Wet van 9 oktober 2003, houdende vaststelling van een wet inzake ondersteuning bij arbeidsinschakeling en verlening van bijstand door gemeenten (Wet werk en bijstand)

Wet werk en bijstand

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter vereenvoudiging en verduidelijking van de regelgeving en ter versterking van de verantwoordelijkheid der gemeenten voor de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en de verlening van bijstand gewenst is te komen tot een Wet werk en bijstand, waarin de Algemene bijstandswet, de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ, de Wet inschakeling werkzoekenden en het Besluit in- en doorstroombanen zijn geïntegreerd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemeen

§

1.1

Begripsbepalingen

Artikel

1

Organen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel

2

Premies en kinderbijslag

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel

3

Gezamenlijke huishouding en woning

Artikel

4

Alleenstaande, alleenstaande ouder en gezin

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    alleenstaande: de ongehuwde die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;

  • b.

    alleenstaande ouder: de ongehuwde die de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;

  • c.

    gezin:

    • 1°.

      de gehuwden tezamen;

    • 2°.

      de gehuwden met de tot hun last komende kinderen;

    • 3°.

      de alleenstaande ouder met de tot zijn last komende kinderen;

  • d.

    kind: het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind;

  • e.

    ten laste komend kind: het kind jonger dan 18 jaar voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken.

Artikel

5

Bijstand en voorliggende voorziening

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

  • b.

    algemene bijstand: de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan;

  • c.

    bijstandsnorm: de op grond van paragraaf 3.2, op de belanghebbende van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de op grond van paragraaf 3.3, door het college vastgestelde verhoging of verlaging;

  • d.

    bijzondere bijstand: de bijstand, bedoeld in artikel 35, eerste lid;

  • e.

    langdurigheidstoeslag: de langdurigheidstoeslag, bedoeld in artikel 36;

  • f.

    voorliggende voorziening: elke voorziening buiten deze wet waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven.

Artikel

6

Niet-uitkeringsgerechtigde, arbeidsinschakeling en sociale activering

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

§

1.2

Opdracht gemeente

Artikel

7

Opdracht college

Artikel

8

Opdracht gemeenteraad

Artikel

8a

Regels bestrijding misbruik

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

2

Rechten en plichten

§

2.1

Arbeidsinschakeling

Artikel

9

Plicht tot arbeidsinschakeling

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

10

Aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

§

2.2

Bijstand

Artikel

11

Rechthebbenden

Artikel

12

Onderhoudsplicht ouders

Een persoon van 18, 19 of 20 jaar heeft recht op bijzondere bijstand voorzover zijn noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de bijstandsnorm en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders, omdat:

  • a.

    de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of

  • b.

    hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken.

Artikel

13

Uitsluiting van bijstand

Artikel

14

Niet-noodzakelijke kosten

In ieder geval worden niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend kosten met betrekking tot:

  • a.

    de voldoening aan alimentatieverplichtingen;

  • b.

    de betaling van een boete;

  • c.

    geleden of toegebrachte schade;

  • d.

    vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering;

  • e.

    kosten van medische handelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde als bedoeld in de Wet op bijzondere medische verrichtingen, of wanneer zodanige medische behandelingen en verrichtingen buiten Nederland plaatsvinden.

Artikel

15

Voorliggende voorziening

Artikel

16

Zeer dringende redenen

§

2.3

Inlichtingenplicht en afstemming

Artikel

17

Inlichtingenplicht

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

18

Afstemming

Hoofdstuk

3

Algemene bijstand

§

3.1

Algemeen

Artikel

19

Voorwaarden

§

3.2

Normen

Artikel

20

Jongerennormen

Artikel

21

Normen 21–65 jaar

Voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar is de norm per kalendermaand, indien het betreft:

  • a.

    een alleenstaande: € 567,79 per 1 januari 2004: € 578,27;

  • b.

    een alleenstaande ouder: € 794,90 per 1 januari 2004: € 809,58;

  • c.

    gehuwden waarvan beide echtgenoten jonger zijn dan 65 jaar: € 1135,57 per 1 januari 2004: € 1.156,54.

Artikel

22

Normen 65 jaar of ouder

Voor belanghebbenden van 65 jaar of ouder is de norm per kalendermaand, indien het betreft:

  • a.

    een alleenstaande: € 843,90 per 1 januari 2004: € 865,08;

  • b.

    een alleenstaande ouder: € 1071,01 per 1 januari 2004: € 1.093,05;

  • c.

    gehuwden waarvan beide echtgenoten 65 jaar of ouder zijn: € 1188,16 per 1 januari 2004: € 1.219,98;

  • d.

    gehuwden waarvan een echtgenoot 65 jaar of ouder is en de andere echtgenoot 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar: € 1197,70 per 1 januari 2004: € 1.219,98.

Artikel

23

Normen in inrichting

Artikel

24

Afwijking norm gehuwden

Indien een van de gehuwden geen recht op algemene bijstand heeft, is voor de rechthebbende echtgenoot de norm gelijk aan de norm die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

§

3.3

Verhoging en verlaging

Artikel

25

Alleenstaande (ouder)

Artikel

27

Woonsituatie

Het college kan de norm, bedoeld in de artikelen 20 en 21, of de toeslag, bedoeld in artikel 25, lager vaststellen voorzover de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm of de toeslag voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning.

