Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 5 december 2005, nr. Z/VU-2635240, houdende regels voor subsidies ten laste van de AWBZ en intrekking van de Regeling subsidies AWBZ en Ziekenfondswet (Regeling subsidies AWBZ)

Regeling subsidies AWBZ

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Besluit:

Hoofdstuk

I

Algemene subsidiebepalingen

Paragraaf

1.1

Begrippen en algemene bepalingen

Artikel

1.1.1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    instelling: een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld;

  • b.

    project: een activiteit met een incidenteel karakter;

  • c.

    instellingssubsidie: een subsidie aan een instelling in de kosten van haar structurele activiteiten of een gedeelte daarvan;

  • d.

    projectsubsidie: een subsidie in de kosten van een project;

  • e.

    ondersteuningssubsidie: een instellingssubsidie van ten hoogste € 11.344,51 in een gering deel van de totale kosten van het algemeen functioneren van een instelling;

  • f.

    algemeen fonds: het fonds, genoemd in artikel 89 van de Wet financiering sociale verzekeringen;

  • g.

    zorgkantoor: een verbindingskantoor als bedoeld in artikel 1, onder c, van het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering;

  • h.

    regio: het werkgebied waarvoor het zorgkantoor als verbindingskantoor ingevolge het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is aangewezen;

  • i.

    AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

  • j.

    persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding en vervoer: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit zorgaanspraken AWBZ;

  • k.

    kortdurend verblijf: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit zorgaanspraken AWBZ, gedurende niet meer dan twee etmalen per week, met dien verstande dat de desbetreffende zorg niet door een instelling hoeft te worden verleend;

  • l.

    verblijf: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit zorgaanspraken AWBZ;

  • m.

    indicatiebesluit: een beschikking als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder d, van het Zorgindicatiebesluit;

  • n.

    Keurmerkinstituut: het te Zoetermeer gevestigde Keurmerkinstituut B.V.;

  • o.

    leefeenheid: twee of meer bewoners van één woonadres als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet basisregistratie personen, in de volgende samenstelling:

    • 1°.

      een of meer gehuwde verzekerden, al dan niet tezamen met een of meer minderjarige verzekerden,

    • 2°.

      een meerderjarige ongehuwde verzekerde tezamen met een of meer minderjarige verzekerden, of

    • 3°.

      een meerderjarige verzekerde met een of meer andere meerderjarige verzekerden en het bloed- of aanverwanten in de eerste of tweede graad betreft;

  • p.

    persoonsgebonden budget: een subsidie waarmee de verzekerde onder de in paragraaf 2.6 genoemde voorwaarden aan hem te verlenen zorg als bedoeld in onderdelen j en k kan inkopen;

  • q.

    vergoeding persoonlijke zorg: een subsidie waarmee de verzekerde in 2012 onder de in paragraaf 2.7, zoals die paragraaf luidde voor 1 januari 2013, genoemde voorwaarden aan hem te verlenen zorg als bedoeld in onderdelen j en k kon kan inkopen;

  • r.

    budgetplan: een overzicht van de door de verzekerde voorgenomen besteding van het te verlenen persoonsgebonden budget;

  • s.

    langdurige zorgbehoefte: een zorgbehoefte die, blijkens het indicatiebesluit, ten minste een jaar na de datum waarop de verzekerde volgens dat besluit op de geïndiceerde vorm van zorg of vormen van zorg is aangewezen zal bestaan;

  • t.

    zorgzwaartepakket: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Regeling zorgaanspraken AWBZ;

  • u.

    kleinschalig wooninitiatief: een woonsituatie waarbij

    • a.

      minimaal 3 en maximaal 26 bewoners een persoonsgebonden budget ontvangen voor ten minste de functies persoonlijke verzorging en begeleiding individueel en hiervoor door bundeling van persoonsgebonden budgetten gezamenlijk de zorg inkopen, en

    • b.

      de bewoners verblijven op één woonadres als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet basisregistratie personen, of op meerdere woonadressen binnen een straal van 100 meter, waarin ten minste één gemeenschappelijke verblijfsruimte aanwezig is die geschikt is voor het ontplooien van gezamenlijke activiteiten;

  • v.

    Sociale verzekeringsbank: Sociale verzekeringsbank, genoemd in artikel 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • w.

    trekkingsrecht: persoonsgebonden budget waaruit betalingen worden verricht door de Sociale verzekeringsbank en waarover de verantwoording door tussenkomst van de Sociale verzekeringsbank wordt gedaan;

  • x.

    bestaande budgethouder: verzekerde waarvan de subsidieperiode voor het te verlenen persoonsgebonden budget:

    • a.

      met een onderbreking van niet meer dan zeven kalenderdagen aansluit op een eerdere subsidieperiode voor een persoonsgebonden budget of een vergoeding persoonlijke zorg, of

    • b.

      aansluit op een periode waarin de verzekerde verbleef in een instelling als bedoeld in de AWBZ of Zorgverzekeringswet en dit verblijf aansloot op een eerdere subsidieperiode voor een persoonsgebonden budget of een vergoeding persoonlijke zorg.

Artikel

1.1.2

Artikel

1.1.3

Paragraaf

1.2

Berekeningswijze instellingsubsidie

Artikel

1.2.1

Artikel

1.2.2

Artikel

1.2.3

Baten en lasten die door middel van interne doorberekeningen worden toegerekend, worden bepaald op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Voorzover hierin lasten zijn begrepen van materiële vaste activa, worden deze lasten op basis van aanschaffingsprijzen van die activa berekend.

Paragraaf

1.3

Berekeningswijze projectsubsidies

Artikel

1.3.1

Een projectsubsidie bestaat uit het verschil tussen de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende en met in achtneming van de ingevolge deze regeling in aanmerking komende werkelijke lasten, voorzover opgenomen in de door het Zorginstituut goedgekeurde begroting, en de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende baten. De subsidie bedraagt niet meer dan het door het Zorginstituut vastgestelde maximum.

Paragraaf

1.4

Modellen en formulieren

Artikel

1.4.1

Het Zorginstituut stelt voor de subsidies in deze regeling de volgende modellen en formulieren vast:

  • a.

    een formulier voor de aanvraag van subsidie;

  • b.

    een model voor het projectplan;

  • c.

    een model voor de begroting;

  • d.

    een model voor het activiteitenplan;

  • e.

    een model voor het activiteitenverslag;

  • f.

    een controleprotocol;

  • g.

    een model accountantsverklaring, en

  • h.

    een formulier voor de aanvraag van de vaststelling van de subsidie.

Paragraaf

1.5

Aanvraag van een instellingssubsidie

Artikel

1.5.1

Artikel

1.5.2

Paragraaf

1.6

Aanvraag van een projectsubsidie

Artikel

1.6.1

Artikel

1.6.2

Artikel

1.6.3

Paragraaf

1.7

Subsidieverlening en bevoorschotting

Artikel

1.7.1

Artikel

1.7.2

Artikel

1.7.3

Paragraaf

1.8

Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel

1.8.1

De subsidieontvanger zorgt ervoor dat:

  • a.

    de doeleinden, gesteld in het activiteitenplan dan wel het projectplan, op doelmatige wijze worden nagestreefd;

  • b.

    de werkzaamheden op een zodanige manier worden geregeld dat een goed beleid en beheer worden gevoerd, en

  • c.

    de subsidie op doelmatige wijze wordt gebruikt voor de doeleinden waarvoor deze wordt verleend.

Artikel

1.8.2

De subsidieontvanger zorgt er voorts voor:

  • a.

    dat de administratie op overzichtelijke en doelmatige wijze wordt gevoerd;

  • b.

    dat de administratie een juist, volledig en actueel beeld geeft van het functioneren van de instelling, en

  • c.

    dat van alle ontvangsten en uitgaven deugdelijke bewijsstukken aanwezig zijn waaruit de aard en de omvang van de geleverde goederen of van de verrichte diensten duidelijk blijken.

Artikel

1.8.3

Bij instellingen die een instellingssubsidie ontvangen, is het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel

1.8.4

Artikel

1.8.5

Artikel

1.8.6

De subsidieontvanger stelt na afloop van de periode of het project waarvoor subsidie is verleend een verslag vast dat inzicht geeft in de aard, duur en omvang van de in het kader van de subsidiëring verrichte activiteiten. Het verslag vergelijkt de verrichte activiteiten met de in het activiteitenplan, onderscheidenlijk projectplan, voorgenomen activiteiten.

Artikel

1.8.7

Artikel

1.8.8

Op de balans worden de voorzieningen, gesplitst naar hun aard, en de reservering opgenomen. In de toelichting op de balans worden de toevoegingen en de onttrekkingen aan de voorzieningen en reservering toegelicht.

Artikel

1.8.9

Artikel

1.8.11

Artikel

1.8.12

Artikel

1.8.13

De subsidieontvanger die aan derden goederen ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die ten minste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.

Artikel

1.8.14

Artikel

1.8.15

Indien bij het Zorginstituut het vermoeden is gerezen dat artikel 1.8.12 niet is nageleefd, spant de subsidieontvanger zich desgevraagd in de jaarrekening van de desbetreffende organisatie over te leggen.

Paragraaf

1.9

De aanvraag tot subsidievaststelling

Artikel

1.9.1

Artikel

1.9.2

De subsidiedeclaratie geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent de aanwending en de besteding van de subsidie door de instelling en geeft de nodige informatie om de subsidie vast te stellen. De subsidiedeclaratie sluit aan op de indeling van de bij de subsidieaanvraag ingediende begroting. Belangrijke verschillen tussen declaratie en begroting worden toegelicht. In de subsidiedeclaratie van instellingssubsidies wordt de aansluiting tussen de subsidiedeclaratie en de jaarrekening toegelicht.

Artikel

1.9.3

Artikel

1.9.4

Paragraaf

1.10

De vaststelling van de subsidie

Artikel

1.10.1

Binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 1.9.1, geeft het Zorginstituut een beschikking tot vaststelling van de subsidie.

Artikel

1.10.2

Indien het Zorginstituut bij de vaststelling van de subsidie rekening houdt met de ontwikkeling van het prijspeil of met de ontwikkeling in de kosten van de arbeidsvoorwaarden, en het bedrag aan subsidies dat alsdan op grond van een subsidieparagraaf vastgesteld zou worden het in die paragraaf genoemde subsidieplafond voor het desbetreffende jaar zou overschrijden, wordt dat plafond verhoogd met het verschil tussen het totaal door het Zorginstituut op grond van die paragraaf aan subsidies vast te stellen bedrag en dat plafond.

Artikel

1.10.3

Bij de baten worden ook de rente-inkomsten in verband met de op de subsidie verleende voorschotten in aanmerking genomen.

Hoofdstuk

II

Specifieke subsidies

Paragraaf

2.1

Experimenten diensten bij wonen met zorg

Artikel

2.1.1

Vervallen

Artikel

2.1.2

Vervallen

Artikel

2.1.3

Vervallen

Artikel

2.1.4

Vervallen

Artikel

2.1.5

Vervallen

Artikel

2.1.6

Vervallen

Artikel

2.1.7

Vervallen

Paragraaf

2.2

Initiatieven op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg

Artikel

2.2.1

Vervallen

Artikel

2.2.2

Vervallen

Artikel

2.2.3

Vervallen

Artikel

2.2.4

Vervallen

Artikel

2.2.5

Vervallen

Artikel

2.2.6

Vervallen

Artikel

2.2.7

Vervallen

Paragraaf

2.3

Zorgvernieuwingsprojecten geestelijke gezondheidszorg

Artikel

2.3.1

Vervallen

Artikel

2.3.2

Vervallen

Artikel

2.3.3

Vervallen

Artikel

2.3.4

Vervallen

Artikel

2.3.5

Vervallen

Artikel

2.3.6

Vervallen

Artikel

2.3.7

Vervallen

Artikel

2.3.8

Vervallen

Paragraaf

2.4

Consultatie, expertise en bijzondere zorgplannen

Artikel

2.4.1

Vervallen

Artikel

2.4.2

Vervallen

Artikel

2.4.3

Vervallen

Artikel

2.4.4

Vervallen

Artikel

2.4.5

Vervallen

Artikel

2.4.6

Vervallen

Artikel

2.4.7

Vervallen

Artikel

2.4.8

Vervallen

Paragraaf

2.5

MEE-organisaties

Artikel

2.5.1

Artikel

2.5.2

Artikel

2.5.3

Artikel

2.5.4

Artikel

2.5.4a

Indien de gezamenlijke aanvragen voor subsidieverlening voor collectieve en individuele cliëntondersteuning hoger zijn dan het voor verlening uit hoofde van het subsidieplafond, bedoeld in artikel 2.5.2, eerste lid, beschikbare budget, vindt verlening in 2014 plaats op basis van de volgende systematiek:

  • a.

    het totaal van de op basis van de artikelen 2.5.3 en 2.5.4 te verlenen subsidie voor collectieve en individuele cliëntondersteuning bedraagt niet meer dan 103,82% van de totale subsidie voor collectieve en individuele cliëntondersteuning die zonder toepassing van artikel 1.7.3 is verleend ten behoeve van 2013;

  • b.

    de voor individuele cliëntondersteuning te verlenen subsidie is gelijk aan het in onderdeel a bedoelde maximum minus het op grond van artikel 2.5.3 te verlenen bedrag voor collectieve cliëntondersteuning;

  • c.

    subsidie voor individuele cliëntondersteuning wordt verleend voor zover dat bedrag is aangevraagd;

  • d.

    de na toepassing van artikel 2.5.3, artikel 2.5.4 en de onderdelen a tot en met c nog resterende middelen worden verdeeld volgens de volgende formule:

    waarbij wordt verstaan onder:

    A: het nog resterende deel van de aanvraag voor individuele cliëntondersteuning van de MEE-organisatie;

    B: het totaal van de nog resterende delen van alle aanvragen voor individuele cliëntondersteuning van de MEE-organisaties;

    C: de na toepassing van artikel 2.5.3, artikel 2.5.4 en de onderdelen a tot en met c nog resterende middelen.

Artikel

2.5.4b

Artikel

2.5.5

Artikel

2.5.6

Artikel

2.5.6a

Artikel

2.5.6b

Artikel 1.8.7 is niet van toepassing op de subsidie voor coördinatie van projecten integrale vroeghulp.

Artikel

2.5.7

Artikel

2.5.8

Artikel

2.5.9

Artikel

2.5.10

Artikel 1.8.11 is niet van toepassing op de beëindiging van de subsidie per 1 januari 2015.

Paragraaf

2.6

Persoonsgebonden budget

Artikel

2.6.1

Vervallen

Artikel

2.6.2

Artikel

2.6.3

Artikel

2.6.3a

Artikel

2.6.3b

Artikel

2.6.3c

Artikel

2.6.4

Artikel

2.6.5

Artikel

2.6.6

Artikel

2.6.6a

Artikel

2.6.7

Artikel

2.6.8

Artikel

2.6.9

Artikel

2.6.9a

Artikel

2.6.9b

Indien een trekkingsrecht is verleend, verricht de Sociale verzekeringsbank ten behoeve van de verzekerde uitsluitend betalingen uit het persoonsgebonden budget:

  • a.

    overeenkomstig de door de verzekerde met de zorgverlener gesloten, geldige overeenkomst die is goedgekeurd door het zorgkantoor;

  • b.

    tot afdracht van eventuele loonheffing;

  • c.

    ter verkrijging door de verzekerde van gelden voor het verrichten van betalingen als bedoeld in artikel 2.6.9, derde lid;

  • d.

    die ook overigens in overeenstemming zijn met deze regeling en met de beschikking tot verlening van het trekkingsrecht.

Artikel

2.6.10

Artikel

2.6.11

De verleningsbeschikking van het zorgkantoor aan de verzekerde bevat ten minste de volgende gegevens:

  • a.

    de subsidieperiode;

  • b.

    het verleende bruto persoonsgebonden budget en de wijze waarop dit budget is berekend;

  • c.

    de hoogte van de eigen bijdrage en de wijze waarop deze bijdrage is berekend;

  • d.

    het netto persoonsgebonden budget en de wijze waarop dit budget is berekend;

  • e.

    de wijze waarop het netto persoonsgebonden budget wordt bevoorschot;

  • f.

    de verplichtingen van de verzekerde;

  • g.

    de hoogte van het verantwoordingsvrije bedrag, en de wijze waarop dat bedrag is berekend;

  • h.

    indien van toepassing: het bedrag, bedoeld in artikel 2.6.8, tweede lid;

  • i.

    de mededeling dat de in artikel 2.6.9, eerste lid, onderdeel f, bedoelde formulieren door het zorgkantoor worden doorgezonden aan de belastingdienst.

Artikel

2.6.12

Artikel

2.6.13

Artikel

2.6.14

Artikel

2.6.15

Paragraaf

2.7

Vergoeding persoonlijke zorg

Artikel

2.7.1

Vervallen

Artikel

2.7.2

Vervallen

Artikel

2.7.3

Vervallen

Artikel

2.7.4

Vervallen

Artikel

2.7.5

Vervallen

Artikel

2.7.6

Vervallen

Artikel

2.7.7

Vervallen

Artikel

2.7.8

Vervallen

Paragraaf

2.8

Aanpassingen in bestaande ADL-clusters

Artikel

2.8.1

Vervallen

Artikel

2.8.2

Vervallen

Artikel

2.8.3

Vervallen

Artikel

2.8.4

Vervallen

Artikel

2.8.5

Vervallen

Artikel

2.8.6

Vervallen

Paragraaf

2.9

ADL-assistentie

Artikel

2.9.1

Vervallen

Artikel

2.9.2

Vervallen

Artikel

2.9.3

Vervallen

Artikel

2.9.4

Vervallen

Artikel

2.9.5

Vervallen

Artikel

2.9.6

Vervallen

Artikel

2.9.7

Vervallen

Artikel

2.9.8

Vervallen

Artikel

2.9.9

Vervallen

Paragraaf

2.10

Coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg

Artikel

2.10.1

Vervallen

Artikel

2.10.2

Vervallen

Artikel

2.10.3

Vervallen

Artikel

2.10.4

Vervallen

Artikel

2.10.5

Vervallen

Artikel

2.10.6

Vervallen

Artikel

2.10.7

Vervallen

Artikel

2.10.8

Vervallen

Artikel

2.10.9

Vervallen

Paragraaf

2.11

Abortusklinieken

Artikel

2.11.1

Artikel

2.11.2

Artikel

2.11.3

De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat geen betalingen van verzekerden worden gevraagd voor de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel

2.11.3a

Vervallen

Artikel

2.11.4

In afwijking van paragraaf 1.2 bestaat de subsidie uit:

  • a.

    € 96,59 per consult waarna de zwangerschapsafbreking is gestaakt;

  • b.

    € 434,34 per eerste trimesterbehandeling;

  • c.

    € 549,46 per eerste trimesterbehandeling met diepe sedatie of algehele anesthesie;

  • d.

    € 776,62 per eerste trimesterbehandeling met prostaglandine;

  • e.

    € 891,74 per eerste trimesterbehandeling met zowel diepe sedatie of algehele anesthesie, als prostaglandine;

  • f.

    € 652,96 per tweede trimesterbehandeling;

  • g.

    € 768,08 per tweede trimesterbehandeling met diepe sedatie of algehele anesthesie;

  • h.

    € 995,24 per tweede trimesterbehandeling met prostaglandine;

  • i.

    € 1.110,36 per tweede trimesterbehandeling met zowel diepe sedatie of algehele anesthesie, als prostaglandine.

Artikel

2.11.5

Artikel

2.11.5a

Het Zorginstituut bepaalt bij het besluit tot verlening van de instellingssubsidie:

  • a.

    voor welke consulten en behandelingen, bedoeld in artikel 2.11.4, de subsidie wordt verleend,

  • b.

    het aantal consulten en behandelingen, bedoeld in artikel 2.11.4, waarvoor subsidie wordt verleend,

  • c.

    op welke wijze de subsidieontvanger kan aantonen dat de consulten en behandelingen, bedoeld in artikel 2.11.4, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en

  • d.

    op welke wijze de subsidieontvanger kan aantonen dat voldaan is aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie.

Artikel

2.11.6

Vervallen

Artikel

2.11.7a

Artikel

2.11.7b

Artikel

2.11.7c

De instellingssubsidie wordt vastgesteld op de bedragen per consult en behandeling, bedoeld in artikel 2.11.4, voor het aantal consulten en behandelingen die zijn verricht in het jaar waarvoor de instellingssubsidie is verleend.

Artikel

2.11.8

Vervallen

Artikel

2.11.9

Vervallen

Artikel

2.11.10

Het Zorginstituut is bevoegd alle informatie met betrekking tot de subsidiëring ter beschikking te stellen aan de Nederlandse Zorgautoriteit.

Artikel

2.11.11

Vervallen

Artikel

2.11.12

Vervallen

Artikel

2.11.13

Vervallen

Artikel

2.11.14

Hoofdstuk

III

Slot- en overgangsbepalingen

Artikel

3.1.1

Deze regeling is niet van toepassing op subsidies en uitkeringen die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn verleend of vastgesteld.

Artikel

3.1.2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Artikel

3.1.3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling subsidies AWBZ.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C.I.J.M.Ross-van Dorp

Bijlage

1

behorende bij artikel 2.5.4b, vierde lid, Regeling subsidies AWBZ

MEE Friesland

113,1

115,4

MEE Groningen

86,9

118,1

MEE Drenthe

87,3

119,9

MEE IJsseloevers

93,6

85,6

MEE Twente

104,1

110,5

MEE NW Holland

90,2

95,1

MEE Amstel Zaan

86,3

86,5

MEE Utrecht GV

86,6

81,4

MEE Veluwe

87,9

97,3

MEE O Gelderland

89,6

112,7

MEE Gelderse Poort

100,1

96,9

MEE Zuid Holland N

96,0

94,3

MEE Rotterdam

86,4

107,8

MEE Plus

117,3

95,1

MEE Zeeland

109,2

118,0

MEE West Brabant

139,4

105,9

MEE Tilburg

141,8

103,2

MEE Den Bosch

144,7

97,2

MEE ZO Brabant

141,1

100,2

MEE NO Brabant

102,1

97,2

MEE N-M Limburg

102,2

110,7

MEE Zuid Limburg

87,2

136,5

Bijlage

2

van de Regeling subsidies AWBZ

1VV

750

1

1

2

2VV

751

3

2

1

3VV

752

4

1

2

4VV

753

4

2

3

5VV

754

4

3

4

6VV

755

4

3

4

7VV

756

4

3

6

8VV

757

5

3

7

9bVV

191

5

2

4

10VV

759

7

5

4

1GGZ B

860

1

0

3

1GGZ B

860

1

0

3

4

2GGZ B

862

1

0

4

2GGZ B

862

1

0

4

4

3GGZ B

864

1

0

5

3GGZ B

864

1

0

5

4

4GGZ B

766

3

1

4

4GGZ B

766

3

1

4

4

5GGZ B

768

2

1

5

5GGZ B

768

2

1

5

5

6GGZ B

770

4

2

5

6GGZ B

770

4

2

5

4

7GGZ B

772

3

2

7

7GGZ B

772

3

2

7

5

1GGZ C

760

1

3

1GGZ C

760

1

3

4

2GGZ C

762

1

5

2GGZ C

762

1

5

4

3GGZ C

764

2

5

3GGZ C

764

2

5

4

4GGZ C

866

2

3

4

4GGZ C

866

2

3

4

4

5GGZ C

868

3

2

5

5GGZ C

868

3

2

5

4

6GGZ C

870

5

3

5

6GGZ C

870

5

3

5

4

1LVG

780

2

4

1

2LVG

781

2

6

1

3LVG

782

4

6

1

4LVG

783

5

7

2

5LVG

784

5

7

2

1SGLVG

790

3

7

3

1VG

800

2

3

1VG

800

2

3

5

2VG

802

2

4

2VG

802

2

4

5

3VG

804

1

5

3VG

804

1

5

6

4VG

806

2

0

5

4VG

806

2

0

5

6

5VG

808

4

1

5

5VG

808

4

1

5

7

6VG

810

2

6

6VG

810

2

6

8

7VG

812

4

0

7

7VG

812

4

0

7

9

8VG

814

7

2

3

8VG

814

7

2

3

7

1LG

820

2

0

4

1LG

820

2

0

4

6

2LG

822

4

0

4

2LG

822

4

0

4

6

3LG

824

4

0

3

3LG

824

4

0

3

7

4LG

826

4

0

4

4LG

826

4

0

4

6

5LG

828

5

1

4

5LG

828

5

1

4

7

6LG

830

6

2

4

6LG

830

6

2

4

6

7LG

832

6

2

5

7LG

832

6

2

5

5

1ZGvis

840

2

3

1ZGvis

840

2

3

6

2ZGvis

842

2

5

2ZGvis

842

2

5

5

3ZGvis

844

3

1

5

3ZGvis

844

3

1

5

5

4ZGvis

846

6

1

5

4ZGvis

846

6

1

5

7

5ZGvis

848

6

1

6

5ZGvis

848

6

1

6

7

1ZGaud

850

1

5

1ZGaud

850

1

5

8

2ZGaud

852

5

2

7

2ZGaud

852

5

2

7

9

3ZGaud

854

7

3

7

3ZGaud

854

7

3

7

9

4ZGaud

856

3

7

4ZGaud

856

3

7

7