Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 oktober 2016, nr. 2016-0000184698, tot vaststelling van een tijdelijke regeling voor een eenmalige tegemoetkoming in verband met het aanpassen van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit werknemersverzekeringen)
de Minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
loon: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 3, eerste lid, van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen, met dien verstande dat indien in een aangiftetijdvak geen of minder loon is genoten vanwege verlof als loon in dat aangiftetijdvak wordt aangemerkt het loon dat in dezelfde dienstbetrekking is genoten in het laatste aan dat verlof voorafgaande aangiftetijdvak waarin geen sprake was van verlof;
uitkeringspercentage: het uitkeringspercentage, waarbij geldt dat het uitkeringspercentage over de eerste 43,5 rechtdagen 75% bedraagt, en over de daaropvolgende rechtdagen 70%;
verlof: een tussen de werkgever en werknemer voor een gedeelte of het geheel van de arbeidstijd overeengekomen tijdvak, waarin de werknemer geen arbeid jegens de werkgever verricht, met uitzondering van verlof als bedoeld in de artikelen 3:1 en 3:2 van de Wet arbeid en zorg;
Het in een aangiftetijdvak genoten loon wordt toegerekend aan de kalendermaand waarin de laatste dag van het aangiftetijdvak ligt. Dit lid is niet van toepassing op de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen g en h.
Voor de toepassing van wetgeving en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, de eenmalige tegemoetkoming aangemerkt als een WW-uitkering. In afwijking van de eerste zin wordt de eenmalige tegemoetkoming niet aangemerkt als een loondervingsuitkering als bedoeld in de Toeslagenwet en wordt de eenmalige tegemoetkoming bij de toepassing van artikel 14 van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen slechts aangemerkt als een WW-uitkering voor zover die eenmalige tegemoetkoming betrekking heeft op een periode die ligt binnen de referteperiode van het dagloon. De geheel of gedeeltelijk als WW-uitkering aangemerkte tegemoetkoming wordt geacht te zijn genoten in eerstgenoemde periode.
Recht op een eenmalige tegemoetkoming heeft de werknemer:
a.
die recht heeft of heeft gehad op een WW-uitkering:
1°.
dat is ontstaan op of na 1 juli 2015 en voor 1 december 2016; en
2°.
die in de periode van een jaar die eindigt op de laatste dag van de tweede kalendermaand voorafgaande aan de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid is gelegen, geen loon heeft genoten in één of meer kalendermaanden;
die in de periode van een jaar die eindigt op de laatste dag van de tweede kalendermaand voorafgaande aan de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid is gelegen, geen loon heeft genoten in één of meer kalendermaanden;
c.
die recht heeft of heeft gehad op een WW-uitkering:
1°.
dat is ontstaan op of na 1 juli 2015 en voor 1 december 2016;
In afwijking van het eerste lid heeft de werknemer, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, geen recht op een eenmalige tegemoetkoming, indien op een dag in de kalendermaand waarin het recht op een WW-uitkering is of zou zijn ontstaan een eerder recht op een WW-uitkering bestaat.
3
In afwijking van het eerste lid, onderdelen a, b, d, e, g en h, heeft de werknemer geen recht op een eenmalige tegemoetkoming als het ongemaximeerde herziene dagloon niet meer dan 7% hoger is dan het ongemaximeerde dagloon.
4
In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, c, d, f of g, heeft de werknemer geen recht op een eenmalige tegemoetkoming, indien de WW-uitkering blijvend geheel is geweigerd op grond van artikel 27 van de Werkloosheidswet.
5
In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, heeft de werknemer geen recht op een eenmalige tegemoetkoming, indien:
a.
er in een kalendermaand na de kalendermaand waarin het recht op een WW-uitkering zou zijn ontstaan, een recht op een WW-uitkering is ontstaan dat voor 1 december 2016 is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet; of
b.
het loon in de kalendermaand waarin geen recht op een WW-uitkering is ontstaan, meer dan 87,5% bedraagt van de uitkomst van het herziene dagloon, bedoeld in artikel 4, eerste lid, vermenigvuldigd met 21,75.
6
In afwijking van het eerste lid, onderdeel e, heeft de werknemer geen recht op een eenmalige tegemoetkoming, indien:
a.
er in een kalendermaand na de kalendermaand waarin het recht op een WW-uitkering zou zijn ontstaan, een recht op een WW-uitkering is ontstaan dat voor 1 januari 2018 is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet; of
b.
het loon in de kalendermaand waarin geen recht op een WW-uitkering is ontstaan, meer dan 87,5% bedraagt van de uitkomst van het herziene dagloon, bedoeld in artikel 4, eerste lid, vermenigvuldigd met 21,75.
7
In afwijking van het eerste lid, onderdeel h, heeft de werknemer geen recht op een eenmalige tegemoetkoming, indien:
a.
er in een kalendermaand na de kalendermaand waarin het recht op een WW-uitkering zou zijn ontstaan, een recht op een WW-uitkering is ontstaan dat voor 1 juli 2018 is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet; of
b.
het loon in de kalendermaand waarin geen recht op een WW-uitkering is ontstaan, meer dan 87,5% bedraagt van de uitkomst van het herziene dagloon, bedoeld in artikel 4, eerste lid, vermenigvuldigd met 21,75.
8
Indien een werknemer op grond van hetzelfde uitkeringsrecht recht heeft op zowel een eenmalige tegemoetkoming op grond van het eerste lid:
a.
onderdeel a alsook op grond van het eerste lid, onderdeel c, komt enkel het recht op een eenmalige tegemoetkoming op grond van het eerste lid, onderdeel c, tot uitbetaling; en
b.
onderdeel d alsook op grond van het eerste lid, onderdeel f, komt enkel het recht op een eenmalige tegemoetkoming op grond van het eerste lid, onderdeel f, tot uitbetaling.
De hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bedraagt de uitkomst van de volgende formule:
(DLH- DL)* ard* uk%
hierbij staat:
DLH voor het herziene dagloon;
DL voor het dagloon;
ard is het aantal rechtdagen, dat wil zeggen het aantal dagen waarover recht heeft bestaan op een WW- of ZW-uitkering in de periode tussen 1 juli 2015 en 1 januari 2017, waarbij het aantal rechtdagen 21,75 bedraagt indien over de volledige kalendermaand recht op een WW- of ZW-uitkering bestaat; en
uk% voor het uitkeringspercentage.
2
Het herziene dagloon, bedoeld in het eerste lid, is de uitkomst van de volgende formule:
1,004* [(A-B)* 108/100 + C] / D
hierbij staat:
A voor het loon dat de werknemer in de referteperiode heeft genoten bij alle werkgevers die vakantiebijslag reserveren;
B voor de bedragen aan vakantiebijslag die de werknemer in de referteperiode heeft genoten;
C voor het loon dat de werknemer in de referteperiode heeft genoten bij alle werkgevers die geen vakantiebijslag reserveren; en
D voor het aantal dagloondagen in de kalendermaanden binnen de referteperiode waarin loon is genoten.
3
Onder de referteperiode, bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan de periode van een jaar die eindigt op de laatste dag van de tweede kalendermaand voorafgaande aan de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid is gelegen.
De hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedraagt de uitkomst van de volgende formule:
(DLH – DL)* ard’* uk%
hierbij staat:
DLH voor het herziene dagloon;
DL voor het dagloon zoals dit is vastgesteld voor de dag waarop het recht op WW-uitkering zou zijn ontstaan indien artikel 16, achtste lid, van de Werkloosheidswet niet van toepassing is geweest;
uk% voor het uitkeringspercentage; en
ard’ voor de uitkomst, uitgedrukt in maanden, van de maximumduur, bedoeld in artikel 42 van de Werkloosheidswet, van de desbetreffende WW-uitkering, vermenigvuldigd met 21,75* 0,5.
2
Op de berekening van het herziene dagloon, bedoeld in het eerste lid, is artikel 3, tweede lid, van toepassing.
Voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, is het herziene dagloon de uitkomst van de formule, bedoeld in artikel 3, tweede lid, met dien verstande dat:
a.
1,004 vervangen wordt door 1,0291; en
b.
onder de referteperiode wordt verstaan de periode van een jaar die eindigt op de laatste dag van de vijfentwintigste kalendermaand voorafgaande aan de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid is gelegen.
onder ard wordt verstaan het aantal rechtdagen, dat wil zeggen het aantal dagen waarover recht heeft bestaan op een WW- of ZW-uitkering in de periode tussen 1 juli 2015 en 1 januari 2018 vanaf de dag dat het eerdere recht op een WW-uitkering is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet, waarbij het aantal rechtdagen 21,75 bedraagt indien over de volledige kalendermaand recht op een WW- of ZW-uitkering bestaat;
b.
het uitkeringspercentage, in afwijking van de begripsbepaling in artikel 1, eerste lid, tevens voor de eerste 43,5 rechtdagen 70% bedraagt.
2
Voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, is het herziene dagloon de uitkomst van de formule, bedoeld in artikel 3, tweede lid, met dien verstande dat:
a.
1,004 vervangen wordt door 1,0097; en
b.
onder de referteperiode wordt verstaan de periode, bedoeld in artikel 3, derde lid, tenzij in die periode een eerder recht op een WW-uitkering is ontstaan. De referteperiode begint dan op de eerste dag van werkloosheid van dat eerdere recht en eindigt op de laatste dag van de tweede kalendermaand voorafgaande aan de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid van het latere recht is gelegen. Indien de eerste dag van werkloosheid van dat eerdere recht is gelegen na de eerste dag van een kalendermaand, begint de referteperiode, in afwijking van de vorige zin, op de eerste dag van de kalendermaand na de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid van het eerdere recht ligt.
3
Indien het herziene dagloon van het latere recht op WW-uitkering hoger is dan het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering, wordt de eenmalige tegemoetkoming verhoogd met de uitkomst:
(DLH’ – DL’)* ard^* 70%
Hierbij staat:
DLH’ voor het herziene dagloon van het latere recht op WW-uitkering;
DL’ voor het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering; en
ard^ voor het aantal rechtdagen dat beide uitkeringen in de periode tussen 1 juli 2015 en 1 januari 2018 gelijktijdig tot uitkering zijn gekomen.
De hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, wordt berekend volgens de formule, bedoeld in artikel 4, eerste lid, met dien verstande dat onder ard’ wordt verstaan de maximumduur, bedoeld in artikel 42 van de Werkloosheidswet, van de betreffende WW-uitkering, uitgedrukt in maanden, vermenigvuldigd met 21,75, verminderd met het aantal dagen waarop, vanaf de dag dat het recht op deze WW-uitkering zou zijn ontstaan, recht op een eerdere WW-uitkering bestaat, en vermenigvuldigd met 0,5.
2
Voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, is het herziene dagloon de uitkomst van de formule, bedoeld in artikel 3, tweede lid, met dien verstande dat:
a.
1,004 vervangen wordt door 1,0097; en
b.
onder de referteperiode wordt verstaan de periode, bedoeld in artikel 3, derde lid, tenzij in die periode een eerder recht op een WW-uitkering is ontstaan. De referteperiode begint dan op de eerste dag van werkloosheid van dat eerdere recht en eindigt op de laatste dag van de tweede kalendermaand voorafgaande aan de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid van het latere recht is gelegen. Indien de eerste dag van werkloosheid van dat eerdere recht is gelegen na de eerste dag van een kalendermaand, begint de referteperiode, in afwijking van de vorige zin, op de eerste dag van de kalendermaand na de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid van het eerdere recht ligt.
3
Indien het herziene dagloon van het latere, niet ontstane, recht op WW-uitkering hoger is dan het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering, wordt de eenmalige tegemoetkoming verhoogd met de uitkomst:
(DLH’ – DL’)* ard~* 70%* 0,5
Hierbij staat:
DLH’ voor het herziene dagloon van het latere, niet ontstane, recht op WW-uitkering;
DL’ voor het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering; en
ard~ voor het aantal dagen in de periode tussen 1 juli 2015 en 1 januari 2018 dat het latere recht op WW-uitkering tot uitkering zou zijn gekomen, waarin het eerdere recht op WW-uitkering heeft bestaan.
onder ard wordt verstaan het aantal rechtdagen, dat wil zeggen het aantal dagen waarover recht heeft bestaan op een WW- of ZW-uitkering in de periode tussen 1 juli 2015 en 1 januari 2018 vanaf de dag dat het eerdere recht op een WW-uitkering is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet, waarbij het aantal rechtdagen 21,75 bedraagt indien over de volledige kalendermaand recht op een WW- of ZW-uitkering bestaat;
b.
het uitkeringspercentage, in afwijking van de begripsbepaling in artikel 1, eerste lid, tevens voor de eerste 43,5 rechtdagen 70% bedraagt.
2
Voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, is het herziene dagloon de uitkomst van de formule, bedoeld in artikel 3, tweede lid, met dien verstande dat:
a.
1,004 vervangen wordt door 1,035; en
b.
onder de referteperiode wordt verstaan de periode van een jaar die eindigt op de laatste dag van de vijfentwintigste kalendermaand voorafgaande aan de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid van het eerdere WW-recht is gelegen, tenzij in die periode een eerder recht op een WW-uitkering is ontstaan. De referteperiode begint dan op de eerste dag van werkloosheid van dat eerdere recht en eindigt op de laatste dag van de tweede kalendermaand voorafgaande aan de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid van het latere recht is gelegen. Indien de eerste dag van werkloosheid van dat eerdere recht is gelegen na de eerste dag van een kalendermaand, begint de referteperiode, in afwijking van de vorige zin, op de eerste dag van de kalendermaand na de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid van het eerdere recht ligt.
3
Indien het herziene dagloon van het latere recht op WW-uitkering hoger is dan het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering, wordt de eenmalige tegemoetkoming verhoogd met de uitkomst van de berekening, bedoeld in artikel 5a, derde lid.
Indien de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, een ZW-uitkering heeft ontvangen, wordt de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming berekend volgens de formule, bedoeld in artikel 3, eerste lid, met dien verstande dat onder ard wordt verstaan het aantal rechtdagen, dat wil zeggen het aantal dagen waarover recht heeft bestaan op een WW- of ZW-uitkering in de periode tussen 1 juli 2015 en de dag waarop een eventuele herziening van het dagloon, in verband met ziekte in de referteperiode, heeft plaatsgevonden, waarbij het aantal rechtdagen 21,75 bedraagt indien over de volledige kalendermaand recht op een WW- of ZW-uitkering bestaat.
2
Voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, is het herziene dagloon de uitkomst van de formule, bedoeld in artikel 3, tweede lid, met dien verstande dat:
a.
1,004 vervangen wordt door 1,011; en
b.
voor de vaststelling van het loon dat de werknemer heeft genoten, de genoten ZW-uitkering vermenigvuldigd wordt met de uitkomst van de volgende berekening:
(100 x G) / H
Hierbij staat:
G staat voor het ziekengeld;
H staat voor:
a.
70; of
b.
indien het uitkeringspercentage hoger is dan 70%, het uitkeringspercentage waarnaar het ziekengeld is berekend.
3
Indien de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, in verband met ziekte de bedongen arbeid niet heeft kunnen verrichten, wordt de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming berekend volgens de formule, bedoeld in artikel 3, eerste lid, met dien verstande dat onder ard wordt verstaan het aantal rechtdagen, dat wil zeggen het aantal dagen waarover recht heeft bestaan op een WW- of ZW-uitkering in de periode tussen 1 juli 2015 en de dag waarop een eventuele herziening van het dagloon, in verband met ziekte in de referteperiode, heeft plaatsgevonden, waarbij het aantal rechtdagen 21,75 bedraagt indien over de volledige kalendermaand recht op een WW- of ZW-uitkering bestaat.
4
Voor de berekening, bedoeld in het derde lid, is het herziene dagloon de uitkomst van de formule, bedoeld in artikel 3, tweede lid, met dien verstande dat:
Indien op een dag in de kalendermaand waarin het recht op een WW-uitkering van een werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, is ontstaan een eerder recht op WW-uitkering bestaat, wordt de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming in zoverre in afwijking van het eerste en derde lid berekend vanaf de dag dat het eerdere recht op WW-uitkering is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet. Artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, is van toepassing. Indien het dagloon van het latere recht op WW-uitkering hoger is dan het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering, wordt in afwijking van de eerste zin, de eenmalige tegemoetkoming verhoogd met de uitkomst:
(DLH’ – DL’)* ard`* 70%
Hierbij staat:
DLH’ voor het herziene dagloon van het latere recht op WW-uitkering;
DL’ voor het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering; en
ard` voor het aantal rechtdagen dat beide uitkeringen in de periode tussen 1 juli 2015 en de dag waarop een eventuele herziening van het dagloon van het latere recht op WW-uitkering in verband met ziekte in de referteperiode, heeft plaatsgevonden, gelijktijdig tot uitkering zijn gekomen.
6
Indien de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, een ZW-uitkering heeft ontvangen en daarnaast ook in verband met ziekte de bedongen arbeid niet heeft kunnen verrichten, wordt het herziene dagloon berekend met inachtneming van het tweede en vierde lid, waarna de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming berekend wordt volgens de formule, bedoeld in artikel 3, eerste lid. Hierbij wordt onder ard verstaan het aantal rechtdagen, dat wil zeggen het aantal dagen waarover recht heeft bestaan op een WW- of ZW-uitkering in de periode tussen 1 juli 2015 en de dag waarop een eventuele herziening van het dagloon in verband met ziekte in de referteperiode heeft plaatsgevonden, waarbij het aantal rechtdagen 21,75 bedraagt indien over de volledige kalendermaand recht op een WW- of ZW-uitkering bestaat.
Indien de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, een ZW-uitkering heeft ontvangen, wordt de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming berekend volgens de formule, bedoeld in artikel 4, eerste lid, met dien verstande dat onder ard’ wordt verstaan de maximumduur, bedoeld in artikel 42 van de Werkloosheidswet, van de betreffende WW-uitkering, uitgedrukt in maanden, vermenigvuldigd met 21,75 en vermenigvuldigd met 0,5.
2
Voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, is het herziene dagloon de uitkomst van de formule, bedoeld in artikel 3, tweede lid, met dien verstande dat:
a.
1,004 vervangen wordt door 1,011; en
b.
voor de vaststelling van het loon dat de werknemer heeft genoten, de genoten ZW-uitkering vermenigvuldigd wordt met de uitkomst van de volgende berekening:
(100 x G) / H
Hierbij staat:
G staat voor het ziekengeld; en
H staat voor:
a.
70; of
b.
indien het uitkeringspercentage hoger is dan 70%, het uitkeringspercentage waarnaar het ziekengeld is berekend.
3
Indien de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, in verband met ziekte de bedongen arbeid niet heeft kunnen verrichten, wordt de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming berekend volgens de formule, bedoeld in artikel 4, eerste lid, met dien verstande dat onder ard’ wordt verstaan de maximumduur, bedoeld in artikel 42 van de Werkloosheidswet, van de betreffende WW-uitkering, uitgedrukt in maanden, vermenigvuldigd met 21,75 en vermenigvuldigd met 0,5.
4
Voor de berekening, bedoeld in het derde lid, is het herziene dagloon de uitkomst van de formule, bedoeld in artikel 3, tweede lid, met dien verstande dat:
Indien op een dag in de kalendermaand waarin het recht op een WW-uitkering van een werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, zou zijn ontstaan een eerder recht op WW-uitkering bestaat, wordt de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming in zoverre in afwijking van het eerste en derde lid berekend vanaf de dag dat het eerdere recht op WW-uitkering is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet. Artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, is van toepassing. Indien het dagloon van het latere, niet ontstane, recht op WW-uitkering hoger is dan het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering, wordt in afwijking van de eerste zin, de eenmalige tegemoetkoming verhoogd met de uitkomst:
(DLH- – DL’)* ard-* 70% x 0,5
Hierbij staat:
DLH- voor het herziene dagloon van het latere, niet ontstane recht op WW-uitkering;
DL’ voor het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering; en
ard- voor het aantal dagen in de periode tussen 1 juli 2015 en 1 juli 2018 dat het latere recht op WW-uitkering tot uitkering zou zijn gekomen, waarin het eerdere recht op uitkering heeft bestaan.
6
Indien de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, een ZW-uitkering heeft ontvangen en daarnaast ook in verband met ziekte de bedongen arbeid niet heeft kunnen verrichten, wordt het herziene dagloon berekend met inachtneming van het tweede en vierde lid, waarna de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming berekend wordt volgens de formule, bedoeld in artikel 3, eerste lid. Hierbij wordt onder ard verstaan het aantal rechtdagen, dat wil zeggen het aantal dagen waarover recht heeft bestaan op een WW- of ZW-uitkering in de periode tussen 1 juli 2015 en de dag waarop een eventuele herziening van het dagloon in verband met ziekte in de referteperiode heeft plaatsgevonden, waarbij het aantal rechtdagen 21,75 bedraagt indien over de volledige kalendermaand recht op een WW- of ZW-uitkering bestaat.
Artikel
5d
Hoogte eenmalige tegemoetkoming in het geval van een reeds herzien dagloon
1
De hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, wiens dagloon als gevolg van een herzieningsverzoek in verband met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1476, is herzien, is de uitkomst van de formule in artikel 5a, eerste en derde lid, met dien verstande dat:
onder ard wordt verstaan het aantal rechtdagen, dat wil zeggen het aantal dagen waarover recht heeft bestaan op een WW- of ZW-uitkering in de periode tussen 1 juli 2015 en de dag waarop het dagloon is herzien in verband met de genoemde uitspraak, vanaf de dag dat het eerdere recht op een WW-uitkering is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet, waarbij het aantal rechtdagen 21,75 bedraagt indien over de volledige kalendermaand recht op een WW- of ZW-uitkering bestaat.
2
De hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, wiens dagloon als gevolg van een herzieningsverzoek in verband met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1476, is herzien, is de uitkomst van de formule in artikel 5b, eerste lid, met dien verstande dat onder ard’ wordt verstaan de duur tussen het niet ontstaan van de WW-uitkering op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel c, van de Werkloosheidswet en de herziening in verband met genoemde uitspraak, uitgedrukt in dagen, en vermenigvuldigd met 0,5.
3
De hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel f, wiens dagloon als gevolg van een herzieningsverzoek in verband met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2406, is herzien, is de uitkomst van de formule in artikel 5c, eerste en derde lid, met dien verstande dat onder ard wordt verstaan het aantal rechtdagen, dat wil zeggen het aantal dagen waarover recht heeft bestaan op een WW- of ZW-uitkering in de periode tussen 1 juli 2015 en de dag waarop het dagloon is herzien in verband met de genoemde uitspraak, vanaf de dag dat het eerdere recht op een WW-uitkering is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet, waarbij het aantal rechtdagen 21,75 bedraagt indien over de volledige kalendermaand recht op een WW-uitkering bestaat.
4
Indien voor de werknemer, bedoeld in dit artikel, het herziene dagloon van het latere recht op WW-uitkering hoger is dan het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering, wordt de eenmalige tegemoetkoming verhoogd met de uitkomst van de berekening, bedoeld in artikel 5a, derde lid, indien het eerste of derde lid van toepassing is.
5
De hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, wiens uitkering als gevolg van een herzieningsverzoek in verband met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2406, ontstaat, is de uitkomst van de formule in artikel 5cb, eerste of derde lid, met dien verstande dat onder ard’ wordt verstaan de duur tussen het niet ontstaan van de WW-uitkering op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel c, van de Werkloosheidswet en de herziening in verband met genoemde uitspraak, uitgedrukt in dagen, en vermenigvuldigd met 0,5.
Artikel
5e
Matiging van de eenmalige tegemoetkoming
1
De eenmalige tegemoetkoming, berekend op grond van artikel 5a, 5b, 5c of 5d kan worden gematigd. Matiging vindt enkel plaats indien;
a.
er aan de werknemer meerdere keren een eenmalige tegemoetkoming op grond van artikel 3, 4, 5, 5a, 5b, 5c of 5d is of wordt uitgekeerd; en
b.
er door het verstrekken van de verschillende eenmalige tegemoetkomingen een bedrag aan de werknemer zou worden verstrekt dat er toe leidt dat het totaalbedrag aan verkregen WW-uitkering en eenmalige tegemoetkomingen niet in redelijke verhouding staat tot het totaalbedrag aan WW-uitkering dat de werknemer zou hebben gekregen indien het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen, zoals dat luidt op 1 januari 2018, reeds op 1 juli 2015 van toepassing zou zijn geweest.
2
De eenmalige tegemoetkoming, berekend op grond van artikel 5ca of 5cb, kan worden gematigd. Matiging vindt enkel plaats indien:
a.
er aan de werknemer meerdere keren een eenmalige tegemoetkoming op grond van artikel 3, 4, 5, 5a, 5b, 5c, 5ca, 5cb of 5d is of wordt uitgekeerd; en
b.
er door het verstrekken van de verschillende eenmalige tegemoetkomingen een bedrag aan de werknemer zou worden verstrekt dat er toe leidt dat het totaalbedrag aan verkregen WW-uitkering en eenmalige tegemoetkomingen niet in redelijke verhouding staat tot het totaalbedrag aan WW-uitkering dat de werknemer zou hebben gekregen indien het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen, zoals dat luidt op 1 juli 2018, reeds op 1 juli 2015 van toepassing zou zijn geweest.
3
Bij de matiging wordt de verhouding, genoemd in het eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b, in acht genomen.
Artikel
6
Taak UWV
Met de uitvoering van deze regeling is het UWV belast.
Artikel
7
Termijnen, vaststelling en betaling
1
Het UWV kan ambtshalve vaststellen of er recht bestaat op een eenmalige tegemoetkoming en wat de hoogte daarvan is binnen 26 weken:
Het UWV kan op aanvraag vaststellen of er recht op een eenmalige tegemoetkoming bestaat en wat de hoogte daarvan is. Het UWV stelt binnen dertien weken na ontvangst van die aanvraag het recht op de eenmalige tegemoetkoming en de hoogte daarvan vast. Indien het UWV niet in staat is tijdig een besluit te nemen, stelt het UWV de aanvrager daarvan in kennis en kan de termijn eenmalig met ten hoogste dertien weken worden verlengd.
3
In afwijking van het derde lid kan het UWV niet op aanvraag vaststellen of er recht op een eenmalige tegemoetkoming bestaat, indien de aanvraag ontvangen is na:
Het Rijk voorziet in de middelen tot dekking van de uitgaven verbonden aan deze regeling.
2
Het UWV beheert en administreert afzonderlijk de middelen, bedoeld in het eerste lid.
3
In verband met het middelenbeheer wordt de rijksbijdrage, bedoeld in het eerste lid, beschouwd als middelen die deel uitmaken van het Algemeen Werkloosheidsfonds.
Artikel
9
Opgave lasten en betaling van de rijksbijdrage
1
Het UWV verstrekt aan de Minister een opgave van het totaalbedrag van de geraamde lasten alsmede de ontvangen voorschotten met betrekking tot deze regeling, uitgesplitst naar de tegemoetkomingen en de uitvoeringskosten.
Na goedkeuring van het besluit tot vaststelling van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, rekent de Minister de lasten alsmede de ontvangen voorschotten met betrekking tot deze regeling af, met als valutadatum 1 juni van het hierop volgende kalenderjaar.
Overgangsrecht in verband met het in aanmerking nemen van de eenmalige tegemoetkoming als loon voor het WIA- en WAO-dagloon
1
De Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit werknemersverzekeringen, zoals die luidde op de dag voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen A en B, van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 juni 2019 tot wijziging van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met het in aanmerking nemen van de eenmalige tegemoetkoming als loon voor het WIA- en WAO-dagloon (Stcrt. 2019, 33524), blijft van toepassing op uitkeringen waarvan de eerste rechtdag is gelegen voor die dag.
Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit werknemersverzekeringen.
Artikel
13
Inwerkingtreding
1
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2017.
2
Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2021, met dien verstande dat voor de reeds verstrekte eenmalige tegemoetkoming deze regeling van toepassing blijft.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,L.F.Asscher