Wet van 23 november 1995, houdende bepalingen inzake de arbeids- en rusttijden

Arbeidstijdenwet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het met het oog op de veiligheid, de gezondheid en het welzijn in verband met de arbeid, zulks mede in verband met de tenuitvoerlegging van de Richtlijnen van de Raad van de Europese Unie van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PbEG 1993, L 307) en van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk (PbEG 1994, L 216), en mede ter bevordering van de combineerbaarheid van arbeid en zorgtaken, alsmede andere verantwoordelijkheden buiten de arbeid, noodzakelijk is wettelijke regelen te stellen inzake arbeids- en rusttijden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Begrippen werkgever en werknemer

Artikel

1:1

Begrippen kind en arbeid in verband met kinderarbeid

Artikel

1:2

Het begrip collectieve regeling

Artikel

1:3

Gelijkstelling met collectieve regeling

Artikel

1:4

Werkingsduur van de collectieve regeling

Artikel

1:5

Het begrip medezeggenschapsorgaan

Artikel

1:6

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder medezeggenschapsorgaan:

Overige begrippen

Artikel

1:7

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • b.

    defensiepersoneel:

  • c.

    dienst: een aaneengesloten tijdruimte waarin arbeid wordt verricht en die gelegen is tussen twee bij deze wet en de daarop berustende bepalingen voorgeschreven opeenvolgende onafgebroken rusttijden;

  • d.

    nachtdienst: een dienst waarin de uren tussen 00.00 uur en 06.00 uur geheel of gedeeltelijk zijn begrepen;

  • e.

    pauze: een tijdruimte van ten minste 15 achtereenvolgende minuten, waarmee de arbeid tijdens de dienst wordt onderbroken en de werknemer geen enkele verplichting heeft ten aanzien van de bedongen arbeid;

  • f.

    Dienst Wegverkeer: de dienst, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994.

Hoofdstuk

2

Toepassingsgebied

§

2.1

Gehele of gedeeltelijke uitsluiting van de toepasselijkheid

Algemeen

Artikel

2:1

Rampen

Artikel

2:2

Onderwijs

Artikel

2:3

Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op verrichtingen van leerlingen of studenten in onderwijsinstellingen of gedeelten daarvan, open ruimten daaronder begrepen.

Defensie

Artikel

2:4

Toezichthoudende en (bijzondere) opsporingsdiensten

Artikel

2:5

Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn van toepassing op arbeid verricht door personeel in burgerlijke openbare dienst, tenzij de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen een goede uitoefening van de bij wet en de daarop berustende bepalingen gegeven taken, dan wel het handhaven van de rechtsorde en het opsporen van strafbare feiten door dit personeel belemmert.

Brandweer

Artikel

2:6

Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn van toepassing op arbeid verricht door brandweerpersoneel, tenzij dit personeel repressief optreedt bij brand en ongevallen.

§

2.2

Uitbreiding van de toepasselijkheid

Zelfstandigen

Artikel

2:7

Extra-territoriale werking

Artikel

2:8

Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing:

  • a.

    op arbeid verricht op of vanaf een mijnbouwinstallatie op het continentaal plat als bedoeld in de Mijnwet continentaal plat;

  • b.

    op arbeid welke geheel of ten dele buiten Nederland wordt verricht door personen, werkzaam aan boord van zeeschepen die op grond van Nederlandse rechtsregels gerechtigd zijn de Nederlandse vlag te voeren;

  • c.

    op duikwerkzaamheden ten behoeve van mijnbouwinstallaties op het continentaal plat, bedoeld in de Mijnwet continentaal plat, verricht op of vanaf een zeeschip;

  • d.

    op arbeid, welke voor een in Nederland gevestigde werkgever, geheel of ten dele buiten Nederland wordt verricht door personen, werkzaam:

    • 1°.

      aan boord van luchtvaartuigen;

    • 2°.

      in of op motorrijtuigen.

§

2.3

Bijzondere voorschriften voor vliegend, varend en rijdend personeel

Artikel

2:9

Hoofdstuk

3

Het verbod van kinderarbeid

Begrip verantwoordelijke persoon

Artikel

3:1

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder verantwoordelijke persoon:

  • a.

    de werkgever;

  • b.

    een ieder, die over een kind het ouderlijk gezag of de voogdij uitoefent of in wiens huishouding een kind is opgenomen.

Het verbod van kinderarbeid

Artikel

3:2

Vrijstelling en ontheffing

Artikel

3:3

Voorlichting

Artikel

3:4

De werkgever zorgt ervoor dat een ieder, die over een kind het ouderlijk gezag of de voogdij uitoefent of in wiens huishouding een kind is opgenomen, doeltreffend wordt ingelicht over de aard van de arbeid en de daaraan verbonden mogelijke gevaren en over de maatregelen die er op gericht zijn deze gevaren te voorkomen of te beperken.

Nadere voorschriften

Artikel

3:5

Hoofdstuk

4

Algemene verplichtingen

§

4.1

Algemeen

Beleidsvoering, inventarisatie en evaluatie

Artikel

4:1

Mededeling arbeids- en rusttijdenregeling

Artikel

4:2

Registratie

Artikel

4:3

§

4.2

Jeugdige werknemers

Arbeid in verband met onderwijs

Artikel

4:4

§

4.3

Vrouwelijke werknemers

Arbeid en zwangerschap

Artikel

4:5

Bevalling

Artikel

4:6

De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat een vrouwelijke werknemer:

  • a.

    geen arbeid verricht binnen 28 dagen voor de vermoedelijke datum van de bevalling, zoals die is aangegeven in een door de vrouwelijke werknemer aan de werkgever overgelegde schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige waaruit de vermoedelijke datum van bevalling blijkt. Het in de eerste volzin bedoelde tijdvak wordt verlengd met het tijdvak, dat verloopt tussen de vermoedelijke datum van de bevalling en de werkelijke datum van de bevalling;

  • b.

    geen arbeid verricht binnen 42 dagen na haar bevalling.

Arbeid na bevalling

Voedingsrecht

Artikel

4:8

§

4.4

Gezondheidsproblemen in relatie met het verrichten van nachtdiensten

Artikel

4:9

Hoofdstuk

5

Arbeids- en rusttijden

§

5.1

Algemene bepalingen

Gelijkstelling met de zondag

Artikel

5:1

Gelijkstelling met arbeidstijd

Artikel

5:2

§

5.2

Arbeids- en rusttijden

Wekelijkse onafgebroken rusttijd

Artikel

5:3

Arbeid op zondag

Artikel

5:4

Dagelijkse onafgebroken rusttijd

Artikel

5:5

Arbeidstijd

Artikel

5:6

De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de jeugdige werknemer ten hoogste 9 uren per dienst, 45 uren per week en in elke periode van 4 achtereenvolgende weken gemiddeld 40 uren per week arbeid verricht.

Artikel

5:7

Arbeid in nachtdienst

Artikel

5:8

Arbeidstijd inclusief overwerk

Artikel

5:9

Pauzeregeling

Artikel

5:10

Consignatie

Artikel

5:11

§

5.3

Bijzondere voorschriften

Artikel

5:12

§

5.4

Vrijstelling en ontheffing

Artikel

5:13

Artikel

5:14

§

5.5

Samenloop

Artikel

5:15

Artikel

5:16

Hoofdstuk

6

Medezeggenschapsaspecten

Beraadslaging

Artikel

6:1

De werkgever die een arbeidstijdpatroon vaststelt, wijzigt of intrekt, bespreekt dit bij het ontbreken van een medezeggenschapsorgaan vooraf met de belanghebbende werknemers.

Informatierecht

Artikel

6:2

Vergezelrecht en recht op een onderhoud

Artikel

6:3

De werkgever stelt de leden van een medezeggenschapsorgaan in verband met hun taak inzake arbeids- en rusttijden in de gelegenheid:

  • a.

    om de toezichthouders tijdens hun bezoek te vergezellen, behoudens voor zover deze laatstbedoelden te kennen geven, dat daartegen vanwege een goede uitoefening van hun taak bedenkingen bestaan, alsmede

  • b.

    om zich buiten tegenwoordigheid van anderen met deze toezichthouders te onderhouden.

Hoofdstuk

7

Overige bestuursrechtelijke aspecten

Algemene wet bestuursrecht

Artikel

7:1

Voor deze wet en de daarop berustende bepalingen treden voor de toepassing van de afdelingen 3.6. en 4.1.2. van de Algemene wet bestuursrecht een medezeggenschapsorgaan in de plaats van de belanghebbende werknemers, tenzij het een beschikking betreft die zich richt tot een nader aangeduide werknemer.

Artikel

7:2

Vrijstelling en ontheffing

Nadere voorschriften inzake vrijstelling en ontheffing

Artikel

7:4

Eis tot naleving

Hoofdstuk

8

Toezicht

§

8.1

Toezicht

Aanwijzing toezichthouders

Artikel

8:1

§

8.2

Het bevel tot staken van de arbeid

Het bevel tot staken van de arbeid

Artikel

8:2

Aansprakelijkheid

Artikel

8:3

§

8.3

Geheimhouding

Artikel

8:4

De toezichthoudende ambtenaren zijn, behoudens tegenover hen aan wier gezag zij uit hoofde van hun ambt zijn onderworpen, verplicht tot geheimhouding van de namen van de personen door wie een klacht is ingediend of aangifte is gedaan van een overtreding van deze wet en de daarop berustende bepalingen, behoudens wanneer deze personen hen schriftelijk hebben verklaard tegen de mededeling van hun namen geen bedenkingen te hebben.

Artikel

8:5

Vervallen

Artikel

8:6

Vervallen

Artikel

8:7

Vervallen

Artikel 8:8

Vervallen

Artikel 8:9

Vervallen

Artikel 8:10

Vervallen

Hoofdstuk

9

Zelfstandige bestuursorganen

Dienst Wegverkeer

Artikel

9:1

Hoofdstuk

11

Strafbaarstelling en daarmee samenhangende bepalingen

Toepasselijkheid Nederlandse strafwet

Artikel

11:1

De Nederlandse strafwet is mede van toepassing op de Nederlander en de in Nederland gevestigde werkgever die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een overtreding van de regels, welke voortvloeien uit de op de artikelen 2:7, eerste lid, 4:3, tweede tot en met vierde lid, en 5:12, tweede lid, berustende bepalingen, voor zover deze regels betrekking hebben op arbeid verricht door personen, werkzaam in of op motorrijtuigen.

Bijzondere aansprakelijkheid

Artikel

11:2

Indien een werknemer die in dienst is van een buiten Nederland gevestigde werkgever in diens opdracht arbeid verricht voor een in Nederland gevestigde werkgever, rusten de verplichtingen welke voortvloeien uit deze wet en de daarop berustende bepalingen, voor zover deze zijn aangeduid als strafbare feiten, mede op de hiervoor bedoelde in Nederland gevestigde werkgever.

Economisch delict

Artikel

11:3

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Strafoplegging

Artikel

11:4

De terzake van deze wet in de Wet op de economische delicten strafbaar gestelde feiten, gelden ten opzichte van elk persoon, met of ten aanzien van wie de overtreding van deze wet en de daarop berustende bepalingen is gepleegd, en met betrekking tot elke dag in de loop waarvan deze overtreding is gepleegd.

Uitreiking gerechtelijke mededelingen

Artikel

11:5

De uitreiking van gerechtelijke mededelingen in zaken betreffende overtredingen, welke voortvloeien uit een op de artikelen 4:3, tweede tot en met vierde lid, en 5:12, tweede lid, berustende bepaling, met betrekking tot personen, werkzaam in of op een motorrijtuig, begaan door een niet in Nederland gevestigde werkgever, kan eveneens geschieden aan de bestuurder van dat motorrijtuig die zich bereid verklaart om de mededeling onverwijld aan degene voor wie zij is bestemd te doen toekomen.

Hoofdstuk

12

Overgangs- en slotbepalingen

§

12.1

Intrekking regelgeving

Arbeidswet 1919, Stuwadoorswet, Wet wekelijkse rustdag toonkunstenaars, Rijtijdenwet 1936 en Wet arbeids- en rusttijden zeescheepvaart

Artikel

12:1

Phosphorluciferwet 1901

Artikel

12:2

De Phosphorluciferwet 1901 wordt ingetrokken.

§

12.2

Wijziging regelgeving in verband met de Arbeidstijdenwet

Spoorwegwet

Artikel

12:3

Wijzigt de Spoorwegwet.

Locaalspoor- en Tramwegwet

Artikel

12:4

Wijzigt de Locaalspoor- en Tramwegwet.

Mijnwet 1903

Artikel

12:5

Wijzigt de Mijnwet 1903.

Burgerlijk Wetboek

Artikel

12:6

Wijzigt Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek.

Wetboek van Koophandel

Artikel

12:7

Wijzigt het Wetboek van Koophandel.

Wet op de bedrijfsorganisatie

Artikel

12:8

Wijzigt de Wet op de bedrijfsorganisatie.

Luchtvaartwet

Artikel

12:9

Wijzigt de Luchtvaartwet.

Mijnwet continentaal plat

Artikel

12:10

Wijzigt de Mijnwet continentaal plat.

Wet medezeggenschap onderwijs 1992

Artikel

12:11

Wijzigt de Wet medezeggenschap onderwijs 1992.

Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart

Artikel

12:12

Wijzigt de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart.

§

12.3

Artikel

12:14

Vervallen

Artikel

12:15

Vervallen

Artikel

12:16

Vervallen

Artikel

12:17

Vervallen

Artikel

12:18

Vervallen

Artikel

12:19

Vervallen

§

12.4

Wijziging regelgeving samenhangende met de Inspectiedienst SZW

Ziektewet

Artikel

12:20

Wijzigt de Ziektewet.

Arbeidswet 1919

Artikel

12:21

Vervallen

Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Artikel

12:22

Wijzigt de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten.

Wet op de gevaarlijke werktuigen

Artikel

12:23

Wijzigt de Wet op de gevaarlijke werktuigen.

Stoomwet

Artikel

12:24

Wijzigt de Stoomwet.

Bestrijdingsmiddelenwet 1962

Artikel

12:25

Wijzigt de Bestrijdingsmiddelenwet 1962.

Wet Gevaarlijke Stoffen

Artikel

12:26

Wijzigt de Wet Gevaarlijke stoffen.

Leerplichtwet 1969

Artikel

12:27

Wijzigt de Leerplichtwet 1969.

Wet op de loonvorming

Artikel

12:28

Wijzigt de Wet op de loonvorming.

Wet op de ondernemingsraden

Artikel

12:29

Wijzigt de Wet op de ondernemingsraden.

Arbeidsomstandighedenwet

Artikel

12:30

Wijzigt de Arbeidsomstandighedenwet.

Artikel

12:31

De tekst van de Arbeidsomstandighedenwet wordt in het Staatsblad geplaatst.

Wet op de economische delicten

Artikel

12:32

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Binnenschepenwet

Artikel

12:33

Wijzigt de Binnenschepenwet.

Wet arbeid gehandicapte werknemers

Artikel

12:34

Wijzigt de Wet arbeid gehandicapte werknemers.

Wet goederenvervoer over de weg

Artikel

12:35

Wijzigt de Wet goederenvervoer over de weg.

§

12.5

Slotbepalingen

Artikel

12:36

Waar in deze wet niet anders wordt bepaald, wordt de voordracht tot een algemene maatregel van bestuur Ons gedaan door Onze Minister.

Evaluatie

Artikel

12:37

Onze Minister zendt binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Tarifering

Artikel

12:38

Inwerkingtreding

Artikel

12:39

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen, onderdelen of subonderdelen verschillend kan worden gesteld.

Citeertitel

Artikel

12:40

Deze wet wordt aangehaald als: Arbeidstijdenwet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. P. W. Melkert
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager