Wet van 19 juni 2008, houdende regels voor een Inkomensvoorziening voor Oudere Werklozen (Wet inkomensvoorziening oudere werklozen)

Wet inkomensvoorziening oudere werklozen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een inkomensvoorziening voor oudere werkloze werknemers tot stand te brengen in verband met de wijziging van het WW-stelsel en de bijzondere arbeidsmarktpositie van ouderen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene begrippen en algemene bepalingen

Artikel

1

Algemene begrippen

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel

2

Gelijkstelling niet-gehuwden met gehuwden

Hoofdstuk

2

De uitkering

Paragraaf

1

De voorwaarden voor het recht op uitkering

Artikel

3

Recht op uitkering

Artikel

3a

Recht op uitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikte ouderen

Artikel

4

Vaststelling recht op uitkering

Artikel

5

Later ontstaan van het recht op uitkering

Indien geen recht op uitkering is ontstaan omdat op de persoon, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 3a, eerste lid, een of meer uitsluitingsgronden van toepassing waren, ontstaat alsnog recht op die uitkering op de dag dat zich geen van deze uitsluitingsgronden meer voordoet.

Artikel

6

Uitsluitingsgronden

Paragraaf

2

Eindigen, herleven of wijzigen van het recht op uitkering

Artikel

7

Eindigen van het recht op uitkering

Het recht op een uitkering eindigt:

  • a.

    met ingang van de dag waarop er ten aanzien van de uitkeringsgerechtigde een uitsluitingsgrond van toepassing is;

  • b.

    de dag volgend op de dag waarop de uitkeringsgerechtigde overlijdt.

Artikel

8

Herleven van het recht op uitkering

Indien geen recht op een uitkering meer bestaat omdat op de persoon, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 3a, eerste lid, een of meer uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 6 van toepassing waren, herleeft het recht op die uitkering op de dag dat zich ten aanzien van die persoon geen van deze uitsluitingsgronden meer voordoet.

Artikel

9

Intrekking en herziening beschikkingen

Paragraaf

3

De hoogte van de uitkering

Artikel

10

Hoogte van de uitkering

Hoofdstuk

3

Rechten en plichten in verband met het recht op uitkering

Artikel

11

Recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling

Artikel

12

Informatieplicht, medewerking controle en procedurevoorschriften

Artikel

13

Plichten ter voorkoming van ontstaan en bestaan van recht op uitkering op grond van deze wet

Artikel

14

Plichten gericht op het vergroten van mogelijkheden tot het verrichten van arbeid

Artikel

15

Plichten gericht op inschakeling in de arbeid

De aanvrager en de uitkeringsgerechtigde

  • a.

    staan als werkzoekende geregistreerd en verlengen die registratie tijdig;

  • b.

    trachten in voldoende mate algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

  • c.

    aanvaarden aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid;

  • d.

    stellen geen eisen in verband met door hen te verrichten arbeid die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

  • e.

    voorkomen dat zij door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgen.

Artikel

16

Vrijstelling en ontheffing van verplichtingen

Artikel

17

Uitkeringsreglement

Artikel

18

Verplichting werkgever

De werkgever is verplicht de aanvrager en de uitkeringsgerechtigde gelegenheid te geven tot het uitoefenen van de hen bij of krachtens deze wet toegekende bevoegdheden en tot het nakomen van de bij of krachtens deze wet opgelegde verplichtingen, voor zover de uitoefening van die bevoegdheden en de nakoming van die verplichtingen niet buiten de arbeidstijd kan geschieden.

Hoofdstuk

4

Handhaving

Artikel

19

Weigering uitkering bij niet nakoming verplichtingen

Artikel

20

Maatregel bij herleving van de uitkering

Indien het UWV een maatregel als bedoeld in artikel 19 heeft opgelegd, zet het in geval van herleving van het recht op uitkering als bedoeld in artikel 8 een weigering van de uitkering voort.

Artikel

21

Boete bij niet nakoming verplichtingen

Artikel

22

Nadere regels betaling van boeten

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de termijn waarvoor uitstel van betaling van de bestuurlijke boete kan worden verleend.

Artikel

24

Invordering bestuurlijke boete

Artikel

25

In kennis stellen re-integratiebedrijf van sanctie-oplegging

Indien het UWV de aanvrager of de uitkeringsgerechtigde de uitkering op grond van deze wet tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk heeft geweigerd dan wel hem een bestuurlijke boete heeft opgelegd, stelt het UWV het re-integratiebedrijf dat ten behoeve van die persoon werkzaamheden gericht op vergroting van de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid of op inschakeling in arbeid verricht, van dat besluit in kennis voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden door het re-integratiebedrijf.

Hoofdstuk

5

Betaling van de uitkering door het UWV

Artikel

26

Betaling van de uitkering

Het UWV betaalt de uitkering waarop op grond van deze wet recht bestaat per maand achteraf.

Artikel

27

Recht op vakantie-uitkering

De uitkeringsgerechtigde die over een maand recht heeft op een uitkering op grond van deze wet, heeft over die maand recht op vakantie-uitkering.

Artikel

27a

Hoogte van de vakantie-uitkering

Artikel

29

Overlijdensuitkering

Artikel

30

Betaling aan instellingen

Artikel

31

Verjaringstermijn

De uitkering op grond van deze wet die niet in ontvangst is genomen of is ingevorderd binnen 2 jaar na de dag van betaalbaarstelling wordt niet meer betaald.

Artikel

32

Voorschot

Voor zover bij of krachtens deze wet niet anders is bepaald, wordt een voorschot op de uitkering beschouwd als een uitkering op grond van deze wet.

Artikel

33

Opschorting en schorsing van de betaling

Artikel

34

Terugvordering

Artikel

35

Afzien van terugvordering

Artikel

35a

Schuldregeling

Artikel

36

Executoriale titel beschikking tot terugvordering

Artikel

37

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de artikelen 34, 35 en 36 alsmede omtrent de termijn waarvoor uitstel van betaling kan worden verleend van hetgeen onverschuldigd is betaald.

Artikel

38

Vervallen

Artikel

39

Onvervreemdbaarheid

Hoofdstuk

6

Financiering

Artikel

40

Financiering

Hoofdstuk

7

Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en de rechtsgang

Artikel

41

Algemene beslistermijnen

Artikel

42

Bijzondere beslistermijnen

Artikel

43

Afzien van horen belanghebbende

In afwijking van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door het UWV gestelde redelijke termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.

Artikel

45

Delegatiebepaling bezwaar medische besluiten

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de behandeling van bezwaarschriften tegen besluiten, waaraan een medische of arbeidskundige beoordeling ten grondslag ligt.

Artikel

46

Strafbaar feit

Artikel

47

Beroep in cassatie

Hoofdstuk

8

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

48

Verruiming grondslag lagere regelgeving

Artikel

49

Evaluatie

Onze Minister zendt binnen 2 jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

50

Inwerkingtreding

Artikel

51

Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet inkomensvoorziening oudere werklozen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. P. H. Donner
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin