De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in overeenstemming met de Ministers van Verkeer en Waterstaat, van Economische Zaken, van Financiën, van Defensie, van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;
De inspecteur-generaal en de regionale inspecteurs van het Inspectoraat-Generaal VROM in de regio en de onder hun bevelen werkzame ambtenaren, met uitzondering van hen die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen, zijn belast met het toezicht op de uitvoering van het bepaalde bij of krachtens:
De inspecteur-generaal en de regionale inspecteurs van het Inspectoraat-Generaal VROM in de regio en de onder hun bevelen werkzame ambtenaren, met uitzondering van hen die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen, zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:
de verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschappen (PbEG L 30).
de verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschappen (PbEG L 30).
Artikel
4
De ambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen met de functies inspecteur-generaal der Mijnen, plaatsvervangend inspecteur-generaal der Mijnen, hoofd Nieuwbouw en Projecten, hoofdinspecteur en inspecteur zijn, voor zover het betreft mijnbouwactiviteiten, mede belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:
De ambtenaren, bij beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 23 december 1993, nr. RJW 162891 (Stcrt. 1994, 12), aangewezen als ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren zijn mede belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:
de verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschappen (PbEG L 30);
de Wet bodembescherming, voor zover het betreft het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk IV, paragrafen 5.1, 5.3 en 5.4, met betrekking tot rijkswateren.
De ambtenaren van de Rijksverkeersinspectie, die bij het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar RVI 1995 zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar, zijn mede belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:
de Wet milieubeheer ten aanzien van inrichtingen die behoren tot categorieën die zijn genoemd in bijlage I, onder 2.1, onder a, 3, 4.1 onder a, 5 en 14.1, onder a, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit, voor zover het toezicht kan worden uitgeoefend in samenhang met de werkzaamheden waartoe zij krachtens wettelijke bepalingen inzake vervoer van stoffen en preparaten bevoegd zijn;
de verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschappen (PbEG L 30);
hoofdstuk 4, paragraaf 1, van de Wet milieugevaarlijke stoffen, voor zover het toezicht kan worden uitgeoefend in samenhang met de werkzaamheden waartoe zij krachtens wettelijke bepalingen inzake het vervoer van stoffen en preparaten bevoegd zijn;
de Interimwet bodemsanering, voor zover het betreft het toezicht bij het vervoer van stoffen die de bodem kunnen verontreinigen;
de Wet bodembescherming, voor zover het betreft het toezicht bij het vervoer van stoffen die de bodem kunnen verontreinigen.
Artikel
6
De ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane zijn, voor zover het toezicht kan worden uitgeoefend in samenhang met de werkzaamheden waartoe zij krachtens wettelijke bepalingen inzake de douane bevoegd zijn, mede belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:
artikel 3, eerste lid, van het Besluit verwijdering wit- en bruingoed;
de verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschappen (PbEG L 30);
De ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zijn mede belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde:
bij of krachtens hoofdstuk 2 van de Wet milieugevaarlijke stoffen bepaalde, voor zover het toezicht kan worden uitgeoefend in samenhang met de werkzaamheden waartoe zij krachtens wettelijke bepalingen inzake bestrijdingsmiddelen, diergeneesmiddelen en de landbouwkwaliteit bevoegd zijn;
De commandant en de controleurs van het Korps militaire controleurs gevaarlijke stoffen zijn mede belaste met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 4, paragrafen 1 en 2, van de Wet milieugevaarlijke stoffen, voor zover het toezicht kan worden uitgeoefend in samenhang met de werkzaamheden waartoe zij krachtens wettelijke bepalingen inzake het vervoer van stoffen en preparaten bevoegd zijn.
Artikel
9
De ambtenaren van de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn mede belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:
hoofdstuk II van de Wet geluidhinder, voor zover het toezicht betrekking heeft op het voorkomen of beperken van schadelijk of hinderlijk geluid op de arbeidsplaats;
De hoofdinspecteurs van de Keuringsdienst van Waren, alsmede de onder hun bevelen werkzame ambtenaren, met uitzondering van hen die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen, zijn mede belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens: