkeringstekort

Artikel

53

Betaling uitkering, verhoging en aanvullende uitkering

Onze Minister stelt regels inzake de betaling van:

Artikel

54

Vaststelling

Artikel

55

Niet in aanmerking te nemen kosten

Artikel

56

Vergoeding uitvoeringskosten

Artikel

57

Voorschot op de vergoeding

Artikel

58

Vaststelling

Artikel

59

Niet voor vergoeding in aanmerking komende kosten

De kosten, bedoeld in artikel 56, eerste lid, onder b, en c, en tweede lid, worden niet vergoed:

  • a.

    indien het onderzoek of de begeleiding is opgedragen aan een deskundige derde die onder verantwoordelijkheid van het college werkzaam is;

  • b.

    voorzover zij hoger zijn dan de door Onze Minister vast te stellen maximaal voor vergoeding in aanmerking komende kosten voor onderzoek of begeleiding.

Hoofdstuk

VIII

Slotbepalingen

Artikel

60

Indexering bedragen en herziening percentages

Artikel

61

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.

Artikel

62

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
DeStaatssecretarisvan Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte
De Minister van Justitie, J. P. H. Donner