Besluit van 23 december 2010 tot vaststelling van een inkomensbesluit voor de volksverzekeringen en de sociale voorzieningen (Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen)

Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemeen

Artikel

1:1

Begripsbepalingen

Hoofdstuk

2

Volksverzekeringen en sociale voorzieningen

Paragraaf

1

Algemeen

Artikel

2:2

Inkomen uit arbeid

Artikel

2:3

Uitbreiding inkomen uit arbeid in bepaalde situaties van werkloosheid en verlof

Artikel

2:4

Overig inkomen

Artikel

2:5

Vakantiebijslag

Paragraaf

2

Uitzonderingen

Artikel

2:6

Uitzonderingen voor de Algemene nabestaandenwet

Artikel

2:7

Uitzonderingen voor de Algemene Ouderdomswet

Artikel

2:8

Uitzonderingen voor de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

Artikel

2:9

Uitzonderingen voor de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

Artikel

2:10

Uitzonderingen voor de Toeslagenwet

Voor het bepalen van inkomen als bedoeld in de Toeslagenwet geldt in afwijking van de artikelen 2:2, eerste lid, onderdeel a, en 2:4, eerste lid, onderdelen l en o, dat:

Artikel

2:11

Uitzonderingen voor de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen

Voor het bepalen van inkomen als bedoeld in de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen geldt in afwijking van artikel 2:4, eerste lid, onderdelen h tot en met l en o, dat niet als overig inkomen wordt aangemerkt:

Hoofdstuk

3

Werknemersverzekeringen en Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

Paragraaf

1

Algemeen

Artikel

3:2

Inkomen

Artikel

3:3

Uitbreiding inkomen

Paragraaf

2

Uitzonderingen

Artikel

3:4

Uitzonderingen voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Artikel

3:5

Uitzonderingen voor de Werkloosheidswet

Artikel

3:6

Uitzonderingen voor de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

Hoofdstuk

4

Bepaling van het inkomen

Artikel

4:1

Vaststelling inkomen

Artikel

4:2

Vaststelling inkomen voor de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

Voor het bepalen van inkomen als bedoeld in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen geldt dat:

  • a.

    Het inkomen uit arbeid of overig inkomen wordt toegerekend aan de perioden waarin hierop recht bestaat en wordt vervolgens herleid tot een bedrag per kalendermaand;

  • b.

    indien op grond van artikel 21, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers de uitkering over een kortere periode dan een maand wordt uitbetaald, het inkomen en de uitkering eerst per maand vastgesteld worden, waarna de uitkering over een kortere periode naar evenredigheid wordt vastgesteld;

  • c.

    indien aannemelijk is dat een inkomensbestanddeel geen juiste maatstaf biedt voor de bepaling van het in onderdeel a bedoelde inkomen, dat bestanddeel per maand vastgesteld wordt op 1/3 onderscheidenlijk 1/12 van het bedrag, dat over drie maanden onderscheidenlijk een jaar is verworven;

  • d.

    indien winst als bedoeld in artikel 2:2, eerste lid, onderdeel d, wordt genoten, het daaruit voortvloeiende inkomensbestanddeel per maand vastgesteld wordt op 1/12 van de winst, genoten over het kalenderjaar of het niet met het kalenderjaar samenvallend boekjaar, voorafgaand aan de maand waarover aanspraak op uitkering wordt gemaakt; en

  • e.

    indien de toepassing van de onderdelen a tot en met d gelet op het tijdstip van verwerving van een inkomensbestanddeel, tot een kennelijk onredelijk resultaat leidt, het college bepaalt op welke periode dat inkomensbestanddeel geacht moet worden betrekking te hebben en hoe dit geacht moet worden over deze periode te zijn verdeeld.

Artikel

4:2b

Uitzonderingen voor de vaststelling van het inkomen

Vervallen

Artikel

4:3

Omrekening

Hoofdstuk

5

Slotbepalingen

Artikel

5:1

Overgangsrecht

Artikel

5:1a

Overgangsrecht in verband met de Wet werk en zekerheid

Artikel

5:1b

Overgangsrecht in verband met het vaststellen van inkomen in verband met artikel 8 BBA 1945

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

5:1c

Overgangsrecht in verband met aanpassingen vanwege het arbeidsvoorwaardenbedrag

Over de periode van 1 juli 2021 tot 1 januari 2022 wordt in afwijking van artikel 4:1, achtste en tiende lid, voor de vaststelling van het inkomen voor de Werkloosheidswet, het uitbetaalde bedrag aan vakantiebijslag als inkomen aangemerkt.

Artikel

5:2

Intrekking besluiten en overgangsrecht

Vervallen

Artikel

5:5

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2011 met uitzondering van artikel 5:5, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en terug werkt tot en met 9 juni 2010.

Artikel

5:6

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten