Wet van 6 november 1986, houdende het treffen van een inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers van wie het recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet is geëindigd

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een inkomensvoorziening te treffen voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers van wie het recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet is geëindigd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder werkloze werknemer:

Artikel

3

Artikel 3a

Vervallen

Artikel

4

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    thuisinwonende werkloze werknemer: de niet gehuwde dan wel duurzaam gescheiden levende werkloze werknemer van 18 tot en met 20 jaar, die behoort tot het huishouden van zijn ouder(s) of pleegouder(s) en die niet een gezamenlijke huishouding voert als bedoeld in artikel 3, derde lid;

  • b.

    alleenstaande werkloze werknemer: de niet gehuwde dan wel duurzaam gescheiden levende werkloze werknemer, die niet een gezamenlijke huishouding voert als bedoeld in artikel 3, derde lid, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad, en die niet is een thuisinwonende werkloze werknemer;

  • c.

    kind: het kind jonger dan 18 jaar, dat niet als eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind tot het huishouden van een ander dan de werkloze werknemer behoort en voor wie de werkloze werknemer op grond van de Algemene kinderbijslagwet kinderbijslag ontvangt dan wel zal ontvangen.

Hoofdstuk

II

De uitkering

§

1

De voorwaarden voor het recht op uitkering

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Indien het recht op uitkering als gevolg van werkaanvaarding van de werkloze werknemer of de echtgenoot is geëindigd, en vervolgens opnieuw werkloosheid ontstaat, herleeft het recht op uitkering.

Artikel

8

§

2

De hoogte van de uitkering

Artikel

9

Artikel

10

§

3

Het geldend maken van het recht op uitkering

Artikel

11a

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

16a

Artikel

17

Artikel

17a

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

19a

Vervallen

Artikel

19b

Vervallen

Artikel

19c

Vervallen

Artikel

19d

Vervallen

Artikel

19e

Vervallen

Artikel

19f

Vervallen

Artikel

19g

Vervallen

Artikel

19h

Vervallen

Artikel

20

§

3a

Administratieve boeten

Artikel

20a

Artikel

20b

Artikel

20c

Artikel

20d

Artikel

20e

Artikel

20f

§

4

De betaling van de uitkering

Artikel

21

Artikel

22

De uitkering wordt betaald tot de eerste dag van de maand, waarin de werkloze werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.

Artikel

23

Artikel

24

§

5

Terugvordering

Artikel

25

Artikel

25a

Artikel

25b

In afwijking van artikel 25 kunnen burgemeester en wethouders, onder voorwaarden die Onze Minister kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te stellen bedrag niet te boven gaat.

Artikel

25c

Artikel

25d

Vervallen

Artikel

25e

Vervallen

Artikel

25f

Vervallen

Artikel

25g

Vervallen

Artikel

25h

Vervallen

Artikel

25i

Vervallen

Artikel

25j

Vervallen

Artikel

25k

Vervallen

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

29

Vervallen

Artikel

30

Artikel

31

Onder uitkering in de zin van deze paragraaf wordt verstaan de uitkering, bedoeld in artikel 9, verminderd met de inhouding op grond van artikel 10 en vermeerderd met het werkgeversaandeel in de premie ingevolge de Ziekenfondswet.

Artikel

32

Vervallen

Artikel

33

Vervallen

Hoofdstuk

III

Verplichtingen gericht op inschakeling in de arbeid en voorzieningen

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

36a

Vervallen

Artikel

36b

Vervallen

Artikel

36c

Vervallen

Artikel

36d

Vervallen

Artikel

36e

Vervallen

Artikel

36f

Vervallen

Artikel

36g

Vervallen

Artikel

36h

Vervallen

Artikel

36i

Vervallen

Artikel

36j

Vervallen

Artikel

36k

Vervallen

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Gereserveerd

Hoofdstuk

IV

Uitvoering en toezicht

§

1

Verantwoordelijkheid voor de uitvoering

Artikel

40

De uitvoering van deze wet berust bij burgemeester en wethouders.

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

§

2

Inlichtingenverplichting en gegevensuitwisseling

Artikel

44

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Burgemeester en wethouders zijn verplicht, indien zij bij de uitvoering van deze wet het gegronde vermoeden krijgen van een misdrijf dat is gepleegd ten nadele van een uitvoeringsorgaan van de sociale verzekeringswetten of van een overheidsorgaan, voorzover dit is belast met het verrichten van uitkeringen, het doen van verstrekkingen dan wel het heffen van bijdragen, het betrokken orgaan hiervan in kennis te stellen.

Artikel

48

Artikel

49

Artikel

50

Ten behoeve van het gebruik van het sociaal-fiscaalnummer in de in artikel 41 bedoelde administratie kent Onze Minister van Financiën, in overeenstemming met Onze Minister, aan de uitkeringsgerechtigden die niet reeds ten behoeve van de belastingheffing bij de rijksbelastingdienst zijn geregistreerd, een sociaal-fiscaalnummer toe.

Artikel

51

Vervallen

§

3

Toezicht

Artikel

52

Artikel

53

Onze Minister kan aan burgemeester en wethouders, nadat zij gedurende acht weken in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze naar voren te brengen, aanwijzingen geven met betrekking tot een goede uitvoering van deze wet. Hij treedt daarbij niet in de besluitvorming inzake individuele gevallen.

§

4

Beleidsinformatie

Artikel

54

Artikel

55

Burgemeester en wethouders zijn verplicht ten behoeve van de statistiek gegevens inzake de uitvoering van deze wet te verzamelen en kosteloos te verstrekken volgens door Onze Minister te stellen regels.

Hoofdstuk

V

Artikel

56

Vervallen

Artikel

57

Vervallen

Artikel

58

Vervallen

Artikel

59

Vervallen

Artikel

59a

Vervallen

Hoofdstuk

VI

Rechtsbescherming

Artikel

60

Voor de toepassing van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt met een besluit gelijkgesteld het nalaten van een handeling die strekt tot uitvoering van het besluit inzake de verlening of terugvordering van de uitkering of het verrichten van een handeling die afwijkt van dat besluit.

Artikel

60b

Hoofdstuk

VII

Strafbepalingen

Artikel

61

Vervallen

Artikel

62

Vervallen

Artikel

62a

Het recht tot strafvordering vervalt indien burgemeester en wethouders aan de belanghebbende ter zake van hetzelfde feit reeds een boete hebben opgelegd.

Artikel

63

Vervallen

Hoofdstuk

VIII

Slotbepalingen

Artikel

64

Artikel

64a

Vervallen

Artikel

65

Deze wet treedt in werking op een bij of krachtens wet te bepalen tijdstip.

Artikel

66

Deze wet kan worden aangehaald als Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L. de Graaf
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. de Koning
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes