Wet van 23 november 2000 tot algehele herziening van de Vreemdelingenwet (Vreemdelingenwet 2000)

Vreemdelingenwet 2000

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bestaande wetgeving betreffende de toelating en uitzetting van vreemdelingen, het toezicht op vreemdelingen die in Nederland verblijf houden, en de grensbewaking, te herzien en daartoe een nieuwe Vreemdelingenwet vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Inleidende bepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtenaren belast met de grensbewaking: de ambtenaren, bedoeld in artikel 46;

  • b.

    ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen: de ambtenaren, bedoeld in artikel 47;

  • c.

    asiel: het verblijf van de vreemdeling in Nederland op de gronden, bedoeld in de artikelen 29 en 34;

  • d.

    buitengrenzen: de Nederlandse zeegrenzen, alsmede lucht- of zeehavens waar grenscontrole op personen wordt uitgeoefend;

  • e.

    gemeenschapsonderdanen:

    • 1°.

      onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie die op grond van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gerechtigd zijn een andere lidstaat binnen te komen en er te verblijven;

    • 2°.

      familieleden van de onder 1° genoemde die de nationaliteit van een derde staat bezitten en die uit hoofde van een ter toepassing van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap genomen besluit gerechtigd zijn een lidstaat binnen te komen en er te verblijven;

    • 3°.

      onderdanen van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992, die ter zake van binnenkomst en verblijf in een lidstaat rechten genieten die gelijk zijn aan die van burgers van de lidstaten van de Europese Unie;

    • 4°.

      familieleden van de onder 3° genoemde die de nationaliteit van een derde staat bezitten en die krachtens bovengenoemde Overeenkomst gerechtigd zijn een lidstaat binnen te komen en er te verblijven;

    • 5°.

      onderdanen van de Zwitserse Bondsstaat, indien zij verblijven op grond van de op 21 juni 1999 te Luxemburg totstandgekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen (Trb. 2000, 16 en 86);

  • f.

    herhaalde aanvraag: een aanvraag, die op grond van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan worden afgewezen;

  • g.

    de korpschef: de korpschef, bedoeld in artikel 24 van de Politiewet 1993;

  • h.

    machtiging tot voorlopig verblijf: het door een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van herkomst of in het land van bestendig verblijf, dan wel het door het Kabinet van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen of door het Kabinet van de Gouverneur van Aruba aldaar, na voorafgaande machtiging van Onze Minister van Buitenlandse Zaken, afgegeven visum voor een verblijf van langer dan drie maanden;

  • i.

    Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

  • j.

    verblijf op reguliere gronden: het verblijf van een vreemdeling in Nederland op grond van deze wet anders dan op de gronden bedoeld in de artikelen 29 en 34;

  • k.

    Vluchtelingenverdrag: het Verdrag van Genève van 1951 betreffende de status van vluchtelingen (Trb. 1954, 88) en het bijbehorende Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76);

  • l.

    verdragsvluchteling: de vreemdeling die vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag en op wie de bepalingen ervan van toepassing zijn;

  • m.

    vreemdeling: ieder die de Nederlandse nationaliteit niet bezit en niet op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander moet worden behandeld.

Artikel

2

Hoofdstuk

2

Toegang

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Indien de vreemdeling aan wie de toegang tot Nederland is geweigerd, op grond van enig wettelijk voorschrift dan wel een voor Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie zijn vrijheid is ontnomen, blijft de toegang geweigerd.

Hoofdstuk

3

Verblijf

Afdeling

1

Rechtmatig verblijf

Artikel

8

De vreemdeling heeft in Nederland uitsluitend rechtmatig verblijf:

  • a.

    op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14;

  • b.

    op grond van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20;

  • c.

    op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28;

  • d.

    op grond van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33;

  • e.

    als gemeenschapsonderdaan zolang deze onderdaan verblijf houdt op grond van een regeling krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap dan wel de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

  • f.

    in afwachting van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 14 en 28, terwijl bij of krachtens deze wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de aanvrager achterwege dient te blijven totdat op de aanvraag is beslist;

  • g.

    in afwachting van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 20 en 33, of tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 14 en 28, of een wijziging ervan, terwijl bij of krachtens deze wet of op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de aanvrager achterwege dient te blijven totdat op de aanvraag is beslist;

  • h.

    in afwachting van de beslissing op een bezwaarschrift of een beroepschrift, terwijl bij of krachtens deze wet of op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de aanvrager achterwege dient te blijven totdat op het bezwaarschrift of het beroepschrift is beslist;

  • i.

    gedurende de vrije termijn, bedoeld in artikel 12, zolang het verblijf van de vreemdeling bij of krachtens artikel 12 is toegestaan;

  • j.

    indien tegen de uitzetting beletselen bestaan als bedoeld in artikel 64;

  • k.

    gedurende de periode waarin de vreemdeling door Onze Minister in de gelegenheid wordt gesteld aangifte te doen van overtreding van artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht;

  • l.

    indien de vreemdeling verblijfsrecht ontleent aan het Associatiebesluit 1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Afdeling

2

De verblijfsvergunning

Artikel

13

Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning wordt slechts ingewilligd indien:

  • a.

    internationale verplichtingen daartoe nopen;

  • b.

    met de aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang is gediend, of

  • c.

    klemmende redenen van humanitaire aard daartoe nopen.

Afdeling

3

De verblijfsvergunning regulier

Paragraaf

1

De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd

Artikel

14

Artikel

15

In de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 14, tweede lid, wordt bepaald, dat de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14, kan worden verleend onder een beperking verband houdende met gezinshereniging en gezinsvorming aan gezinsleden van Nederlanders en vreemdelingen die rechtmatig verblijven als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l.

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Paragraaf

2

De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Paragraaf

3

Procedurele bepalingen

Artikel

23

De aanvraag tot het verlenen van:

  • a.

    een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14, tot het verlengen van de geldigheidsduur of tot het wijzigen ervan;

  • b.

    een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20,

wordt, in afwijking van artikel 2:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, ingediend door de vreemdeling of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Artikel

24

Paragraaf

4

De beschikking op de aanvraag

Artikel

25

Paragraaf

5

De inwilliging van de aanvraag

Artikel

26

Paragraaf

6

De afwijzing van de aanvraag

Artikel

27

Afdeling

4

De verblijfsvergunning asiel

Paragraaf

1

De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 wordt afgewezen indien:

Artikel

31

Artikel

32

Paragraaf

2

De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd

Artikel

33

Onze Minister is bevoegd:

  • a.

    de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen;

  • b.

    een verleende verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in te trekken.

Artikel

34

De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 van de vreemdeling die direct voorafgaande aan de aanvraag, gedurende drie achtereenvolgende jaren rechtmatig verblijf heeft genoten als bedoeld in artikel 8, onder c, kan slechts worden afgewezen indien zich op het moment waarop de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, afloopt, een grond als bedoeld in artikel 32 voordoet.

Artikel

35

Paragraaf

3

Procedurele bepalingen

Artikel

36

De aanvraag tot het verlenen van:

  • a.

    een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 of tot het verlengen van de geldigheidsduur ervan;

  • b.

    een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33,

wordt, in afwijking van artikel 2:1 van de Algemene wet bestuursrecht, ingediend door de vreemdeling of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Artikel

37

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:

  • a.

    de wijze van indiening en behandeling van een aanvraag;

  • b.

    de wijze waarop het onderzoek naar de aanvraag, daaronder begrepen het horen van de vreemdeling, wordt ingericht;

  • c.

    de gegevens die de vreemdeling in persoon moet verstrekken;

  • d.

    de wijze waarop beschikkingen bij of krachtens deze wet ten aanzien van de vreemdeling gegeven, alsmede de bij of krachtens deze wet voorgeschreven kennisgevingen, mededelingen of berichten aan de vreemdeling of aan andere belanghebbenden worden bekendgemaakt. Daarbij kan worden bepaald, dat de bekendmaking van beschikkingen ook kan geschieden door middel van het toezenden of uitreiken van een document en door het stellen van aantekeningen in een daarbij aan te wijzen document.

Artikel

38

Indien de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld zich omtrent de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning of het verlengen van de geldigheidsduur ervan te doen horen, wordt de vreemdeling gehoord in een taal waarvan redelijkerwijze kan worden aangenomen dat hij die kan verstaan.

Artikel

39

Artikel

40

De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 kan niet eerder worden ingediend dan vier weken voordat de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 afloopt.

Artikel

41

Paragraaf

4

De beschikking op de aanvraag

Artikel

42

Artikel

43

Onverminderd artikel 42, vierde lid, en artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht kan bij besluit van Onze Minister voor bepaalde categorieën vreemdelingen die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 hebben ingediend de termijn, bedoeld in artikel 42 worden verlengd met ten hoogste één jaar indien:

  • a.

    naar verwachting voor een korte periode onzekerheid zal bestaan over de situatie in het land van herkomst en op grond daarvan redelijkerwijs niet kan worden beslist of de aanvraag op een van de gronden genoemd in artikel 29 kan worden toegewezen;

  • b.

    naar verwachting de situatie in het land van herkomst op grond waarvan ingevolge artikel 29 de aanvraag kan worden toegewezen, van korte duur zal zijn, of,

  • c.

    het aantal ingediende aanvragen uit een bepaald land of uit een bepaalde regio zo groot is, dat Onze Minister redelijkerwijs niet in staat is daarop tijdig een beschikking te geven.

Paragraaf

5

De inwilliging van de aanvraag

Artikel

44

Paragraaf

6

De afwijzing van de aanvraag

Artikel

45

Hoofdstuk

4

Toezicht en uitvoering

Afdeling

1

Aanwijzing en bevoegdheden van ambtenaren

Paragraaf

1

Aanwijzing

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

Paragraaf

2

Bevoegdheden

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

52

Artikel

53

Afdeling

2

Maatregelen van toezicht

Artikel

54

Artikel

55

Hoofdstuk

5

Vrijheidsbeperkende en vrijheidsontnemende maatregelen

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

59

Artikel

60

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gegeven omtrent de toepassing van dit hoofdstuk. Daarbij kan worden voorzien in de mogelijkheid van verhaal van de kosten van bewaring op de vreemdeling zelf en, indien hij minderjarig is, op degenen die het wettig gezag over hem uitoefenen.

Hoofdstuk

6

Vertrek, uitzetting en ongewenstverklaring

Afdeling

1

Vertrek

Artikel

61

Artikel

62

Afdeling

2

Uitzetting

Artikel

63

Artikel

64

Uitzetting blijft achterwege zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of die van een van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen.

Artikel

65

Artikel

66

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de toepassing van de afdelingen 1 en 2 van dit hoofdstuk. Daarbij kan worden voorzien in de mogelijkheid van verhaal van de kosten van uitzetting op de vreemdeling zelf en, indien hij minderjarig is, op degenen die het wettig gezag over hem uitoefenen.

Afdeling

3

Ongewenstverklaring

Artikel

67

Artikel

68

Hoofdstuk

7

Rechtsmiddelen

Afdeling

1

Algemene bepalingen

Artikel

69

Artikel

70

Artikel

71

Afdeling

2

Regulier

Paragraaf

1

Algemeen

Artikel

72

Artikel

73

Artikel

74

Aan de door de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken opgeroepen tolken wordt ten laste van het Rijk een vergoeding toegekend. De Wet tarieven in strafzaken is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf

2

Bezwaar

Artikel

76

Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een beschikking op grond van deze wet die krachtens mandaat is gegeven door of namens de korpschef, wordt in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het bezwaarschrift beslist binnen zestien weken na de ontvangst van het bezwaarschrift.

Paragraaf

3

Administratief beroep

Paragraaf

4

Beroep op de rechtbank

Artikel

78

Indien een verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan teneinde uitzetting te voorkomen voordat is beslist op het bezwaar of het administratief beroep, dat is gericht tegen de beschikking tot afwijzing van de aanvraag of intrekking van de verblijfsvergunning, beslist de voorzieningenrechter van de rechtbank zoveel mogelijk tevens over dat bezwaar of administratief beroep.

Afdeling

3

Asiel

Paragraaf

1

Algemeen

Artikel

79

Paragraaf

2

Beroep op de rechtbank

Artikel

82

Artikel

83

Afdeling

4

Hoger beroep

Artikel

85

Artikel

86

Artikel

87

In afwijking van artikel 38, tweede lid, van de Wet op de Raad van State zendt de griffier van de rechtbank die de uitspraak heeft gedaan onverwijld de gedingstukken met een afschrift van de uitspraak en zo mogelijk onverwijld een afschrift van het proces-verbaal van de zitting aan de secretaris van de Raad van State.

Artikel

89

Artikel

91

Artikel

92

In afwijking van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht kan de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij zijn uitspraak op een verzoek om voorlopige voorziening ook onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak doen, indien het verzoek niet ter zitting is behandeld.

Afdeling

5

Bijzondere rechtsmiddelen

Artikel

93

Artikel

94

Artikel

96

Artikel

97

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de wijze van horen van de vreemdeling.

Artikel

98

Artikel

99

Artikel

100

Artikel

101

Artikel

102

Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen gegeven omtrent de beloning van toegevoegde raadslieden, met inbegrip van advocaten die overeenkomstig artikel 101 als raadsman optreden, en de vergoeding van hun onkosten.

Artikel

103

Indien Onze Minister dit wenselijk oordeelt kan hij de beloning en vergoeding van een toevoeging ingevolge de artikelen 100 of 101 verhalen op de goederen van de vreemdeling. Met betrekking tot de wijze van verhaal en de berekening van de te verhalen bedragen worden regelen gesteld bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel

104

De raadsman heeft vrije toegang tot de vreemdeling. Hij kan hem alleen spreken en met hem brieven wisselen zonder dat van de inhoud door anderen kennis wordt genomen, een en ander onder het vereiste toezicht en met in achtneming van ingevolge deze wet gestelde regelen met betrekking tot het voor de ruimte of plaats, waar de vreemdeling zich bevindt, geldende regime.

Artikel

106

Indien de rechtbank de opheffing van een maatregel strekkende tot vrijheidsontneming beveelt, dan wel de vrijheidsontneming reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven, kan zij aan de vreemdeling een vergoeding ten laste van de Staat toekennen. Onder schade is begrepen het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat. De artikelen 90 en93 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing. Indien de vreemdeling na het indienen van zijn verzoek is overleden, geschiedt de toekenning ten behoeve van zijn erfgenamen.

Hoofdstuk

8

Algemene en strafbepalingen

Paragraaf

1

Gegevensverstrekking

Artikel

107

Paragraaf

2

Strafbepalingen

Artikel

108

Paragraaf

3

Afwijkingen

Artikel

109

Artikel

110

Artikel

111

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels voor het geval van buitengewone omstandigheden worden gesteld, die afwijken van de hoofdstukken 1 tot en met 7.

Paragraaf

4

Verblijf op grond van internationale verplichtingen

Artikel

112

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, ter uitvoering van een verdrag, dan wel van een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie regels worden gesteld in verband met het rechtmatig verblijf van vreemdelingen, waarbij ten gunste van deze vreemdelingen kan worden afgeweken van deze wet.

Paragraaf

5

Bepalingen van internationaal privaatrecht en overige bepalingen

Artikel

113

Artikel

114

Een vreemdeling aan wie de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of artikel 33 is verleend, geniet dezelfde behandeling als een Nederlander, wat betreft rechtsingang, waaronder begrepen rechtsbijstand en vrijstelling van de cautio judicatum solvi.

Hoofdstuk

9

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

115

Artikel

116

Gedurende drie jaren na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet worden de inkomenseisen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel c, en artikel 18, eerste lid, onderdeel d, niet toegepast op:

  • a.

    Nederlanders, of

  • b.

    de vreemdeling die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet was toegelaten.

In plaats daarvan blijft het recht zoals het gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van toepassing.

Artikel

117

Artikel

118

Artikel

119

Artikel

120

Hoger beroep als bedoeld in artikel 84 kan slechts worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank of de voorzieningenrechter van de rechtbank over een besluit dat is bekendgemaakt na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, met uitzondering van een beslissing op bezwaar gericht tegen een besluit bekendgemaakt voor inwerkingtreding van de wet.

Artikel

121

Artikel

122

De Vreemdelingenwet wordt ingetrokken.

Artikel

123

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Artikel

124

Deze wet wordt aangehaald als: Vreemdelingenwet 2000.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, A. H. Korthals
De Staatssecretaris van Justitie, M. J. Cohen
De Minister van Justitie, A. H. Korthals