Dienstplichtwet BES

Titel

I

Dienstplicht

Hoofdstuk

I

Algemene Bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

[Vervallen]

Artikel

3

Alle stukken, die in verband met de bepalingen van deze wet of te harer uitvoering gegeven voorschriften en uitgevaardigde besluiten en beschikkingen worden gevorderd, ingediend, overgelegd of uitgereikt, zijn vrij van het recht van zegel.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Voor de toepassing en uitvoering dezer wet en derzelver uitvoeringsbesluiten en beschikkingen wordt een commissie van advies ingesteld. Deze commissie heet «Dienstplichtraad»; haar samenstelling, taak en werkwijze worden door Onze Minister bepaald. Aan deze commissie worden zo mogelijk een officier van de zeemacht en zo nodig een van de luchtmacht en een van de landmacht als lid toegevoegd.

Artikel

7

Voor zover in deze wet niet anders is of wordt bepaald geschiedt de uitvoering derzelver bepalingen bij algemene maatregel van bestuur.

Hoofdstuk

II

Inschrijving

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Nederlanders worden uit het dienstplichtregister afgeschreven:

  • a.

    bij overlijden;

  • b.

    bij het bereiken van het vijfenveertigste levensjaar, behoudens het geval bedoeld in artikel 35 derde lid;

  • c.

    bij verlies van het Nederlanderschap;

  • d.

    bij verhuizing naar een ander deel van het Koninkrijk;

  • e.

    bij verhuizing naar het buitenland;

  • f.

    bij blijvende ongeschiktheid;

  • g.

    bij blijvende uitsluiting;

  • h.

    bij ontslag uit de werkelijke dienst ingevolge het bepaalde in de artikelen 35, tweede lid, en 36a tweede lid [bedoeld zal zijn: de artikelen 35, tweede lid, en 36].

Hoofdstuk

III

Keuring

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op hen, die:

  • a.

    in werkelijke dienst zijn;

  • b.

    van de militaire dienst zijn uitgesloten.

Artikel

14

De in de keuringscommissie of herkeuringscommissie zitting hebbende geneeskundigen zijn verplicht de hun in verband met de keuring opgedragen werkzaamheden te verrichten.

Hoofdstuk

IV

Vrijstelling

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Vrijstelling wegens persoonlijke onmisbaarheid kan door Onze Minister worden verleend aan hem door wiens verblijf in werkelijke dienst onoverkomelijke bezwaren zouden ontstaan voor de taakvervulling van de Overheid of een particuliere organisatie.

Artikel

18

Vrijstelling om de reden, genoemd in artikel 15 lid 1 onder d, wordt met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen regelen verleend.

Artikel

19

Vrijstelling van dienst wegens broederdienst wordt verleend aan de ingeschrevene die ten minste drie broeders heeft of gehad heeft, die op een door Onze Minister te bepalen tijdstip dienen of ten minste dertig dagen gediend hebben bij de krijgsmacht.

Artikel

20

[vervallen]

Hoofdstuk

V

Uitsluitingen

Artikel

21

Hoofdstuk

VI

Dienstplicht

Artikel

22

Artikel

23

Hoofdstuk

VII

Werkelijke dienst

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

28A

Een dienstplichtige kan door het militaire gezag, na overleg met Onze Minister, worden aangewezen voor het vervullen van dienst buiten het grondgebied van Aruba, Curaçao of Sint Maarten of van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, mits de duur van deze dienst een tijdvak van dertig aaneengesloten dagen niet overschrijdt en de dienstplichtige in een tijdvak van twaalf maanden niet meer dan twee en gedurende de herhalingsoefeningen in het geheel niet meer dan één maand buiten het grondgebied van Aruba, Curaçao of Sint Maarten of van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba dienst vervult.

Artikel

29

Ingeval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden kunnen de dienstplichtigen buitengewoon in werkelijke dienst worden gehouden of opgeroepen.

Artikel

30

De dienstplichtige kan, als hij voor groot verlof in aanmerking komt, in werkelijke dienst worden gehouden:

  • a.

    gedurende evenveel dagen als hij voor het ondergaan van straf, door ongeoorloofde afwezigheid of door desertie niet aan de dagelijkse dienst heeft deelgenomen;

  • b.

    zolang dit nodig is voor het ondergaan van straf of voor het onderzoek omtrent een strafbaar feit of een krijgstuchtelijk vergrijp waarvan hij verdacht of beklaagd wordt;

  • c.

    zolang het vertrek met groot verlof gevaar zou opleveren voor verspreiding van een in de etablissementen van de krijgsmacht heersende of geheerst hebbende besmettelijke ziekte.

Artikel

31

Klein verlof genoten gedurende de werkelijke dienst onderbreekt deze niet.

Hoofdstuk

VIII

Groot verlof

Artikel

32

Zolang de dienstplichtige niet in werkelijke dienst is noch in werkelijke dienst behoeft te zijn, is hij in het genot van groot verlof.

Artikel

33

De dienstplichtige met groot verlof is verplicht om aan door Onze Minister aan te wijzen personen inzage te verlenen van aan hem uitgereikte militaire bescheiden alsmede om aan Onze Minister desgevraagd schriftelijk alle in verband met zijn dienstplicht gewenste inlichtingen te verschaffen.

Artikel

34

[vervallen]

Hoofdstuk

IX

Ontslag

Artikel

35

Artikel

36

Titel

II

Rechtstoestand

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

37

Artikel

38

Hoofdstuk

2

Opleiding

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Hoofdstuk

3

Benoeming en bevordering

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

44

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

Artikel

49

Aan de dienstplichtige in werkelijke dienst kan in het kader van een opleiding een titulaire rang worden verleend.

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

52

Artikel

53

Wanneer een dienstplichtige in werkelijke dienst voor bevordering wordt voorbijgegaan, wordt hem dit, met vermelding van de reden, schriftelijk medegedeeld.

§

2

Officieren

Artikel

54

Artikel

55

Artikel

56

§

3

Onderofficieren

Artikel

57

Artikel

58

Bevordering tot de rang van sergeant, sergeant-majoor en adjudant onderofficier geschiedt door Onze Minster.

Artikel

59

§

4

Manschappen

Artikel

60

Hoofdstuk

4

Administratieve maatregelen

Artikel

61

Artikel

62

Artikel

63

Artikel

64

Artikel

65

De terugstelling bij administratieve maatregel geschiedt door Onze Minister, die deze bevoegdheid kan overdragen aan de Regionaal Bevelhebber.

Hoofdstuk

5

Werk- en rusttijden

Artikel

66

Hoofdstuk

6

Verlof

Artikel

67

Op de dienstplichtige in werkelijke dienst zijn, gedurende de tijd dat hij werkelijke dienst verricht onder bevel van de Regionaal Bevelhebber, de paragrafen 1, 2, 4 en 5 van hoofdstuk 6 van het Reglement rechtstoestand dienstplichtigen van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk

7

Bezoldiging

Artikel

68

Hoofdstuk

8

Inhouding, Beslag en Korting

Artikel

69

Op de dienstplichtige en de gewezen dienstplichtige zijn de bepalingen betreffende de inhouding, het beslag en de korting, opgenomen in de Ambtenarenwet BES van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk

9

Pensioenbepalingen

Artikel

70

De vrijwillig nadienende dienstplichtige wordt voor zover betreft de regeling van zijn pensioen gelijkgesteld met de overheidsdienaar in de zin van de Pensioenwet ambtenaren BES, mits hij niet verkeert in een van de omstandigheden, bedoeld in het eerste lid van artikel 6 van die wet. De bepalingen van de genoemde wet zijn alsdan op hem van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk

10

Aanspraken en verplichtingen in verband met de gezondheidszorg

Artikel

71

Artikel

72

Vervallen

Hoofdstuk

11

Andere voorzieningen van materiele aard

Artikel

73

Hij, die ingevolge de bepalingen van deze titel aanspraak kan doen gelden op een vergoeding van of tegemoetkoming in kosten, dan wel op een uitkering, kan in door Onze Minister aan te wijzen gevallen in aanmerking komen voor een geldelijk voorschot op de vergoeding, tegemoetkoming of uitkering.

Artikel

74

Artikel

75

Artikel

76

De dienstplichtige in werkelijke dienst heeft aanspraak op vervoer van overheidswege bij reizen in zijn persoonlijk belang naar de woonplaats van zijn gezin, mits gelegen in Aruba, Curaçao of Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en terug:

  • a.

    bij hem toekomend vakantieverlof;

  • b.

    bij permissie voor gezinsbezoek, doch ten hoogste tweemaal gedurende een periode van twaalf kalendermaanden;

  • c.

    indien hij ongehuwd is: wanneer een van zijn ouders, stief- of pleegouders in levensgevaar verkeert of is overleden, in het laatste geval slechts indien hij de begrafenis kan bijwonen;

  • d.

    indien hij gehuwd is: wanneer zijn echtgenote, een van zijn kinderen, stief- of pleegkinderen in levensgevaar verkeert of is overleden;

  • e.

    indien hij gehuwd is: wanneer naar het oordeel van Onze Minister omstandigheden in het gezin voortijdige terugkeer of overkomst noodzakelijk maken.

Artikel

77

Artikel

78

Artikel

79

Artikel

80

Artikel

81

Artikel

82

Artikel

83

Artikel

84

Artikel

85

Artikel

85a

Het geneeskundig onderzoek tot het vaststellen van blijvende ongeschiktheid als bedoeld in artikel 35, derde lid, geschiedt door de geneeskundige commissie, bedoeld in artikel 14, derde lid, onderdeel a, van de Pensioenwet ambtenaren BES, en in andere gevallen door een of meer geneeskundigen, aan te wijzen door Onze Minister. De nadere regels, bedoeld in het vierde lid van het laatstgenoemde artikel, zijn van toepassing.

Artikel

86

Artikel

87

Artikel

88

Hoofdstuk

12

Andere rechten en verplichtingen

Artikel

89

Artikel

90

Artikel

91

De dienstplichtige in werkelijke dienst wordt, gedurende de tijd dat hij werkelijke dienst verricht onder bevel van de Regionaal Bevelhebber, beoordeeld overeenkomstig de regelen, gegeven bij of krachtens artikel 90 van het Reglement rechtstoestand dienstplichtigen voor dienstplichtigen der zeemacht in de zin van de Dienstplichtwet. (Stb. 1922, no. 43).

Artikel

92

Op de dienstplichtige in werkelijke dienst zijn, gedurende de tijd dat hij werkelijke dienst verricht onder bevel van de Regionaal Bevelhebber, de bepalingen inzake kleding, gegeven bij of krachtens artikel 91 van het Reglement rechtstoestand dienstplichtigen, met uitzondering van artikel 91, vierde lid onder f, van overeenkomstige toepassing.

Artikel

93

Artikel

94

Artikel

95

De dienstplichtige in werkelijke dienst is verplicht de hem opgedragen werkzaamheden en/of diensten naar beste vermogen te vervullen, en de uit dien hoofde voor hem geldende voorschriften en orders te kennen.

Artikel

95a

Artikel

95b

De dienstplichtige is niet gehouden tot dienstverrichting op voor hem op grond van zijn godsdienst of levensovertuiging geldende feest- en rustdagen tenzij het dienstbelang dit onvermijdelijk maakt.

Artikel

95c

Artikel

95d

Artikel

96

Naar regelen door de Regionaal Bevelhebber te stellen kan de dienstplichtige in werkelijke dienst worden verplicht tot sportbeoefening in dienstverband.

Artikel

97

De dienstplichtige in werkelijke dienst kan, naar regelen door Onze Minister te stellen, worden verplicht zodanige maatregelen te treffen, dat hij aan per radio, televisie of op andere wijze gedane oproepingen om zich te melden onverwijld gevolg kan geven.

Artikel

98

Artikel

99

De dienstplichtige in werkelijke dienst kan voor het verrichten van werkzaamheden en/of diensten worden gesteld onder een functionaris die niet behoort tot het militaire personeel van de krijgsmacht.

Artikel

100

De dienstplichtige is verplicht tot geheimhouding van enig gegeven, de dienst betreffende tegenover een ieder die tot kennisneming daarvan niet bevoegd is, voorzover die verplichting uit de aard der zaak volgt of hem uitdrukkelijk is opgelegd.

Artikel

101

Op de dienstplichtige in werkelijke dienst zijn, gedurende de tijd dat hij werkelijke dienst verricht onder bevel van de Regionaal Bevelhebber, de bepalingen inzake schadevergoeding, gegeven bij of krachtens artikel 101 van het Reglement rechtstoestand dienstplichtigen, van overeenkomstige toepassing.

Artikel

102

De dienstplichtige die uit hoofde van zijn functie is belast met het beheer over of de bewaring van aan het Rijk toebehorende of toevertrouwde gelden of geldswaarde papieren kan, bij constatering van een tekort, worden verplicht dat tekort geheel of gedeeltelijk aan te zuiveren, indien en voor zover hij niet aannemelijk maakt dat het ontstaan van dat tekort hem redelijkerwijs niet kan worden verweten.

Artikel

103

Artikel

104

Artikel

105

De dienstplichtige in werkelijke dienst die – anders dan als gevolg van verhindering wegens ziekte – niet in staat is zich te begeven naar de plaats, waar de dienst zijn aanwezigheid vereist, is verplicht daarvan onverwijld kennis te geven aan zijn commandant of andere functionaris onder wie hij is gesteld of bij wie hij zich zou moeten melden.

Artikel

106

Artikel

107

Het is de dienstplichtige in werkelijke dienst verboden bij een eenheid of onderdeel van de krijgsmacht handel te drijven, tenzij hem van dat verbod ontheffing is verleend door Onze Minister of door daartoe door deze aangewezen functionarissen.

Hoofdstuk

13

Georganiseerd overleg

Artikel

108

Artikel

109

Artikel

110

Artikel

111

Artikel

112

De commissie is gerechtigd Onze Minister voorstellen te doen van onderwerpen van bespreking in de zin van dit hoofdstuk, welke voorstellen op de voet van het bepaalde in artikel 108 aan de commissie kunnen worden voorgelegd.

Artikel

113

Behoudens het bepaalde in artikel 111, tweede lid vergadert de commissie op plaats, dag en uur, door de voorzitter te bepalen.

Artikel

114

Artikel

115

De voorzitter doet de secretaris bovendien een verslag opmaken, behelzende ene beknopte samenvatting van het in de vergadering verhandelde. Met wederzijds goedvinden kunnen deze verslagen telkens worden openbaar gemaakt.

Hoofdstuk

14

Beroep en beklag

§

1

Beroep

Artikel

116

§

2

Beklag

Artikel

116a

Tegen een besluit als bedoeld in artikel 35, kan door de vrijwillig nadienende dienstplichtige beroep worden ingesteld bij het Gerecht in Ambtenarenzaken. De Regeling ambtenarenrechtspraak 1951 (P.B. 1951, 134) is van toepassing.

Artikel

116b

Voor de toepassing van het in deze paragraaf bepaalde wordt verstaan onder:

  • a.

    klager: de dienstplichtige, die zich bezwaard voelt over een van een militaire meerdere als bedoeld in artikel 67 van het Wetboek van Militair Strafrecht (P.B. 1922, no. 54) ontvangen bevel, dan wel vermeent van een zodanig militaire meerdere een krenkende of onbillijke behandeling te hebben ondervonden;

  • b.

    klaagschrift: het door een klager bij de beklagmeerdere ingediend geschrift, houdende een beschrijving van het bevel of de handeling waartegen het beklag is gericht;

  • c.

    beklagmeerdere: de tot straffen bevoegde militaire meerdere, als bedoeld in artikel 49 van de Wet militair tuchtrecht (P.B. 1990, no. 64), onder wiens rechtstreeks bevel degene, tegen wie het klaagschrift is gericht, is gesteld dan wel een door Onze Minister van Defensie aangewezen functionaris;

  • d.

    vertrouwensman: de vertrouwensman als bedoeld in artikel 57 van de Wet militair tuchtrecht.

Artikel

116c

Artikel

116d

Artikel

116e

Artikel

116f

Beklag is niet mogelijk tegen een op beklag genomen beslissing alsmede niet tegen beslissingen ingevolge de bij of krachtens de Wet militair tuchtrecht gegeven regels.

Hoofdstuk

15

Bijzondere voorzieningen

§

1

Overbruggingsuitkering na ontslag

Artikel

117

De op het tijdstip van inwerkingtreding van de landsverordening waarbij titel II is ingevoerd, vrijwillig nadienende dienstplichtige, aan wie op dat tijdstip of daarna op grond van artikel 35 ontslag uit de dienst is verleend, heeft met ingang van de dag waarop dit ontslag ingaat recht op een maandelijkse overbruggingsuitkering, bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 68, te regelen.

Artikel

118

De termijn gedurende welke een uitkering op grond van het vorig artikel wordt toegekend bedraagt maximaal 120 maanden.

Artikel

119

Het bedrag van de uitkering is gedurende 12 maanden gelijk aan 90% van de laatstgenoten bezoldiging, gedurende de daaropvolgende 12 maanden gelijk aan 80% van die bezoldiging, gedurende de daaropvolgende 36 maanden gelijk aan 70% en vervolgens gelijk aan 60% van die bezoldiging.

Artikel

120

Artikel

121

Wanneer de belanghebbende op de dag voorafgaande aan het ontslag in het genot is van een suppletie op zijn bezoldiging wordt voor de toepassing van deze overbruggingsuitkering, de laatstgenoten bezoldiging verhoogd met de suppletie, als bedoeld in artikel 130 met dien verstande dat het bedrag van de uitkering omvat gedurende de eerste 12 maanden 90% van de suppletie, gedurende de daarop volgende 12 maanden 80% van die suppletie en gedurende de daarop volgende 36 maanden 70% van die suppletie.

Artikel

122

Artikel

123

Indien de belanghebbende tijdens de duur van de uitkering overlijdt eindigt de uitkering met ingang van de dag volgende op die van het overlijden.

Artikel

124

Artikel

125

Vervallen

Artikel

126

Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de belanghebbende, aan wie ten tijde van het overlijden een overbruggingsuitkering betaalbaar is gesteld, wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 87, een bedrag uitbetaald gelijk aan bedoelde betaalbaar gestelde uitkering vermeerderd met kindertoelage en vakantieuitkering als bedoeld in artikel 124, over een tijdvak van drie maanden.

Artikel

127

De in deze paragraaf bedoelde uitkering wordt gelijkgesteld met wachtgeld in de zin van artikel 4 van de Wachtgeldenregeling overheidsdienaren (P.B.1986,83)

§

2

Pensioenbepalingen

Artikel

128

Voor de vrijwillig nadienende dienstplichtige, die op de dag voorafgaand aan die waarop de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren in werking treedt ambtenaar in de zin van de Pensioenverordening Burgerlijke Landsdienaren 1938 (P.B. 1976, 45) was, wordt de tijd welke hij vanaf de datum van opkomst in werkelijke dienst voor eerste oefening heeft doorgebracht als diensttijd, bedoeld in artikel 17 van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren, mede in aanmerking genomen.

Artikel

129

[vervallen]

§

3

Bezoldiging en verdere inkomsten

Artikel

130

Artikel

131

De dienstplichtige die op het tijdstip van inwerkingtreding van de landsverordening waarbij titel II in deze landsverordening is ingevoegd, in werkelijke dienst is, blijft gedurende de tijd dat hij als zodanig werkelijke dienst verricht, aanspraak houden op de bezoldiging waarop hij aanspraak had op de dag voorafgaande aan dat tijdstip van inwerkingtreding.

Titel

III

Straf- en Slotbepalingen

Artikel

132

Artikel

133

Artikel

134

De feiten bij deze wet strafbaar gesteld, worden als overtreding aangemerkt met uitzondering van die strafbaar gesteld bij de artikelen 132, tweede lid, en 133, tweede lid, die als misdrijven worden aangemerkt.

Artikel

134a

Met de opsporing van de in deze wet strafbare gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de militairen van de Koninklijke marechaussee. Zij hebben toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

Artikel

135

Deze wet wordt aangehaald als: Dienstplichtwet BES.