Besluit van 18 oktober 2005, houdende regels inzake diergeneesmiddelen (Diergeneesmiddelenbesluit)

Diergeneesmiddelenbesluit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 24 mei 2005, nr. TRCJZ/2005/1613, Directie Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op:
richtlijn nr. 90/167/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 maart 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking (PbEG L 92);
richtlijn nr. 91/412/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1991 tot vastlegging van beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG L 228);
richtlijn nr. 96/22/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG L 125);
richtlijn nr. 96/23/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in produkten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PbEG L 125);
richtlijn nr. 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG L 311);
richtlijn nr. 2004/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEU L 136);
verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PbEU L 136);
De Raad van State gehoord (advies van 26 augustus 2005, nr. W11.05.0199/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 oktober 2005, nr. TRCJZ/2005/2934, Directie Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

De wijziging van een communautaire maatregel waarnaar in dit besluit of in regels, gesteld krachtens de wet of dit besluit, wordt verwezen, gaat voor de toepassing van dit besluit en de regels, gesteld krachtens de wet of dit besluit, gelden met ingang van de dag waarop aan die wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Hoofdstuk

II

Registratie van diergeneesmiddelen

§

1

Jaarlijkse retributie

Artikel

3

§

2

Gegevensbescherming

Artikel

4

§

3

Duur van de registratie

Artikel

6

§

4

Verval of schorsing van een registratie

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Onverminderd de artikelen 10 en 11 van de wet kan Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een registratie geheel of gedeeltelijk schorsen dan wel geheel of gedeeltelijk doorhalen indien een verpakking of bijsluiter niet voldoet aan de regels, gesteld bij of krachtens hoofdstuk III, paragraaf 4, van dit besluit.

§

5

Geneesmiddelenbewaking en wijziging van registratie

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze waarop de informatie, bedoeld in de artikelen 14 en 15, wordt verstrekt.

Artikel

17

Artikel

18

Ingeval een wijziging van de bijlagen bij verordening (EEG) nr. 2377/90 noopt tot wijziging van de gegevens op grond waarvan een registratie is verleend, dan wel tot intrekking van een registratie, neemt de registratiehouder binnen zestig dagen na de bekendmaking van eerstbedoelde wijziging in het Publicatieblad van de Europese Unie alle maatregelen die noodzakelijk zijn voor die wijziging of intrekking.

§

6

Uitzonderingen op het verbod om niet-geregistreerde middelen te gebruiken

Artikel

19

De artikelen 2, eerste lid, en 19 van de wet zijn niet van toepassing op:

  • a.

    homeopathische diergeneesmiddelen die zijn opgenomen in de lijst, bedoeld in artikel 20, eerste lid;

  • b.

    diergeneesmiddelen op basis van radioactieve isotopen;

  • c.

    diergeneesmiddelen die aan elk van de volgende voorwaarden voldoen:

    • 1°.

      de bepalingen van hoofdstuk IV van de wet zijn niet op die middelen van toepassing;

    • 2°.

      zij bevatten geen substanties die zijn aangewezen krachtens artikel 5 van de wet;

    • 3°.

      zij zijn uitsluitend bestemd voor toepassing bij de volgende dieren, die niet zijn bestemd voor consumptie en waarvan in voorkomend geval de eieren evenmin zijn bestemd voor consumptie:

      • aquariumvissen;

      • terrariumdieren;

      • vogels, gehouden in kooien of volières;

      • postduiven;

      • kleine knaagdieren, konijnen en fretten die niet bedrijfsmatig worden gehouden;

  • d.

    halffabrikaten met medicinale werking;

  • e.

    entstoffen die zijn bereid met behulp van uit één of meer dieren geïsoleerde smetstoffen met het oog op de incidentele toepassing bij datzelfde dier of diezelfde dieren of dieren die daarmee tezamen worden gehouden;

  • f.

    diergeneesmiddelen die uitsluitend substanties, aangewezen door Onze Minister, als werkzaam bestanddeel bevatten;

  • g.

    diergeneesmiddelen die bestemd zijn en uitsluitend worden gebruikt voor toepassing op niet levend materiaal van dierlijke herkomst, ter onderkenning van een ziekte of de immunologische status van dieren.

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de dierenarts of de apotheker Onze Minister informeert over het voorhanden of in voorraad hebben van diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel b, onder 2°. Daarbij kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze waarop de informatie wordt verstrekt.

Hoofdstuk

III

Het bereiden, verpakken, etiketteren en afleveren van diergeneesmiddelen

§

1

De vergunning voor het bereiden, verpakken, etiketteren en afleveren

Artikel

27

Het is de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet verboden om diergeneesmiddelen te bereiden, te verpakken, te etiketteren of af te leveren, anders dan met inachtneming van de eisen, bedoeld in artikel 26.

Artikel

28

De houder van een vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet draagt er zorg voor dat de handelingen, genoemd in die vergunning, worden verricht overeenkomstig de gegevens op grond waarvan registratie van een in de vergunning genoemde diergeneesmiddel is verleend.

Artikel

29

Artikel

30

§

2

Uitzondering op de vergunningplicht

Artikel

31

§

3

Magistrale bereiding

Artikel

32

In afwijking van artikel 2, tweede lid, aanhef in samenhang met onderdeel a, van de wet is het verboden om een diergeneesmiddel te bereiden, en dat diergeneesmiddel voorhanden te hebben, af te leveren of bij dieren toe te passen, tenzij aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a.

    er is in Nederland geen geregistreerd diergeneesmiddel beschikbaar, alsmede geen middel beschikbaar op grond van artikel 22, om een aandoening, ziekte, ziekteverschijnsel, pijn, verwonding of gebrek bij een dier te genezen, lenigen of voorkomen;

  • b.

    er is sprake van een diergeneeskundige noodzaak;

  • c.

    het diergeneesmiddel bevat, indien het is bestemd om te worden toegepast bij een voedselproducerend dier, uitsluitend werkzame stoffen die zijn opgenomen in bijlage I, II of III bij verordening (EG) nr. 2377/90;

  • d.

    ingeval het diergeneesmiddel door een dierenarts wordt bereid, vindt deze bereiding plaats in een lokaliteit die aan elk van de voorwaarden, gesteld in artikel 35, voldoet;

  • e.

    ingeval van bereiding door een apotheker, wordt het diergeneesmiddel uitsluitend afgeleverd aan de dierenarts op wiens recept het middel is bereid;

  • f.

    het diergeneesmiddel wordt uitsluitend toegepast door de dierenarts, of door een persoon die onder zijn directe verantwoordelijkheid valt;

  • g.

    de dierenarts schrijft, overeenkomstig artikel 24, een wachttermijn voor, indien het diergeneesmiddel bij een voedselproducerend dier wordt toegepast.

Artikel

35

Een lokaliteit als bedoeld in artikel 32, onderdeel d, voldoet aan elk van de volgende voorwaarden:

  • a.

    de lokaliteit is voldoende groot en zodanig ingericht dat daarin alle handelingen, benodigd voor de bereiding van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de wet, naar behoren kunnen worden verricht;

  • b.

    de lokaliteit is goed onderhouden, schoon, opgeruimd en goed verlicht;

  • c.

    de lokaliteit is voorzien van een zodanige klimaatbeheersing dat de temperatuur en de vochtigheidsgraad geen ongewenste invloed uitoefenen op de zich daarin bevindende grondstoffen en diergeneesmiddelen;

  • d.

    de lokaliteit is voorzien van een vlakke, gladde en ondoorlaatbare vloer, zonder scheuren of open afvoeren.

§

4

Verpakking en etikettering

Artikel

36

Deze paragraaf is niet van toepassing op halffabrikaten met medicinale werking.

Artikel

37

Artikel

38

Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van communautaire maatregelen regels gesteld met betrekking tot het etiketteren van diergeneesmiddelen.

§

5

Afleververboden

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Hoofdstuk

IV

Invoer, uitvoer en doorvoer van diergeneesmiddelen

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de invoer, uitvoer en doorvoer van diergeneesmiddelen. Daarbij kan onder meer worden bepaald dat degene die diergeneesmiddelen invoert de registratiehouder of Onze Minister daarvan op de hoogte stelt.

Hoofdstuk

V

Verboden stoffen

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

De artikelen 46, derde lid, en 47 zijn niet van toepassing ingeval het diergeneesmiddel of de substantie, bedoeld in die artikelen, aantoonbaar is bestemd voor een andere toepassing dan de toediening aan landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren in een lidstaat.

Hoofdstuk

VI

Halffabrikaten met medicinale werking en gemedicineerd voeder

§

1

De vergunning voor het bereiden, verpakken, etiketteren en afleveren

Artikel

50

Degene die halffabrikaten met medicinale werking bereidt, verpakt, etiketteert of aflevert beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de wet.

§

2

Bepalingen met betrekking tot halffabrikaten met medicinale werking

Artikel

51

Artikel

52

Artikel

53

Artikel

54

De verpakking van een halffabrikaat met medicinale werking voldoet aan elk van de volgende voorwaarden:

  • a.

    zij is van een zodanige aard en kwaliteit dat:

    • 1°.

      zij is bestand tegen elke normale behandeling;

    • 2°.

      niets van de inhoud kan ontsnappen;

    • 3°.

      zij is geschikt om de samenstelling en de zuiverheid van het daarin verpakte halffabrikaat te waarborgen gedurende de aangegeven houdbaarheidstermijn onder de voorgeschreven of aanbevolen bewaaromstandigheden;

  • b.

    de sluiting is van zodanige aard dat deze niet zonder zichtbare en onherstelbare beschadiging kan worden geopend.

Artikel

55

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

58

Voormengsels met medicinale werking of halffabrikaten met medicinale werking worden bewaard in afgesloten ruimten of in naar categorie hermetisch afgesloten recipiënten, die speciaal zijn ontworpen voor het bewaren van deze producten.

Artikel

59

Vervoer van een halffabrikaat met medicinale werking in bulk vindt plaats in transportmiddelen of containers die op zodanige wijze zijn gereinigd, dat ongewenste wisselwerking met of besmetting van een later daarmee te vervoeren halffabrikaat met medicinale werking of gemedicineerd voeder wordt voorkomen.

Artikel

60

§

3

Bepalingen met betrekking tot gemedicineerd voeder

Artikel

61

Het is verboden om gemedicineerd voeder te bereiden uit meer dan één voormengsel met medicinale werking of halffabrikaat met medicinale werking.

Artikel

62

Artikel

63

Artikel

64

Artikel

65

Artikel

66

Artikel

67

Artikel

68

De bepalingen met betrekking tot halffabrikaten met medicinale werking, neergelegd in de artikelen 54, 58 en 59, zijn van overeenkomstige toepassing op gemedicineerde voeders.

§

4

Voorschrift door de dierenarts

Artikel

69

Artikel

70

§

5

Medebewind

Artikel

71

Het bestuur van het Productschap Diervoeder stelt bij verordening regels dan wel nadere regels met betrekking tot:

Artikel

72

Het bestuur van het Productschap Diervoeder kan bij verordening regels stellen met betrekking tot het voorhanden en in voorraad hebben van gemedicineerde voeders op een bedrijfseenheid waar gewoonlijk bedrijfsmatig dieren worden gehouden.

Hoofdstuk

VII

Overige bepalingen

§

1

Controles door houders van vergunningen

§

2

Administratieverplichtingen

Artikel

74

In aanvulling op artikel 40, eerste lid, van de wet kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat uit de administratie, bedoeld in dat artikellid, tevens blijkt op welke datum dieren zijn onderzocht en behandeld, hun aantal, de diagnose, de aard en hoeveelheid van toegepaste diergeneesmiddelen, de duur van de behandeling en voorgeschreven wachttermijnen, alsmede wie de houder van die dieren is.

§

3

Regels over het gebruik van diergeneesmiddelen in een proefstadium

Artikel

75

Artikel

76

§

4

Monsterneming en analyse

Artikel

77

De ambtenaren, bedoeld in artikel 52 van de wet, zijn bevoegd om van landbouwhuisdieren monsters te nemen van lichaamsvloeistoffen en uitscheidingsproducten, alsmede om van aquacultuurdieren en het vangstwater monsters te nemen.

Artikel

79

Artikel

80

Indien de uitkomst van de analyse van een monster wordt aangevochten, wordt die analyse op kosten van ongelijk bevestigd door het nationale referentielaboratorium dat overeenkomstig artikel 14, eerste lid, van richtlijn nr. 96/23/EG voor de analyse van het residu of de substantie in het monster is aangewezen.

§

5

Reclame

Artikel

81

Onverminderd artikel 19 van de wet is het verboden om een diergeneesmiddel aan te bevelen of aan te prijzen aan het publiek ingeval dat diergeneesmiddel aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

  • a.

    het mag uitsluitend op recept van een dierenarts worden verstrekt;

  • b.

    het bevat psychotrope stoffen of verdovende middelen als bedoeld in lijst I en II bij de Opiumwet.

§

6

Bepalingen ter uitvoering van Europese verordeningen

§

7

Betrokkenheid andere Ministers

Artikel

83

§

8

Overgangsbepalingen

Artikel

84

Artikel

85

Een vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet voor het afleveren van een diergeneesmiddel die is verleend ten behoeve van de invoer van dat diergeneesmiddel, wordt voor de toepassing van artikel 43 gelijkgesteld met een vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet voor het bereiden van dat diergeneesmiddel.

Artikel

86

Artikel

87

Hoofdstuk

VIII

Slotbepalingen

Artikel

89

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel

90

Dit besluit wordt aangehaald als: Diergeneesmiddelenbesluit.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit , C. P. Veerman
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner