Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 5 december 2005, nr. Z/VU-2635240, houdende regels voor subsidies ten laste van de AWBZ en intrekking van de Regeling subsidies AWBZ en Ziekenfondswet (Regeling subsidies AWBZ)

Regeling subsidies AWBZ

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Besluit:

Hoofdstuk

I

Algemene subsidiebepalingen

Paragraaf

1.1

Begrippen en algemene bepalingen

Artikel

1.1.1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    instelling: een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld;

  • b.

    project: een activiteit met een incidenteel karakter;

  • c.

    instellingssubsidie: een subsidie aan een instelling in de kosten van haar structurele activiteiten of een gedeelte daarvan;

  • d.

    projectsubsidie: een subsidie in de kosten van een project;

  • e.

    ondersteuningssubsidie: een instellingssubsidie van ten hoogste € 11.344,51 in een gering deel van de totale kosten van het algemeen functioneren van een instelling;

  • f.

    algemeen fonds: het fonds, bedoeld in artikel 38 van de Wet financiering volksverzekeringen;

  • g.

    zorgkantoor: een verbindingskantoor als bedoeld in artikel 1, onder c, van het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering;

  • h.

    regio: het werkgebied waarvoor het zorgkantoor als verbindingskantoor ingevolge het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is aangewezen.

Artikel

1.1.2

Artikel

1.1.3

Paragraaf

1.2

Berekeningswijze instellingsubsidie

Artikel

1.2.1

Een instellingssubsidie bestaat uit een door het College zorgverzekeringen vast te stellen bedrag voor overeenkomstig een door het College zorgverzekeringen goedgekeurd activiteitenplan uitgevoerde activiteiten.

Artikel

1.2.2

Artikel

1.2.3

Baten en lasten die door middel van interne doorberekeningen worden toegerekend, worden bepaald op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Voorzover hierin lasten zijn begrepen van materiële vaste activa, worden deze lasten op basis van aanschaffingsprijzen van die activa berekend.

Paragraaf

1.3

Berekeningswijze projectsubsidies

Artikel

1.3.1

Een projectsubsidie bestaat uit het verschil tussen de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende en met in achtneming van de ingevolge deze regeling in aanmerking komende werkelijke lasten, voorzover opgenomen in de door het College zorgverzekeringen goedgekeurde begroting, en de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende baten. De subsidie bedraagt niet meer dan het door het College zorgverzekeringen vastgestelde maximum.

Paragraaf

1.4

Modellen en formulieren

Artikel

1.4.1

Het College zorgverzekeringen stelt voor de subsidies in deze regeling de volgende modellen en formulieren vast:

  • a.

    een formulier voor de aanvraag van subsidie;

  • b.

    een model voor het projectplan;

  • c.

    een model voor de begroting;

  • d.

    een model voor het activiteitenplan;

  • e.

    een model voor het activiteitenverslag;

  • f.

    een controleprotocol;

  • g.

    een model accountantsverklaring, en

  • h.

    een formulier voor de aanvraag van de vaststelling van de subsidie.

Paragraaf

1.5

Aanvraag van een instellingssubsidie

Artikel

1.5.1

Artikel

1.5.2

Paragraaf

1.6

Aanvraag van een projectsubsidie

Artikel

1.6.1

Artikel

1.6.2

Artikel

1.6.3

Paragraaf

1.7

Subsidieverlening en bevoorschotting

Artikel

1.7.1

Het College zorgverzekeringen geeft een beschikking op een aanvraag binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel

1.7.2

Artikel

1.7.3

Paragraaf

1.8

Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel

1.8.1

De subsidieontvanger zorgt ervoor dat:

  • a.

    de doeleinden, gesteld in het activiteitenplan dan wel het projectplan, op doelmatige wijze worden nagestreefd;

  • b.

    de werkzaamheden op een zodanige manier worden geregeld dat een goed beleid en beheer worden gevoerd, en

  • c.

    de subsidie op doelmatige wijze wordt gebruikt voor de doeleinden waarvoor deze wordt verleend.

Artikel

1.8.2

De subsidieontvanger zorgt er voorts voor:

  • a.

    dat de administratie op overzichtelijke en doelmatige wijze wordt gevoerd;

  • b.

    dat de administratie een juist, volledig en actueel beeld geeft van het functioneren van de instelling, en

  • c.

    dat van alle ontvangsten en uitgaven deugdelijke bewijsstukken aanwezig zijn waaruit de aard en de omvang van de geleverde goederen of van de verrichte diensten duidelijk blijken.

Artikel

1.8.3

Bij instellingen die een instellingssubsidie ontvangen, is het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel

1.8.4

Artikel

1.8.5

Artikel

1.8.6

De subsidieontvanger stelt na afloop van de periode of het project waarvoor subsidie is verleend een verslag vast dat inzicht geeft in de aard, duur en omvang van de in het kader van de subsidiëring verrichte activiteiten. Het verslag vergelijkt de verrichte activiteiten met de in het activiteitenplan, onderscheidenlijk projectplan, voorgenomen activiteiten.

Artikel

1.8.7

Artikel

1.8.8

Op de balans worden de voorzieningen, gesplitst naar hun aard, en de reservering opgenomen. In de toelichting op de balans worden de toevoegingen en de onttrekkingen aan de voorzieningen en reservering toegelicht.

Artikel

1.8.9

Artikel

1.8.11

Artikel

1.8.12

Artikel

1.8.13

De subsidieontvanger die aan derden goederen ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die ten minste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.

Artikel

1.8.14

Artikel

1.8.15

Indien bij het College zorgverzekeringen het vermoeden is gerezen dat artikel 1.8.12 niet is nageleefd, spant de subsidieontvanger zich desgevraagd in de jaarrekening van de desbetreffende organisatie over te leggen.

Paragraaf

1.9

De aanvraag tot subsidievaststelling

Artikel

1.9.1

Artikel

1.9.2

De subsidiedeclaratie geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent de aanwending en de besteding van de subsidie door de instelling en geeft de nodige informatie om de subsidie vast te stellen. De subsidiedeclaratie sluit aan op de indeling van de bij de subsidieaanvraag ingediende begroting. Belangrijke verschillen tussen declaratie en begroting worden toegelicht. In de subsidiedeclaratie van instellingssubsidies wordt de aansluiting tussen de subsidiedeclaratie en de jaarrekening toegelicht.

Artikel

1.9.3

Artikel

1.9.4

Paragraaf

1.10

De vaststelling van de subsidie

Artikel

1.10.1

Binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 1.9.1, geeft het College zorgverzekeringen een beschikking tot vaststelling van de subsidie.

Hoofdstuk

II

Specifieke subsidies

Paragraaf

2.1

Diensten bij wonen met zorg

Artikel

2.1.1

Artikel

2.1.2

Artikel

2.1.3

Artikel

2.1.4

Artikel

2.1.5

Artikel

2.1.6

De maximale subsidie voor een zorgkantoor, bedoeld in artikel 2.1.5, eerste lid, wordt berekend overeenkomstig de volgende formule:

waarbij wordt verstaan onder:

A: het aantal 75-plussers in de regio van het zorgkantoor op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar;

B: het totaal aantal 75-plussers in Nederland op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

Artikel

2.1.7

Artikel

2.1.8

Paragraaf

2.2

Initiatieven op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg

Artikel

2.2.1

In deze paragraaf wordt onder ‘initiatieven op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg’ of ‘initiatief’ verstaan: activiteiten die niet op geleide van een vrijwillige of individuele hulpvraag worden uitgevoerd en die zich richten op risicogroepen, individuen of groepen met een dreigende psychische stoornis of een verhoogd risico daarop.

Artikel

2.2.2

Artikel

2.2.3

Artikel

2.2.4

Het zorgkantoor verleent slechts subsidie indien:

  • a.

    het initiatief in elk geval omvat het actief zoeken van personen uit een risicogroep of het bieden van bemoeizorg aan personen uit die risicogroep;

  • b.

    het initiatief de schriftelijke instemming heeft van de lokale overheid;

  • c.

    het initiatief wordt uitgevoerd door ten minste twee instellingen van verschillende rechtspersonen;

  • d.

    een rechtspersoon die een niet krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten toegelaten geestelijke gezondheidszorginstelling exploiteert, bijdraagt aan de uitvoering van het initiatief;

  • e.

    er sprake is van een initiatief in de ontwikkelingsfase;

  • f.

    het initiatief bijdraagt aan de totstandkoming of de implementatie van convenanten op lokaal niveau overeenkomstig het landelijk convenant OGGZ, en

  • g.

    het zorgkantoor het initiatief subsidieert op basis van een projectplan, waarin in elk geval zijn opgenomen het doel, de looptijd, de wijze en het moment van evalueren van het initiatief en de inspanningen om te komen tot een financiering na de subsidieperiode voor het initiatief.

Artikel

2.2.5

Het subsidieplafond voor de gesubsidieerde activiteiten bedraagt voor het jaar 2006 € 6.634.197.

Artikel

2.2.6

Artikel

2.2.7

Paragraaf

2.3

Zorgvernieuwingsprojecten geestelijke gezondheidszorg

Artikel

2.3.1

Artikel

2.3.2

Artikel

2.3.3

Artikel

2.3.5

Slechts de feitelijke hulpverlening die direct betrekking heeft op de uitvoering van de zorgonderdelen, bedoeld in artikel 2.3.3, eerste lid, onderdeel d, behoort tot de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel

2.3.6

Het subsidieplafond voor de gesubsidieerde activiteiten bedraagt voor het jaar 2006 € 6.810.532.

Artikel

2.3.7

De maximale subsidies voor het jaar 2006 worden berekend overeenkomstig de maximale subsidies die het College zorgverzekeringen verleende voor de gesubsidieerde activiteiten in het jaar 2005.

Artikel

2.3.8

Paragraaf

2.4

Consultatie, expertise en bijzondere zorgplannen

Artikel

2.4.1

Artikel

2.4.2

De zorgkantoren, bedoeld in artikel 2.4.1, en hun voor de toepassing van deze paragraaf geldende werkgebieden zijn:

  • a.

    het Zorgkantoor Groningen voor het werkgebied: de provincies Groningen, Friesland, Drenthe;

  • b.

    het Zorgkantoor Twente voor het werkgebied: de provincies Overijssel, Gelderland, Flevoland;

  • c.

    het Zorgkantoor Utrecht voor het werkgebied: de provincies Utrecht, Noord-Holland;

  • d.

    het Zorgkantoor Midden-Holland voor het werkgebied: de provincies Zuid-Holland, Zeeland;

  • e.

    het Zorgkantoor Zuidoost Brabant voor het werkgebied: de provincies Noord Brabant en Limburg.

Artikel

2.4.3

Artikel

2.4.4

Artikel

2.4.5

Het subsidieplafond voor de gesubsidieerde activiteiten bedraagt voor het jaar 2006 € 24.676.090.

Artikel

2.4.6

Artikel

2.4.7

De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat minimaal 47% van de subsidie wordt besteed aan de uitvoering van zorgplannen als bedoeld in artikel 2.4.3, onderdelen b en c.

Artikel

2.4.8

De subsidieontvanger houdt toezicht op een adequate uitvoering van het zorgplan.

Paragraaf

2.5

MEE-organisaties

Artikel

2.5.1

Artikel

2.5.2

Artikel

2.5.3

Artikel

2.5.4

Artikel

2.5.5

Artikel

2.5.6

Artikel

2.5.7

Artikel

2.5.8

Paragraaf

2.6

Persoonsgebonden budget

Artikel

2.6.1

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

  • b.

    huishoudelijke verzorging, persoonlijke verzorging, verpleging, ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding en vervoer: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat de desbetreffende zorg niet door een instelling hoeft te worden verleend;

  • c.

    verblijf: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit zorgaanspraken AWBZ;

  • d.

    kortdurend verblijf: tijdelijk verblijf gedurende gemiddeld niet meer dan twee etmalen per week, met dien verstande dat het verblijf niet door een instelling hoeft te worden verleend;

  • e.

    indicatiebesluit: een beschikking als bedoeld in artikel 9b, eerste lid, van de AWBZ, van het bevoegde indicatieorgaan;

  • f.

    netto persoonsgebonden budget: een subsidie waarmee de verzekerde aan hem te verlenen zorg als bedoeld in onderdeel b of d kan inkopen.

Artikel

2.6.2

Artikel

2.6.3

Artikel

2.6.4

Artikel

2.6.5

Het netto persoonsgebonden budget wordt verleend voor een subsidieperiode die:

  • a.

    niet eerder aanvangt dan de dag met ingang waarvan de verzekerde volgens zijn indicatiebesluit op de zorg is aangewezen waarvoor het budget wordt verleend, en

  • b.

    eindigt met ingang van de dag waarop het indicatiebesluit zijn geldigheidsduur verliest.

Artikel

2.6.6

Artikel

2.6.7

Artikel

2.6.8

Artikel

2.6.9

Artikel

2.6.10

Artikel

2.6.11

Artikel

2.6.12

Artikel

2.6.13

Artikel

2.6.14

Paragraaf

2.7

Het verwezenlijken van ADL-clusters

Artikel

2.7.1

In de paragrafen 2.7 tot en met 2.9 wordt verstaan onder:

  • a.

    ADL-assistentie: direct oproepbare persoonlijke assistentie aan een lichamelijke gehandicapte, welke op diens verzoek en aanwijzing wordt verleend gedurende het gehele etmaal bij algemene dagelijkse levensverrichtingen die hij als gevolg van lichamelijke functiebeperkingen niet zelf kan verrichten, waaronder in ieder geval assistentie bij eten en drinken, bij verplaatsen en toilet maken;

  • b.

    ADL-cluster: een aantal bij elkaar horende standaard aangepaste huurwoningen, waarvan de bewoners voor hun dagelijkse levensverrichtingen zijn aangewezen op ADL-assistentie, waarvoor op grond van paragraaf 2.9 subsidie wordt verstrekt, alsmede een ADL-eenheid, die zijn gebouwd in overeenstemming met het op 22 december 1992 door de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer vastgestelde programma van eisen en besteksbepalingen voor ADL clusterprojecten en in overeenstemming met het Programma van Eisen voor alarmintercominstallaties, dat door het College zorgverzekeringen is vastgesteld op 23 november 2001 en het Programma van Eisen voor keukens, dat door het College zorgverzekeringen is vastgesteld in december 2004;

  • c.

    ADL-woning: een woning deel uitmakend van een ADL-cluster;

  • d.

    ADL-eenheid: een ruimte, centraal gelegen binnen een ADL-cluster, waarin en van waaruit ADL-assistentie wordt verleend aan bewoners van een ADL-woning;

  • e.

    Programma van eisen: het programma van eisen en besteksbepalingen voor ADL-clusterprojecten, vastgesteld bij de Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 december 1992 (Stcrt. 1993, 1), met uitzondering van het bepaalde met betrekking tot alarmintercominstallaties en keukens. Voor dit laatste gelden het in november 2001 door het College zorgverzekeringen vastgestelde Programma van Eisen voor communicatie installaties ten behoeve van ADL-clusters en het in december 2004 door het College zorgverzekeringen vastgestelde Programma van eisen voor keukens in ADL-clusters.

Artikel

2.7.2

Voor de bouw en de exploitatie van ADL-clusters worden projectsubsidies verstrekt aan de rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die een ADL-cluster wil bouwen en exploiteren of heeft gebouwd en exploiteert.

Artikel

2.7.3

Artikel

2.7.4

Geen subsidie wordt verstrekt indien met de bouw van het cluster een aanvang is gemaakt voordat is beslist op de subsidieaanvraag.

Artikel

2.7.5

Artikel

2.7.6

Artikel

2.7.7

Artikel

2.7.8

Artikel

2.7.9

Voorschotten worden niet verleend voordat met de bouw van het cluster is gestart.

Artikel

2.7.10

Paragraaf

2.8

Aanpassingen in bestaande ADL-clusters

Artikel

2.8.1

Voor aanpassingen in bestaande ADL-clusters worden projectsubsidies verstrekt aan de rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die een ADL-cluster exploiteert.

Artikel

2.8.2

Artikel

2.8.3

Geen subsidie wordt verstrekt indien met de aanpassing een aanvang is gemaakt voordat is beslist op de subsidieaanvraag. De vorige volzin geldt niet voor reparatiekosten van een alarmintercomsysteem indien deze lager zijn dan € 350 en voor kosten die betrekking hebben op de in artikel 2.8.2, eerste lid, onderdelen c en d genoemde aanpassingen, indien deze lager zijn dan € 500 per bewoner.

Artikel

2.8.4

Het subsidieplafond voor de gesubsidieerde activiteiten bedraagt voor het jaar 2006 € 2.786.452.

Artikel

2.8.5

Indien de bewoner de huurovereenkomst beëindigt, anders dan bij overlijden of vertrek naar een zorgvoorziening, brengt de subsidieontvanger de kosten van de aanpassing tot maximaal de volgende bedragen in rekening aan die bewoner:

  • a.

    bij vertrek uit de woning binnen een half jaar na de vaststelling, maximaal 50% van de kosten van aanpassing;

  • b.

    bij vertrek uit de woning binnen een jaar na de vaststelling, maximaal 25% van de kosten van aanpassing, of

  • c.

    bij vertrek uit de woning binnen twee jaar na de vaststelling, maximaal 10% van de kosten van aanpassing.

Artikel

2.8.6

De begroting bij de subsidieaanvraag is gebaseerd op een of meer gespecificeerde offertes. De aanvraag van een subsidie gaat tevens vergezeld van deze offertes.

Paragraaf

2.9

ADL-assistentie in ADL-clusters

Artikel

2.9.1

In deze paragraaf wordt onder ingebruikneming van een ADL-cluster mede verstaan: het in gebruik nemen van een capaciteitsuitbreiding.

Artikel

2.9.2

Voor het verlenen van ADL-assistentie in ADL-clusters worden instellingssubsidies verstrekt aan de rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die ADL-assistentie verleent in een of meer ADL-clusters.

Artikel

2.9.3

Subsidie wordt slechts verstrekt indien de ADL-assistentie wordt verleend op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de subsidieontvanger en de rechtspersoon die het ADL-cluster beheert.

Artikel

2.9.4

Het aantal werkelijk verleende uren ADL-assistentie dient globaal overeen te komen met het aantal geïndiceerde uren. Indien bij een bewoner van een ADL-woning de behoefte aan assistentie de meest recente indicatie structureel overschrijdt met meer dan twee uur, meldt de subsidieontvanger de bewoner binnen drie maanden aan voor herindicatie.

Artikel

2.9.5

Artikel

2.9.6

Artikel

2.9.7

In afwijking van artikel 1.5.1 worden aanvragen van subsidies voor het verlenen van ADL-assistentie in het betreffende subsidiejaar in gebruik te nemen ADL-clusters uiterlijk zes weken voor ingebruikneming van het ADL-cluster ingediend.

Artikel

2.9.8

Paragraaf

2.10

Coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg

Artikel

2.10.1

Artikel

2.10.2

De gesubsidieerde activiteiten bestaan uit de ondersteuning van de coördinatie van:

  • a.

    zorg in de thuissituatie die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende verzekerde door een of meer leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie tussen hulpverlener en de hulpbehoevende oudere, zieke of gehandicapte verzekerde;

  • b.

    hulp die personen op vrijwillige basis zonder overeengekomen beloning bieden in de vorm van hoofdzakelijk vervangende mantelzorg in de thuissituatie aan hulpbehoevende oudere, zieke of gehandicapte verzekerden;

  • c.

    vorming en instandhouding van netwerken palliatieve zorg ten behoeve van de versterking van de onderlinge samenwerking tussen de bij de palliatieve zorg betrokken organisaties en personen.

Artikel

2.10.3

Artikel

2.10.4

Artikel

2.10.5

Artikel

2.10.6

Artikel

2.10.7

Voor de toepassing van artikel 1.9.2 wordt voor de verantwoording omtrent de aanwending en besteding van de subsidie een onderscheid gemaakt naar:

Artikel

2.10.8

Artikel

2.10.9

In afwijking van artikel 1.6.1 gaat de aanvraag niet vergezeld van de begroting en het projectplan.

Paragraaf

2.11

Abortusklinieken

Artikel

2.11.1

Voor de exploitatie van de navolgende abortusklinieken kan een instellingssubsidie worden verleend aan de daarbij vermelde rechtspersonen:

  • a.

    Stimezo Alkmaar te Alkmaar, Stichting Stimezo Alkmaar;

  • b.

    MR’70 (Stimezo) te Amsterdam, Stichting MR’70;

  • c.

    dr. Frans Wong Kliniek te Amsterdam, Stichting dr. Frans Wong;

  • d.

    Mildredhuis (Stimezo) te Arnhem, Stichting Mildredhuis Stichting voor Zwangerschapsonderbreking;

  • e.

    Preterm Kliniek te Den Haag, Stichting Polikliniek voor Zwangerschapsonderbreking;

  • f.

    CASA Den Haag te Den Haag, Stichting Centrum voor Anticonceptie, Seksualiteit en Abortus;

  • g.

    Stimezo Eindhoven te Eindhoven, Stichting voor hulpverlening bij zwangerschapsonderbreking Eindhoven e.o;

  • h.

    Emma Kliniek te Enschede, Stichting ter bevordering van medisch verantwoorde zwangerschapsafbreking Enschede en omstreken;

  • i.

    CASA Goes te Goes, Stichting Centrum voor Anticonceptie, Seksualiteit en Abortus;

  • j.

    Stimezo Groningen te Groningen, Stichting Medisch Centrum voor Geboorteregeling Stimezo Groningen;

  • k.

    Beahuis te Heemstede, Stichting Hulpverlening Zwangerschapsonderbreking Noord-Holland ‘STIZO’;

  • l.

    CASA Leiden te Leiden, Stichting Centrum voor Anticonceptie, Seksualiteit en Abortus;

  • m.

    CASA Maastricht te Maastricht, Stichting Centrum voor Anticonceptie, Seksualiteit en Abortus;

  • n.

    CASA Rotterdam te Rotterdam, Stichting Centrum voor Anticonceptie, Seksualiteit en Abortus;

  • o.

    Vrelinghuis te Utrecht, Stichting voor Hulpverlening bij Zwangerschapsonderbreking Utrecht en omgeving;

  • p.

    Stimezo Zwolle te Zwolle, Stichting Stimezo Zwolle.

Artikel

2.11.2

Artikel

2.11.3

De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat geen betalingen van verzekerden worden gevraagd voor de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel

2.11.4

Bij de subsidieverstrekking worden slechts de volgende lasten in aanmerking genomen:

  • a.

    de personeelslasten en materiële lasten, die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van zwangerschapsafbrekingen, overtijdsbehandelingen en nazorg;

  • b.

    de kapitaalslasten met in achtneming van de volgende voorwaarden;

    • 1°.

      afschrijvingslasten worden berekend met toepassing van de beleidsregels inzake afschrijvingen bij abortusklinieken van het College tarieven gezondheidszorg,

    • 2°.

      rentelasten worden slechts in aanmerking genomen, inzien zij betrekking hebben op benodigd vreemd vermogen,

    • 3°.

      ingeval vreemd vermogen is aangetrokken in de vorm van annuïteiten, wordt als rente in aanmerking genomen het bedrag van de annuïteit, verminderd met de berekende rechtlijnige aflossing,

    • 4°.

      indien de subsidieontvanger geen eigenaar is van de gebouwen, installaties of inventaris en de verhuurder een rechtspersoon is die zich ten doel stelt of mede ten doel stelt de ondersteuning van de subsidieontvanger, zullen aan huur ten hoogste in aanmerking worden genomen de eigenaarslasten, berekenend volgens het eerste, tweede en derde lid,

    • 5°.

      in andere gevallen waarin de subsidieontvanger geen eigenaar is van de gebouwen, installaties of inventaris zal aan huur in aanmerking worden genomen het door een huuradviescommissie recentelijk geadviseerd huurbedrag voor het betreffende pand, dan wel, indien een dergelijk advies niet beschikbaar is of indien in het pand nieuwe investeringen gepleegd worden om het geschikt te maken aan zijn nieuwe bestemming, de huur die wordt vastgesteld door drie makelaars, één aan te wijzen door de huurder, één aan te wijzen door de verhuurder en één aan te wijzen door beide voornoemde makelaars,

    • 6°.

      bij overname door een andere rechtspersoon of verandering van rechtsvorm worden dezelfde grondslagen gehanteerd, waarbij een overname voor de beoordeling van de kapitaalslasten geen wijziging met zich brengt.

Artikel

2.11.5

Indien de subsidieontvanger tevens zwangerschapsafbrekingen, overtijdsbehandelingen en nazorg verricht die niet voor subsidiëring in aanmerking komen, worden de volgens artikel 2.11.4 in aanmerking te nemen lasten, na aftrek van de vaste opslagen bedoeld in artikel 2.11.6, onderdelen b, c, en d, naar rato van het aantal behandelingen van verzekerden respectievelijk niet-verzekerden berekend.

Artikel

2.11.6

In afwijking van artikel 1.2.1 wordt de maximale subsidie als volgt berekend:

  • a.

    voor de eerste duizend zwangerschapsafbrekingen een bedrag van € 364 per behandeling en voor elke volgende behandeling een bedrag van € 219;

  • b.

    voor tweede trimesterbehandelingen een opslag van € 154 per behandeling;

  • c.

    Voor eerste en tweede trimesterbehandelingen onder narcose een opslag van € 95 per behandeling bij een sedatiescore van vier of vijf overeenkomstig de door het centraal begeleidingsorgaan voor de Intercollegiale Toetsing vastgelegde consensus ‘Sedatie en/of analgesie door niet anesthesiologen’, indien de begeleiding in handen is van een tweede arts die daartoe bevoegd en bekwaam is;

  • d.

    voor behandelingen met prostaglandine naast de opslag, vermeld in onderdeel c, een extra opslag van € 281 per behandeling;

  • e.

    een toeslag voor huisvestingskosten, te berekenen als volgt:

    • 1°.

      ingeval van eigendom de afschrijvingen op het gebouw met de vaste installaties en een bedrag voor onderhoud ter hoogte van 1% van de stichtingskosten,

    • 2°.

      ingeval de subsidieontvanger geen eigenaar is van de gebouwen het huurbedrag, exclusief de servicekosten en de afschrijvingen op vaste installaties en verbouwingen, voor zover deze niet zijn begrepen in het huurbedrag,

    • 3°.

      de rente van geldleningen die rechtstreeks verband houden met de financiering van de huisvesting of, ingeval financiering plaatsvindt met eigen vermogen, de rentevergoeding volgens artikel 2.11.8;

  • f.

    een toeslag voor overige kapitaalslasten van € 21.854, indien het totale aantal behandelingen minder dan 1500 is en een toeslag van € 26.807, indien het totale aantal behandelingen 1500 of meer bedraagt;

  • g.

    een opslag per consult dat geen behandeling tot gevolg heeft van € 35.

Artikel

2.11.7

In afwijking van artikel 1.8.7 worden toevoegingen aan voorzieningen niet gerekend tot de lasten van de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel

2.11.8

Uitsluitend ten behoeve van de berekening van de maximaal in aanmerking te nemen huisvestingslasten, bedoeld in artikel 2.11.6, onderdeel e, wordt voor de beschikbaarstelling van eigen vermogen een rentevergoeding berekend. Hiervoor wordt het normrente kort vreemd vermogen gehanteerd volgens de beleidsregels voor abortusklinieken van het College tarieven gezondheidszorg.

Artikel

2.11.9

Artikel

2.11.10

Artikel

2.11.11

Met betrekking tot uitgaven waarin deze paragraaf niet voorziet, wordt gehandeld overeenkomstig de beleidsregels voor abortusklinieken van het College tarieven gezondheidszorg.

Artikel

2.11.12

Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het College zorgverzekeringen vindt geen wijziging plaats in de aard, omvang en plaats van de huisvesting van de abortuskliniek.

Artikel

2.11.13

Hoofdstuk

III

Slot- en overgangsbepalingen

Artikel

3.1.1

Deze regeling is niet van toepassing op subsidies en uitkeringen die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn verleend of vastgesteld.

Artikel

3.1.2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Artikel

3.1.3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling subsidies AWBZ.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C.I.J.M.Ross-van Dorp