Wet van 9 december 2015, houdende bundeling en aanpassing van regels op het terrein van cultureel erfgoed (Erfgoedwet)

Erfgoedwet

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wetgeving op het terrein van cultureel erfgoed te bundelen, te structureren en te vereenvoudigen, en tevens om onder meer de omgang met museale collecties wettelijk vorm te geven, het vervreemden van cultuurgoederen in bezit van overheden te regelen en het stelsel van kwaliteitsborging in de archeologie te moderniseren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • archeologisch monument: terrein dat deel uitmaakt van cultureel erfgoed vanwege de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van die overblijfselen, voorwerpen en sporen;

  • archeologische vondst: overblijfsel, voorwerp of ander spoor van menselijke aanwezigheid in het verleden afkomstig van een archeologisch monument;

  • beschermd cultuurgoed: cultuurgoed dat:

    • a.

      als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3.7, eerste lid;

    • b.

      voorkomt in een opsomming als bedoeld in artikel 3.7, derde lid; of

    • c.

      in geval van de aanwijzing van een beschermde verzameling op grond van artikel 3.8, eerste lid, zolang nog geen opsomming voor die verzameling is vastgesteld, redelijkerwijs onder de algemene omschrijving van die beschermde verzameling valt;

  • beschermde verzameling: verzameling die is aangewezen op grond van artikel 3.7, tweede lid;

  • certificaat: certificaat als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid;

  • college van staat: het Kabinet van de Koning, de Staten-Generaal, de overige Hoge Colleges van Staat, de Kabinetten van de Gouverneurs of de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten;

  • cultureel erfgoed: uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden;

  • cultuurgoed: roerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed;

  • ensemble: een op grond van artikel 3.13 aangewezen rijksmonument met cultuurgoederen;

  • inspecteur: inspecteur als bedoeld in artikel 8.3;

  • instelling: krachtens privaatrecht opgerichte rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid;

  • kerkelijk monument: monument dat eigendom is van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke grondslag en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging;

  • monument: onroerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed;

  • museaal cultuurgoed van de Staat: cultuurgoed van bijzonder belang dat eigendom is van de Staat of waarvan de zorg aan de Staat is toevertrouwd;

  • normaal onderhoud: noodzakelijke reguliere werkzaamheden die gericht zijn op het behoud van monumentale waarde;

  • Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • opgraving: handelingen als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid;

  • restauratie: werkzaamheden die het normale onderhoud te boven gaan en noodzakelijk zijn voor herstel;

  • rijksmonument: monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het rijksmonumentenregister;

  • rijksmonumentenregister: register als bedoeld in artikel 3.3;

  • Staat: Staat der Nederlanden;

  • Verordening (EU) 2019/880: Verordening (EU) 2019/880 van het Europees parlement en de Raad van 17 april 2019, betreffende het binnenbrengen en de invoer van cultuurgoederen (PbEU 2019, L 151);

  • verzameling: cultuurgoederen die uit cultuurhistorisch of wetenschappelijk oogpunt bij elkaar horen.

Artikel

1.3

Rapportage staat van het cultureel erfgoed

Onze Minister brengt ten minste eenmaal in de vier jaar een wetenschappelijk rapport uit, waarin de ontwikkeling van de staat van het cultureel erfgoed in Nederland wordt beschreven.

Hoofdstuk

2

Beheer van collecties

§

2.1

Museale cultuurgoederen van de Staat

Artikel

2.1

In goede staat houden

Onze Minister wie het aangaat, een college van staat of een instelling zorgt dat museale cultuurgoederen van de Staat in beheer in goede staat zijn.

Artikel

2.2

Toegankelijkheid

Onze Minister wie het aangaat, een college van staat of een instelling bevordert de toegankelijkheid van museale cultuurgoederen van de Staat in beheer.

Artikel

2.3

Veilig stellen

Artikel

2.4

Registratie en administratie

Onze Minister wie het aangaat, een college van staat of een instelling zorgt voor:

  • a.

    registratie van de museale cultuurgoederen van de Staat in beheer; en

  • b.

    beschrijving van de administratieve organisatie van het beheer met inachtneming van deze paragraaf en toepassing van de procedures die in de administratieve organisatie zijn vastgelegd.

Artikel

2.5

Beëindigen van het beheer

Onze Minister wie het aangaat of een college van staat beëindigt het beheer van een museaal cultuurgoed van de Staat of het verstrekken van middelen aan een instelling ten behoeve daarvan slechts na overleg met Onze Minister.

Artikel

2.6

Rol Minister van OCW

Artikel

2.7

Nadere regels

§

2.2

Taak tot beheer van collecties

Artikel

2.8

Belasten met een taak

Artikel

2.9

Te beheren cultuurgoederen

Artikel

2.10

Planmatig beleid

Artikel

2.11

Intrekken taak

Hoofdstuk

3

Aanwijzing als beschermd erfgoed

§

3.1

Aanwijzing van monument en archeologisch monument

Artikel

3.1

Aanwijzing als rijksmonument

Artikel

3.2

UOV van toepassing

Artikel

3.3

Rijksmonumentenregister

Artikel

3.4

Wijziging rijksmonumentenregister

Artikel

3.5

Wijziging kadastrale aanduiding

De bewaarder van het kadaster en de openbare registers doet binnen veertien dagen mededeling van een wijziging in de kadastrale aanduiding van een rijksmonument aan Onze Minister, die deze wijziging overneemt in het rijksmonumentenregister.

§

3.2

Aanwijzing van cultuurgoed en verzameling

Artikel

3.7

Aanwijzing als beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling

Artikel

3.8

Spoedaanwijzing als beschermde verzameling

Artikel

3.9

Toestemming eigenaar nodig voor aanwijzing

Artikel

3.10

Niet-aanwijzing

Artikel

3.11

Register beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen

Artikel

3.12

Wijziging in aanwijzing

§

3.3

Aanwijzing van ensemble

Artikel

3.13

Aanwijzing als ensemble

Onze Minister kan ambtshalve besluiten een rijksmonument tezamen met cultuurgoederen aan te wijzen als ensemble, indien het geheel van rijksmonument en de cultuurgoederen in onderlinge samenhang van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis is.

Artikel

3.14

Informatiesysteem en rijksmonumentenregister

Artikel

3.15

Wijziging in aanwijzing

§

3.4

Gemeentelijk en provinciaal erfgoed

Artikel

3.16

Gemeentelijk erfgoed

Artikel

3.17

Provinciaal erfgoed

§

3.5

Aanwijzing van internationaal en Europees cultuurgoed

Artikel

3.18

Aanwijzing als cultuurgoed UNESCO-verdrag 1970 en Richtlijn 2014/60/EU

Als cultuurgoederen als bedoeld in artikel 6.1, onder c, en artikel 2, onder 1, van Richtlijn 2014/60/EU van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PbEU 2014, L 159) worden voor Nederland aangewezen:

  • a.

    beschermde cultuurgoederen;

  • b.

    cultuurgoederen als bedoeld in artikel 4.22.

Hoofdstuk

4

Bescherming van erfgoed

§

4.1

Beschermd cultuurgoed

Artikel

4.2

Mededelingsplicht eigenaar

De eigenaar van een beschermd cultuurgoed deelt degene aan wie hij het cultuurgoed vervreemdt of aan wie hij met betrekking tot het cultuurgoed rechten verleent vooraf mee dat het cultuurgoed is aangewezen als beschermd cultuurgoed.

Artikel

4.3

Medewerking aan toezicht

Degene die een beschermd cultuurgoed onder zich heeft, toont het desgevraagd aan de inspecteur en meldt deze onverwijld de vermissing of het tenietgaan van het cultuurgoed.

Artikel

4.4

Verbod op handeling zonder melding

Zonder voorafgaande schriftelijke melding aan de inspecteur is het verboden een beschermd cultuurgoed:

  • a.

    te verplaatsen;

  • b.

    in veiling te brengen;

  • c.

    te vervreemden;

  • d.

    te bezwaren;

  • e.

    te verhuren;

  • f.

    in bruikleen te geven; of

  • g.

    bij boedelscheiding aan een niet-ingezetene toe te delen.

Artikel

4.5

Verbod op handeling zonder toestemming

Artikel

4.6

Verbod op handeling na bedenkingen

Artikel

4.7

Voorschriften bij bedenkingen

Artikel

4.8

Geen bedenkingen

Artikel

4.9

Mededeling bedenkingen in Staatscourant

Artikel

4.10

Aanmelding van mogelijke kopers; aanbod tot aankoop door Staat

Artikel

4.11

Uitzondering bij voorschriften

De artikelen 4.9 en 4.10 zijn niet van toepassing indien Onze Minister bij het aanvoeren van bedenkingen een mededeling heeft gedaan als bedoeld in artikel 4.7, eerste lid.

Artikel

4.12

Opschorten termijn

De in artikel 4.10, vierde lid, bedoelde termijn wordt opgeschort, zolang over een aanbod van de Staat tot aankoop van een beschermd cultuurgoed:

  • a.

    bij de rechtbank Den Haag een procedure als bedoeld in artikel 4.14, eerste lid, aanhangig is; of

  • b.

    tussen de Staat en de eigenaar een overeenkomst tot arbitrage bestaat.

Artikel

4.13

Minister treedt in onderhandeling

Onze Minister treedt onverwijld na aanvang van de termijn, bedoeld in artikel 4.10, vierde lid, met de eigenaar in onderhandeling over de koopprijs en de overige verkoopvoorwaarden.

Artikel

4.14

Rechtbank Den Haag stelt prijs vast

Artikel

4.15

Afzien van bedenkingen of handeling

Artikel

4.16

Vergoeding uitgaven door Minister

§

4.2

Cultuurgoed van Staat, provincie, gemeente of andere publiekrechtelijke rechtspersoon

Artikel

4.17

Bekendmaking voornemen tot vervreemding

Artikel

4.18

Advies bij vervreemding cultuurgoed of verzameling

Over een besluit tot vervreemding van een cultuurgoed of verzameling wordt door Onze Minister, gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders of het bevoegde orgaan van een andere publiekrechtelijke rechtspersoon advies gevraagd aan een commissie van onafhankelijke deskundigen, indien:

  • a.

    redelijkerwijs kan worden vermoed dat het cultuurgoed of de verzameling bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis heeft en onvervangbaar en onmisbaar is voor het Nederlands cultuurbezit; en

  • b.

    vervreemding wordt overwogen aan een andere partij dan de Staat, een provincie, een gemeente, of een andere publiekrechtelijke rechtspersoon.

Artikel

4.19

Reikwijdte advies

De commissie adviseert over de vraag of de voorgenomen vervreemding een cultuurgoed of verzameling betreft van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis dat of die onvervangbaar en onmisbaar is voor het Nederlands cultuurbezit.

Artikel

4.20

Adviescommissie

Artikel

4.21

Verplichting om Minister te informeren

Indien het advies van de commissie de strekking heeft dat het een cultuurgoed of verzameling betreft van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis dat of die onvervangbaar en onmisbaar is voor het Nederlands cultuurbezit, wordt daarvan, onder toezending van een afschrift van het advies, aan Onze Minister melding gedaan door gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders of het bevoegde orgaan van een andere publiekrechtelijke rechtspersoon ten minste dertien weken voordat wordt overgegaan tot vervreemding aan een andere partij dan de Staat, een provincie, gemeente of andere publiekrechtelijke rechtspersoon.

§

4.3

Cultuurgoed in openbare of kerkelijke collectie

Artikel

4.22

Verbod op buiten Nederland brengen zonder toestemming

§

4.4

Verordening (EG) nr. 116/2009 en Verordening (EU) nr. 2019/880

Artikel

4.23

Verbod op uitvoer buiten EU zonder vergunning

Artikel

4.23a

Verbod binnenbrengen cultuurgoederen

Het is verboden om cultuurgoederen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Verordening (EU) 2019/880, binnen te brengen vanuit gebieden buiten het douanegebied van de Europese Unie.

Hoofdstuk

5

Archeologische monumentenzorg

§

5.1

Het verrichten van opgravingen

Artikel

5.1

Opgravingsverbod

Artikel

5.2

Certificerende instellingen

Artikel

5.3

Verstrekken certificaat

Een certificerende instelling verstrekt een certificaat slechts indien de aanvrager voldoende aantoont opgravingen en de daarbij behorende handelingen, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, op professionele wijze te zullen verrichten.

Artikel

5.4

Voorwaarden certificaat

Artikel

5.5

Nadere regels rond de certificering

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over:

  • a.

    het verrichten van een opgraving op professionele wijze;

  • b.

    het vaststellen van een richtlijn, zoals een beoordelingsrichtlijn of protocol met eisen ter bevordering van de professionaliteit van het verrichten van een opgraving waaraan een aanvrager dient te voldoen om in aanmerking te komen voor een certificaat;

  • c.

    het handelen overeenkomstig een richtlijn als bedoeld in onderdeel b;

  • d.

    het indienen van een aanvraag voor een aanwijzing als bedoeld in artikel 5.2, de gegevens die bij een aanvraag dienen te worden verstrekt, de gronden waarop en de voorwaarden waaronder Onze Minister een aanwijzing kan verlenen, wijzigen, weigeren, schorsen of intrekken, de voorschriften die aan een aanwijzing kunnen worden verbonden en de termijn waarvoor een aanwijzing kan worden verleend of geschorst;

  • e.

    de werkzaamheden door een certificerende instelling die onder het verstrekken van certificaten als bedoeld in artikel 5.2 worden verstaan;

  • f.

    tarieven die door een certificerende instelling in rekening kunnen worden gebracht voor het afgeven van een certificaat;

  • g.

    het doen van een mededeling aan Onze Minister van een intrekking of een schorsing van een certificaat of accreditatie;

  • h.

    de uitwisseling van informatie tussen certificerende instellingen onderling en met Onze Minister in het kader van toezicht en handhaving.

Artikel

5.6

Melden opgraving en overdragen vondsten en rapporten

§

5.2

Eigendom van vondsten bij het verrichten van opgravingen

Artikel

5.7

Eigendom van archeologische vondsten

Een archeologische vondst die is aangetroffen bij een opgraving en waarop niemand zijn recht van eigendom kan bewijzen, is eigendom van:

  • a.

    de provincie waar de vondst is aangetroffen;

  • b.

    de gemeente waar de vondst is aangetroffen, indien die gemeente beschikt over een aangewezen depot als bedoeld in artikel 5.8, tweede lid; of

  • c.

    de Staat, indien de vondst is aangetroffen buiten het grondgebied van enige gemeente.

§

5.3

Depots voor vondsten bij het verrichten van opgravingen

Artikel

5.8

In stand houden depots

Artikel

5.9

Opslag archeologische vondsten

§

5.4

Meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming

Artikel

5.10

Archeologische toevalsvondst

Artikel

5.11

Waarneming

Degene die bij het opsporen van archeologische monumenten, zonder het verrichten van een opgraving, waarnemingen doet, waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat die waarnemingen van belang zijn voor de archeologische monumentenzorg, meldt die waarnemingen zo spoedig mogelijk bij Onze Minister.

§

5.5

Centraal archeologisch informatiesysteem en wijze van melding

Artikel

5.12

Informatiesysteem

Artikel

5.13

Wijze van melding

Onze Minister kan regels stellen over de wijze waarop een melding als bedoeld in artikel 5.6, 5.10 of 5.11 plaatsvindt.

Hoofdstuk

6

Internationale teruggave

§

6.1

Teruggave cultuurgoederen uit partijstaten UNESCO-verdrag 1970

Artikel

6.1

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Unesco-verdrag 1970: op 14 november 1970 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst inzake de middelen om onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen te verbieden en te verhinderen (Trb. 1972, nr. 50 en Trb. 1983, nr. 66);

  • b.

    verdragsstaat: staat die het Unesco-verdrag 1970 heeft bekrachtigd;

  • c.

    cultuurgoed: zaak die door elke verdragsstaat om godsdienstige of wereldlijke redenen is aangewezen als belangrijk voor de oudheidkunde, de prehistorie, de geschiedenis, de letterkunde, de kunst of de wetenschap en derhalve van wezenlijk belang is voor zijn cultureel erfgoed en die behoort tot de in artikel 1 van het Unesco-verdrag 1970 opgesomde categorieën.

Artikel

6.2

Uitvoering verplichtingen Unesco-verdrag 1970

Artikel

6.3

Verbod binnenbrengen onrechtmatig uitgevoerde of ontvreemde cultuurgoederen

Het is verboden een cultuurgoed binnen Nederland te brengen dat:

  • a.

    buiten het grondgebied van een verdragsstaat is gebracht met schending van de bepalingen die in overeenstemming met de doelstellingen van het Unesco-verdrag 1970 door die verdragsstaat zijn vastgesteld ter zake van de uitvoer van cultuurgoederen uit die verdragsstaat of ter zake van eigendomsoverdracht van cultuurgoederen; of

  • b.

    in een verdragsstaat is ontvreemd.

Artikel

6.4

In bewaring nemen

Artikel

6.5

Op schrift stellen inbewaringneming

Artikel

6.6

Eindigen van de inbewaringneming

Artikel

6.8

Beperking toepassing

Deze paragraaf is niet van toepassing, wanneer de schending van de in artikel 6.3, onder a, bedoelde bepalingen dan wel de in artikel 6.3, onder b, bedoelde ontvreemding vóór 1 juli 2009 heeft plaatsgevonden.

§

6.2

Teruggave cultuurgoederen uit bezet gebied

Artikel

6.9

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Protocol: Protocol van 14 mei 1954 behorend bij het op die dag te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict (Trb. 1955, 47);

  • b.

    bezet gebied: op of na 14 januari 1959 tijdens een gewapend conflict bezet gebied waarop artikel I van het Protocol van toepassing is;

  • c.

    cultuurgoed: zaak als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Verdrag inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict (Trb. 1955, 47).

Artikel

6.10

Verbod binnenbrengen of onder zich houden cultuurgoed uit bezet gebied

Het is verboden om een cultuurgoed dat afkomstig is uit een bezet gebied Nederland binnen te brengen of in Nederland onder zich te houden.

Artikel

6.11

In bewaring nemen cultuurgoed uit bezet gebied

Artikel

6.12

Op schrift stellen inbewaringneming

Artikel

6.13

Artikel

6.14

Eindigen van de inbewaringneming

Artikel

6.15

Vordering tot teruggave

Hoofdstuk

7

Financiële bepalingen

§

7.1

Subsidiegrondslagen

Artikel

7.1

Algemene grondslag

Onze Minister kan ten behoeve van het behoud van cultureel erfgoed subsidie verstrekken.

Artikel

7.2

Beheer collecties

Onze Minister verstrekt subsidie aan een instelling die is belast met een taak als bedoeld in artikel 2.8 voor de zorg voor het beheer van museale cultuurgoederen van de Staat of andere cultuurgoederen.

Artikel

7.3

Instandhouding monumenten

§

7.2

Regels voor subsidieverstrekking

Artikel

7.4

Begrotingsvoorbehoud

Artikel

7.5

Subsidieplafonds

Artikel

7.6

Weigeringsgrond subsidie instandhouding rijksmonument

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt ten behoeve van een rijksmonument in ieder geval geen subsidie verleend indien voor de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt gevraagd een lening op grond van artikel 7.8 is verstrekt en de werkzaamheden waarvoor de lening is verstrekt nog niet zijn afgerond.

Artikel

7.7

Nadere regels

§

7.3

Leningen voor de instandhouding van rijksmonumenten

Artikel

7.8

Lening

Hoofdstuk

8

Handhaving en toezicht

§

8.1

Algemene bepalingen

Artikel

8.1

Handhavingstaak

Onze Minister is belast met de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet. Deze taak omvat:

  • a.

    het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met inbegrip van het verzamelen en registreren van gegevens die hiervoor van belang zijn; en

  • b.

    het opleggen van een bestuurlijke sanctie wegens een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens deze wet.

Artikel

8.2

Last onder bestuursdwang

Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

§

8.2

Aanwijzing toezichthouders en opsporingsambtenaren

Artikel

8.3

Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de bij besluit door Onze Minister aangewezen inspecteurs en andere bij besluit van Onze Minister daartoe aangewezen ambtenaren.

Artikel

8.4

Opsporingsambtenaren

§

8.3

Bijzondere bevoegdheden en taken toezichthouders

Artikel

8.6

Bijzondere bevoegdheden

Artikel

8.7

Bijzondere bepalingen voor toezicht op beheer collecties

Artikel

8.8

Opsporen beschermde cultuurgoederen lidstaten EU

Hoofdstuk

9

Overgangsrecht

Artikel

9.1

Omgevingswet

Artikel

9.2

Beschermde zaken

Artikel

9.3

Eerbiedigende werking Monumentenwet 1988

Artikel

9.4

Eerbiedigende werking Wet tot behoud van cultuurbezit

Artikel

9.6

Opgravingsvergunning

Hoofdstuk

10

Intrekken en wijzigen andere wetten

§

10.2

Wijziging van andere wetten

Hoofdstuk

11

Slotbepalingen

Artikel

11.1

Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Erfgoedwet.

Artikel

11.2

Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar
Willem-Alexander
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur