richtlijn 2007/43/EG: richtlijn 2007/43/EG van de Raad van 28 juni 2007 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens (PbEU 2007, L 182);
Administratie van diergeneesmiddelen door de houder van dieren
Artikel
3.1
Administratie van diergeneesmiddelen door houder van dieren
1
Een houder van dieren die dieren houdt die voor de productie van levensmiddelen zijn bestemd, voert een administratie inzake iedere transactie met diergeneesmiddelen als bedoeld in de artikelen 2.13, 2.14 en 4.12 van de Regeling diergeneesmiddelen, in welke administratie de volgende documenten en gegevens zijn opgenomen:
een lijst met de data van de uitgevoerde behandelingen met diergeneesmiddelen en de nummers van deze diergeneesmiddelen, voor zover de behandelingen door de houder zijn uitgevoerd;
d.
de identificatie van de behandelde dieren;
e.
de vastgestelde wachttermijn, voor zover deze niet reeds op een recept als bedoeld in onderdeel a is vermeld;
Een houder van dieren die dieren houdt die bestemd zijn voor de productie van levensmiddelen, voert een administratie inzake transacties met diervoeder met medicinale werking, in welke administratie de volgende gegevens zijn opgenomen:
naam en hoeveelheid van het voorgeschreven diervoeder met medicinale werking;
c.
de datum waarop het diervoeder met medicinale werking werd voorgeschreven;
d.
de in acht te nemen wachttermijn.
4
De administratie, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, en de bescheiden die verband houden met de aantekeningen in de administratie, worden gedurende vijf jaar bewaard, gerekend vanaf de dagtekening van de stukken.
De minister draagt zorg voor de uitvoering van de taken die in artikel 26, zesde lid, van verordening (EG) nr. 1/2005 aan de lidstaten zijn opgedragen.
De minister kan een vergunning als bedoeld in de artikelen 10, eerste en tweede lid, en 11, eerste en derde lid, van verordening (EG) nr. 1/2005 schorsen of intrekken in de gevallen, bedoeld in artikel 26, vierde lid, aanhef en onderdeel c, van verordening (EG) nr. 1/2005.
Indien de situatie dermate spoedeisend is dat de minister een besluit op een aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 23, derde lid, van verordening (EG) nr. 1/2005 niet tevoren op schrift kan stellen, zorgt de minister alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en de bekendmaking.
De minister kan het certificaat van goedkeuring schorsen of intrekken in de gevallen, bedoeld in artikel 26, vierde lid, aanhef en onderdeel c, van verordening (EG) nr. 1/2005.
3
Ter vergoeding van de kosten ter behandeling van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, wordt bij de aanvrager een bedrag in rekening gebracht overeenkomstig de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde tarieven met betrekking tot dierenvervoer.
Als bevoegde autoriteit als bedoeld in de artikelen 4, tweede lid, 5, derde lid, onderdeel b, en 6, eerste lid, tweede zin, vijfde, achtste en negende lid, van verordening (EG) nr. 1/2005 worden aangewezen de ambtenaren van de NVWA en de inspecteurs van de stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming.
2
Als bevoegde autoriteit als bedoeld in de artikelen 6, tweede lid, en 9, tweede lid, onderdeel c, en bijlage II, onderdelen 3, onder b, 4, 5 en 8 van verordening (EG) nr. 1/2005 worden aangewezen de ambtenaren van de NVWA.
Als officiële dierenartsen als bedoeld in artikel 21, eerste en tweede lid, en in bijlage II, onderdeel 7, van verordening (EG) nr. 1/2005 worden aangewezen de dierenartsen die zijn verbonden aan de NVWA.
2
Als bevoegde dierenartsen als bedoeld in bijlage I, hoofdstuk III, onderdeel 1.2, onder b, van verordening nr. 1/2005 worden aangewezen de dierenartsen die zijn verbonden aan de NVWA.
De Divisie CCV van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen is belast met het afgeven van een getuigschrift van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1/2005.
3
De minister kan een getuigschrift van vakbekwaamheid schorsen of intrekken in de gevallen, bedoeld in artikel 26, vijfde lid, van verordening (EG) nr. 1/2005.
4
Ter vergoeding van de kosten ter behandeling van een aanvraag voor een getuigschrift als bedoeld in het tweede lid, wordt bij de aanvrager een bedrag in rekening gebracht overeenkomstig de door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen vastgestelde tarieven.
De minister keurt een opleidingsprogramma als bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel c, van verordening (EG) nr. 1099/2009 goed indien:
a.
het programma is opgesteld en wordt uitgevoerd door een instelling die schriftelijk aantoont dat zij beschikt over een stelsel van integrale kwaliteitszorg en kwaliteitsborging op grond waarvan zeker is gesteld dat het onderricht onafhankelijk, toereikend en doelmatig wordt gegeven door voldoende deskundig personeel op het gebied van dieren en dierenwelzijn;
b.
het opleidingsprogramma voorziet in voldoende theoretisch en praktisch onderricht voor het kunnen verrichten van activiteiten als bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid, van verordening (EG) nr. 1099/2009 en betreffende de onderwerpen in bijlage IV van die verordening voor alle betrokken diersoorten dan wel diercategorieën;
c.
het opleidingsprogramma, onverminderd het bepaalde in onderdeel b, voorziet in opleidingsmodules voor onderscheiden activiteiten als bedoeld in onderdeel b, of voor specifieke diersoorten of diercategorieën.
2
Een kwaliteitssysteem dat is gecertificeerd op de norm ISO 9001:2008 voldoet in ieder geval aan het vereiste, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
Artikel
5.3
Examens
1
Een examen als bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel b, van verordening (EG) nr. 1099/2009 wordt afgenomen door een door de minister aangewezen instelling.
2
Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid geschiedt uitsluitend indien de betreffende instelling:
a.
schriftelijk aantoont dat zij beschikt over een stelsel van integrale kwaliteitszorg en kwaliteitsborging op grond waarvan zeker is gesteld dat examens op onafhankelijke wijze worden afgenomen;
b.
beschikt over een reglement waarin onder meer is vastgelegd aan welke eisen dient te worden voldaan om een examen te mogen afleggen, wanneer examens worden afgenomen, de wijze waarop het resultaat wordt beoordeeld, wie gerechtigd is het examen bij te wonen en een regeling voor geschillen.
3
Een kwaliteitssysteem dat is gecertificeerd op de norm NEN 17024 (NEN-EN-ISO/IEC 17024:2009 of 17024:2012) voldoet in elk geval aan het vereiste, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.
4
Het reglement, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, behoeft de goedkeuring van de minister.
5
De minister keurt het reglement, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, goed indien zeker is gesteld dat kennis en kunde voor het verrichten van activiteiten als bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid, van verordening (EG) nr. 1099/2009 en de onderwerpen in bijlage IV van die verordening, voldoende en door personen met de daartoe benodigde expertise wordt getoetst en indien het voldoet aan de overige eisen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b.
Artikel
5.4
Getuigschrift van vakbekwaamheid
1
Een getuigschrift van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 7 van verordening (EG) nr. 1099/2009 wordt verstrekt door de instelling, bedoeld in artikel 6.3, eerste lid, die het afsluitend examen heeft afgenomen indien het examen met voldoende resultaat is afgelegd.
2
Een getuigschrift van vakbekwaamheid wordt niet verstrekt indien niet is voldaan aan het vereiste, bedoeld in artikel 21, zesde lid, van verordening (EG) nr. 1099/2009.
Artikel 5.4, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van voorlopige getuigschriften als bedoeld in het eerste lid.
Artikel
5.6
Indiening collectieve aanvragen
Aanvragen tot verstrekking van een getuigschrift als bedoeld in artikel 5.4 en 5.5 kunnen collectief namens betrokken personen door de werkgever van die personen worden gedaan en bevatten de namen, adressen en geboortegegevens van de betrokken personen, alsmede de overige gegevens, bedoeld in artikel 21, vijfde lid, van verordening (EG) nr. 1099/2009.
Artikel
5.7
Gelijkstelling van voor 1 juni 2013 verstrekte getuigschriften
1
Getuigschriften van vakbekwaamheid voor het doden van dieren die zijn verstrekt in de periode te rekenen vanaf 1 januari 2012 tot 1 juni 2013 door SVO Lobex BV te Houten, en certificaten van de cursus ‘Euthanasie van nertsen’ zijn gelijkgesteld aan getuigschriften van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 5.4.
2
Ten behoeve van personen als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1099/2009 wordt door instellingen als bedoeld in artikel 5.3 in hun opleidingsprogramma voorzien in een verkorte cursus op basis waarvan door een instelling aangewezen op grond van artikel 5.5 aan hen een getuigschrift van vakbekwaamheid overeenkomstig artikel 5.4 kan worden verstrekt.
Artikel
5.8
Verbodsbepaling
Als voorschriften van EU-verordeningen als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet worden aangewezen de artikelen 3, 4, eerste en vierde lid, 5, eerste en tweede lid, 6, eerste en tweede lid, 7, 8, 9, 12, 14, eerste en tweede lid, 15, eerste, tweede en derde lid, 16, eerste tot en met vierde lid, 17, 19, 21, zesde lid, 24 en 28, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1099/2009.
Hoofdstuk
6
Verzorging vleeskuikens
Artikel
6.1
Begripsbepalingen verzorging vleeskuikens
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder bruto oppervlakte van de stal: binnenmaatse oppervlakte van de stal, voor zover het betreft het gedeelte van de stal, bestemd voor het houden van vleeskuikens.
het stalnummer dat is bevestigd aan de buitenkant van de stal;
d.
de adresgegevens van de stal;
e.
de bruto oppervlakte van de stal in vierkante meters;
f.
het bouwjaar van de stal en, indien van toepassing, het jaar waarin een grondige verbouwing met directe gevolgen voor het dierenwelzijn heeft plaatsgevonden.
4
De houder kan verstrekking van gegevens als bedoeld in het derde lid achterwege laten, voor zover deze gegevens zijn opgenomen in het KIP registratiesysteem, bedoeld in de in het derde lid, onderdeel a, genoemde verordening.
De bezettingsdichtheid van een stal wordt berekend op basis van de bruikbare oppervlakte van de stal, gelijk aan de bruto oppervlakte van de stal.
2
Indien een stal is uitgerust met voersystemen waaronder de kuikens redelijkerwijs niet kunnen lopen of liggen wordt voor het bepalen van de bruikbare oppervlakte, bedoeld in het eerste lid, een forfaitaire aftrek gehanteerd van 1,7% van de bruto oppervlakte van de stal.
Artikel
6.5
Aanvullende normen voor het aanhouden van een bezettingsdichtheid van meer dan 39 kg/m2, maar ten hoogste 42 kg/m2
1
De houder die een bezettingsdichtheid van meer dan 39 kg/m2, maar ten hoogste 42 kg/m2 toepast, zorgt ervoor dat voor elk koppel in het slachthuis, of voor een voor de export bestemd koppel op het bedrijf ten hoogste vijf werkdagen voor het einde van de ronde, wordt vastgesteld in welke mate voetzoollaesies voorkomen.
2
Ten behoeve van de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, wordt bij een aantal vleeskuikens van een koppel beoordeeld bij hoeveel dieren er
a.
geen of een zeer kleine verkleuring zichtbaar is (klasse 0);
b.
verkleuring maar geen diepe aantasting aanwezig is (klasse 1);
c.
een laesie met aantasting van de opperhuid en onderhuidse ontsteking (klasse 2) aanwezig is.
3
De houder maakt afspraken met de exploitant van het slachthuis respectievelijk het bedrijf dat de vaststelling in de stal verricht, zodanig dat de vaststelling plaatsvindt:
a.
bij het slachthuis:
1°.
door een daarvoor opgeleide medewerker, bij 100 kuikens van elk koppel, waarvan 50 kuikens direct na verwerking van ongeveer 30% van het koppel, en 50 kuikens direct na verwerking van ongeveer 60% van het koppel, met inachtneming van het protocol dat als bijlage 3 bij deze regeling is gevoegd, dan wel
2°.
met gebruikmaking van een digitaal meetsysteem bij ten minste 70% van alle kuikens van elk koppel;
b.
in de stal: ten hoogste 5 werkdagen voordat de laatste vleeskuikens worden weggeladen, door een daarvoor opgeleide medewerker, bij 100 kuikens van elk koppel met inachtneming van het protocol dat als bijlage 4 bij deze regeling is gevoegd.
4
De totaalscore voor het koppel wordt vastgesteld:
a.
in geval van visuele meting in het slachthuis of het houderijbedrijf met gebruikmaking van de formule:
De in het eerste lid bedoelde houder verstrekt per koppel de gegevens waaruit de score blijkt binnen 30 dagen na de vaststelling aan de minister. De artikelen 6.2, tweede lid, en 6.8, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
6
De in het eerste lid bedoelde houder stelt na elk kalenderjaar een gemiddelde score voor het afgelopen jaar per stal vast op basis van de gegevens, bedoeld in het vijfde lid.
Artikel
6.6
Gevolgen hoge scores
1
Indien een bezettingsdichtheid van meer dan 39 kg/m2, maar ten hoogste 42 kg/m2 wordt toegepast, is de gemiddelde score, bedoeld in artikel 6.5, zesde lid, niet hoger dan 80 punten.
2
Indien de gemiddelde score, bedoeld in artikel 6.5, zesde lid, in afwijking van het eerste lid, meer dan 120 punten bedraagt,
a.
stelt de houder, zo mogelijk met behulp van een dierenarts, voor 1 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarop de verstrekte gegevens betrekking hadden, een verbeterplan op met daarin de maatregelen die hij gaat doorvoeren in elke stal waarvoor de gemiddelde score meer dan 120 punten bedroeg, om ervoor te zorgen dat in elk geval aan het einde van dat jaar wordt voldaan aan het eerste lid, en
b.
verlaagt de houder uiterlijk met ingang van 1 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarop de meldingen betrekking hadden, en vervolgens ten minste gedurende het hele kalenderjaar, de bezettingsdichtheid in elke stal waar de gemiddelde score meer dan 120 punten bedroeg, tot ten hoogste 39 kg/m2.
3
Indien de gemiddelde score, bedoeld in artikel 6.5, zesde lid, in afwijking van het eerste lid, meer dan 80 punten bedraagt maar minder dan 120 punten, stelt de houder, zo mogelijk met behulp van een dierenarts, voor 1 februari van het jaar dat volgt op het jaar waarop de meldingen betrekking hadden, een verbeterplan op met daarin de maatregelen die hij gaat doorvoeren in elke stal waar de gemiddelde score meer dan 80 punten bedroeg, om ervoor te zorgen dat binnen een jaar wordt voldaan aan het eerste lid.
Indien naar het oordeel van de minister de uitvoering van het verbeterplan er in redelijkheid niet toe kan leiden dat binnen een kalenderjaar kan worden voldaan aan het eerste lid, dient de houder op verzoek van de minister binnen een maand na dat verzoek een aangepast verbeterplan in.
6
De houder voert het verbeterplan, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, of in het derde lid, dan wel het aangepaste verbeterplan, bedoeld in het vijfde lid, zo spoedig mogelijk uit.
7
De houder bewaart bewijsstukken van de maatregelen die hij bij de uitvoering van het verbeterplan heeft genomen gedurende ten minste 5 jaar, gerekend vanaf de datering van die stukken.
Artikel
6.7
Voortduren meting bij gedwongen verlaging bezettingsdichtheid naar 39 kg/m2
Artikel 6.5 is ten aanzien van het kalenderjaar waarin de bezettingsdichtheid is verlaagd naar ten hoogste 39 kg/m2 van overeenkomstige toepassing op de houder, bedoeld in artikel 6.6, tweede lid.
Artikel
6.8
Verstrekking gegevens aantallen vleeskuikens
1
Ten behoeve van het bepalen van de bezettingsdichtheid draagt de houder er zorg voor dat per koppel de volgende gegevens worden verstrekt aan de minister:
De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt binnen 30 dagen nadat de laatste vleeskuikens van het betreffende koppel uit de stal zijn verwijderd met het oogmerk om te worden geslacht.
3
De houder bewaart de gegevens, bedoeld in het eerste lid, gedurende drie jaren na de datum van de verstrekking bij de gegevens die op grond van artikel 2.52 van het besluit worden geregistreerd.
een opleiding die voldoet aan één van de volgende kwalificaties:
–
Dierverzorger hokdieren (crebocode 97702), alleen voor cohorten 2012-2014, of
–
Dierenhouder hokdieren (crebocode 97712), voor cohorten 2012-2013 en daaropvolgende jaren;
b.
de certificeerbare eenheid ‘welzijn van vleeskuikens’.
2
De minister erkent een certificaat als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de richtlijn nr. 2007/43/EG dat is afgegeven of erkend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de Europese Unie.
maatregelen die in het kader van de bedrijfsvoering kunnen worden genomen om het ontstaan van contactdermatitis te voorkomen dan wel tegen te gaan.
Hoofdstuk
7
Registratie van legkippenhouders
Artikel
7.1
Registratie legkippen
1
Ter uitvoering van artikel 2.69 van het besluit wordt medewerking gevorderd van het Productschap Pluimvee en Eieren.
2
De in het eerste lid bedoelde medewerking bestaat uit het vaststellen van een registratie systeem voor pluimveehouders, het toekennen van een identificatienummer en de daarbij behorende administratieve verplichtingen.
3
Het Productschap Pluimvee en Eieren kan voor het toekennen van een identificatienummer en voor de onderzoeken of verrichtingen die het productschap uitvoert in het kader van het eerste en tweede lid, een heffing vaststellen.
Voor de aanmelding, bedoeld in art. 3.8, eerste lid, van het besluit en de melding bedoeld in artikel 3.8, vijfde lid, van het besluit, is jaarlijks een bedrag verschuldigd van € 19,00.
Artikel
8.3
Inenting hond
1
Voor zover een hond in een inrichting verblijft, laat de beheerder een hond inenten tegen de volgende ziekten:
Een hond wordt binnen 7 weken na de geboorte tegen de in het eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde ziekten ingeënt, met dien verstande dat, in het geval van verkoop of aflevering, de hond uiterlijk 7 dagen vóór het moment van verkoop of aflevering wordt ingeënt.
4
Voor zover een hond in een inrichting verblijft, laat de beheerder de inenting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en de benodigde herhalingsentingen tegen de in het eerste lid bedoelde ziekten plaatsvinden.
5
Indien bij binnenkomst van een hond de vaccinatiestatus onvolledig of onbekend is, laat de beheerder de hond binnen 5 werkdagen tegen de in het eerste lid bedoelde ziekten inenten.
6
Het eerste lid, onder c, is vanaf één jaar na inwerkingtreding van deze regeling van toepassing op honden die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling in een inrichting worden gehouden en niet tegen de ziekte, bedoeld in het eerste lid onder c, zijn ingeënt.
Artikel
8.4
Inentingen kat
1
Voor zover een kat in een inrichting verblijft, laat de beheerder een kat inenten tegen de volgende ziekten:
Een kat wordt binnen 7 weken na de geboorte tegen de in het eerste lid bedoelde ziekten ingeënt, met dien verstande dat, in het geval van verkoop of aflevering, de kat uiterlijk 7 dagen vóór het moment van verkoop of aflevering wordt ingeënt.
4
Voor zover de kat in een inrichting verblijft, laat de beheerder de benodigde herhalingsentingen tegen de in het eerste lid bedoelde ziekten plaatsvinden.
5
Indien bij binnenkomst van een kat de vaccinatiestatus onvolledig of onbekend is, laat de beheerder de kat binnen 5 werkdagen tegen de in het eerste lid bedoelde ziekten inenten.
Het is het eerste lid bedoelde bewijs heeft betrekking op de inentingen die overeenkomstig de artikelen 3 en 4 hebben plaatsgevonden en bevat de volgende gegevens:
–
naam en praktijkadres van de dierenarts;
–
de inentingsdatum, het herhalingsinterval en voor zover dat van toepassing is de hiervan gemotiveerde afwijkingen;
–
geslacht van het dier;
–
kleur van het dier;
–
voor zover bekend, ras van het dier;
–
voor zover bekend, geboortedatum van het dier en
–
indien aanwezig, het identificatienummer van de chip of de cijfer- en lettercode van de tatoeage.
3
Met het in het eerste lid bedoelde bewijs van inenting wordt gelijkgesteld een bewijs van inenting dat ingevolge het Honden- en kattenbesluit 1999 voor desbetreffende hond of kat is afgegeven.
De artikelen 8.8 tot en met 8.10 van deze regeling zijn van toepassing op de aanvraag van een migrerende beroepsbeoefenaar tot het verkrijgen van erkenning van beroepskwalificaties voor de toegang tot uitoefening van het gereglementeerde beroep beheerder van een inrichting als bedoeld in het besluit.
wordt de aanvrager schriftelijk geïnformeerd over de vakken waarop de proeve van bekwaamheid betrekking heeft, over de wijze waarop de proeve van bekwaamheid wordt afgenomen en over de kosten van de proeve;
b.
wordt het resultaat van de proeve van bekwaamheid zo spoedig mogelijk meegedeeld aan de aanvrager.
De uitoefening van de sledehondensport is uitsluitend toegestaan indien gebruik wordt gemaakt van honden, behorend tot de volgende rassen:
a.
Alaskan Malamute,
b.
Eskimohond,
c.
Groenlandse hond,
d.
Samojeed,
e.
Siberian husky, mits bij de honden geen pijn of letsel wordt veroorzaakt en de gezondheid of het welzijn van de honden niet wordt benadeeld.
Artikel
9.2
Verbodsbepaling
Als voorschrift van een EU-verordening als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet wordt aangewezen: artikel 18 van verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002, tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, voor houders van productiedieren die gehouden worden voor de voedselproductie (PbEG 2002 L 31).
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2014.
Artikel
11.2
Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling houders van dieren.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage
De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma
Bijlage
1
(gereserveerd)
Bijlage
2
(gereserveerd)
Bijlage
3
Protocol voor de visuele monitoring van voetzoollaesies aan vleeskuikens in het slachthuis als bedoeld in artikel 6.5, derde lid, onderdeel a, van de Regeling houders van dieren
1.
Deze monitoring wordt uitgevoerd in het slachthuis waar het koppel vleeskuikens of het grootste deel ervan wordt geslacht.
2.
De monitoring wordt uitgevoerd door hiervoor opgeleide slachthuismedewerkers, onder toezicht van de NVWA.
3.
100 vleeskuikens per koppel (per stal) worden beoordeeld, waarvan 50 kuikens rond de verwerking van 30% van het koppel, en 50 kuikens rond de verwerking van 60% van het koppel.
4.
Alleen de rechter poot van elk vleeskuiken van de steekproeven wordt beoordeeld. Hiervoor worden de te monitoren poten van de slachtlijn gehaald en verzameld.
5.
De medewerker baseert zijn beslissingen over de indeling van de poten in 3 categorieën (geen, matige of ernstige voetzoollaesie) op de inhoud van de daarvoor aan hem verstrekte scorekaart en stelt de totaalscore voor het koppel vast met gebruikmaking van de formule:
Deze gegevens worden door het slachthuis geregistreerd en doorgegeven aan de houder.
Bijlage
4
Protocol voor het monitoren van voetzoollaesies aan levende dieren op vleeskuikenbedrijven als bedoeld in artikel 6.5, derde lid, onderdeel b, van de Regeling houders van dieren
1.
Deze monitoring wordt uitgevoerd op het bedrijf zelf, maximaal 5 dagen voordat het koppel wordt geslacht. Het betreft koppels die geëxporteerd worden en waar geen meting van voetzoollaesies plaatsvindt in het slachthuis van bestemming, of koppels die in kleine slachthuizen in Nederland worden geslacht.
2.
De monitoring wordt uitgevoerd door een hiervoor opgeleide controleur van een door het Productschap voor Pluimvee en Eieren erkende organisatie die vermeld staat op de website van dat productschap.
3.
Per stal worden 100 levende vleeskuikens beoordeeld, waarbij ten minste 4 steekproeven in de stal (bijvoorbeeld 4 keer 25 dieren) worden genomen, genomen op locaties verdeeld over de stal, minimaal 2 locaties tegen de muur en de overige locaties tussen voer- en drinklijnen in. Zie voorbeeld hieronder.
4.
De controleur maakt gebruik van extra verlichting (zoals een hoofdlamp) en van een vanghek om dubbele metingen te voorkomen. Hiervoor kan hij de kuikens merken met bv. watervaste stift (op de poot, of vleugels).
5.
Het schoonmaken van de poten met borstel en sop wordt afgeraden, na het afwrijven van de mest van de poot heeft men een redelijk beeld van de conditie van de poten.
6.
In de steekproeven wordt alleen de rechter poot van elk vleeskuiken beoordeeld.
7.
De controleur baseert zijn beslissingen over de indeling van de poten in 3 categorieën (geen, matige of ernstige voetzoollaesie) op de inhoud van de daarvoor aan hem verstrekte scorekaart.
8.
De controleur registreert het aantal vleeskuikens in de 3 categorieën (geen, matige of ernstige voetzoollaesie) en geeft dit door aan de houder, alsmede de totaalscore van het koppel.
9.
Deze wordt berekend met onderstaande formule: aantal punten=