Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk
1
Definities
Artikel
1
Begripsbepalingen
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
b.
Peildatum: de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand;
Voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan van de in het eerste lid genoemde wetten of het Besluit in- en doorstroombanen kan bij koninklijk besluit het tijdstip waarop deze vervallen verschillend worden gesteld.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de gevolgen van de toepassing van het tweede lid, waarbij zo nodig kan worden afgeweken van de in dat lid bedoelde artikelen of onderdelen daarvan.
In afwijking van het eerste lid gelden door het college op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden of het Besluit in- en doorstroombanen ten aanzien van personen die een uitkering ontvangen op grond van de IOAZ of de IOAW genomen besluiten als door hem genomen besluiten op grond van de IOAZ onderscheidenlijk de IOAW.
3
Onverminderd de artikelen 8 tot en met 12, brengt het college de in het eerste en het tweede lid bedoelde besluiten binnen 24 maanden na de inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand in overeenstemming met onderscheidenlijk die wet, de IOAZ of de IOAW, voorzover deze besluiten afwijken van die wetten.
degene die op enig moment in de periode van 26 weken onmiddellijk voorafgaand aan 31 december 1995 bijstand ontving op grond van artikel 82 van de Algemene Bijstandswet, welke bijstand in die periode is geëindigd, indien belanghebbende binnen 26 weken na die datum opnieuw bijstand aanvraagt.
2
De in het eerste lid bedoelde bijstand wordt afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende, rekening houdend met het niveau van de noodzakelijke kosten van het bestaan ter plaatse.
Zodra ten minste 26 weken zijn verstreken nadat de bijstand die werd verleend op grond van het eerste lid werd beëindigd, is dat lid ten aanzien van het desbetreffende geval niet langer van toepassing.
Artikel
7
Zelfstandigen
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de verlening van bijstand en bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van de Wet werk en bijstand aan zelfstandigen en aan personen die algemene bijstand ontvangen en voornemens zijn een bedrijf of zelfstandig beroep te beginnen en zich in verband hiermee niet beschikbaar stellen voor arbeid in dienstbetrekking gedurende de voorbereidingsperiode van ten hoogste twaalf maanden, waarbij kan worden afgeweken van de artikelen 9, 10, 11, 32, 34, 40, 41, 45, 77 en de paragrafen 4.2, 6.1, 6.4 en 7.1 van die wet.
Artikel
8
Vermogen
Als het vermogen dat vanaf de bijstandsverlening niet in aanmerking is genomen, bedoeld in artikel 34, vierde lid, van de Wet werk en bijstand, van de belanghebbende aan wie op de peildatum algemene bijstand werd verleend, geldt het bedrag zoals dat laatstelijk vóór of op de peildatum door het college is vastgesteld.
1, in de eerste tot en met de derde maand na de peildatum;
b.
0,75, in de vierde tot en met de zesde maand na de peildatum;
c.
0,5, in de zevende tot en met de negende maand na de peildatum;
d.
0,25, in de tiende tot en met de twaalfde maand na de peildatum.
Artikel
10
Categoriale bijzondere bijstand
1
De belanghebbende die op de peildatum op grond van artikel 39, tweede lid, van de Algemene bijstandswet recht had op bijzondere bijstand, behoudt dit recht tot het tijdstip dat in de desbetreffende beschikking is bepaald, doch uiterlijk tot een jaar na inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand.
2
Colleges kunnen ook na de inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand bijzondere bijstand in de vorm van een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering verstrekken.
3
In afwijking van artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, kan, onverminderd het eerste lid, bijzondere bijstand ook aan een persoon van 18 jaar en ouder, doch jonger dan 65 jaar, behorend tot een categorie chronisch zieken of gehandicapten, worden verleend, zonder dat wordt nagegaan of ten aanzien van die persoon kosten in verband met chronische ziekte of handicap ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn, indien ten aanzien van de categorie waartoe hij behoort aannemelijk is dat die zich in bijzondere omstandigheden bevindt die leiden tot bepaalde noodzakelijke kosten van bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.
4
Het derde lid vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel
11
Woonwagen en -schip
1
Artikel 50, tweede lid, van de Wet werk en bijstand is tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip niet van toepassing op de belanghebbende die op de peildatum recht had op algemene bijstand en eigenaar was van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woonwagen of bewoond woonschip met bijbehorend erf.
2
In afwijking van artikel 8 wordt het in de woonwagen of het woonschip met bijbehorend erf gebonden vermogen van de belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, met ingang van het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op de waarde ervan op dat tijdstip.
Indien in de periode tussen de datum van plaatsing van de Wet werk en bijstand in het Staatsblad en de inwerkingtreding van voornoemde wet bijstand is aangevraagd, wordt in voorkomende gevallen de krediethypotheek gevestigd met inachtneming van die wet.
na de peildatum is ingediend tegen een op grond van de in het eerste lid bedoelde wetten of het Besluit in- en doorstroombanen met toepassing van artikel 2, tweede lid, na de peildatum genomen besluit en waarop nog niet onherroepelijk is beslist op het tijdstip dat de bepaling vervalt op grond waarvan het besluit is genomen;
Onze Minister houdt toezicht op de rechtmatige uitvoering van dit hoofdstuk door het college. De paragrafen 7.2 en 7.3 van de Wet werk en bijstand zijn van overeenkomstige toepassing.
Wijzigt de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945.
Hoofdstuk
4
Overige en slotbepalingen
Artikel
69
Indexering
Met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand worden de in de hoofdstukken 3 en 4 van voornoemde wet genoemde bedragen en percentages op de in paragraaf 4.2 van die wet voorgeschreven wijze herzien, voorzover de ontwikkeling van het netto minimumloon, de netto aanspraak op minimumvakantiebijslag en het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie, gerekend vanaf 1 januari 2003, daartoe aanleiding geeft. Van de herziene normen en bedragen en van de dag waarop de herziening plaatsvindt, wordt door Onze Minister mededeling gedaan in de Staatscourant.
Artikel
70
Goede invoering
Bij ministeriële regeling kunnen met het oog op de goede invoering van de Wet werk en bijstand regels worden gesteld waarbij zo nodig kan worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens voornoemde wet of deze wet.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld. In het koninklijk besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.
Artikel
73
Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald: Invoeringswet Wet werk en bijstand.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,M. Rutte