Artikel

28

Schoolverlaters

Het college kan voor de belanghebbende die recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of een beroepsopleiding, de norm of de toeslag, bedoeld in artikel 25, gedurende zes maanden na het tijdstip van die beëindiging lager vaststellen, indien voor het onderwijs of de beroepsopleiding aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

Artikel

29

Alleenstaande van 21 of 22 jaar

Artikel

30

Verordening

§

3.4

Middelen

Artikel

31

Middelen

Artikel

32

Inkomen

Artikel

33

Bijzonder inkomen

Artikel

34

Vermogen

Hoofdstuk

4

Aanvullende inkomensondersteuning en aanpassing bedragen

§

4.1

Aanvullende inkomensondersteuning

Artikel

35

Bijzondere bijstand

Artikel

36

Langdurigheidstoeslag

§

4.2

Aanpassing bedragen

Artikel

37

Netto minimumloon en prijsindexcijfer

Artikel

38

Aanpassing normen en bedragen

Artikel

39

Aanpassingen middelen

Hoofdstuk

5

Uitvoering

§

5.1

De aanvraag

Artikel

40

Woonplaats en adresgegevens

Artikel

41

Aanvraag bij CWI

Artikel

42

Doorzending

Artikel

43

Vaststelling op aanvraag

§

5.2

Toekenning, vaststelling en betaling

Artikel

44

Toekenning

Artikel

45

Vaststelling en betaling

Artikel

46

Vervreemding, verpanding, beslag en machtiging

§

5.3

Cliëntenparticipatie

Artikel

47

Verordening cliëntenparticipatie

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

6

Bevoegdheden en faciliteiten gemeenten

§

6.1

Vorm bijstand

Artikel

48

Geldlening en borgtocht

Artikel

49

Schuldenlast

In afwijking van artikel 13, eerste lid, onderdeel f, kan het college bijzondere bijstand verlenen:

  • a.

    in de vorm van borgtocht, indien het verzoek van de belanghebbende tot verlening van een saneringskrediet is afgewezen vanwege diens beperkte mogelijkheden tot terugbetaling en de borgtocht noodzakelijk is om de krediettransactie alsnog doorgang te doen vinden door een:

  • b.

    indien daartoe zeer dringende redenen bestaan en de in onderdeel a genoemde mogelijkheid geen uitkomst biedt.

Artikel

50

Eigen woning

Artikel

51

Duurzame gebruiksgoederen

Artikel

52

Voorschot

Artikel

53

Voorschot UWV

§

6.2

Onderzoek, opschorten en herzien

Artikel

53a

Verstrekking en onderzoek gegevens

Artikel

54

Onjuiste gegevens en onvoldoende medewerking

§

6.3

Aanvullende verplichtingen

Artikel

55

Nadere verplichtingen

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

56

Kinderalimentatie

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

57

Noodzakelijke betalingen en bijstand in natura

Indien en zolang er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de belanghebbende zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van zijn bestaansmiddelen, kan het college:

  • a.

    aan de bijstand de verplichting verbinden dat de belanghebbende eraan meewerkt dat het college in naam van de belanghebbende noodzakelijke betalingen uit de toegekende bijstand verricht;

  • b.

    de bijstand in natura verstrekken.

§

6.4

Terugvordering

Artikel

58

Bevoegdheid terugvordering

Artikel

59

Terugvordering gezinsleden

Artikel

60

Besluit tot terugvordering

§

6.5

Verhaal

Artikel

61

Algemeen

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

62

Onderhoudsplicht

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

§

6.6

Gegevensuitwisseling

Artikel

63

Inlichtingenverplichting werkgever

Artikel

64

Inlichtingenverplichting instanties

Artikel

65

Geheimhoudingsplicht

Artikel

66

Vermoeden misdrijf

Het college is verplicht, indien het bij de uitvoering van deze wet het gegronde vermoeden krijgt van een misdrijf dat is gepleegd ten nadele van een Nederlands of buitenlands uitvoeringsorgaan van de sociale verzekeringswetten of van een Nederlands of buitenlands overheidsorgaan, voorzover dit is belast met het verrichten van uitkeringen, het doen van verstrekkingen dan wel het heffen van bijdragen, het betrokken orgaan hiervan in kennis te stellen.

Artikel

67

Inlichtingenverplichting gemeenten

Artikel

68

Sociaal-fiscaalnummer

Hoofdstuk

7

Financiering, toezicht en informatie

§

7.1

Financiering

Artikel

69

Verdeling uitkeringen

Artikel

70

Terugvordering werkdeel

Artikel

71

Aanpassing uitkering inkomensdeel

Artikel

72

Verlaging uitkering inkomensdeel

Artikel

73

Toetsingscommissie

Artikel

74

Aanvulling uitkering inkomensdeel

Artikel

75

Betaling uitkeringen, aanpassing uitkering en aanvullende uitkering

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld inzake de betaling van:

§

7.2

Toezicht

Artikel

76

Toezicht

§

7.3

Informatie

Artikel

77

Verslag over de uitvoering

Artikel

78

Informatievoorziening

Hoofdstuk

8

Slotbepalingen

Artikel

79

Begrip besluit

Voor de toepassing van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt met een besluit gelijkgesteld het nalaten van een handeling die strekt tot uitvoering van het besluit inzake de verlening of terugvordering van bijstand of het verrichten van een handeling die afwijkt van dat besluit.

Artikel

80

Cassatie

Artikel

81

Onverwijlde bijstand

Artikel

82

Goede uitvoering

Artikel

83

Innovatie

Artikel

84

Evaluatie

Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

85

Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld. In het koninklijk besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

Artikel

86

Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald: Wet werk en bijstand.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte
De Minister van Justitie, J. P. H. Donner