Besluit van 29 augustus 2011 houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken (Bouwbesluit 2012)

Bouwbesluit 2012

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 juli 2011, nr. 2011- 20112000271178, CZW;
Gelet op de artikelen 2, 3, 5, 6 en 120 van de Woningwet en op richtlijn nr. 89/106/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake voor de bouw bestemde producten (PbEG L 40), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 93/68/EEG van de Raad van 22 juli 1993 (PbEG L 220), richtlijn nr. 2004/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet (PbEG L 101/56), richtlijn nr. 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PbEU L153) en verordening nr. 305/2011/EU van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PbEU L88);
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 19 juli 2011, W04.11.0267/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 22 augustus 2011, nr. 2011-2000364848, CZW;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

§

1.1

Algemeen

Artikel

1.1

Begripsbepalingen

Artikel

1.2

Aantal personen

Artikel

1.3

Gelijkwaardigheidsbepaling

Artikel

1.4

Gemeenschappelijk en gezamenlijk

§

1.2

Toepassing normen en certificatie- en inspectieschema’s

Artikel

1.5

Toepassing normen en certificatie- en inspectieschema’s

§

1.3

CE-markeringen, markttoezicht en kwaliteitsverklaringen

Artikel

1.6

In de handel brengen

Het is verboden een bouwproduct in de handel te brengen waarvoor overeenkomstig de verordening bouwproducten een geharmoniseerde norm is vastgesteld en de co-existentieperiode met betrekking tot die norm is afgelopen, indien dat product niet is voorzien van de daarop betrekking hebbende CE-markering.

Artikel

1.7

CE-markeringen

Vervallen

Artikel

1.8

Toepassing CE-markering en kwaliteitsverklaringen

Artikel

1.9

Certificatie- en inspectie-instellingen kwaliteitsverklaringen

Artikel

1.10

Verordening bouwproducten

Artikel

1.11

Erkenning kwaliteitsverklaringen

Artikel

1.11a

Verordening (EU) 2019/1020

§

1.4

Bijzondere bepalingen

Artikel

1.12

Verbouw

Artikel

1.12b

Uitzonderingen voor een drijvend bouwwerk

Artikel

1.13

Monumenten

Indien aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, dan wel artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo een voorschrift is verbonden dat afwijkt van een bij of krachtens dit besluit vastgesteld voorschrift voor het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk, is uitsluitend het aan die vergunning verbonden voorschrift van toepassing.

Artikel

1.14

Tijdelijke bouw

Artikel

1.15

Verplaatsing

Artikel

1.15a

Drank- en horeca-inrichting

Indien aan een activiteit op grond van hetgeen is bepaald krachtens de Alcoholwet een voorschrift is verbonden dat strenger is dan een bij of krachtens dit besluit gesteld voorschrift is uitsluitend het aan die activiteit verbonden voorschrift van toepassing.

Artikel

1.15b

(waterkerende bouwwerken)

Afdeling 2.1 is niet van toepassing voor zover de eisen betrekking hebben op de mate van waterkerendheid van het bouwwerk of een onderdeel daarvan.

Artikel

1.16

Zorgplicht

Artikel

1.17

Beschikbaarheid gegevens en bescheiden

Een constructieonderdeel waarvoor volgens de afdelingen 2.2, 2.8 of 2.9 een eis geldt waaraan het constructieonderdeel uitsluitend met een aanvullende behandeling kan blijven voldoen, is voorzien van een geldig door het bevoegd gezag aanvaard document waaruit blijkt dat deze aanvullende behandeling adequaat is toegepast.

§

1.5

Gebruiksmelding

Artikel

1.18

Gebruiksmeldingplicht

Artikel

1.19

Indiening gebruiksmelding

Artikel

1.20

Afhandeling gebruiksmelding

De melder krijgt door of namens het bevoegd gezag een bewijs van ontvangst toegezonden of uitgereikt, waarin de datum van ontvangst is vermeld.

Artikel

1.21

Nadere voorwaarden na gebruiksmelding

Artikel

1.22

Wijzigen nadere voorwaarden gebruiksmelding

§

1.6

Procedure bouwwerkzaamheden

Artikel

1.23

Aanwezigheid bescheiden

Tijdens het bouwen zijn, voor zover van toepassing, de volgende bescheiden of een afschrift daarvan op het terrein aanwezig:

  • a.

    vergunning voor het bouwen;

  • b.

    veiligheidsplan als bedoeld in artikel 8.7;

  • c.

    afschrift van een besluit ingevolge artikel 13, 13a, of 14 van de wet, dan wel een besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang dan wel last onder dwangsom, en

  • d.

    overige voor het bouwen van belang zijnde vergunningen en documenten met nadere voorwaarden en ontheffingen.

Artikel

1.24

Het uitzetten van de bebouwingsgrenzen

Met het bouwen van een bouwwerk waarvoor vergunning is verleend wordt, onverminderd de voorwaarden bij de vergunning, niet begonnen voordat voor zover nodig door of namens het bevoegd gezag:

  • a.

    de rooilijnen of bebouwingsgrenzen op het bouwterrein zijn uitgezet, en

  • b.

    het straatpeil is uitgezet.

Artikel

1.25

Mededeling aanvang en beëindiging bouwwerkzaamheden

§

1.7

Procedure sloopwerkzaamheden

Artikel

1.26

Sloopmelding

Artikel

1.27

Indieningswijze sloopmelding

Artikel

1.28

Afhandeling sloopmelding

De melder krijgt door of namens het bevoegd gezag een bewijs van ontvangst toegezonden of uitgereikt, waarin de datum van ontvangst is vermeld.

Artikel

1.29

Nadere voorwaarden na sloopmelding

Artikel

1.30

Wijzigen nadere voorwaarden sloopmelding

Artikel

1.31

Samenloop sloopmelding en omgevingsvergunning

Vervallen

Artikel

1.32

Aanwezigheid bescheiden

Tijdens het slopen zijn, voor zover van toepassing, de volgende bescheiden of een afschrift daarvan op het terrein aanwezig:

Artikel

1.33

Mededeling aanvang en beëindiging sloopwerkzaamheden

§

1.8

Certificering werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties in verband met koolmonoxide

Artikel

1.34

Definities

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze paragraaf bepaalde wordt verstaan onder:

Artikel

1.35

Werkzaamheden aan verbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en rookgasafvoervoorzieningen

Artikel

1.36

Certificerende instellingen

Artikel

1.37

Aanwijzing certificatieschema’s

Artikel

1.38

Meldplicht van (bijna-)ongevallen

Indien een certificaathouder bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden constateert dat een gasverbrandingsinstallatie een hogere concentratie koolmonoxide produceert dan een bij ministeriële regeling vastgestelde concentratie en dat deze vrijkomt in een ruimte waar zich personen in kunnen bevinden, meldt hij dit terstond aan de bewoner of gebruiker en eigenaar van het gebouw, het bevoegd gezag en de certificerende instelling.

Artikel

1.39

Informatieverstrekking

Artikel

1.40

Openbaar register

Artikel

1.41

Beeldmerk

§

1.9

Kwaliteitsborging voor het bouwen

§

1.9.1

Bouwwerken die onder het stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen vallen

Artikel

1.42

Aanwijzing bouwwerken

Categorieën bouwwerken als bedoeld in artikel 7ab, eerste lid, van de wet zijn bouwwerken:

  • a.

    die vallen onder gevolgklasse 1 als bedoeld in artikel 1.43; en

  • b.

    ten aanzien waarvan een vergunning voor het bouwen is vereist.

Artikel

1.43

Gevolgklasse 1

§

1.9.2

Regels instrumenten voor kwaliteitsborging

Artikel

1.44

Borgingsplan

Artikel

1.45

Geen toestemming toepassing instrument

Artikel

1.46

Onafhankelijkheid kwaliteitsborger

Een instrument voor kwaliteitsborging schrijft voor dat de kwaliteitsborging alleen uitgevoerd wordt door een kwaliteitsborger die niet organisatorisch, financieel of juridisch betrokken is bij het betreffende bouwproject, tenzij deze betrokkenheid alleen voortvloeit uit de overeenkomst tot het uitvoeren van de kwaliteitsborging.

Artikel

1.47

Opleiding, kennis en ervaring kwaliteitsborger

Artikel

1.48

Administratieve organisatie kwaliteitsborger

Artikel

1.49

Informatieverstrekking kwaliteitsborger aan instrumentaanbieder

Artikel

1.50

Informatieverstrekking kwaliteitsborger aan bouwpartijen en bevoegd gezag

Artikel

1.51

Maatregelen instrumentaanbieder

§

1.9.3

Toelatingsprocedure en gegevensverstrekking

Artikel

1.52

Indieningsvereisten

Artikel

1.54

Beoordeling toelating

Artikel

1.55

Registratie instrumentaanbieders

De toelatingsorganisatie neemt binnen twee werkdagen na de datum waarop een beschikking als bedoeld in artikel 7ad, 7ae, 7af of 7ag van de wet is genomen in het register, bedoeld in artikel 7ai, eerste lid, van de wet op:

  • a.

    de datum van de beschikking tot toelating van het instrument, de bedrijfsnaam en de plaats van vestiging van de instrumentaanbieder, en het nummer waaronder hij geregistreerd is bij de Kamer van Koophandel;

  • b.

    de naam van het toegelaten instrument, met vermelding van de gevolgklassen en de typen bouwwerken waarop het instrument is gericht;

  • c.

    de datum van de aan de instrumentaanbieder gegeven waarschuwing, de datum en de termijn van de schorsing of intrekking van de toelating van een instrument met vermelding van de reden voor de waarschuwing, schorsing of intrekking.

Artikel

1.56

Registratie kwaliteitsborgers

Artikel

1.57

Vergoeding behandeling aanvraag en register

§

1.9.4

Overige bepalingen

Artikel

1.58

Verdeelsleutel en doorberekenen toezichtkosten

Hoofdstuk

2

Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van veiligheid

Afdeling

2.1

Algemene sterkte van de bouwconstructie

§

2.1.1

Nieuwbouw

Artikel

2.1

Aansturingsartikel

Artikel

2.2

Fundamentele belastingscombinaties

Een bouwconstructie bezwijkt gedurende de in NEN-EN 1990 bedoelde ontwerplevensduur niet bij de fundamentele belastingscombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990.

Artikel

2.3

Buitengewone belastingscombinaties

Artikel

2.4

Bepalingsmethode

Artikel

2.5

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.2 tot en met 2.4 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het niveau zoals aangegeven in NEN 8700.

Artikel

2.5a

Tijdelijke bouw

Artikel

2.5b

Aardbevingen

In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 2.2 tot en met 2.5a kunnen met betrekking tot de belastingen op bouwwerken door aardbevingen als gevolg van de gaswinning in de provincie Groningen bij ministeriële regeling nadere voorschriften worden gegeven.

Artikel

2.5c

Drijvende bouwwerken

In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 2.2 tot en met 2.5a kunnen met betrekking tot drijvende bouwwerken bij ministeriële regeling nadere voorschriften worden gegeven.

§

2.1.2

Bestaande bouw

Artikel

2.6

Aansturingsartikel

Artikel

2.7

Fundamentele belastingscombinaties

Een bouwconstructie bezwijkt niet gedurende de in NEN 8700 bedoelde restlevensduur bij de fundamentele belastingscombinaties als bedoeld in NEN 8700.

Artikel

2.8

Uiterste grenstoestand

Afdeling

2.2

Sterkte bij brand

§

2.2.1

Nieuwbouw

Artikel

2.9

Aansturingsartikel

Artikel

2.10

Tijdsduur bezwijken

Artikel

2.11

Bepalingsmethode

Artikel

2.12

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.10 en 2.11 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in artikel 2.10 aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau en waarbij, in afwijking van artikel 2.11, eerste lid, wordt uitgegaan van de buitengewone belastingscombinaties die volgens NEN 8700 kunnen optreden bij brand.

§

2.2.2

Bestaande bouw

Artikel

2.13

Aansturingsartikel

Artikel

2.14

Tijdsduur bezwijken

Artikel

2.15

Bepalingsmethode

Afdeling

2.3

Afscheiding van vloer, trap en hellingbaan

§

2.3.1

Nieuwbouw

Artikel

2.16

Aansturingsartikel

Artikel

2.17

Aanwezigheid

Artikel

2.18

Hoogte

Artikel

2.19

Openingen

Artikel

2.20

Overklauterbaarheid

Artikel

2.21

Verbouw

§

2.3.2

Bestaande bouw

Artikel

2.22

Aansturingsartikel

Artikel

2.23

Aanwezigheid

Artikel

2.24

Hoogte

Artikel

2.25

Openingen

Afdeling

2.4

Overbrugging van hoogteverschillen

§

2.4.1

Nieuwbouw

Artikel

2.26

Aansturingsartikel

Artikel

2.27

Voorziening bij hoogteverschil

Artikel

2.28

Verbouw

Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk is artikel 2.27 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Artikel

2.29

Tijdelijke bouw

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk is artikel 2.27 van toepassing.

§

2.4.2

Bestaande bouw

Artikel

2.30

Aansturingsartikel

Artikel

2.31

Voorziening bij hoogteverschil

Afdeling

2.5

Trap

§

2.5.1

Nieuwbouw

Artikel

2.32

Aansturingsartikel

Artikel

2.33

Afmetingen trap

Artikel

2.33a

markering trap

Een trap als bedoeld in artikel 2.27, is op de bovenste en onderste trederand over de volle breedte voorzien van een markering van ten minste 50 mm met een hoog contrast. De overige treden zijn aan beide zijkanten voorzien van markeringen van ten minste 50 mm met een hoog contrast.

Artikel

2.34

Trapbordes

Een trap als bedoeld in artikel 2.27, sluit bij de bovenste trede, over de breedte van de trap, aan op een vloer met een oppervlakte van ten minste 0,8 m x 0,8 m.

Artikel

2.35

Leuning

Artikel

2.36

Regenwerend

Een gemeenschappelijke verkeersruimte met een trap voor het overbruggen van een hoogteverschil van meer dan 1,5 m, is ter plaatse van die trap, bepaald volgens NEN 2778, regenwerend. Dit geldt niet voor een trap die uitsluitend bestemd is om het bouwwerk te ontvluchten.

Artikel

2.37

Verbouw

Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.33 tot en met 2.36 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

§

2.5.2

Bestaande bouw

Artikel

2.38

Aansturingsartikel

Artikel

2.39

Afmetingen trap

Een trap als bedoeld in artikel 2.31, heeft afmetingen die voldoen aan tabel 2.39.

Tabel 2.39

Minimum breedte van de trap

0,7 m

Minimum vrije hoogte boven de trap

1,9 m

Minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van de trede

0,13 m

Maximum hoogte van een optrede

0,22 m

Minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap

0,2 m

Artikel

2.40

Trapbordes

Een trap als bedoeld in artikel 2.31, sluit bij de bovenste trede, over de breedte van de trap, aan op een vloer met een oppervlakte van ten minste 0,7 m x 0,7 m.

Artikel

2.41

Leuning

Een trap als bedoeld in artikel 2.31 waarvan de helling ter plaatse van de klimlijn groter is dan 2:3 heeft, voor zover een hoogteverschil is overbrugd van meer dan 1,5 m, aan ten minste een zijkant een leuning. De bovenkant van de leuning ligt, gemeten boven de voorkant van een tredevlak van de trap, op een hoogte van ten minste 0,6 m en ten hoogste 1 m.

Afdeling

2.6

Hellingbaan

§

2.6.1

Nieuwbouw

Artikel

2.42

Aansturingsartikel

Artikel

2.43

Afmetingen hellingbaan

Een hellingbaan als bedoeld in de artikelen 2.27 en 6.49, heeft een breedte van ten minste 1,1 m, een hoogte van niet meer dan 1 m en een helling van ten hoogste:

  • a.

    1 : 12 indien het hoogteverschil niet groter is dan 0,25 m;

  • b.

    1 : 16 indien het hoogteverschil groter is dan 0,25 m, maar niet groter dan 0,5 m, en

  • c.

    1 : 20 indien het hoogteverschil groter is dan 0,5 m.

Artikel

2.44

Hellingbaanbordes

Een hellingbaan als bedoeld in de artikelen 2.27 en 6.49, sluit aan de bovenzijde, over de breedte van de hellingbaan, aan op een vloer met een oppervlakte van ten minste 1,4 m x 1,4 m.

Artikel

2.45

Geleiderand

Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.27, heeft aan de zijkant een aaneengesloten geleiderand, met een vanaf de vloer van de hellingbaan gemeten hoogte van ten minste 0,04 m.

Artikel

2.46

Verbouw

Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.43 tot en met 2.45 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

§

2.6.2

Bestaande bouw

Artikel

2.47

Aansturingsartikel

Artikel

2.48

Afmetingen hellingbaan

Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.31 heeft een breedte van ten minste 0,7 m en een helling van ten hoogste 1:10.

Artikel

2.49

Hellingbaanbordes

Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.31 sluit aan de bovenzijde, over de breedte van de hellingbaan, aan op een vloer met een oppervlakte van ten minste 0,7 m x 0,7 m.

Afdeling

2.7

Beweegbare constructieonderdelen

§

2.7.1

Nieuwbouw

Artikel

2.50

Aansturingsartikel

Artikel

2.51

Hinder

Artikel

2.52

Verbouw

Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk is artikel 2.51, eerste lid, niet van toepassing.

§

2.7.2

Bestaande bouw

Artikel

2.54

Aansturingsartikel

Artikel

2.55

Hinder

Een beweegbaar constructieonderdeel dat zich in geopende stand kan bevinden boven een voor motorvoertuigen openstaande weg, ligt, gemeten vanaf de onderzijde van dat onderdeel, meer dan 4,2 m boven die weg.

Afdeling

2.8

Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie

§

2.8.1

Nieuwbouw

Artikel

2.56

Aansturingsartikel

Artikel

2.57

Stookplaats

Materiaal ter plaatse van of nabij een stookplaats voldoet aan brandklasse A1 of voor zover het de bovenzijde van een vloer, een trap of een hellingbaan betreft aan brandklasse A1fl, beide bepaald volgens NEN-EN 13501-1, indien:

  • a.

    op het materiaal een intensiteit aan warmtestraling kan optreden die, bepaald volgens NEN 6061, groter is dan 2 kW/m2, of

  • b.

    in het materiaal een temperatuur kan optreden die, bepaald volgens NEN 6061, hoger is dan 90 °C.

Artikel

2.58

Schacht, koker of kanaal

Artikel

2.59

Rookgasafvoer

Artikel

2.60

Opstelplaats open verbrandingstoestel

Een opstelplaats voor een open verbrandingstoestel ligt niet in een toiletruimte, een badruimte, of een ruimte voor het stallen van motorvoertuigen.

Artikel

2.61

Tijdelijk bouwwerk

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 2.57 tot en met 2.59 van toepassing.

§

2.8.2

Bestaande bouw

Artikel

2.62

Aansturingsartikel

Artikel

2.63

Stookplaats

Artikel

2.64

Rookgasafvoer

Artikel

2.65

Opstelplaats open verbrandingstoestel

Een opstelplaats voor een open verbrandingstoestel ligt niet in een toiletruimte of een badruimte.

Afdeling

2.9

Beperking van het ontwikkelen van brand en rook

§

2.9.1

Nieuwbouw

Artikel

2.66

Aansturingsartikel

Artikel

2.67

Binnenoppervlak

Artikel

2.68

Buitenoppervlak

Artikel

2.69

Beloopbaar vlak

Artikel

2.69a

Elektrische leidingen en pijpisolatie

Artikel

2.70

Vrijgesteld

Artikel

2.71

Dakoppervlak

Artikel

2.72

Constructieonderdeel

Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gesteld ter beperking van het ontwikkelen van brand en rook in een constructieonderdeel.

Artikel

2.73

Verbouw

§

2.9.2

Bestaande bouw

Artikel

2.75

Aansturingsartikel

Artikel

2.76

Binnenoppervlak

Artikel

2.77

Buitenoppervlak

Artikel

2.78

Beloopbaar vlak

Artikel

2.79

Vrijgesteld

Artikel

2.80

Toepassing Euroklassen

Bij toepassing van de artikelen 2.76 tot en met 2.78 kan in plaats van:

  • a.

    brandklasse 1 en bepaald volgens NEN 6065 worden uitgegaan van brandklasse B bepaald volgens NEN-EN 13501-1;

  • b.

    brandklasse 2 bepaald volgens NEN 6065 in een besloten ruimte worden uitgegaan van brandklasse B en in een niet besloten ruimte van brandklasse C beide bepaald volgens NEN-EN 13501-1;

  • c.

    brandklasse 3 bepaald volgens NEN 6065 worden uitgegaan van brandklasse C bepaald volgens NEN-EN 13501-1;

  • d.

    brandklasse 4 bepaald volgens NEN 6065 worden uitgegaan van brandklasse D bepaald volgens NEN-EN 13501-1;

  • e.

    brandklasse T1 bepaald volgens NEN 1775 worden uitgegaan van brandklasse Cfl, bepaald volgens NEN-EN 13501-1;

  • f.

    brandklasse T3 bepaald volgens NEN 1775 worden uitgegaan van brandklasse Dfl, bepaald volgens volgens NEN-EN 13501-1, en

  • g.

    een rookproductie met een rookdichtheid van ten hoogste 10 m-1 of 5,4-1 bepaald volgens NEN 6066 worden uitgegaan van rookklasse s2 bepaald volgens NEN-EN 13501-1.

Afdeling

2.10

Beperking van uitbreiding van brand

§

2.10.1

Nieuwbouw

Artikel

2.81

Aansturingsartikel

Artikel

2.82

Ligging

Artikel

2.83

Omvang

Artikel

2.84

Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag

Artikel

2.85

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.82 tot en met 2.84 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau en een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van ten minste 30 minuten.

Artikel

2.86

Tijdelijke bouw

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 2.82 en 2.83 van toepassing en is artikel 2.84 van overeenkomstige toepassing waarbij de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag ten minste 30 minuten is.

§

2.10.2

Bestaande bouw

Artikel

2.87

Aansturingsartikel

Artikel

2.88

Ligging

Artikel

2.89

Omvang

Artikel

2.90

Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag

Afdeling

2.11

Verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook

§

2.11.1

Nieuwbouw

Artikel

2.91

Aansturingsartikel

Artikel

2.92

Ligging

Artikel

2.93

Omvang

Artikel

2.94

Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag

Artikel

2.94a

Weerstand tegen rookdoorgang: subbrandcompartiment

Artikel

2.94b

Weerstand tegen rookdoorgang: beschermd subbrandcompartiment

Artikel

2.95

Verbouw

§

2.11.2

Bestaande bouw

Artikel

2.97

Aansturingsartikel

Artikel

2.98

Ligging

Artikel

2.99

Omvang

Artikel

2.100

Weerstand tegen rookdoorgang of branddoorslag en brandoverslag

Afdeling

2.12

Vluchtroutes

§

2.12.1

Nieuwbouw

Artikel

2.101

Aansturingsartikel

Artikel

2.102

Vluchtroute

Artikel

2.103

Beschermde vluchtroute

Artikel

2.104

Extra beschermde vluchtroute

Artikel

2.105

Veiligheidsvluchtroute

Artikel

2.106

Tweede vluchtroute

Artikel

2.107

Inrichting vluchtroute

Artikel

2.107a

Inrichting vluchtroute: weerstand tegen rookdoorgang

Artikel

2.108

Capaciteit van een vluchtroute

Artikel

2.108a

Doorstroomcapaciteit bij opvangcapaciteit

Artikel

2.109

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.102 tot en met 2.108 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

§

2.12.2

Bestaande bouw

Artikel

2.111

Aansturingsartikel

Artikel

2.112

Vluchtroute

Artikel

2.113

Beschermde route

Artikel

2.114

Extra beschermde vluchtroute

Artikel

2.115

Veiligheidsroute

Artikel

2.116

Tweede vluchtroute

Artikel

2.117

Inrichting vluchtroute

Artikel

2.118

Capaciteit van een vluchtroute

Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over de capaciteit van een vluchtroute.

Afdeling

2.13

Hulpverlening bij brand

§

2.13.1

Nieuwbouw

Artikel

2.119

Aansturingsartikel

Artikel

2.120

Brandweerlift

Artikel

2.121

Loopafstand

Artikel

2.122

Hulppost

Een wegtunnelbuis met een lengte van meer dan 250 m heeft een zodanig aantal hulpposten dat de loopafstand tussen een punt op de rijbaanvloer en ten minste een hulppost niet groter is dan 75 m. Deze afstand wordt gemeten over een route die uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten worden geopend. De afstand tussen twee opeenvolgende hulpposten is ten hoogste 100 m.

Artikel

2.123

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.120 en 2.121 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Artikel

2.124

Tijdelijke bouw

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 2.120 en 2.121 van toepassing.

§

2.13.2

Bestaande bouw

Artikel

2.125

Aansturingsartikel

Artikel

2.126

Hulppost

Een wegtunnelbuis met een lengte van meer dan 250 m heeft een zodanig aantal hulpposten dat de loopafstand tussen een punt op de rijbaanvloer en ten minste een hulppost niet groter is dan 75 m. Deze afstand wordt gemeten over een route die uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten worden geopend. De afstand tussen twee opeenvolgende hulpposten is ten hoogste 100 m.

Afdeling

2.14

Hoge en ondergrondse gebouwen, nieuwbouw

Artikel

2.127

Aansturingsartikel

Artikel

2.128

Inrichting

Afdeling

2.15

Inbraakwerendheid, nieuwbouw

Artikel

2.129

Aansturingsartikel

Artikel

2.130

Reikwijdte

Deuren, ramen, kozijnen en daarmee gelijk te stellen constructieonderdelen in een scheidingsconstructie van een niet-gemeenschappelijke ruimte die volgens NEN 5087 bereikbaar zijn voor inbraak, hebben een volgens NEN 5096 bepaalde inbraakwerendheid die voldoet aan de in die norm aangegeven weerstandsklasse 2.

Artikel

2.131

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een woonfunctieniet zijnde een woonwagen is artikel 2.130 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in dat artikel aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Afdeling

2.16

Veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied, nieuwbouw

Artikel

2.132

Aansturingsartikel

Artikel

2.133

Veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied

Bij ministeriële regeling kunnen aan een bouwwerk in een veiligheidszone of een plasbrandaandachtsgebied of boven de volle breedte van een basisnetroute indien de veiligheidszone slechts een deel van de breedte van die basisnetroute betreft zodanige voorschriften worden gegeven dat personen beschermd zijn tegen gevolgen van een calamiteit op de weg, de spoorweg of het binnenwater waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.

Artikel

2.133a

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk is artikel 2.133 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in het krachtens dat artikel aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Afdeling

2.17

Aanvullende regels tunnelveiligheid

§

2.17.1

Nieuwbouw

Artikel

2.134

Aansturingsartikel

Artikel

2.135

Verkeersveiligheid

§

2.17.2

Bestaande bouw

Artikel

2.136

Aansturingsartikel

Artikel

2.137

Verkeersveiligheid

Vervallen

Hoofdstuk

3

Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van gezondheid

Afdeling

3.1

Bescherming tegen geluid van buiten, nieuwbouw

Artikel

3.1

Aansturingsartikel

Artikel

3.2

Geluid van buiten

Een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering met een minimum van 20 dB.

Artikel

3.3

Industrie-, weg- of spoorweglawaai

Artikel

3.4

Luchtvaartlawaai

Artikel

3.5

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 3.2 tot en met 3.4 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Artikel

3.6

Tijdelijke bouw

Afdeling

3.2

Bescherming tegen geluid van installaties, nieuwbouw

Artikel

3.7

Aansturingsartikel

Artikel

3.8

Aangrenzend perceel

Artikel

3.9

Zelfde perceel

Artikel

3.10

Verbouw

Op gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 3.8, eerste lid, en 3.9, eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing, waarbij wordt uitgegaan van een niveau van eisen dat 10 dB lager is dan het in die artikelen aangegeven niveau.

Artikel

3.11

Tijdelijke bouw

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 3.8 en 3.9, van overeenkomstige toepassing, waarbij wordt uitgegaan van een niveau van eisen dat 10 dB lager is dan het in die artikelen aangegeven niveau.

Afdeling

3.3

Beperking van galm, nieuwbouw

Artikel

3.12

Aansturingsartikel

Artikel

3.13

Geluidsabsorptie

Een besloten gemeenschappelijke verkeersruimte voor het ontsluiten van een woonfunctie die grenst aan een niet-gemeenschappelijke ruimte van een woonfunctie, heeft een volgens NEN-EN 12354-6 bepaalde totale geluidsabsorptie met een getalswaarde, uitgedrukt in m2, die niet kleiner is dan 1/8 van de getalswaarde van de inhoud van die ruimte, uitgedrukt in m3, in elk van de octaafbanden met middenfrequenties van 250, 500, 1.000 en 2.000 Hz.

Artikel

3.14

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een woongebouw is artikel 3.13 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in dat artikel aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Afdeling

3.4

Geluidwering tussen ruimten, nieuwbouw

Artikel

3.15

Aansturingsartikel

Artikel

3.16

Ander perceel

Artikel

3.17

Verschillende gebruiksfuncties op hetzelfde perceel

Artikel

3.17a

Verblijfsruimten van dezelfde woonfunctie

Artikel

3.18

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 3.16 tot en met 3.17a van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Artikel

3.19

Tijdelijke bouw

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 3.16 tot en met 3.17a van overeenkomstige toepassing, waarbij wordt uitgegaan van een niveau van eisen dat 10 dB lager is dan het in die artikelen aangegeven niveau.

Afdeling

3.5

Wering van vocht

§

3.5.1

Nieuwbouw

Artikel

3.20

Aansturingsartikel

Artikel

3.21

Wering van vocht van buiten

Artikel

3.22

Factor van de temperatuur

Artikel

3.23

Wateropname

Artikel

3.24

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 3.21 tot en met 3.23 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

§

3.5.2

Bestaande bouw

Artikel

3.25

Aansturingsartikel

Artikel

3.26

Vocht van buiten

Artikel

3.27

Wateropname

Een scheidingsconstructie van een badruimte heeft aan een zijde die grenst aan die ruimte tot 1 m boven de vloer van die ruimte een volgens NEN 2778 bepaalde wateropname die gemiddeld niet groter is dan 0.01 kg/(m2.s1/2) en op geen enkele plaats groter dan 0,2 kg/(m2.s1/2).

Afdeling

3.6

Luchtverversing

§

3.6.1

Nieuwbouw

Artikel

3.28

Aansturingsartikel

Artikel

3.29

Luchtverversing verblijfsgebied, verblijfsruimte, toiletruimte en badruimte

Artikel

3.30

Thermisch comfort

De toevoer van verse lucht veroorzaakt in de leefzone van een verblijfsgebied een volgens NEN 1087 bepaalde luchtsnelheid die niet groter is dan 0,2 m/s.

Artikel

3.31

Regelbaarheid

Artikel

3.32

Luchtverversing overige ruimten

Artikel

3.33

Plaats van de opening

Artikel

3.34

Luchtkwaliteit

Artikel

3.35

Verbouw

§

3.6.2

Bestaande bouw

Artikel

3.37

Aansturingsartikel

Artikel

3.38

Luchtverversing verblijfsruimte, toiletruimte en badruimte

Artikel

3.39

Luchtverversing overige ruimten

Artikel

3.40

Luchtkwaliteit

Afdeling

3.7

Spuivoorziening

§

3.7.1

Nieuwbouw

Artikel

3.41

Aansturingsartikel

Artikel

3.42

Capaciteit

Artikel

3.43

Plaats van de opening

Een opening van een spuivoorziening als bedoeld in artikel 3.42, eerste lid, ligt op een afstand van ten minste 2 m van de perceelsgrens, gemeten loodrecht op de uitwendige scheidingsconstructie van de gebruiksfunctie. Indien het perceel waarop de gebruiksfunctie ligt, grenst aan een openbare weg, openbaar water of openbaar groen, wordt die afstand aangehouden tot het hart van de weg, dat water of dat groen.

Artikel

3.44

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 3.42 en 3.43 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Artikel

3.45

Tijdelijke bouw

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 3.42 en 3.43 van toepassing.

§

3.7.2

Bestaande bouw

Artikel

3.46

Aansturingsartikel

Artikel

3.47

Capaciteit

Afdeling

3.8

Toevoer van verbrandingslucht en afvoer van rookgas

§

3.8.1

Nieuwbouw

Artikel

3.48

Aansturingsartikel

Artikel

3.49

Aanwezigheid

Een ruimte met een opstelplaats voor een verbrandingstoestel heeft voorzieningen voor de toevoer van verbrandingslucht en de afvoer van rookgas. Een opstelplaats voor een kooktoestel met een nominale belasting van niet meer dan 15 kW, gelegen in een verblijfsruimte, blijft hierbij buiten beschouwing.

Artikel

3.50

Capaciteit

Artikel

3.51

Plaats van de opening

Artikel

3.52

Thermisch comfort

De toevoer van verbrandingslucht veroorzaakt in de leefzone van een verblijfsgebied een volgens NEN 1087 bepaalde luchtsnelheid die niet groter is dan 0,2 m/s.

Artikel

3.53

Rookdoorlatendheid

Het inwendig oppervlak van een afvoervoorziening voor rookgas heeft, ter voorkoming van verspreiding van voor de gezondheid schadelijke bestanddelen uit de rook, een volgens NEN 2757 bepaalde doorlatendheid die niet groter is dan in tabel 3.53 is aangegeven.

Tabel 3.53

Een overdrukvoorziening als bedoeld in NEN 2757

0,006 x 10-3 m3/s per m2 inwendig oppervlak, gemeten bij een drukverschil van 200 Pa

Een onderdrukvoorziening als bedoeld in NEN 2757

3 x 10-3 m3/s per m2 inwendig oppervlak, gemeten bij een drukverschil van 40 Pa

Artikel

3.54

Stromingsrichting

Artikel

3.55

Verbouw

§

3.8.2

Bestaande bouw

Artikel

3.57

Aansturingsartikel

Artikel

3.58

Aanwezigheid

Een ruimte met een opstelplaats voor een verbrandingstoestel heeft voorzieningen voor de toevoer van verbrandingslucht en de afvoer van rookgas. Een opstelplaats voor een kooktoestel of een warmwatertoestel met open verbranding met een nominale belasting van niet meer dan 15 kW, gelegen in een verblijfsruimte, blijft hierbij buiten beschouwing.

Artikel

3.59

Capaciteit

Artikel

3.60

Rookdoorlatendheid

Het inwendig oppervlak van een overdrukvoorziening voor de afvoer van rookgas heeft, ter voorkoming van verspreiding van voor de gezondheid schadelijke bestanddelen uit de rook, een volgens NEN 8757 bepaalde doorlatendheid die bij een drukverschil van 200 Pa, niet groter is dan 0,006 x 10-3 m3/s per m2.

Artikel

3.61

Stromingsrichting

Afdeling

3.9

Beperking van de aanwezigheid van schadelijke stoffen en ioniserende straling

§

3.9.1

Nieuwbouw

Artikel

3.62

Aansturingsartikel

Artikel

3.63

Ministeriële regeling

Artikel

3.64

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of het veranderen of het vergroten van een bouwwerk is artikel 3.63 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in dat artikel aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Artikel

3.65

Tijdelijke bouw

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk is artikel 3.63 van toepassing.

§

3.9.2

Bestaande bouw

Artikel

3.66

Aansturingsartikel

Artikel

3.67

Ministeriële regeling

Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over het in een bouwwerk aanwezig zijn van materialen waaruit giftige of hinderlijke stoffen kunnen vrijkomen.

Afdeling

3.10

Bescherming tegen ratten en muizen

§

3.10.1

Nieuwbouw

Artikel

3.68

Aansturingsartikel

Artikel

3.69

Openingen

Artikel

3.70

Scherm

Artikel

3.71

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk is artikel 3.70 van overeenkomstige toepassing waarbij in plaats van het in dat artikel aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

§

3.10.2

Bestaande bouw

Artikel

3.72

Aansturingsartikel

Artikel

3.73

Openingen

Afdeling

3.11

Daglicht

§

3.11.1

Nieuwbouw

Artikel

3.74

Aansturingsartikel

Artikel

3.75

Daglichtoppervlakte

Artikel

3.76

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk is artikel 3.75 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in dat artikel aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

§

3.11.2

Bestaande bouw

Artikel

3.77

Aansturingsartikel

Artikel

3.78

Daglichtoppervlakte

Hoofdstuk

4

Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van bruikbaarheid

Afdeling

4.1

Verblijfsgebied en verblijfsruimte

§

4.1.1

Nieuwbouw

Artikel

4.1

Aansturingsartikel

Artikel

4.2

Aanwezigheid

Artikel

4.3

Afmetingen verblijfsgebied en verblijfsruimte

Artikel

4.4

Verbouw

Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 4.2 en 4.3 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen bij de breedte en de vloeroppervlakte wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau en bij de hoogte van 2,1 m.

§

4.1.2

Bestaande bouw

Artikel

4.5

Aansturingsartikel

Artikel

4.6

Aanwezigheid

Een woonfunctie heeft een vloeroppervlakte van ten minste 10 m2 aan niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied.

Artikel

4.7

Afmetingen verblijfsgebied en verblijfsruimte

Afdeling

4.2

Toiletruimte

§

4.2.1

Nieuwbouw

Artikel

4.8

Aansturingsartikel

Artikel

4.9

Aanwezigheid

Artikel

4.10

Bereikbaarheid

Vervallen

Artikel

4.11

Afmetingen

Artikel

4.12

Verbouw

Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 4.9 tot en met 4.11 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen bij de breedte en de vloeroppervlakte wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau en bij de hoogte van 2 m.

§

4.2.2

Bestaande bouw

Artikel

4.13

Aansturingsartikel

Artikel

4.14

Aanwezigheid

Artikel

4.15

Bereikbaarheid

Vervallen

Artikel

4.16

Afmetingen

Afdeling

4.3

Badruimte, nieuwbouw

Artikel

4.17

Aansturingsartikel

Artikel

4.18

Aanwezigheid

Een gebruiksfunctie heeft ten minste een badruimte.

Artikel

4.19

Afmetingen

Artikel

4.20

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 4.18 en 4.19 van overeenkomstige toepassing waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen bij de breedte en de vloeroppervlakte wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau en bij de hoogte van 2 m.

Afdeling

4.4

Bereikbaarheid en toegankelijkheid, nieuwbouw

Artikel

4.21

Aansturingsartikel

Artikel

4.22

Vrije doorgang

Artikel

4.23

Vrije doorgang verkeersroute

Artikel

4.24

Aanwezigheid toegankelijkheidssector

Artikel

4.25

Integraal toegankelijke toilet- en badruimte

Artikel

4.26

Bereikbaarheid toegankelijkheidssector

Artikel

4.27

Hoogteverschillen

Artikel

4.28

Afmetingen liftkooi

Artikel

4.29

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 4.22 tot en met 4.28 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Afdeling

4.5

Buitenberging, nieuwbouw

Artikel

4.30

Aansturingsartikel

Artikel

4.31

Aanwezigheid, bereikbaarheid en afmetingen

Artikel

4.32

Regenwerend

De uitwendige scheidingsconstructie van een bergruimte als bedoeld in artikel 4.31 is, bepaald volgens NEN 2778, regenwerend.

Artikel

4.33

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een woonfunctie zijn de artikelen 4.31 en 4.32 van overeenkomstige toepassing waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Afdeling

4.6

Buitenruimte, nieuwbouw

Artikel

4.34

Aansturingsartikel

Artikel

4.35

Aanwezigheid, afmetingen en bereikbaarheid

Artikel

4.36

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een woonfunctie is artikel 4.35 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in dat artikel aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Afdeling

4.7

Opstelplaatsen

§

4.7.1

Nieuwbouw

Artikel

4.37

Aansturingsartikel

Artikel

4.38

Aanwezigheid

Artikel

4.39

Afmetingen

Artikel

4.40

Verbouw

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 4.38 en 4.39 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

§

4.7.2

Bestaande bouw

Artikel

4.41

Aansturingsartikel

Artikel

4.42

Aanwezigheid

Een woonfunctie heeft een opstelplaats voor een aanrecht en een opstelplaats voor een kooktoestel die in een besloten ruimte liggen.

Artikel

4.43

Afmetingen

Hoofdstuk

5

Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van energiezuinigheid en milieu

Afdeling

5.1

Energiezuinigheid, nieuwbouw

Artikel

5.1

Aansturingsartikel

Artikel

5.2

Bijna energieneutraal

Artikel

5.3

Thermische isolatie

Artikel

5.4

Luchtvolumestroom

Artikel

5.5

Gebruiksfunctie met een lage energievraag

Artikel

5.6

Verbouw

Artikel

5.7

Tijdelijk bouwwerk

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk dat bestemd is om te worden verwarmd is artikel 5.3 van overeenkomstige toepassing, waarbij de warmteweerstand ten minste 1,3 m2•K/W en de warmtedoorgangscoëfficiënt ten hoogste 4,2 W/m2•K bedraagt.

Afdeling

5.2

Milieu, nieuwbouw

Artikel

5.8

Aansturingsartikel

Artikel

5.9

Duurzaam bouwen

Artikel

5.10

Verbouw

Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk is artikel 5.9 niet van toepassing.

Afdeling

5.3

Labelverplichting, bestaande bouw

Artikel

5.11

Labelverplichting kantoorgebouw

Afdeling

5.4

Laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen, nieuwbouw en bestaande bouw

Artikel

5.14

Aansturingsartikel

Artikel

5.15

Oplaadpunten en leidingdoorvoeren

Artikel

5.16

Verbouw

Hoofdstuk

6

Voorschriften inzake installaties

Afdeling

6.1

Verlichting, nieuwbouw en bestaande bouw

Artikel

6.1

Aansturingsartikel

Artikel

6.2

Verlichting

Artikel

6.3

Noodverlichting

Artikel

6.4

Aansluiting op voorziening voor elektriciteit

Een verlichtingsinstallatie als bedoeld in de artikelen 6.2 en 6.3 is aangesloten op een voorziening voor elektriciteit als bedoeld in artikel 6.8.

Artikel

6.5

Verduisterde ruimten

Een ruimte bestemd om te worden verduisterd tijdens het gebruik door meer dan 50 personen heeft zodanige voorzieningen dat tijdens de verduistering een redelijke oriëntatie mogelijk is.

Artikel

6.6

Tijdelijke bouw

Vervallen

Afdeling

6.2

Voorziening voor het afnemen en gebruiken van energie, nieuwbouw en bestaande bouw

Artikel

6.7

Aansturingsartikel

Artikel

6.8

Voorziening voor elektriciteit

Artikel

6.9

Voorziening voor gas

Artikel

6.10

Aansluiting op het distributienet voor elektriciteit, gas, en warmte

Afdeling

6.3

Watervoorziening, nieuwbouw en bestaande bouw

Artikel

6.11

Aansturingsartikel

Artikel

6.12

Drinkwatervoorziening

Artikel

6.13

Warmwatervoorziening

Artikel

6.14

Aansluiting op het distributienet voor drinkwater

Een in artikel 6.12 bedoelde watervoorziening is aangesloten op het openbare distributienet voor drinkwater, indien:

  • a.

    de aansluitafstand niet groter is dan 40 m, of

  • b.

    de aansluitafstand groter is dan 40 m en de aansluitkosten niet hoger zijn dan bij een aansluitafstand van 40 m.

Afdeling

6.4

Afvoer van huishoudelijk afvalwater en hemelwater, nieuwbouw en bestaande bouw

Artikel

6.15

Aansturingsartikel

Artikel

6.16

Afvoer van huishoudelijk afvalwater

Artikel

6.17

Afvoer van hemelwater

Artikel

6.18

Terreinleiding

Afdeling

6.5

Tijdig vaststellen van brand, nieuwbouw en bestaande bouw

Artikel

6.19

Aansturingsartikel

Artikel

6.20

Brandmeldinstallatie

Artikel

6.21

Rookmelders

Afdeling

6.6

Vluchten bij brand, nieuwbouw en bestaande bouw

Artikel

6.22

Aansturingsartikel

Artikel

6.23

Ontruimingsalarminstallatie en ontruimingsplan

Artikel

6.24

Vluchtrouteaanduidingen

Artikel

6.25

Deuren in vluchtroutes

Artikel

6.26

Zelfsluitende deuren

Afdeling

6.7

Bestrijden van brand, nieuwbouw en bestaande bouw

Artikel

6.27

Aansturingsartikel

Artikel

6.28

Brandslanghaspels

Artikel

6.29

Droge blusleiding

Artikel

6.30

Bluswatervoorziening

Artikel

6.31

Blustoestellen

Artikel

6.32

Automatische brandblusinstallatie en rookbeheersingssysteem

Artikel

6.33

Aanduiding blusmiddelen

Een voorziening voor het bestrijden van brand als bedoeld in de artikelen 6.28 en 6.31 is duidelijk zichtbaar opgehangen of gemarkeerd met een pictogram als bedoeld in NEN 3011.

Artikel

6.34

Tijdelijke bouw

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 6.28 en 6.29 van toepassing.

Afdeling

6.8

Bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten, nieuwbouw en bestaande bouw

Artikel

6.35

Aansturingsartikel

Artikel

6.36

Brandweeringang

Artikel

6.37

Bereikbaarheid bouwwerk voor hulpverleningsdiensten

Artikel

6.38

Opstelplaatsen voor brandweervoertuigen

Artikel

6.39

Brandweerlift

Een te bouwen gebouw waarvan een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 20 m boven het meetniveau heeft een brandweerlift.

Artikel

6.40

Mobiele radiocommunicatie hulpverleningsdiensten

Afdeling

6.9

Aanvullende regels tunnelveiligheid, nieuwbouw en bestaande bouw

Artikel

6.41

Aansturingsartikel

Artikel

6.42

Uitrusting hulppost

Een hulppost als bedoeld in artikel 2.122 heeft een noodtelefoon en een wandcontactdoos met een elektrische spanning van 230 volt.

Artikel

6.43

Bedieningscentrale

Een wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 500 m is aangesloten op een bedieningscentrale met een voorziening voor permanente videobewaking en automatische detectie van ongevallen en van brand.

Artikel

6.44

Afvoer van brandbare en giftige vloeistoffen

Artikel

6.45

Verkeerstechnische aspecten tunnelbuis

Artikel

6.46

Communicatievoorzieningen

Artikel

6.47

Aansluiting op noodstroomvoorziening

De voor een evacuatie noodzakelijke voorzieningen, systemen en installaties in een wegtunnel, die voor het functioneren zijn aangewezen op een voorziening voor elektriciteit, zijn aangesloten op een voorziening die binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit gedurende ten minste 60 minuten de werking van die voorzieningen, systemen en installaties zeker stelt.

Afdeling

6.10

Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten, nieuwbouw en bestaande bouw

Artikel

6.48

Aansturingsartikel

Artikel

6.49

Bereikbaarheid van gebouwen voor personen met een functiebeperking

Afdeling

6.11

Tegengaan van veel voorkomende criminaliteit, nieuwbouw en bestaande bouw

Artikel

6.50

Aansturingsartikel

Artikel

6.51

Voorkomen van veel voorkomende criminaliteit in een woongebouw

Afdeling

6.12

Veilig onderhoud gebouwen, nieuwbouw

Artikel

6.52

Aansturingsartikel

Artikel

6.53

Veiligheidsvoorzieningen voor onderhoud

Afdeling

6.13

Technische bouwsystemen, nieuwbouw

Artikel

6.54

Aansturingsartikel

Artikel

6.55

Systeemeisen

Artikel

6.55a

Verbouw

Artikel

6.55b

Verslaglegging

Artikel

6.55c

Onverwarmde en ongekoelde verblijfsruimte

Op een verblijfsruimte die niet bestemd is om te worden verwarmd of gekoeld, of waarbij de verwarming of koeling uitsluitend is bestemd voor een ander doel dan het verblijven van personen zijn de eisen aan ruimteverwarming en ruimtekoeling, bedoeld in de artikelen 6.55, derde en vierde lid, 6.55a, derde en vierde lid, en 6.55b, niet van toepassing.

Afdeling

6.14

Elektronische communicatie, nieuwbouw

Artikel

6.56

Aansturingsartikel

Artikel

6.57

Toegangspunt

Artikel

6.58

Fysieke binnenhuisinfrastructuur

Artikel

6.59

Verbouw

In afwijking van artikel 1.12 zijn op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk waarvoor een vergunning voor het bouwen is vereist, de artikelen 6.57 en 6.58 van overeenkomstige toepassing.

Afdeling

6.15

Verwarmingssystemen en airconditioningsystemen, bestaande bouw

Artikel

6.60

Aansturingsartikel

Artikel

6.61

Keuring verwarmingssysteem

Artikel

6.62

Keuring airconditioningsysteem

Afdeling

6.16

Systeem voor gebouwautomatisering en -controle, bestaande bouw

Artikel

6.63

Aansturingsartikel

Artikel

6.64

Systeem voor gebouwautomatisering en -controle

Hoofdstuk

7

Voorschriften inzake het gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen

Afdeling

7.1

Voorkomen van brandgevaar en ontwikkeling van brand, nieuwbouw en bestaande bouw

Artikel

7.1

Aansturingsartikel

Tabel 7.1

1

Woonfunctie

1

*

1

2

4

5

6

7

1

2

3

1

2

3

4

5

1

2

3

*

1

2

*

2

Industriefunctie

a

lichte industriefunctie voor bedrijfsmatig houden van dieren

1

2

*

3

4

5

7

1

2

1

2

3

4

5

1

2

3

*

1

2

*

b

andere industriefunctie

1

2

*

1

2

4

5

7

1

2

1

2

3

4

5

1

2

3

*

1

2

*

3

Logiesfunctie

a

in een logiesgebouw

1

2

*

1

2

4

5

7

1

2

1

2

3

4

5

1

2

3

*

1

2

*

b

andere logiesfunctie

1

2

*

1

2

4

5

6

7

1

2

3

1

2

3

4

5

1

2

3

*

1

2

*

Alle hier niet boven genoemde gebruiksfuncties

1

2

*

1

2

4

5

7

1

2

1

2

3

4

5

1

2

3

*

1

2

*

Artikel

7.2

Verbod op roken en open vuur

Artikel

7.3

Vastzetten zelfsluitend constructieonderdeel

Een zelfsluitend constructieonderdeel als bedoeld in artikel 6.26, eerste lid, mag niet in geopende stand zijn vastgezet tenzij het constructieonderdeel bij brand en bij rook door brand automatisch wordt losgelaten.

Artikel

7.4

Aankleding

Artikel

7.5

Brandveiligheid inrichtingselementen

Artikel

7.6

Brandgevaarlijke stoffen

Artikel

7.7

Brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen

Artikel

7.8

Opslag in stookruimte

In een technische ruimte met een of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 130 kW zijn geen brandbare goederen opgeslagen of opgesteld.

Artikel

7.9

Veilig gebruik verbrandingstoestel

Artikel

7.10

Restrisico brandgevaar en ontwikkeling van brand

Onverminderd het bij of krachtens dit besluit bepaalde is het verboden in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszins belemmeringen op te werpen of hinder te veroorzaken waardoor:

  • a.

    brandgevaar wordt veroorzaakt, of

  • b.

    bij brand een gevaarlijke situatie wordt veroorzaakt.

Afdeling

7.2

Veilig vluchten bij brand, nieuwbouw en bestaande bouw

Artikel

7.11

Aansturingsartikel

Artikel

7.11a

Hulp bij ontruiming bij brand

Artikel

7.12

Deuren in vluchtroutes

Artikel

7.13

Opstelling zitplaatsen en verdere inrichting

Artikel

7.14

Gangpaden

Artikel

7.15

Beperking van gevaar voor letsel

Artikel

7.16

Restrisico veilig vluchten bij brand

Onverminderd het bij of krachtens dit besluit bepaalde is het verboden in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszins belemmeringen te veroorzaken waardoor:

  • a.

    melding van, alarmering bij of bestrijding van brand wordt belemmerd;

  • b.

    het gebruik van vluchtmogelijkheden bij brand wordt belemmerd, of

  • c.

    het redden van personen of dieren bij brand wordt belemmerd.

Afdeling

7.3

Overige bepalingen veilig en gezond gebruik, nieuwbouw en bestaande bouw

Artikel

7.17

Aansturingsartikel

Artikel

7.18

Overbewoning

Artikel

7.19

Asbestvezels en formaldehyde

Artikel

7.20

Bouwvalligheid

Een bouwwerk, open erf of terrein wordt niet gebruikt indien door of namens het bevoegd gezag is meegedeeld dat dit in verband met bouwvalligheid van een in de nabijheid gelegen bouwwerk gevaarlijk is.

Artikel

7.21

Zindelijke staat van bouwwerken, open erven en terreinen

Een bouwwerk, open erf en terrein bevindt zich in een zodanig zindelijke staat, dat dit geen hinder voor personen en geen gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van personen oplevert.

Artikel

7.22

Restrisico gebruik bouwwerken, open erven en terreinen

Onverminderd het bij of krachtens dit besluit of de Wet milieubeheer bepaalde is het verboden in, op of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor:

  • a.

    op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze rook, roet, walm of stof wordt verspreid;

  • b.

    overlast wordt of kan worden veroorzaakt voor de gebruikers van het bouwwerk, het open erf of terrein;

  • c.

    op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze stank, stof of vocht of irriterend materiaal wordt verspreid of overlast wordt veroorzaakt door geluid en trilling, elektrische trilling daaronder begrepen, of door schadelijk of hinderlijk gedierte, dan wel door verontreiniging van het bouwwerk, open erf of terrein, of

  • d.

    instortings-, omval- of ander gevaar wordt veroorzaakt.

Artikel

7.23

Kooldioxidemeter

Hoofdstuk

8

Bouw- en sloopwerkzaamheden

Afdeling

8.1

Het voorkomen van onveilige situaties en het beperken van hinder tijdens het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden

Artikel

8.1

Aansturingsartikel

Artikel

8.2

Veiligheid in de omgeving

Artikel

8.3

Geluidhinder

Artikel

8.4

Trillingshinder

Artikel

8.5

Stofhinder

Tijdens het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden worden maatregelen getroffen om visueel waarneembare stofverspreiding buiten het bouw- of sloopterrein te voorkomen.

Artikel

8.6

Grondwaterstand

Het bemalen van bouwputten, leidingsleuven en andere tijdelijke ontgravingen ten behoeve van bouwwerkzaamheden leidt niet tot een zodanige wijziging van de grondwaterstand dat gevaar kan ontstaan voor de veiligheid van belendingen.

Artikel

8.7

Veiligheidsplan

De op grond van de artikelen 8.2 tot en met 8.6 te treffen maatregelen worden op aanwijzing van het bevoegd gezag vastgelegd in een veiligheidsplan. Het plan bevat ter beoordeling door het bevoegd gezag:

  • a.

    ten minste een tekening waaruit de bouw- of sloopplaatsinrichting blijkt met:

    • de toegang tot de bouw- of sloopplaats inclusief begrenzing, afscheiding en afsluiting van de bouw- of sloopplaats;

    • de ligging van het perceel waarop gebouwd of gesloopt wordt en de omliggende wegen en bouwwerken;

    • de situering van het te bouwen of te slopen bouwwerk;

    • de aan- en afvoerwegen;

    • de laad-, los- en hijszones;

    • de plaats van bouwketen;

    • de in of op de bodem van het perceel aanwezige leidingen;

    • de plaats van machines, werktuigen en ander hulpmaterieel en opslag van materialen;

    • de bereikbaarheid van bluswater- en andere veiligheidsvoorzieningen;

  • b.

    gegevens en bescheiden over de toe te passen bouw- of sloopmethodiek en de toe te passen materialen, materieel, hulp- en beveiligingsmiddelen bij de bouw- of sloopwerkzaamheden;

  • c.

    indien een bouwput wordt gemaakt:

    • de hoofdopzet van de verticale bouwputafscheiding en de bouwputbodem;

    • de uitgangspunten voor een bemalingsplan;

    • de uitgangspunten voor een monitoringsplan ter voorkoming van schade aan naburige bouwwerken;

  • d.

    een rapport van een akoestisch onderzoek, indien aannemelijk is dat de dagwaarde vanwege het uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden meer bedraagt of de maximale blootstellingsduur in dagen langer duurt dan de waarden, bedoeld in artikel 8.3, tweede en derde lid, of indien aannemelijk is dat niet wordt voldaan aan de beleidsregels als bedoeld in artikel 8.3, vierde lid;

  • e.

    een rapport van een trillingenonderzoek, indien aannemelijk is dat het uitvoeren van de bouw- of sloopwerkzaamheden een grotere trillingssterkte veroorzaakt dan de trillingssterkte bedoeld in artikel 8.4, eerste lid;

  • f.

    de naam en contactgegevens van diegene die het treffen van de maatregelen, bedoeld in artikel 8.2, coördineert.

Artikel

8.7a

Veiligheidsmaatregelen aanbrengen gespoten PUR-schuim

Bij het aanbrengen van gespoten PUR-schuim in de kruipruimte van een woonfunctie:

  • a.

    zijn tijdens het aanbrengen van het gespoten PUR-schuim en ten minste twee uur na afloop van de werkzaamheden in de woonfunctie geen andere personen aanwezig dan de personen die het gespoten PUR-schuim aanbrengen; en

  • b.

    wordt tijdens het aanbrengen de kruipruimte geventileerd met ten minste een ventilatiecapaciteit van 30 keer het volume van de kruipruimte per uur.

Afdeling

8.2

Afvalscheiding

Artikel

8.8

Aansturingsartikel

Artikel

8.9

Scheiden bouw- en sloopafval

Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over de te scheiden categorieën bouw-en sloopafval en de opslag en afvoer daarvan op en van het terrein bij het uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden.

Hoofdstuk

9

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

9.1

Algemeen overgangsrecht

Artikel

9.2

Specifiek overgangsrecht

Artikel

9.4

Inwerkingtreding

Artikel

9.5

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als Bouwbesluit 2012.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. P. H. Donner
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Bijlage

I

1

Woonfunctie

a

Woonfunctie voor zorg

1

Zorgclusterwoning voor zorg op afroep, in een woongebouw

Gedeeltelijk

2

Zorgclusterwoning voor 24-uurs zorg niet in een woongebouw

Volledig

3

Zorgclusterwoning voor 24-uurs zorg in een woongebouw

Gedeeltelijk

ja

ja

4

Groepszorgwoning voor zorg op afspraak

Volledig

5

Groepszorgwoning voor zorg op afroep

Volledig

6

Groepszorgwoning voor 24-uurs zorg

Volledig

ja

ja

7

Andere woonfunctie voor zorg

b

Andere woonfunctie

2

Bijeenkomstfunctie

a

voor het aanschouwen van sport

b

kinderopvang voor kinderen jonger dan 4 jaar

200

Volledig

1,5

Volledig

ja

ja

c

Andere bijeenkomstfunctie

5

Gedeeltelijk

ja

50

Volledig

ja

500

Niet-automatisch

1.000

Gedeeltelijk

ja

5.000

Volledig

ja

3

Celfunctie

Volledig

ja

ja

4

Gezondheidszorgfunctie

a

gezondheidszorgfunctie met bedgebied

Volledig

ja

ja

b

andere gezondheidszorgfunctie

20

Niet-automatisch

50

Gedeeltelijk

ja

ja

4,1

Niet-automatisch

250

1,5

Niet-automatisch

500

Niet-automatisch

5

Industriefunctie

a

lichte industriefunctie

b

andere industriefunctie

20

Niet-automatisch

750

4,1

Niet-automatisch

1.500

1,5

Niet-automatisch

2.500

Niet-automatisch

6

Kantoorfunctie

20

Niet-automatisch

50

Gedeeltelijk

ja

500

4,1

Niet-automatisch

750

1,5

Niet-automatisch

1.500

Niet-automatisch

7

Logiesfunctie

a

logiesfunctie niet in een logiesgebouw

b

logiesfunctie in een logiesgebouw met 24-uursbewaking

250

Volledig

ja

c

logiesfunctie in een logiesgebouw zonder 24-uursbewaking

1,5

Volledig

ja

ja

250

Volledig

ja

8

Onderwijsfunctie

4,1

Niet-automatisch

50

Gedeeltelijk

ja

250

1,5

Niet-automatisch

500

Niet-automatisch

9

Sportfunctie

4,1

Niet-automatisch

50

Gedeeltelijk

ja

500

1,5

Niet-automatisch

1.000

Niet-automatisch

10

Winkelfunctie

4,1

Niet-automatisch

50

Volledig

ja

500

1,5

Niet-automatisch

1.000

Niet-automatisch

5.000

13

Gedeeltelijk

ja

10.000

Gedeeltelijk

ja

10.000

13

Volledig

ja

11

Overige gebruiksfunctie

a

Besloten overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen

1,5

Niet-automatisch

1.000

Volledig

2.500

Volledig

ja

b

Besloten overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer

1,5

Niet-automatisch

13

Gedeeltelijk

1.000

Niet-automatisch

2.500

Gedeeltelijk

ja

c

Andere overige gebruiksfunctie

12

Bouwwerk geen gebouw zijnde