Wet van 3 april 2008 tot algehele herziening van de douanewetgeving (Algemene douanewet)

Algemene douanewet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter verbetering van de doelmatigheid, ter verhoging van de inzichtelijkheid en ter vereenvoudiging van de wetgeving inzake het douanetoezicht op dan wel de douanecontrole van goederen en goederenverkeer in ruime zin, wenselijk is, regels, welke ten aanzien van douanetoezicht en douanecontrole gemeen zijn, in een algemene wet samen te vatten, mede in verband met de op douanetoezicht en douanecontrole betrekking hebbende internationale afspraken of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Afdeling

1.1

Toepassingsgebied en basisdefinities

Artikel

1:1

Artikel

1:2

Deze wet is van toepassing op het grondgebied van Nederland met inbegrip van zijn luchtruim, zijn maritieme binnenwateren en territoriale zee, en elk gebied buiten deze territoriale zee waarin Nederland, in overeenstemming met het internationale recht, jurisdictie of soevereine rechten uitoefent met betrekking tot de zeebodem, de ondergrond daarvan, het bovenliggende water en luchtruim.

Artikel

1:3

Artikel

1:4

Artikel

1:5

Bij de toepassing van de bepalingen bij of krachtens deze wet ingevolge artikel 1:1, tweede tot en met vijfde lid, zijn de bepalingen van Titel I, Titel II, hoofdstukken 1 en 2, afdeling 1, Titel VIII en Titel IX, hoofdstuk 2, van het Communautair douanewetboek en Deel I, Titels I tot en met IV, hoofdstuk 1, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek van overeenkomstige toepassing.

Artikel

1:7

Waar een persoon woont dan wel is gevestigd, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Afdeling

1.2

Diverse algemene bepalingen betreffende met name rechten en verplichtingen van personen

Paragraaf

1.2.1

Vertegenwoordiging

Artikel

1:9

Artikel

1:10

Van de mogelijkheid om bij het doen van een douaneaangifte als indirecte vertegenwoordiger op te treden als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Communautair douanewetboek kan slechts gebruik worden gemaakt door een douane-expediteur als bedoeld in artikel 1:9. Hij dient daartoe schriftelijk door zijn opdrachtgever te zijn gemachtigd.

Artikel

1:11

De douane-expediteur is gehouden aan zijn opdrachtgever een factuur te verstrekken waarin ten behoeve van deze laatste aan het Rijk betaalde rechten bij invoer, andere belastingen, heffingen, retributies, dan wel rente, interest, kosten en bestuurlijke boeten voorzover aan zijn opdrachtgever te wijten, afzonderlijk zijn omschreven.

Artikel

1:12

Artikel

1:13

Artikel

1:14

De bevoegdheden van een persoon, anders dan een natuurlijk persoon, kunnen worden uitgeoefend en zijn verplichtingen kunnen worden nagekomen door iedere bestuurder.

Artikel

1:15

Artikel

1:16

Artikel

1:17

Deze paragraaf is niet van toepassing op strafvordering.

Paragraaf

1.2.2

Beschikkingen

Artikel

1:18

Paragraaf

1.2.3

Kosten ambtelijke werkzaamheden

Artikel

1:19

Paragraaf

1.2.4

Overige bepalingen inzake douanetoezicht en douanecontrole

Artikel

1:20

Deze paragraaf is van toepassing op douanetoezicht of douanecontrole op de voet van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

Artikel

1:21

De inspecteur maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voorzover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

Artikel

1:23

Artikel

1:24

Artikel

1:25

Artikel

1:26

Artikel

1:27

Artikel

1:28

Artikel

1:29

Onze Minister van Financiën is bevoegd, na overleg met Onze Minister wie het mede aangaat, te bepalen, dat in het belang van controle en onderzoek op openbare land- en waterwegen versperringen worden aangebracht.

Artikel

1:30

Artikel

1:31

Artikel

1:32

Artikel

1:33

Artikel

1:34

Een ieder die de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, is, indien dit voor de toepassing van de bij of krachtens de in artikel 1:1 bedoelde regelingen of de bij of krachtens deze wet vastgestelde bepalingen te zijnen aanzien van belang kan zijn, verplicht op vordering van de inspecteur terstond een identificatiebewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden.

Artikel

1:35

Bij verificatie van een aangifte worden de resultaten van het onderzoek van de goederen geacht overeen te komen met de aangifte indien de bevonden verschillen blijven binnen de spelingen die daartoe bij regeling van Onze Minister van Financiën zijn vastgesteld.

Artikel

1:36

Artikel

1:37

Hoofdstuk

2

Bepalingen die op de in het douanegebied van de Gemeenschap binnengebrachte goederen van toepassing zijn tot deze een douanebestemming hebben gekregen

Afdeling

2.1

Formaliteiten met betrekking tot goederen en goederenverkeer

Artikel

2:1

Ten einde de goede werking van de douanewetgeving te waarborgen, kunnen bij regeling van Onze Minister van Financiën bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot:

  • a.

    de formaliteiten voorafgaand aan en aangaande het binnenbrengen in en het verlaten van het douanegebied van schepen en luchtvaartuigen en de aan boord van deze schepen en luchtvaartuigen aanwezige goederen;

  • b.

    douanekantoren;

  • c.

    toeristisch en reizigersverkeer, postverkeer en verkeer van te verwaarlozen economisch belang;

  • d.

    goederen en vervoermiddelen als bedoeld in artikel 39 van het Communautair douanewetboek;

  • e.

    de summiere aangifte, dan wel vervangende kennisgeving;

  • f.

    tijdelijke opslag;

  • g.

    de douaneaangifte, mede ten dienste van de statistiek van de in-, uit- en wederuitvoer;

  • h.

    onderzoek van goederen en monsterneming;

  • i.

    identificatiemaatregelen, middelen daaronder begrepen;

  • j.

    zekerheid;

  • k.

    de voorwaarden die gelden bij de overdracht van rechten en verplichtingen van het subject van een economische douaneregeling dan wel de entreposeur;

  • l.

    vereenvoudigde procedures inzake communautair douanevervoer;

  • m.

    het in kennis stellen van de inspecteur voorafgaand aan de wederuitvoer dan wel de vernietiging van goederen.

Artikel

2:2

Goederen aangevoerd uit zee of door de lucht worden, behoudens tegenbewijs, geacht uit zee onderscheidenlijk door de lucht het douanegebied van de Gemeenschap te zijn binnengekomen.

Afdeling

2.2

Overige bepalingen

Artikel

2:3

Hoofdstuk

3

Verboden en beperkingen

Artikel

3:1

Onverminderd de communautaire bepalingen ter zake kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur verboden of beperkingen ten aanzien van goederen worden vastgesteld, die bij het binnenbrengen in, onderscheidenlijk verlaten van de gebieden, bedoeld in artikel 1:2, van toepassing zijn.

Artikel

3:2

Artikel

3:3

Hoofdstuk

4

Vrije zones en vrije entrepots

Artikel

4:1

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot:

  • a.

    de instelling en de werking van vrije zones;

  • b.

    de oprichting en de werking van vrije entrepots.

Hoofdstuk

5

Goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten

Artikel

5:1

Hoofdstuk

6

De begunstigde verrichtingen

Artikel

6:1

Artikel

6:2

Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen bepalingen worden vastgesteld ter zake van vrijstelling van rechten bij invoer of van rechten bij uitvoer bij het in het vrije verkeer brengen respectievelijk de uitvoer van goederen bestemd voor de bevoorrading van schepen, luchtvaartuigen en internationale treinen.

Artikel

6:3

Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen bepalingen worden vastgesteld ter uitwerking van vrijstellingsbepalingen ingesteld bij andere communautaire besluiten dan Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (PbEG L 105).

Hoofdstuk

7

Douaneschuld

Afdeling

7.1

Zekerheidstelling voor het bedrag van de douaneschuld

Artikel

7:1

Met het oog op de in de douanewetgeving voorziene zekerheidstelling voor het bedrag van de douaneschuld kunnen bij regeling van Onze Minister van Financiën bepalingen worden vastgesteld ter zake van:

  • a.

    zekerheidstelling door storting van contant geld dan wel hetgeen daarmede gelijk is gesteld;

  • b.

    andere wijzen van zekerheidstelling dan door storting van contant geld of door borgstelling.

Artikel

7:2

Afdeling

7.2

Ontstaan van de douaneschuld

Artikel

7:3

Onder de naam «rechten bij invoer» en «rechten bij uitvoer» worden belastingen geheven ter zake van de invoer respectievelijk de uitvoer van goederen overeenkomstig hetgeen dienaangaande is bepaald bij of krachtens het Koninkrijk verbindende verdragen en in al hun onderdelen verbindende besluiten van bij zodanige verdragen opgerichte volkenrechtelijke organisaties.

Artikel

7:4

Wanneer een douaneaangifte voor het plaatsen van goederen onder de douaneregeling

  • in het vrije verkeer brengen of

  • tijdelijke invoer is opgesteld op basis van gegevens die ertoe leiden dat de wettelijk verschuldigde rechten geheel of gedeeltelijk niet worden geheven zijn de personen die deze voor de opstelling van de aangifte benodigde gegevens onmiddellijk of middellijk hebben verstrekt, terwijl zij wisten of redelijkerwijze hadden moeten weten dat die gegevens verkeerd waren eveneens schuldenaar.

Afdeling

7.3

Invordering van het bedrag van de douaneschuld en toepassing handelspolitieke maatregelen

Paragraaf

7.3.1

Boeking en mededeling

Artikel

7:5

Artikel

7:6

Artikel

7:7

Artikel

7:8

Indien een douaneschuld ontstaat anders dan op grond van de artikelen 201 of 209 van het Communautair douanewetboek, en één of meer voor de berekening van het bedrag aan rechten noodzakelijke gegevens met betrekking tot de goederen niet zijn komen vast te staan, worden die goederen, met inachtneming van de gegevens die wel zijn komen vast te staan, geacht die hoedanigheid te bezitten, volgens welke:

  • het hoogste tarief van rechten bij invoer en

  • de meest bezwarende handelspolitieke maatregelen van toepassing zijn.

Artikel

7:9

Bij regeling van Onze Minister van Financiën worden regels gesteld met betrekking tot:

  • a.

    de afronding van bedragen en hoeveelheden die dienen als grondslag voor de berekening van het bedrag aan rechten, andere belastingen, heffingen en retributies;

  • b.

    de berekening van het bedrag aan rechten indien de hoeveelheid van de goederen kleiner is dan de hoeveelheid waarin het douanetarief is uitgedrukt;

  • c.

    de afronding van het bedrag aan rechten, andere belastingen, heffingen, retributies, renten, interesten en kosten van ambtelijke werkzaamheden.

Hoofdstuk

8

Beroep in een eerste fase (bezwaar) en beroep in een tweede fase (beroep)

Artikel

8:2

Artikel

8:3

Tegen een beschikking ter zake van landbouwrestituties staat, in afwijking van hetgeen omtrent bezwaar en beroep in deze wet is bepaald, beroep open op het College van Beroep voor het bedrijfsleven op de voet van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie.

Artikel

8:4

Hoofdstuk

9

Bestuurlijke boeten

Afdeling

9.1

Beboetbare feiten

Artikel

9:1

Artikel

9:2

Artikel

9:3

Artikel

9:4

Artikel

9:5

Het overtreden van een krachtens deze wet vastgestelde algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling kan bij die algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling worden aangemerkt als een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene aan wie het verzuim te wijten is een boete kan opleggen van ten hoogste het in die algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling te vermelden bedrag. Dat bedrag beloopt ten hoogste € 300 indien het verzuim betrekking heeft op een algemene maatregel van bestuur, en beloopt ten hoogste € 150 indien het verzuim betrekking heeft op een ministeriële regeling.

Artikel

9:6

De bevoegdheid tot het opleggen van een boete als bedoeld in deze afdeling vervalt door verloop van drie jaren na het tijdstip waarop het verzuim of het vergrijp waarop de boete betrekking heeft, heeft plaatsgevonden.

Afdeling

9.2

Voorschriften inzake het opleggen van bestuurlijke boeten

Artikel

9:7

Artikel

9:8

Indien de grondslag voor een boete wordt gevormd door het bedrag aan rechten bij invoer, wordt de opgelegde boete naar evenredigheid verlaagd bij vermindering, teruggaaf, terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer, voorzover deze vermindering, teruggaaf, terugbetaling of kwijtschelding, het bedrag aan rechten bij invoer betreft waarover de boete is berekend.

Artikel

9:9

Artikel

9:10

Indien de inspecteur jegens degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is een handeling heeft verricht waaraan deze in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat aan hem wegens een bepaalde gedraging een boete zal worden opgelegd, is, voor zoveel nodig in afwijking van artikel 14 van het Communautair douanewetboek, degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is niet langer verplicht ter zake van die gedraging enige verklaring af te leggen voorzover het betreft de boeteoplegging.

Artikel

9:11

Artikel

9:12

Artikel

9:13

De inspecteur stelt degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is op diens verzoek in de gelegenheid inzage te nemen in, dan wel kopieën, leesbare afdrukken of uittreksels te vervaardigen van de gegevensdragers waarop het voornemen tot het opleggen, dan wel het opleggen van een bestuurlijke boete berust.

Artikel

9:14

De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt indien ter zake van het feit op grond waarvan de boete kan worden opgelegd, jegens degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 10:15 van deze wet of artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel

9:15

Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van anderen dan degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is, aan wie ingevolge de douanewetgeving een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Artikel

9:16

Van de bij beschikking opgelegde boete kan door of vanwege Onze Minister van Financiën gehele of gedeeltelijke kwijtschelding worden verleend.

Hoofdstuk

10

Strafrechtelijke bepalingen

Afdeling

10.1

Strafbare feiten

Artikel

10:1

Artikel

10:2

Degene die goederen in strijd met de douanewetgeving niet aanbrengt bij een douanekantoor van uitgang, of goederen buiten het douanegebied van de Gemeenschap voert in strijd met artikel 183 van het Communautair douanewetboek, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.

Artikel

10:3

Artikel

10:4

Artikel

10:5

Artikel

10:7

Degene die niet voldoet aan de hem bij artikel 1:34 opgelegde verplichting, wordt gestraft met geldboete van de tweede categorie.

Artikel

10:8

Artikel

10:9

Artikel

10:10

Overtreding van krachtens deze wet bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde bepalingen wordt, voorzover die overtreding is aangemerkt als strafbaar feit, gestraft met geldboete van de derde categorie.

Artikel

10:11

Overtreding van krachtens deze wet bij regeling van Onze Minister wie het aangaat vastgestelde bepalingen, voorzover die overtreding is aangemerkt als strafbaar feit, gestraft met geldboete van de tweede categorie.

Artikel

10:12

Het recht tot strafvervolging op de voet van deze afdeling met betrekking tot een verzuim of een vergrijp als bedoeld in hoofdstuk 9 van deze wet, vervalt ten aanzien van degene aan wie de inspecteur ter zake van dat verzuim of dat vergrijp reeds een bestuurlijke boete heeft opgelegd.

Afdeling

10.2

Algemene bepalingen van strafrecht

Artikel

10:13

De bij deze wet strafbaar gestelde feiten waarop gevangenisstraf is gesteld, zijn misdrijven. De overige bij deze wet strafbaar gestelde feiten, alsmede de in de op deze wet berustende bepalingen strafbaar gestelde feiten, zijn overtredingen.

Artikel

10:15

Artikel

10:17

De Nederlandse strafwet is ook van toepassing op ieder die zich buiten het gebied waarop deze wet ingevolge artikel 1:2 van toepassing is, schuldig maakt aan:

Hoofdstuk

11

Algemene bepalingen van strafvordering

Artikel

11:1

Artikel

11:2

Ten aanzien van bij deze wet of de daarop berustende bepalingen strafbaar gestelde feiten worden personen, niet zijnde natuurlijke personen, voor de toepassing van artikel 2 van het Wetboek van Strafvordering geacht te wonen, waar zij gevestigd zijn.

Artikel

11:3

Artikel

11:4

De ambtenaren belast met het opsporen van bij deze wet of de daarop berustende bepalingen strafbaar gestelde feiten, zijn te allen tijde bevoegd tot inbeslagneming van de ingevolge het Wetboek van Strafvordering voor inbeslagneming vatbare voorwerpen. Zij kunnen daartoe hun uitlevering vorderen.

Artikel

11:5

Artikel

11:6

Bij het opsporen van een bij deze wet of de daarop berustende bepalingen strafbaar gesteld feit hebben de in artikel 11:3, eerste lid, bedoelde ambtenaren toegang tot elke plaats, voorzover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zij zijn bevoegd zich door bepaalde door hen aangewezen personen te doen vergezellen.

Artikel

11:7

Ten dienste van de vervolging en berechting van bij deze wet of de daarop berustende bepalingen strafbaar gestelde feiten kan Onze Minister van Financiën, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, aanwijzen, die het contact onderhouden met het openbaar ministerie.

Artikel

11:8

De griffiers verstrekken aan de inspecteur desgevraagd kosteloos afschrift of uittreksel van arresten of vonnissen, met toepassing van deze wet gewezen.

Artikel

11:9

Met betrekking tot gerechtelijke mededelingen inzake bij deze wet of de daarop berustende bepalingen strafbaar gestelde feiten hebben de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, de bevoegdheden bij het Wetboek van Strafvordering aan ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, toegekend.

Artikel

11:10

Ten aanzien van de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen inzake bij deze wet of de daarop berustende bepalingen strafbaar gestelde feiten hebben de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, de bevoegdheid van deurwaarders.

Artikel

11:11

Artikel

11:12

Artikel

11:13

Artikel

11:14

Hoofdstuk

12

Slotbepalingen

Artikel

12:1

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter verzekering van een juiste toepassing van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek nadere regels worden gesteld ter aanvulling van de in deze wet geregelde onderwerpen.

Artikel

12:2

Bij het uitoefenen van het recht op beroep moet in bezwaar-, verzoek-, beroep-, verweer- en verzetschriften hij die niet binnen het Rijk een vaste woonplaats of plaats van vestiging heeft, domicilie kiezen binnen het Rijk.

Artikel

12:3

Het ingevolge het Communautair douanewetboek, de toepassingsverordening Communautair douanewetboek of de wet bekendmaken, toezenden daaronder begrepen, van een stuk aan een persoon, die niet binnen Nederland een vaste woonplaats of plaats van vestiging heeft, kan ook geschieden aan de binnen Nederland gelegen vaste inrichting voor de uitoefening van zijn bedrijf of beroep, dan wel aan de woning of het kantoor van de binnen Nederland wonende of gevestigde vertegenwoordiger.

Artikel

12:4

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

12:5

Voor de bekendmaking van deze wet stelt Onze Minister van Financiën de nummering van de artikelen, paragrafen, hoofdstukken en afdelingen van deze wet opnieuw vast en brengt hij de in deze wet voorkomende aanhalingen van artikelen, paragrafen, hoofdstukken en afdelingen daarmee in overeenstemming.

Artikel

12:6

Deze wet wordt aangehaald als: Algemene douanewet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, J. C. de Jager
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

bij de artikelen 1:1 en 1:3 van de Algemene douanewet

A.  Europese regelgeving

Voorschriften gebaseerd op de artikelen 26, 36, 37, 60, 71, 80, 87, 88, 89, 93, 94, 95, 132, 133, 134, 135, 152, 175, 301 of 308 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, voorzover het voorschriften aangaande onderwerpen betreft die vallen onder de reikwijdte van de hierna genoemde wetten.

B.  Nationale regelgeving