Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 23 juni 2014, nr. WJZ/14101260, houdende regels met betrekking tot het houden van dieren

Regeling houders van dieren

De Staatssecretaris van Economische Zaken,
Gelet op richtlijn nr. 2007/43/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2007 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens (PbEU L 182), verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002, tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, voor houders van productiedieren die gehouden worden voor de voedselproductie (PbEG 2002 L 31), verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en Verordening (EG) nr. 1255/97 (PbEU 2005 L 3), verordening (EG) nr. 1099/2009: verordening (EG) Nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (PbEU 2009 L 303), de artikelen 2.1, vierde lid, 2.5, eerste lid, 6.2, eerste lid, 6.3, tweede lid, 6.4, 7.1, 7.6, eerste en tweede lid, 10.1, derde lid, en 10.4 van de Wet dieren en de artikelen 1.22, tweede lid, 1.25, 2.52, derde lid, 2.54, vijfde lid, 2.55, derde lid, 2.63, eerste lid, 2.65, tweede lid, 2.69, tweede lid, 5.2, 6.2 en 6.3 van het Besluit houders van dieren;

Besluit:

Hoofdstuk

1

Begripsbepalingen

Artikel

1.1

Artikel

1.2

Minister bevoegde instantie EU-verordeningen

Hoofdstuk

2

Aanwijzing van soorten en categorieën van dieren die mogen worden gehouden

Artikel

2.1

Positieflijst (huisdierenlijst)

Vervallen

Artikel

2.2

De aanvraag

Artikel

2.2a

Wetenschappelijke beoordeling

Artikel

2.3

Vrijstelling

Vervallen

Artikel

2.4

Ontheffing

Hoofdstuk

3

Diergeneesmiddelen

§

1

Melding en gebruik aangewezen diergeneesmiddelen

Artikel

3.1

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • epidemiologische eenheid: epidemiologische eenheid als bedoeld in artikel 4, punt 44, van verordening (EU) nr. 2019/6;

  • kalf: rund dat bestemd is voor de productie van vlees en dat ouder is dan veertien dagen en niet ouder is dan twaalf maanden;

  • konijn: konijn dat bestemd is voor de fokkerij of de productie van vlees;

  • koppel: groep dieren met dezelfde gezondheidsstatus die in dezelfde stal of binnen dezelfde ruimte worden geplaatst of gehouden en die een epidemiologische eenheid vormen;

  • rund: rund dat bestemd is voor de productie van melk of vlees, niet zijnde een kalf.

§

1.1

Registratie aangewezen diergeneesmiddelen

Artikel

3.2

Gevallen waarin melding wordt gedaan

De melding, bedoeld in artikel 1.27, eerste lid van het besluit wordt gedaan van de ontvangst van antimicrobiële diergeneesmiddelen ten behoeve van toepassing bij:

  • a.

    kippen of kalkoenen indien de houder van deze dieren 250 of meer kippen of kalkoenen houdt ten behoeve van de productie van vlees, consumptie-eieren of broedeieren;

  • b.

    runderen, indien de houder van deze dieren 5 of meer runderen houdt ten behoeve van de productie van melk of vlees;

  • c.

    kalveren, indien de houder van deze dieren 5 of meer kalveren houdt ten behoeve van de productie van vlees;

  • d.

    varkens, indien de houder van deze dieren 5 of meer varkens houdt ten behoeve van de productie van vlees;

  • e.

    konijnen, indien de houder van deze dieren 250 of meer konijnen houdt ten behoeve van de fokkerij of de productie van vlees;

  • f.

    geiten, indien de houder van deze dieren 25 of meer geiten houdt ten behoeve van de fokkerij of de productie van melk of vlees.

Artikel

3.3

Bij de melding te verstrekken gegevens

§

1.2

Bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan

Artikel

3.5

Gevallen waarin een bedrijfsgezondheidsplan en een bedrijfsbehandelplan vereist zijn

§

2

Kwaliteitscontrole

Artikel

3.7

Kwaliteitscontrole

Hoofdstuk

3a

Melding zoönosen en ziekteverschijnselen

Artikel

3a.1

Melding zoönosen

Als zoönosen als bedoeld in artikel 2.12, eerste en derde lid, van de wet, worden aangewezen de in de onderstaande tabel genoemde zoönosen bij de daarbij genoemde soorten:

infecties met Campylobacter spp

zoogdieren (Mammalia)

infecties met leptospira spp ten gevolge van Leptospira hardjo

zoogdieren (Mammalia)

infecties met listeria

zoogdieren (Mammalia)

infecties met Yersinia

zoogdieren (Mammalia)

toxoplasmose

zoogdieren (Mammalia)

Salmonellose

zoogdieren (Mammalia)

Artikel

3a.2

Melding ziekteverschijnselen vogels

Artikel

3a.3

Melding ziekteverschijnselen runderen

Een houder van runderen meldt in elk geval bij runderen ouder dan twintig maanden, ziekteverschijnselen van Bovine Spongiforme encefalopathie, indien die runderen gedragsstoornissen of neurologische symptomen vertonen en waarbij de ziekte op grond van een reactie op een behandeling of op grond van een laboratoriumonderzoek niet kan worden uitgesloten.

Artikel

3a.4

Melding ziekteverschijnselen schapen en geiten

Een houder van schapen of geiten meldt in elk geval bij schapen en geiten ouder dan twaalf maanden, ziekteverschijnselen van scrapie, indien die schapen gedragsstoornissen of neurologische symptomen vertonen en waarbij de ziekte op grond van een reactie op een behandeling of op grond van een laboratoriumonderzoek niet kan worden uitgesloten.

Hoofdstuk

3b

Toepassen sera en entstoffen

Artikel

3b.2

Toegestane toepassing levende entstof

Als levende entstof tegen een ziekte als bedoeld in artikel 1.61, tweede lid, van het besluit wordt aangewezen:

  • a.

    een recombinant vaccin als bedoeld in bijlage III, onderdeel 1, onder a, onder ii, van verordening (EU) nr. 576/2013 ter preventie of bestrijding van rabiës;

  • b.

    een levende entstof ter preventie en bestrijding van een infectie met het virus van de ziekte van Newcastle;

  • c.

    een levende entstof die voldoet aan artikel 3, eerste en, ingeval zij is bestemd om te worden toegepast bij legkippen, het tweede lid, van verordening (EG) nr. 1177/2006 van de Commissie van 1 augustus 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorschriften voor het gebruik van specifieke bestrijdingsmethoden in het kader van de nationale programma’s voor de bestrijding van salmonella bij pluimvee (PbEU 2006, L 212), ter preventie en bestrijding van een infectie met salmonella enteritidis, salmonella hadar, salmonella infantis, salmonella java, salmonella typhimurium, of salmonella virchow.

Artikel

3b.3

Aangewezen ziekten verbod toepassen niet-levende entstof of serum

Hoofdstuk

4

Dierenvervoer

§

1

Uitvoering verordening (EU) nr. 1/2005

Artikel

4.3

Vergunning artikel 23 verordening (EG) nr. 1/2005

Indien de situatie dermate spoedeisend is dat de minister een besluit op een aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 23, derde lid, van verordening (EG) nr. 1/2005 niet tevoren op schrift kan stellen, zorgt de minister alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en de bekendmaking.

Artikel

4.4

Certificaat van goedkeuring van een vervoermiddel

Bij de aanvrager van een certificaat van goedkeuring voor een vervoermiddel als bedoeld in artikel 18, eerste lid, of artikel 19, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1/2005 wordt een bedrag in rekening gebracht ter vergoeding van de kosten van de behandeling van die aanvraag, overeenkomstig de door de Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994, vastgestelde tarieven met betrekking tot dierenvervoer.

Artikel

4.6

Aanwijzing officiële dierenartsen verordening (EG) nr. 1/2005

Als bevoegde dierenartsen als bedoeld in bijlage I, hoofdstuk III, onderdeel 1.2, onder b, van verordening nr. 1/2005 worden aangewezen de dierenartsen die zijn verbonden aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel

4.7

Erkenning examen verordening (EG) nr. 1/2005

§

2

Uitvoering verordening (EU) nr. 2016/429

Artikel

4.9

Middel registratie inrichtingen vervoerders

De inkennisstelling en de verstrekking van gegevens, bedoeld in artikelen 87, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, van verordening (EU) nr. 2016/429, geschieden met gebruikmaking van een middel dat daartoe door de minister beschikbaar is gesteld.

Artikel

4.10

Termijn inkennisstelling wijziging gegevens registratie vervoerders

Een exploitant doet de inkennisstelling van de gegevens, bedoeld in de artikelen 87, tweede lid, van verordening (EU) nr. 2016/429, binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de dag nadat de desbetreffende wijziging of stopzetting heeft plaatsgevonden.

Artikel

4.11

Uitzondering registratieplicht vervoerders

(gereserveerd)

Artikel

4.12

Documentatieplicht vervoerders

Artikel

4.13

Uitzondering documentatieplicht vervoerder

(gereserveerd)

Hoofdstuk

5

Doden van dieren

§

1

Nationale gidsen voor goede praktijken

Artikel

5.1

Nationale gidsen voor goede praktijken

Vervallen

§

2

Opleidingen en getuigschriften

Artikel

5.2

Opleidingen

Artikel

5.3

Examens

Artikel

5.4

Getuigschrift van vakbekwaamheid

Artikel

5.5

Voorlopige getuigschriften van vakbekwaamheid

Artikel

5.6

Indiening collectieve aanvragen

Aanvragen tot verstrekking van een getuigschrift als bedoeld in artikel 5.4 en 5.5 kunnen collectief namens betrokken personen door de werkgever van die personen worden gedaan en bevatten de namen, adressen en geboortegegevens van de betrokken personen, alsmede de overige gegevens, bedoeld in artikel 21, vijfde lid, van verordening (EG) nr. 1099/2009.

Artikel

5.7

Gelijkstelling van voor 1 juni 2013 verstrekte getuigschriften

§

3

Verbodsbepaling

Artikel

5.8

Verbodsbepaling

Als voorschriften van EU-verordeningen als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet worden aangewezen de artikelen 3, 4, eerste en vierde lid, 5, eerste en tweede lid, 6, eerste en tweede lid, 7, 8, 9, 12, 14, eerste en tweede lid, 15, eerste, tweede en derde lid, 16, eerste tot en met vierde lid, 17, 19, 21, zesde lid, 24 en 28, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1099/2009.

§

4

Bedwelming van aal voorafgaand aan het doden

Artikel

5.9

Artikel

5.10

Elektrisch bedwelmen van ontwaterde aal

Artikel

5.11

Elektrisch bedwelmen van aal in een waterbad

Hoofdstuk

5a

Registratie en erkenning van inrichtingen

Artikel

5a.0

Begripsbepaling

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: ‘stal’: ruimte met een omsloten luchtvolume die is bestemd om er uitsluitend één koppel in te houden.

Artikel

5a.1

Verstrekking aanvullende gegevens bij registratie inrichting landdieren

Artikel

5a.2

Middel registratie inrichtingen landdieren, aquacultuurdieren en handelaren

De inkennisstelling en de verstrekking van gegevens, bedoeld in de artikelen 84, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, ingeval het gaat om een inrichting waar landdieren worden gehouden, 90, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, en 172, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, van verordening (EU) nr. 2016/429, en artikel 5a.1, eerste en tweede lid, in samenhang met artikel 84, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van verordening (EU) nr. 2016/429, geschieden met gebruikmaking van een middel dat daartoe door de minister beschikbaar is gesteld.

Artikel

5a.3

Termijn inkennisstelling wijziging gegevens registratie

Een exploitant doet de inkennisstelling van de gegevens, bedoeld in de artikelen 84, tweede lid, ingeval het gaat om een inrichting waar landdieren worden gehouden, artikel 90, tweede lid, of 172, tweede lid, van verordening (EU) nr. 2016/429, of in artikel 5a.1, tweede lid, in samenhang met artikel 84, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van verordening (EU) nr. 2016/429, ingeval het gaat om een inrichting waar landdieren worden gehouden, binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de dag na de dag waarop de desbetreffende wijziging of stopzetting heeft plaatsgevonden.

Artikel

5a.4

Uitzondering registratieplicht bepaalde inrichtingen landdieren

(gereserveerd)

Artikel

5a.5

Uitzondering registratieplicht bepaalde exploitanten van verzamelingen

(gereserveerd)

Artikel

5a.6

Uitzonderingen registratie- en erkenningplicht bepaalde inrichtingen aquacultuurinrichtingen

Artikel

5a.7

Middel aanvraag erkenning

Een aanvraag tot erkenning als bedoeld in artikel 94, eerste lid, aanhef en onderdeel a, c, in geval het gaat om een broederij van waaruit pluimvee wordt verplaatst, d of e, in artikel 95 of in artikel 176, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2016/429, geschiedt met gebruikmaking van een middel dat daartoe door de minister beschikbaar is gesteld.

Artikel

5a.8

Termijn inkennisstelling wijziging gegevens erkenning

Een exploitant doet de inkennisstelling van de gegevens, bedoeld in de artikelen

96, tweede lid, ingeval het gaat om een inrichting waar landdieren worden gehouden, of 180, tweede lid, van verordening (EU) nr. 2016/429, binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de dag na de dag waarop de desbetreffende wijziging of stopzetting heeft plaatsgevonden.

Artikel

5a.9

Documentatieplicht bepaalde exploitanten van verzamelingen

Artikel

5a.10

Uitzondering documentatieplicht bepaalde exploitanten van verzamelingen

(gereserveerd)

Artikel

5a.11

Uitzonderingen documentatieplicht bepaalde inrichtingen aquacultuurinrichtingen en vervoerders van bepaalde categorieën waterdieren

Hoofdstuk

5b

Identificatie en registratie van dieren

Afdeling

5b.1

Documentatieverplichtingen

Artikel

5b.1

Runderen

Artikel

5b.2

Varkens

Artikel

5b.3

Schapen of geiten

Artikel

5b.4

Termijnen bijhouden en bewaren gegevens

Artikel

5b.5

Uitzondering plicht tot vastleggen en bewaren van gegevens

Artikel 102, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 en de artikelen 5b.1, 5b.2 en 5b.3 zijn niet van toepassing op een exploitant, indien is voldaan aan artikel 102, vierde lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2016/429, met dien verstande dat de informatie, bedoeld in die onderdelen, voor zover van toepassing ook de gegevens bevat, bedoeld in de artikelen 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 35, en 37 van verordening (EU) nr. 2019/2035 en voor zover van toepassing de artikelen 5b.1, eerste lid, 5b.2, eerste lid, en 5b.3, eerste lid.

Afdeling

5b.2

Algemene regels identificatiemiddelen en merken

§

5b.2.1

Goedkeuring modellen

Artikel

5b.6

Goedkeuring modellen identificatiemiddelen

Artikel

5b.7

Goedkeuring modellen slachtmerken en gebruiksmerken voor varkens

§

5b.2.2

Verstrekking identificatiemiddelen en merken

Artikel

5b.8

Erkenning van leveranciers

Artikel

5b.8a

Erkenning leverancier van injecteerbare transponders

Artikel

5b.9

Bestelling identificatiemiddelen en merken

Een bestelling van identificatiemiddelen, slachtmerken of gebruiksmerken voor dieren die op grond van verordening (EU) nr. 2019/2035 geïdentificeerd moeten worden wordt rechtstreeks gedaan bij de leverancier van respectievelijk het middel en merk.

Artikel

5b.10

Administratie leverancier identificatiemiddelen of merken

Artikel

5b.10a

Registratie overdracht van injecteerbare transponders

Artikel

5b.11

Voorschriften voor leveranciers van middelen en merken voor varkens

Artikel

5b.12

Voorschriften voor leveranciers van injecteerbare transponders voor paardachtigen

Vervallen

Artikel

5b.13

Voorschriften voor gebruik identificatiemiddelen

§

5b.2.3

Aanbrengen van identificatiemiddelen en merken

Artikel

5b.14

Voorschriften aanbrengen identificatiemiddelen

Artikel

5b.14a

Voorschriften aanbrengen identificatiemiddel paardachtigen

Een injecteerbare transponder voor paardachtigen wordt uitsluitend aangebracht door een dierenarts of een persoon die de opleiding tot paardenpaspoortconsulent, aangeboden door de ‘Koepel Fokkerij’ voor Paardachtigen, met succes heeft afgerond.

Artikel

5b.15

Nadere voorschriften aanbrengen identificatiemiddelen

§

5b.2.4

Nadere voorschriften voor injecteerbare transponders

Artikel

5b.15a

Bijplaatsen, verwijderen en hergebruiken van injecteerbare transponders

Artikel

5b.15b

Melden verlies, diefstal of onbruikbare injecteerbare transponder

Afdeling

5b.3

Regels identificatiemiddelen en merken voor diersoorten

§

5b.3.1

Runderen

Artikel

5b.16

Beperking aantal elektronische identificatiemiddelen

Als elektronische identificatiemiddelen voor runderen zijn uitsluitend toegestaan de middelen, genoemd in bijlage III, onder c, d, of e, bij verordening (EU) nr. 2019/2035.

Artikel

5b.17

Verwijdering en vervanging identificatiemiddel

Artikel

5b.18

Beperking aan kleuren oormerken

Artikel

5b.19

Termijnen voor het aanbrengen van identificatiemiddelen voor runderen

Artikel

5b.20

Verlengde termijn voor het aanbrengen van identificatiemiddelen voor runderen in een natuurterrein

Artikel

5b.21

Verlies identificatiemiddelen

Artikel

5b.22

Termijn bestellen identificatiemiddelen

§

5b.3.2

Schapen en geiten

Artikel

5b.23

Aantal identificatiemiddelen

Artikel

5b.24

Beperking aan kleuren en wijze aanbrengen tatoeages

In aanvulling op artikel 46, tweede en derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/2035, en artikel 9, tweede lid, van verordening (EU) nr. 2021/520, voldoet een tatoeage voor schapen of geiten, aan de volgende vereisten:

  • a.

    de tatoeage wordt aangebracht in de kleur zwart of groen;

  • b.

    de tatoeage wordt aangebracht met een daarvoor geschikte tang op een zodanige wijze dat de tekens goed leesbaar blijven.

Artikel

5b.25

Beperking aan kleuren identificatiemiddelen

In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2021/520, wordt een model van een conventioneel identificatiemiddel voor schapen en geiten, en wijzigingen daarvan, uitsluitend goedgekeurd indien het de volgende kleur heeft:

  • a.

    een groene kleur in geval van identificatie door middel van:

    • 1°.

      een conventioneel oormerk en een elektronisch oormerk; of

    • 2°.

      een conventionele pootband en een elektronisch oormerk;

  • b.

    een grijze kleur in geval van identificatie door middel van:

    • 1°.

      een conventioneel oormerk en een bolustransponder; of

    • 2°.

      een conventionele pootband en een bolustransponder;

  • c.

    een oranje kleur in geval van identificatie door middel van een conventioneel oormerk en een elektronische pootband;

  • d.

    een witte kleur in geval van identificatie door middel van een conventioneel oormerk en een injecteerbare transponder.

Artikel

5b.26

Beperking aan kleuren identificatiemiddelen

In aanvulling op artikel 9, derde lid, en artikel 11, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2021/520, wordt een model van een elektronisch identificatiemiddel voor schapen en geiten uitsluitend goedgekeurd indien het de volgende kleur heeft:

  • a.

    een groene kleur in geval van identificatie door middel van:

    • 1°.

      een elektronisch oormerk en een conventioneel oormerk;

    • 2°.

      een elektronisch oormerk en een conventionele pootband; of

    • 3°.

      een elektronisch oormerk en een tatoeage;

  • b.

    een oranje kleur in geval van identificatie door middel van een elektronische pootband en een conventioneel oormerk.

Artikel

5b.27

Termijn voor het aanbrengen van identificatiemiddelen voor schapen en geiten

Artikel

5b.28

Verlies identificatiemiddelen

Artikel

5b.29

Termijn voor het bestellen van een vervangend identificatiemiddel

§

5b.3.3

Varkens

Artikel

5b.30

Slacht- en gebruiksmerken voor varkens

Artikel

5b.31

Eisen aan conventioneel oormerk

Artikel

5b.32

Eisen aan elektronisch oormerk

Artikel

5b.33

Eisen tatoeage

In aanvulling op artikel 52, eerste lid, onderdeel b, van verordening (EU) nr. 2019/2035, en artikel 9, tweede lid, van verordening (EU) nr. 2021/520, voldoet een tatoeage ingeval van een raszuiver fokvarken of een hybride fokvarken als bedoeld in artikel 2, onderdelen 9 of 10, van verordening (EU) 2016/1012 aan de volgende vereisten:

  • a.

    de tatoeage wordt aangebracht in de kleur zwart of groen;

  • b.

    de tatoeage wordt aangebracht met een daarvoor geschikte tang op een zodanige wijze dat de tekens goed leesbaar blijven.

Artikel

5b.34

Eisen slachtmerk

Artikel

5b.35

Eisen gebruiksmerk

Artikel

5b.36

Termijn voor het aanbrengen van identificatiemiddelen voor varkens

Artikel

5b.37

Verlies identificatiemiddel

Artikel

5b.38

Termijn voor het bestellen van een vervangend identificatiemiddel

§

5b.3.4

Paardachtigen

Artikel

5b.39

Termijn en voorschriften identificatie

Artikel

5b.40

Paardachtigen in natuurterreinen

Vervallen

§

5b.3.5

Kameel- of hertachtigen

Artikel

5b.41

Termijn voor het aanbrengen van identificatiemiddelen voor kameel- of hertachtigen

De termijn, bedoeld in artikel 16, van verordening (EU) nr. 2021/520, bedraagt negen maanden vanaf de geboorte van een kameel- of hertachtige.

Artikel

5b.42

Verlies identificatiemiddel

Artikel

5b.43

Termijn voor het bestellen van een vervangend identificatiemiddel

§

5b.3.6

Honden

Artikel

5b.43a

Termijn voor het aanbrengen van injecteerbare transponders

Artikel

5b.43b

Locatie aanbrengen injecteerbare transponders

Bij een hond wordt een injecteerbare transponder onderhuids aan de linkerzijde van de hals of aan de dorsale zijde tussen de schouderbladen aangebracht.

Afdeling

5b.4

Regels over het doorgeven van gegevens aan het geautomatiseerde gegevensbestand

§

5b.4.1

Runderen

Artikel

5b.44

Doorgeven gegevens bij geboorte rund

Artikel

5b.45

Doorgeven gegevens bij doodgeboorte kalf

In aanvulling op artikel 3, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2021/520, geven exploitanten die runderen houden bij een geboorte van een kalf na een draagtijd door de moeder van minimaal zeven maanden, waarbij het kalf op het moment van geboorte niet levend is, of niet levensvatbaar is en sterft voordat bij het kalf een identificatiemiddel is aangebracht, de volgende gegevens door aan het geautomatiseerde gegevensbestand:

  • a.

    de datum waarop de doodgeboorte heeft plaatsgevonden;

  • b.

    de identificatiecode van de moeder;

  • c.

    het relatienummer van de exploitant;

  • d.

    het unieke registratienummer van de betrokken inrichting.

Artikel

5b.46

Doorgeven gegevens bij sterfte rund

In aanvulling op artikel 3, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2021/520, geven exploitanten die runderen houden bij sterfte, slacht of verlies van een rund de volgende gegevens door aan het geautomatiseerde gegevensbestand:

  • a.

    de gegevens, bedoeld in artikel 42, aanhef, onderdeel e, van verordening (EU) nr. 2019/2035;

  • b.

    de identificatiecode van het rund;

  • c.

    het unieke registratienummer van de betrokken inrichting;

  • d.

    het relatienummer van de exploitant.

Artikel

5b.47

Doorgeven gegevens verplaatsingen

Artikel

5b.48

Doorgeven gegevens bij vervanging identificatiemiddel

Exploitanten die runderen houden, geven, wanneer zij toepassing geven aan artikel 19, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2021/520 de volgende gegevens door aan het geautomatiseerde gegevensbestand:

  • a.

    de oorspronkelijke en nieuwe identificatiecode van het rund;

  • b.

    de datum van vervanging;

  • c.

    het unieke registratienummer van de inrichting;

  • d.

    hun relatienummer.

Artikel

5b.49

Termijnen voor het doorgeven van gegevens

Artikel

5b.50

Middel voor het doorgeven van informatie

De gegevens, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2021/520, en in deze paragraaf, worden doorgegeven met gebruikmaking van een middel dat daartoe door de minister beschikbaar is gesteld.

Artikel

5b.51

Herstel en intrekking

§

5b.4.2

Schapen en geiten

Artikel

5b.52

Doorgeven gegevens bij aanbrengen van identificatiemiddel

Artikel

5b.53

Doorgeven gegevens bij sterfte schaap of geit

Artikel

5b.54

Doorgeven gegevens over verplaatsingen

Artikel

5b.55

Doorgeven gegevens bij vervanging identificatiemiddel

De exploitant die schapen of geiten houdt, stelt de minister bij het vervangen van een verloren identificatiemiddel door twee nieuwe identificatiemiddelen, als bedoeld in artikel 5b.28 onderdeel b, in kennis van de identificatiecode van het oorspronkelijke merk, de identificatiecode van de nieuwe identificatiemiddelen, de datum van het aanbrengen van de nieuwe identificatiemiddelen, het unieke registratienummer van de inrichting, en hun relatienummer.

Artikel

5b.56

Termijnen voor het doorgeven van gegevens

Artikel

5b.57

Middel voor het doorgeven van informatie

De gegevens, in deze paragraaf, worden doorgegeven met gebruikmaking van een middel dat daartoe door de minister beschikbaar is gesteld.

Artikel

5b.58

Herstel of intrekking van gegevens

§

5b.4.3

Varkens

Artikel

5b.59

Doorgeven gegevens over verplaatsingen

In aanvulling op artikel 3, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2021/520, geven exploitanten die varkens houden de volgende gegevens door aan het geautomatiseerde gegevensbestand:

  • a.

    de gegevens, bedoeld in artikel 56, onderdeel a van verordening (EU) nr. 2019/2035;

  • b.

    het kenteken van elke vervoerseenheid;

  • c.

    het aantal varkens per soort;

  • d.

    indien de varkens van buiten Nederland worden aangevoerd, of buiten Nederland worden afgevoerd, het land van herkomst of het land van bestemming en het nummer van het gezondheidscertificaat; en

  • e.

    hun relatienummer.

Artikel

5b.60

Doorgeven gegevens bij afvoer dode varkens

In aanvulling op artikel 3, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2021/520, geven exploitanten die varkens houden, ingeval van afvoer van dode varkens, de volgende gegevens door aan het geautomatiseerde gegevensbestand:

  • a.

    het aantal per soort varkens;

  • b.

    de datum; en

  • c.

    hun relatienummer.

Artikel

5b.61

Termijnen voor het doorgeven van gegevens

Artikel

5b.62

Middel voor het doorgeven van gegevens

Artikel

5b.63

Herstel of intrekking van gegevens

§

5b.4.4

Paardachtigen

Artikel

5b.64

Doorgeven van gegevens en termijn

Artikel

5b.64a

Herstel en intrekking

§

5b.4.5

Vogels

Artikel

5b.65

Begripsbepaling vogels

Artikel

5b.66

Doorgeven gegevens over verplaatsingen

Artikel

5b.67

Termijnen voor het doorgeven van gegevens

Artikel

5b.68

Middel voor het doorgeven van gegevens

Afdeling

5b.4a

Regels over registraties door houders van honden

§

5b.4a.1

Registraties via een aangewezen elektronisch portaal

Artikel

5b.68a

Registraties door de houder van een hond

Artikel

5b.68b

Registratie van een hond die is verkregen zonder injecteerbare transponder of identificatiedocument of registratie van een geïmporteerde hond

§

5b.4a.2

Registraties bij de minister

Artikel

5b.68c

Registratie van houders van honden bij de minister

Afdeling

5b.5

Regels over identificatiedocumenten en verplaatsingsdocumenten

§

5b.5.1

Runderen

Artikel

5b.69

Identificatiedocument rund

§

5b.5.2

Schapen en geiten

Artikel

5b.70

Verplaatsingsdocument schaap, geit

§

5b.5.3

Varkens

Artikel

5b.71

Verplaatsingsdocument varken

Als model als bedoeld in artikel 110, eerste lid, onderdeel c, van verordening (EU) nr. 2016/429 wordt een door de minister beschikbaar gesteld model gebruikt.

§

5b.5.4

Paardachtigen

Artikel

5b.72

Geldigheid identificatiedocument paardachtige

Een identificatiedocument wordt bij de slachting of dood van een paardachtige vanwege de bestrijding van een ziekte, door de officiële dierenarts ongeldig gemaakt door ten minste op alle bladzijden met een fraudebestendige stempel het woord ‘ongeldig’ aan te brengen of door in alle bladzijden een gat te maken waarvan de diameter niet kleiner is dan het gat dat door een normale perforator wordt gemaakt.

§

5b.5.5

Gehouden landdieren en gehouden vogels in reizende circussen en dierennummers

Artikel

5b.73

Aanvraag verplaatsingsdocument of identificatiedocument

De exploitant van een reizend circus of dierennummer voor gehouden landdieren doet een aanvraag voor een verplaatsingsdocument en, ingeval er voor een dier nog geen identificatiedocument is afgegeven, voor een identificatiedocument als bedoeld in de artikelen 77, 78 en 79 van verordening (EU) nr. 2019/2035 met een daartoe door de minister beschikbaar gesteld middel.

§

5b.5.6

Honden, katten en fretten

Artikel

5b.73a

Identificatiedocument hond

Afdeling

5b.6

Overige bepalingen

Artikel

5b.74

Regels over dieren die niet voldoen aan aanvullende Nederlandse regels over identificatie en registratie

Hoofdstuk

5c

Bijeenbrengen van dieren

§

5c.1

Bijeenbrengen van dieren

Artikel

5c.1

Verblijf bijeengebrachte evenhoevigen op inrichting in Nederland

Artikel

5c.2

Toegestane laadadressen varkens verzameling vervoermiddel

§

5c.2

Erkend verzamelcentrum voor de Nederlandse markt

Artikel

5c.3

Erkenning verzamelcentra voor Nederlandse markt

Artikel

5c.4

Voorschriften erkend verzamelcentrum voor Nederlandse markt

Artikel 97, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 en artikel 5 van verordening (EU) nr. 2019/2035 zijn van overeenkomstige toepassing op een verzamelcentrum als bedoeld in artikel 5c.3, eerste lid.

Artikel

5c.5

Documentatie erkend verzamelcentrum

Artikel

5c.6

Aanvraag, schorsen en intrekken erkenning

§

5c.3

Verzamelen van dieren voor de Nederlands markt

Artikel

5c.7

Lossen

Artikel

5c.8

Periode houden dieren erkend verzamelcentrum Nederlandse markt

Artikel

5c.9

Vervoer varkens vanaf verzamelcentrum

In afwijking van artikel 1.42 van het besluit is het toegestaan om varkens afkomstig van een inrichting in Nederland, die bestemd zijn voor een in Nederland gelegen slachthuis, ten hoogste een keer te verzamelen op een verzamelcentrum als bedoeld in artikel 5c.3, eerste lid.

Artikel

5c.10

Toegestane verzamelingen runderen Nederlandse markt

Artikel

5c.11

Vervoer runderen vanaf een verzamelcentrum

Runderen afkomstig van een inrichting in Nederland die bijeen zijn gebracht op een verzamelcentrum als bedoeld in artikel 5c.3, eerste lid, en bestemd zijn voor de slacht worden verplaatst naar een slachthuis in Nederland.

Artikel

5c.12

Toegestane verzamelingen schapen of geiten Nederlandse markt

Artikel

5c.13

Vervoer van schapen en geiten vanaf een verzamelcentrum

Schapen of geiten afkomstig van een inrichting in Nederland die bijeen zijn gebracht op een verzamelcentrum als bedoeld in artikel 5c.3, eerste lid en bestemd zijn voor de slacht worden, na al dan niet twee keer te zijn verzameld op een verzamelcentrum als bedoeld in artikel 5c.3, eerste lid, verplaatst naar een slachthuis in Nederland.

Hoofdstuk

5d

Handel met derde landen van dieren

Hoofdstuk

6

Reinigen en ontsmetten

Artikel

6.2

Toegankelijkheid register erkende reinigings- en ontsmettingsplaatsen

Het register van erkende reinigings- en ontsmettingsplaatsen, bedoeld in artikel 2.10c, tweede lid, van het besluit is toegankelijk voor eenieder.

Artikel

6.3

Aangewezen dierziekten reiniging en ontsmetting vervoermiddelen afkomstig uit het buitenland

Vervallen

Artikel

6.4

Uitzondering reiniging en ontsmetting binnen inrichting

De verplichting tot reiniging en ontsmetting, bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van verordening (EU) nr. 2020/688 is niet van toepassing op het vervoer binnen een inrichting, bedoeld in artikel 6, derde lid, onderdeel a, van die verordening indien is voldaan aan de voorwaarden in dat onderdeel.

Hoofdstuk

7

Gezondheidsvoorschriften houden van varkens voor de productie

§

7.1

Vervoer van en naar locaties met varkens

Artikel

7.1

Eisen A-bedrijf, C-bedrijf, of E- bedrijf

Artikel

7.2

Aanvraag toestemming voor vervoer en documentatie

§

7.2

Monitoringsvoorschriften

Artikel

7.3

Monstername monitoring Ziekte van Aujeszky

Artikel

7.4

Aanleveren van gegevens

Artikel

7.5

Bewaren en registreren van gegevens

Hoofdstuk

7a

Gezondheidsvoorschriften houden van runderen voor de productie

Artikel

7a.1

Onderzoek Brucellose

De houder van een rund stuurt, uiterlijk binnen een week nadat bij het dier de vrucht of vruchten ter wereld zijn gebracht, de monsters die zijn genomen met het oog op het onderzoek naar de aanwezigheid van antilichamen tegen brucellose als bedoeld in artikel 2.46a, eerste lid, van het besluit, naar de instelling die op grond van artikel 3.1 van het Besluit diergezondheid is aangewezen voor de uitvoering van het monitoringsprogramma voor brucellose.

Hoofdstuk

7b

Houden van pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels voor de productie

§

7b.1

Welzijnsvoorschriften verzorging vleeskuikens

Artikel

7b.1

Begripsbepalingen verzorging vleeskuikens

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

bruto oppervlakte van de stal: binnenmaatse oppervlakte van de stal, voor zover het betreft het gedeelte van de stal, bestemd voor het houden van vleeskuikens;

stal: ruimte met een omsloten luchtvolume die is bestemd om er uitsluitend één koppel in te houden.

Artikel

7b.2

Kennisgeving hogere bezettingsdichtheid

Artikel

7b.4

Berekening bezettingsdichtheid

Artikel

7b.5

Aanvullende normen voor het aanhouden van een bezettingsdichtheid van meer dan 39 kg/m2, maar ten hoogste 42 kg/m2

Artikel

7b.6

Gevolgen hoge scores

Artikel

7b.7

Voortduren meting bij toepassing artikel 7b.6, tweede lid

Artikel 7b.5 is van overeenkomstige toepassing op de houder, bedoeld in 7b.6, tweede lid, ten aanzien van het kalenderjaar waarin hij op grond van 7b.6, tweede lid, onderdeel b, een bezettingsdichtheid toepast van ten hoogste 39 kg/m².

Artikel

7b.8

Verstrekking gegevens aantallen vleeskuikens

Artikel

7b.9

Erkenning opleidingscertificaat

§

7b.2

Handelsnormen pluimvee

Artikel

7b.10

Registratie houders van legkippen

Ter verkrijging van een registratie als bedoeld in artikel 2.69, eerste lid, van het besluit doet een houder als bedoeld in artikel 2.69, eerste lid, van het besluit de inkennisstelling, bedoeld in artikel 84, eerste lid, onderdeel a, van verordening (EU) nr. 2016/429, met dien verstande dat hij daarbij de gegevens, bedoeld in onderdeel 1 van de bijlage bij Richtlijn 2002/4/EG, verstrekt ten behoeve van opname in het geautomatiseerde gegevensbestand, bedoeld in artikel 109 van verordening (EU) nr. 2016/429.

Artikel

7b.11

Registratie kuikens

Artikel

7b.12

Verbodsbepaling handelsnormen pluimveekuikens

Als voorschriften als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet worden de artikelen 4, 5, 6, onderdeel b, en 8, eerste lid, van verordening (EG) nr. 617/2008 aangewezen.

§

7b.3

Gezondheidsvoorschriften

§

7b.3.1

Monitoring aviaire influenza

Artikel

7b.13

Monstername monitoring aviaire influenza

Artikel

7b.14

Aanleveren van gegevens

Artikel

7b.15

Frequentie monstername

Artikel

7b.16

Frequentie monstername vrije uitloop

In afwijking van artikel 7b.15 laat de houder die op een bedrijf waar onder meer dieren worden gehouden in een houderijsysteem met vrije uitloop als bedoeld in bijlage II, onderdeel 1 van verordening (EG) nr. 589/2008, ieder kwartaal een bloedmonster nemen van ten minste 30 dieren.

Artikel

7b.17

Administratie monstername

Een houder bewaart de uitslag van het onderzoek, bedoeld in artikel 7b.13, eerste lid, ten minste drie jaar.

§

7b.3.2

Monitoring mycoplasma spp. en salmonella-serotypen

Artikel

7b.18

Monstername ziektebewakingsprogramma mycoplasma spp.

Artikel

7b.19

Instelling onderzoek mycoplasma spp.

Het onderzoek, bedoeld in bijlage II, deel 2, punt 3, onder 3.6, bij verordening (EU) nr. 2019/2035 wordt verricht door de instelling die op grond van artikel 3.1 van het Besluit diergezondheid is aangewezen voor de uitvoering van het monitoringsprogramma voor mycoplasma spp.

Artikel

7b.20

Aanleveren van gegevens onderzoek mycoplasma spp.

Artikel

7b.21

Administratie monstername

Een houder bewaart de uitslag van het onderzoek, bedoeld in artikel 7b.19, ten minste drie jaar.

Artikel

7b.22

Ziektebewakingsprogramma mycoplasma spp. Nederlandse markt

Artikel

7b.23

Monstername ziektebewakingsprogramma salmonella-serotypen

Artikel

7b.24

Instelling onderzoek salmonella-serotypen

Het onderzoek, bedoeld in bijlage II, deel 2, punt 2, onder 2.6, bij verordening (EU) nr. 2019/2035 wordt verricht door de instelling die op grond van artikel 3.1 van het Besluit diergezondheid is aangewezen voor de uitvoering van het monitoringsprogramma voor salmonella-serotypen.

Artikel

7b.25

Aanleveren van gegevens onderzoek salmonella-serotypen

Artikel

7b.26

Administratie monstername

Een houder bewaart de uitslag van het onderzoek, bedoeld in artikel 7b.23, ten minste drie jaar.

Artikel

7b.27

Ziektebewakingsprogramma salmonella-serotypen Nederlandse markt

§

7b.3.3

Vaccinatie en monitoring Newcastle disease

Artikel

7b.28

Vaccinatie Newcastle disease

Artikel

7b.29

Monitoring vaccinatie Newcastle disease

Artikel

7b.30

Aanleveren van gegevens

Artikel

7b.31

Monstername vermeerderingsdieren

In aanvulling op artikel 7b.29 laat de exploitant, bedoeld in artikel 2.76id, eerste lid, van het besluit, van ten minste 30 dieren per stal bloedmonsters nemen van vermeerderingsdieren van de soort kip of kalkoen of kippen of kalkoenen die worden opgefokt tot vermeerderingsdier op de volgende momenten:

  • a.

    70 dagen na het uitkomen, tenzij het koppel sinds het uitkomen met tussenpozen van ten hoogste zes weken door een dierenarts is gevaccineerd met een levende entstof en die vaccinaties door middel van een spray of aërosol zijn uitgevoerd;

  • b.

    binnen zes weken nadat de vaccinatie, bedoeld in 2.76id, eerste lid, van het besluit, is uitgevoerd;

  • c.

    in de periode van 40 tot 48 weken na het uitkomen, voor zover het dieren, anders dan kalkoenen betreft;

  • d.

    in de periode van 50 tot 58 weken na het uitkomen, voor zover het kalkoenen betreft;

  • e.

    in de periode van 70 tot 75 weken na het uitkomen;

  • f.

    binnen 20 dagen voorafgaand aan een verplaatsing van een koppel naar een ander bedrijf waar dieren als bedoeld in artikel 2.76id, eerste lid, van het besluit worden gehouden, voor zover het koppel op de dag van verplaatsing 28 dagen of ouder is.

Artikel

7b.32

Monstername leghennen

In aanvulling op artikel 7b.29 laat de exploitant, bedoeld in artikel 2.76id, eerste lid, van het besluit, van ten minste 30 dieren per stal bloedmonsters nemen van leghennen of dieren die worden opgefokt tot leghen op de volgende momenten:

  • a.

    70 dagen na het uitkomen, tenzij het koppel sinds het uitkomen met tussenpozen van ten hoogste zes weken door een dierenarts is gevaccineerd met een levende entstof en die vaccinaties door middel van een spray of aërosol zijn uitgevoerd;

  • b.

    binnen zes weken nadat de vaccinatie, bedoeld in 2.76id, eerste lid, van het besluit, is uitgevoerd;

  • c.

    in de periode van 90 tot 95 weken na het uitkomen;

  • d.

    binnen 9 weken voordat het koppel wordt geslacht;

  • e.

    binnen 20 dagen voorafgaand aan een verplaatsing van een koppel naar een ander bedrijf waar dieren als bedoeld in artikel 2.76id, eerste lid, van het besluit worden gehouden, voor zover het koppel op de dag van verplaatsing 28 dagen of ouder is.

Artikel

7b.33

Monstername vleeskuikens

In aanvulling op artikel 7b.29 laat de exploitant, bedoeld in artikel 2.76id, eerste lid, van het besluit, van ten minste 30 dieren, waaronder ten minste 5 dieren per koppel bloedmonsters nemen van vleeskuikens op de volgende momenten:

  • a.

    in de periode van 4 tot 6 weken na het uitkomen;

  • b.

    70 dagen na het uitkomen, tenzij het koppel sinds het uitkomen met tussenpozen van ten hoogste zes weken door een dierenarts is gevaccineerd met een levende entstof en die vaccinaties door middel van een spray of aërosol zijn uitgevoerd.

Artikel

7b.34

Monstername vleeskalkoenen

In aanvulling op artikel 7b.28 laat de exploitant, bedoeld in artikel 2.76id, eerste lid, van het besluit, van ten minste 30 dieren, waaronder ten minste 5 dieren per koppel bloedmonsters nemen van vleeskalkoenen op de volgende momenten:

  • a.

    vanaf dertien weken na het uitkomen;

  • b.

    binnen 20 dagen voorafgaand aan een verplaatsing van een koppel naar een ander bedrijf waar bedrijfsmatig vogels worden gehouden, voor zover het koppel op de dag van verplaatsing 28 dagen of ouder is en het onderzoek, bedoeld in onderdeel a, nog niet heeft plaatsgevonden.

Artikel

7b.35

Monstername dieren ouder dan 18 dagen niet gevaccineerd

Van dieren als bedoeld in artikel 7b.28, derde lid, is al naar gelang de categorie waartoe zij behoren, de in respectievelijk artikel 7b.31, 7b.32, 7b.33 en 7b.34 opgenomen verplichting tot het nemen van bloedmonsters van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het bloed wordt afgenomen in de periode van 3 tot 4 weken na de datum waarop de dieren zijn gevaccineerd.

Artikel

7b.36

Maatregelen te lage waarden vermeerderingsdier of leghen

Artikel

7b.37

Maatregelen te lage waarden vleeskuiken

Artikel

7b.38

Maatregelen te lage waarden vleeskalkoenen

Artikel

7b.39

Administratie vaccinatie en monitoring Newcastle disease

§

7b.3.4

Monitoring zoönotische Salmonella

§

7b.3.4.1

Algemeen

Artikel

7b.40

Begripsbepalingen

§

7b.3.4.2

EU-monitoring

Artikel

7b.41

Bemonstering krachtens verordening (EU) nr. 2160/2003

De bemonstering, bedoeld in:

  • a.

    punt 2.1, onderdeel a, onder ii, tweede gedachtestreepje, van de bijlage bij verordening (EU) nr. 1190/2012, vindt plaats op het aldaar bedoelde bedrijf;

  • b.

    punt 2.1.1 van de bijlage bij verordening (EU) nr. 200/2010, vindt ten minste driewekelijks plaats op het bedrijf, bedoeld in onderdeel b van dat punt.

§

7b.3.4.3

Aanvullende monitoringsvoorschriften

Artikel

7b.42

Monstername minister

Deze paragraaf is niet van toepassing, indien de minister op het moment van bemonstering, bedoeld in deze paragraaf, monsters laat nemen voor het onderzoek op de aanwezigheid van de relevante serotypen salmonella.

Artikel

7b.43

Monstername vermeerderingsdieren

Artikel

7b.44

Monstername leghennen

Artikel

7b.45

Aanvullende monstername

Artikel

7b.46

Wijze van monstername

Artikel

7b.47

Onderzoek

Artikel

7b.48

Monstername en onderzoek exploitant levensmiddelenbedrijf

Artikel

7b.49

Registratie uitslag onderzoek

Hoofdstuk

7c

Houden van schapen voor de productie

§

7c.1

Gezondheidsvoorschriften

Artikel

7c.1

Aanvraag en goedgekeurde fokprogramma’s verordening (EU) nr. 999/2001

Artikel

7c.2

Aanvulling certificatiesysteem

Het certificatiesysteem, bedoeld in bijlage VII, hoofdstuk C, deel 1, punt 3, bij verordening (EG) nr. 999/2001, bevat naast de gegevens, bedoeld in hoofdstuk C, deel 1, punt 2, van die bijlage:

  • a.

    de datum van certificering als bedoeld in hoofdstuk C, deel 1, punt 3, van die bijlage;

  • b.

    het laboratorium dat de genotypering, bedoeld in hoofdstuk C, deel 1, punt 5, van die bijlage heeft verricht, indien van toepassing.

Artikel

7c.3

Erkenning houders fokprogramma

Artikel

7c.5

Gegevens fokprogramma

Een stamboekvereniging en een groep houders van schapen als bedoeld in artikel 7c.1, eerste lid, rapporteren jaarlijks voor 1 februari aan de minister over:

  • a.

    de resultaten van de genotyperingen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen rammen en ooien, en tussen dieren die de leeftijd van 1 jaar nog niet hebben bereikt en dieren die 1 jaar of ouder zijn;

  • b.

    de resultaten van de steekproeven, bedoeld in bijlage VII, hoofdstuk C, deel 4, punt 2, van verordening (EG) nr. 999/2001;

  • c.

    het aantal houders dat aan het fokprogramma deelneemt.

Hoofdstuk

7d

Voorschriften biologische productie aquacultuur en weekdieren

Artikel

7d.1

Ontheffing

Artikel

7d.2

Opkweekdoeleinden

Overeenkomstig artikel 16, eerste lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 kan de minister voor opkweekdoeleinden toestemming geven dat in een biologische productie-eenheid gebruik wordt gemaakt van maximaal 50 procent niet-biologische juvenielen overeenkomstig punt 3.1.2.1, onderdeel e, van bijlage II, deel III, van verordening (EU) 2018/848 en onder de daar opgenomen voorwaarden en beperkingen.

Hoofdstuk

8

Bedrijfsmatig houden van dieren anders dan voor landbouwdoeleinden

Artikel

8.3

Inenting hond

Artikel

8.4

Inentingen kat

Artikel

8.5

Bewijs van inenting

Artikel

8.6a

Bewijs van vakbekwaamheid

Als bewijs van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 3.11, eerste lid, van het besluit wordt erkend:

Artikel

8.8

Erkenning beroepskwalificaties

Artikel

8.9

Aanvraag erkenning beroepskwalificaties

Artikel

8.10

Proeve van bekwaamheid

Indien de aanvrager op grond van artikel 11 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties een proeve van bekwaamheid moet afleggen:

  • a.

    wordt de aanvrager schriftelijk geïnformeerd over de vakken waarop de proeve van bekwaamheid betrekking heeft, over de wijze waarop de proeve van bekwaamheid wordt afgenomen en over de kosten van de proeve;

  • b.

    wordt het resultaat van de proeve van bekwaamheid zo spoedig mogelijk meegedeeld aan de aanvrager.

Artikel

8.11

Aanpassingsstage

Indien de aanvrager op grond van artikel 11 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties een aanpassingsstage moet doorlopen, wordt de aanvrager schriftelijk medegedeeld:

  • a.

    de vakken waarop de aanpassingsstage betrekking heeft;

  • b.

    de duur van de aanpassingsstage;

  • c.

    in voorkomend geval de aanvullende opleiding die deel uitmaakt van de aanpassingsstage.

Artikel

8.12

Eerste dienstverrichting

Hoofdstuk

8a

Het houden en bijeenbrengen van evenhoevigen, pluimvee of in gevangenschap levende vogels voor vertoning

§

8a.1

Tentoonstellen en keuren van runderen, schapen of geiten

Artikel

8a.1

Gegevens tentoonstelling of keuring

In aanvulling op de gegevens, bedoeld artikel 84 van verordening (EU) nr. 2016/429, verstrekt een organisator als bedoeld in artikel 4.15, derde lid, van het besluit bij de in dat artikellid bedoelde melding:

  • a.

    het telefoonnummer van de organisator van de tentoonstelling of keuring;

  • b.

    de datum en plaats van de tentoonstelling of keuring, alsmede het unieke registratienummer, bedoeld in artikel 93, slot, van verordening (EU) nr. 2016/429, of het unieke erkenningsnummer, bedoeld in artikel 2, onderdeel 16, van verordening (EU) nr. 2019/2035 dat aan de inrichting waarop de dieren worden gehouden is toegekend.

Artikel

8a.2

Vervoermiddel aan- of afvoer tentoonstelling of keuring

De houder van de runderen, schapen of geiten die worden aangevoerd op of afgevoerd van de tentoonstelling of keuring, vervoert de dieren met een vervoermiddel waarvoor krachtens de Wegenverkeerswet 1994 een kentekenbewijs of registratiebewijs is afgegeven.

Artikel

8a.3

Reiniging en ontsmetting tentoonstelling of keuring

Artikel

8a.4

Gegevens tentoonstelling of keuring

§

8a.2

Tentoonstellen, keuring en wedvluchten van pluimvee of in gevangenschap levende vogels

Artikel

8a.5

Diergezondheidsvoorschriften evenement met vogels

Artikel

8a.6

Gegevens tentoonstelling, keuring of wedvlucht

Hoofdstuk

8b

Niet-commerciële verkeer van honden, katten en fretten

§

8b.1

Begripsbepalingen

Artikel

8b.1

Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk verstaan onder:

  • blanco identificatiedocument: identificatiedocument dat nog niet is voorzien van de gegevens, bedoeld in artikel 22, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 576/2013;

  • identificatiedocument: identificatiedocument als bedoeld in artikel 3, onderdeel f, van verordening (EU) nr. 576/2013;

  • transponder: transponder als bedoeld in artikel 3, onderdeel e, van verordening (EU) nr. 576/2013;

  • uitgever: uitgever van blanco identificatiedocumenten;

  • unieke alfanumerieke code: unieke alfanumerieke code als bedoeld in artikel 21, derde lid, van verordening (EU) nr. 576/2013;

  • verordening (EU) nr. 576/2013: verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003.

§

8b.2

Uitvoering verordening (EU) nr. 576/2013

Artikel

8b.2

Gemachtigde dierenarts en punt van binnenkomst

§

8b.3

Aanvullende regels ter uitvoering van verordening (EU) nr. 576/2013

Artikel

8b.3

Uitgifte van en eisen aan identificatiedocumenten

Artikel

8b.4

Registratie levering blanco identificatiedocumenten door erkende uitgevers

Artikel

8b.5

Schorsing van erkenning

Artikel

8b.6

Afgifte en registratie gegevens identificatiedocument

Artikel

8b.7

Voorhanden hebben van blanco identificatiedocumenten

Artikel

8b.8

Verstrekking van blanco identificatiedocumenten

Artikel

8b.9

Inplanten van een transponder

Het inplanten van een transponder door een ander dan een dierenarts, bedoeld in artikel 18 van verordening (EU) nr. 576/2013, is toegestaan aan degene die beroepsmatig met een zekere regelmaat transponders inbrengt.

Hoofdstuk

8c

Verplaatsing waterdieren naar lidstaten

Artikel

8c.1

Uitvoering besluit (EU) nr. 2021/260

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 4 van uitvoeringsbesluit (EU) nr. 2021/260 van de Commissie van 11 februari 2021 tot goedkeuring van nationale maatregelen ter beperking van het effect van bepaalde ziekten bij waterdieren overeenkomstig artikel 226, lid 3, van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Besluit 2010/221/EU van de Commissie (PbEU 2021, L 260).

Hoofdstuk

8d

Verplaatsingen van in gevangenschap levende vogels

Artikel

8d.1

Afwijking voorschriften verplaatsingen aan de Benelux-grenzen

In afwijking van artikel 126, eerste lid, aanhef en onderdeel d, in samenhang met artikel 143, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van verordening (EU) nr. 2016/429 is het toegestaan in gevangenschap levende vogels als bedoeld in voornoemde verordening zonder een diergezondheidscertificaat vanuit België in Nederland te brengen en te verplaatsen of vanuit Nederland naar België te verplaatsen indien voldaan is aan het Reglement inzake verplaatsingen van in gevangenschap levende vogels aan de intra-Benelux grenzen, opgenomen in de bijlage bij de beschikking van het Benelux Comité van Ministers van 11 december 2023, M (2023) 14.

Hoofdstuk

9

Overige bepalingen

Artikel

9.1

Sledehondensport

De uitoefening van de sledehondensport is uitsluitend toegestaan indien gebruik wordt gemaakt van honden, behorend tot de volgende rassen:

  • a.

    Alaskan Malamute,

  • b.

    Eskimohond,

  • c.

    Groenlandse hond,

  • d.

    Samojeed,

  • e.

    Siberian husky, mits bij de honden geen pijn of letsel wordt veroorzaakt en de gezondheid of het welzijn van de honden niet wordt benadeeld.

Artikel

9.2

Toelating krachttoestel

Artikel

9.3

Verbodsbepaling ter uitvoering van verordening (EG) 178/2002 ten aanzien van traceerbaarheid van levensmiddelen en diervoeders

Als voorschrift als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet wordt aangewezen: artikel 18 van verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002, tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, voor houders van productiedieren die gehouden worden voor de voedselproductie (PbEG 2002 L 31).

Artikel

9.4

Verbodsbepalingen ter uitvoering van Fokkerijverordening (EU) 2016/1012 en gedelegeerde verordening (EU) 2017/1940

Artikel

9.5

Noodsysteem

Artikel

9.6

Alarmsysteem en alarmplan

Artikel

9.7

Wederzijdse erkenning

Met een alarmsysteem als bedoeld in artikel 9.6 worden gelijkgesteld alarmsystemen die rechtmatig zijn vervaardigd of in de handel zijn gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een tot een douane-unie strekkend Verdrag, dan wel rechtmatig zijn vervaardigd in een staat die partij is bij een tot een vrijhandelszone strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en die voldoen aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.

Hoofdstuk

10

Wijziging en intrekking van regelingen

Hoofdstuk

11

Slotbepalingen

Artikel

11.1

Inwerkintreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2014.

Artikel

11.2

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling houders van dieren.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage
De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma

Bijlage

1

Aangewezen diersoorten en diercategorieën als bedoeld in artikel 2.1 van de Regeling houders van dieren

Vervallen

Bijlage

2

Vervallen

Bijlage

3

Protocol voor de visuele monitoring van voetzoollaesies aan vleeskuikens in het slachthuis als bedoeld in artikel 6.5, derde lid, onderdeel a, van de Regeling houders van dieren

  • 1.

    Deze monitoring wordt uitgevoerd in het slachthuis waar het koppel vleeskuikens of het grootste deel ervan wordt geslacht.

  • 2.

    De monitoring wordt uitgevoerd door hiervoor opgeleide slachthuismedewerkers, onder toezicht van de minister.

  • 3.

    100 vleeskuikens per koppel (per stal) worden beoordeeld, waarvan 50 kuikens rond de verwerking van 30% van het koppel, en 50 kuikens rond de verwerking van 60% van het koppel.

  • 4.

    Alleen de rechter poot van elk vleeskuiken van de steekproeven wordt beoordeeld. Hiervoor worden de te monitoren poten van de slachtlijn gehaald en verzameld.

  • 5.

    De medewerker baseert zijn beslissingen over de indeling van de poten in 3 categorieën (geen, matige of ernstige voetzoollaesie) op de inhoud van de daarvoor aan hem verstrekte scorekaart en stelt de totaalscore voor het koppel vast met gebruikmaking van de formule:

    aantal punten=

    (aantal dieren klasse 0)x0 + (aantal dieren klasse 1)x0,5 + (aantal dieren klasse 2)x2

  • 6.

    Deze gegevens worden door het slachthuis geregistreerd en doorgegeven aan de houder.

Bijlage

4

Protocol voor de monitoring van voetzoollaesies aan vleeskuikens in het slachthuis met behulp van een digitaal meetsysteem als bedoeld in artikel 6.5, derde lid, onderdeel a, subonderdeel 2°, van de Regeling houders van dieren

  • 1.

    In het slachthuis is een rapport aanwezig van een onafhankelijke kennisinstelling of instantie, waaruit blijkt dat het digitale meetsysteem zodanig werkt dat de scores een score oplevert die vergelijkbaar is met de score van een visuele beoordeling die aan de hand van de scorekaart is uitgevoerd. In het rapport is een beschrijving door de kennisinstelling of de instantie opgenomen van de wijze waarop dit is vastgesteld.

  • 2.

    Het camerasysteem meet ten minste 70% van de poten van elk koppel.

  • 3.

    De percentages per klasse en de eindscores worden minimaal 1 keer per werkdag door het systeem opgeleverd, door het slachthuis verwerkt en aan de pluimveeveehouder doorgegeven.

  • 4.

    Het slachthuis treft maatregelen om het digitale meetsysteem en de daarbij gebruikte software te beschermen tegen willekeurige wijzigingen.

  • 5.

    Het slachthuis zorgt ervoor dat het systeem zodanig wordt onderhouden dat het goed blijft functioneren. Indien het systeem gebreken of defecten vertoont meldt het slachthuis dit aan de leverancier of de fabrikant en de betrokken pluimveehouders.

Bijlage

5

Protocol voor het monitoren van voetzoollaesies aan levende dieren op vleeskuikenbedrijven als bedoeld in artikel 6.5, derde lid, onderdeel b, van de Regeling houders van dieren

  • 1.

    Deze monitoring wordt uitgevoerd op het bedrijf zelf, maximaal 5 dagen voordat het koppel wordt geslacht. Het betreft koppels die geëxporteerd worden en waar geen meting van voetzoollaesies plaatsvindt in het slachthuis van bestemming, of koppels die in kleine slachthuizen in Nederland worden geslacht.

  • 2.

    De opgeleide controleur, bedoeld in artikel 6.5 derde lid, onderdeel b, heeft in elk geval de Cursus monitoring voetzoollaesies of een gelijkwaardige cursus met goed gevolg afgesloten, en is geen werknemer van de pluimveehouder voor wie de beoordeling wordt uitgevoerd.

  • 3.

    Per stal worden 100 levende vleeskuikens beoordeeld, waarbij ten minste 4 steekproeven in de stal (bijvoorbeeld 4 keer 25 dieren) worden genomen, genomen op locaties verdeeld over de stal, minimaal 2 locaties tegen de muur en de overige locaties tussen voer- en drinklijnen in. Zie voorbeeld hieronder.

  • 4.

    De controleur maakt gebruik van extra verlichting (zoals een hoofdlamp) en van een vanghek om dubbele metingen te voorkomen. Hiervoor kan hij de kuikens merken met bv. watervaste stift (op de poot, of vleugels).

  • 5.

    Het schoonmaken van de poten met borstel en sop wordt afgeraden, na het afwrijven van de mest van de poot heeft men een redelijk beeld van de conditie van de poten.

  • 6.

    In de steekproeven wordt alleen de rechter poot van elk vleeskuiken beoordeeld.

  • 7.

    De controleur baseert zijn beslissingen over de indeling van de poten in 3 categorieën (geen, matige of ernstige voetzoollaesie) op de inhoud van de daarvoor aan hem verstrekte scorekaart.

  • 8.

    De controleur registreert het aantal vleeskuikens in de 3 categorieën (geen, matige of ernstige voetzoollaesie) en geeft dit door aan de houder, alsmede de totaalscore van het koppel.

  • 9.

    Deze wordt berekend met onderstaande formule: aantal punten=

    (aantal dieren klasse 0)x0 + (aantal dieren klasse 1)x0.5 + (aantal dieren klasse 2)x2

Bijlage

6

als bedoeld in de artikelen 5b.31, eerste lid, en 5b.34, eerste lid

Bijlage

7

als bedoeld in artikel 5b.40

Vervallen

Bijlage

8

Voorzieningen reinigings- en ontsmettingsplaats als bedoeld in artikel 6.1

  • 1.

    Het bedrijf is voorzien van een verharde plaats die geschikt is om de reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen, waarmee evenhoevigen op het bedrijf zijn aangevoerd, uit te voeren en die de gehele lengte van het vervoermiddel beslaat, in voorkomende gevallen inclusief geopende laadklep.

  • 2.

    De plaats is zodanig aangelegd dat water en eventueel andere vloeistoffen niet in het grond- of oppervlaktewater terecht kunnen komen. De plaats is voorzien van een zodanige afvoer dat water en eventueel andere vloeistoffen die bij de reiniging en ontsmetting worden gebruikt, niet in het grond- of oppervlaktewater terecht kunnen komen.

  • 3.

    Op de plaats, bedoeld onder 1, is er beschikking over voldoende water om de reiniging en ontsmetting van de vervoermiddelen uit te kunnen voeren.

  • 4.

    De plaats, bedoeld onder 1, kan op zodanige wijze worden verlicht dat de reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen te allen tijde onbelemmerd en naar behoren kan plaatsvinden.

  • 5.

    Op het bedrijf zijn, in de nabijheid van de plaats bedoeld onder 1, voorzieningen aanwezig waarmee ontsmettingsmiddelen kunnen worden toegepast.

  • 6.

    Op het bedrijf zijn in de nabijheid van de plaats bedoeld onder 1, voldoende reinigings- en ontsmettingsmiddelen aanwezig die voor dat doel op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden zijn toegelaten.

  • 7.

    Op het bedrijf is een voorziening aanwezig waar de chauffeurs van de vervoermiddelen die evenhoevigen op het bedrijf lossen hun handen kunnen wassen met warm water en zeep en kunnen drogen.

  • 8.

    Op het bedrijf is een voorziening aanwezig voor het reinigen van de gebruikte laarzen of worden bedrijfseigen laarzen gebruikt en zijn bedrijfsoveralls beschikbaar.

Bijlage

9

Aangewezen besmettelijke dierziekten als bedoeld in artikel 6.3

Vervallen

Bijlage

10

Monsterprocedure ten behoeve van het serologisch onderzoek als bedoeld in de artikelen 7.1, eerste lid, onderdeel a, en 7.3, eerste lid

31 of meer

12

11 tot en met 30

9

7 tot en met 10

7

1 tot en met 6

alle

Bijlage

11

Eisen aan een toevoegstal als bedoeld in artikel 7.1, vierde lid

  • 1.

    inrichtingseisen:

    • de toevoegstal staat vrij of is inpandig;

    • de toevoegstal ligt aan de rand van het bedrijf;

    • de inpandige toevoegstal heeft dichte muren en plafonds, met uitzondering van ventilatiekanalen en een deur naar buiten en heeft geen inpandige doorgang naar andere delen van het pand;

    • de toevoegstal heeft kelders die niet in verbinding staan met de overige kelders van het bedrijf en een afzonderlijk (mechanisch) ventilatiesysteem voorzien van filterdoek voor het wegvangen van grove stofdelen in uitgaande lucht;

    • het materiaal en gereedschap dat in de toevoegstal wordt gebruikt, wordt niet elders in het bedrijf gebruikt;

    • de toevoegstal heeft een eigen omkleedruimte, die ruimtelijk gescheiden is van de centrale gang en afdelingen met varkens; en

    • de omkleedruimte is voorzien van een wasbak, laarzensets en overalls.

  • 2.

    managementeisen:

    • de behandelingen, de gegevens betreffende identificatie en registratie, de gegevens betreffende het vervoer en de gegevens van het serologisch onderzoek van in de toevoegstal gehuisveste varkens worden geregistreerd in een van de overige bedrijfsgegevens te onderscheiden administratie (logboek);

    • iedere verplaatsing van één of meer varkens uit of naar de toevoegstal wordt afzonderlijk geregistreerd, waarbij wordt vastgelegd op welk tijdstip welk varken wordt verplaatst;

    • in de toevoegstal wordt strikt volgens het all-in all out principe gewerkt, d.w.z. na elke ronde wordt de stal gereinigd en ontsmet;

    • een ieder die de toevoegstal betreedt, trekt vooraf in de omkleedruimte een daar aanwezige schone overall aan;

    • indien een varken gedurende het verblijf in de toevoegstal overlijdt, biedt de varkenshouder het varken overeenkomstig verordening (EU) 2019/627 aan voor sectie om te worden onderzocht op aangewezen besmettelijke dierziekten.

Bijlage

12

Te behalen waarde bij vaccinatie Newcastle disease als bedoeld in de artikelen 7b.36, 7b.37 en 7b.38

1

Vermeerderingsdieren van de soort kip of kalkoen, kippen of kalkoenen die worden opgefokt tot vermeerderingsdier, leghennen of dieren die worden opgefokt tot leghen

  • a.

    Indien het een koppel vermeerderingsdieren van de soort kip of kalkoen, kippen of kalkoenen die worden opgefokt tot vermeerderingsdier, leghennen of dieren die worden opgefokt tot leghen betreft dat ouder is dan 28 dagen en waarop de onderdelen b, c en d niet van toepassing zijn, wordt bij ten minste één van de onderzochte bloedmonsters, bedoeld in artikel 7b.29, eerste lid, een waarde van ten minste 1:8 behaald of dat een andere test op antistoffen een positief resultaat geeft.

  • b.

    Indien het een koppel vermeerderingsdieren van de soort kip of kalkoen, kippen of kalkoenen die worden opgefokt tot vermeerderingsdier, leghennen of dieren die worden opgefokt tot leghen betreft waarbij de vaccinatie, bedoeld in artikel 2.76id, eerste lid, van het besluit, nog niet is uitgevoerd en dat ouder is dan 70 dagen, wordt bij ten minste 83% van de onderzochte bloedmonsters, bedoeld in artikel 7b.29, eerste lid, een waarde van ten minste 1:8 behaald of dat een andere test op antistoffen een positief resultaat geeft, tenzij:

    • I.

      het koppel sinds het uitkomen met tussenpozen van ten hoogste zes weken door een dierenarts is gevaccineerd met een levende entstof en die vaccinaties door middel van een spray of aërosol zijn uitgevoerd, en

    • II.

      bij ten minste één van de onderzochte bloedmonsters, bedoeld in artikel 7b.29, eerste lid, een waarde van ten minste 1:8 behaald of dat een andere test op antistoffen een positief resultaat geeft.

  • c.

    Indien het een koppel vermeerderingsdieren van de soort kip of kalkoen, kippen of kalkoenen die worden opgefokt tot vermeerderingsdier, leghennen of dieren die worden opgefokt tot leghen betreft waarbij de vaccinatie, bedoeld in artikel 2.76id, eerste lid, van het besluit, is uitgevoerd, wordt, binnen zes weken na deze vaccinatie, bij ten minste 83% van de onderzochte bloedmonsters, bedoeld in artikel 7b.29, eerste lid, een waarde van ten minste 1:8 behaald of dat een andere test op antistoffen een positief resultaat geeft, tenzij:

    • I.

      het koppel sinds het uitkomen met tussenpozen van ten hoogste zes weken door een dierenarts is gevaccineerd met een levende entstof en die vaccinaties door middel van een spray of aërosol zijn uitgevoerd, en

    • II.

      bij ten minste één van de onderzochte bloedmonsters, bedoeld in artikel 7b.29, eerste lid, een waarde van ten minste 1:8 behaald of dat een andere test op antistoffen een positief resultaat geeft.

  • d.

    Indien het een koppel vermeerderingsdieren van de soort kip of kalkoen, kippen of kalkoenen die worden opgefokt tot vermeerderingsdier, leghennen of dieren die worden opgefokt tot leghen betreft waarbij de vaccinatie, bedoeld in artikel 2.76id, eerste lid, van het besluit, is uitgevoerd, wordt, na zes weken na deze vaccinatie, bij ten minste 83% van de onderzochte bloedmonsters, bedoeld in artikel 7b.29, eerste lid, een waarde van ten minste 1:8 behaald of dat een andere test op antistoffen een positief resultaat geeft.

2

Vleeskuikens en vleeskalkoenen

  • a.

    Indien het een koppel vleeskuiken of vleeskalkoenen betreft dat ouder is dan 28 dagen en waarop onderdeel b niet van toepassing is, wordt bij ten minste één van de onderzochte bloedmonsters, bedoeld in artikel 7b.29, eerste lid, een waarde van ten minste 1:8 behaald of dat een andere test op antistoffen een positief resultaat geeft.

  • b.

    Indien het een koppel vleeskuiken of vleeskalkoenen betreft dat ouder is dan 70 dagen wordt bij ten minste 83% van de onderzochte bloedmonsters, bedoeld in artikel 7b.29, eerste lid, een waarde van ten minste 1:8 behaald of dat een andere test op antistoffen een positief resultaat geeft, tenzij:

    • I.

      het koppel sinds het uitkomen met tussenpozen van ten hoogste zes weken door een dierenarts is gevaccineerd met een levende entstof en die vaccinaties door middel van een spray of aërosol zijn uitgevoerd, en

    • II.

      bij ten minste één van de onderzochte bloedmonsters, bedoeld in artikel 7b.29, eerste lid, een waarde van ten minste 1:8 behaald of dat een andere test op antistoffen een positief resultaat geeft.

Bijlage

13

Verklaring van vaccinatie van duiven tegen Newcastle Disease als bedoeld in artikel 8a.5, tweede lid

De volgende persoon:

Naam en voorletters:

Adres, postcode, plaats, land:

verklaart dat hij/zij eigenaar/houder is van (aantal):..... postduiven. Het de volgende ringnummers:

Datum:......

Handtekening:...

Ondergetekende dierenarts verklaart dat bovengenoemde duiven volgens bijsluiter gevaccineerd zijn tegen paramyxovirus.

Datum

Entstof

Batch nummer

Vervaldatum vaccin

Naam, stempel en handtekening van de bevoegde dierenarts

Bijlage

14

verklaring van vaccinatie andere in gevangenschap levende vogels tegen Newcastle Disease als bedoeld in artikel 8a.5, tweede lid

De volgende persoon:

Naam en voorletters:

Wondende te: (adres, postcode, plaats):

verklaart dat hij/zij eigenaar/houder is van de volgende vogels:

Datum:

Handtekening:

Ondergetekende persoon... (naam, voorletters), wondende te... (adres, postcode en plaats), verklaart dat:

  • hij/zij bekwaam is om de vaccinatie uit te voeren.

  • Hij/zij de bovenomschreven vogels, voor zover ouder dan 30 dagen, volgens de bijsluiter, tegen pseudeo-vogelpest heeft gevaccineerd.

Entstof

Batch nummer

Vervaldatum vaccin

Datum: ......

Handtekening: .....