Artikel
1.1
Begripsbepalingen
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
beroepsonderwijs: beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voorzover het betreft de beroepsopleidende leerweg,
bovenbouw:
-
a.
voor havo: het vierde en vijfde leerjaar, en de daarmee overeenkomende leerjaren opleiding vavo,
-
b.
voor vwo: het vierde, vijfde en zesde leerjaar, en de daarmee overeenkomende leerjaren opleiding vavo, of
-
c.
een- of tweejarige opleiding vavo die opleidt tot het diploma vwo of havo,
deelnemer: degene die beroepsonderwijs volgt,
deelnemer vavo: degene die vavo volgt als bedoeld in de artikelen 2.6, tweede lid, en 2.10,
gecorrigeerde belastbare loon: belastbare loon als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:
-
a.
bij dat loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan € 119,– en niet meer dan € 1 605,–,
-
b.
bij dat loon uit vroegere dienstbetrekking: € 487,–,
gecorrigeerde verzamelinkomen: verzamelinkomen als bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001 verminderd met:
-
a.
indien in het kalenderjaar waarover het verzamelinkomen wordt berekend, de zelfstandigenaftrek, bedoeld in artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001, is toegepast: € 1 355,–,
-
b.
indien in het kalenderjaar waarover het verzamelinkomen wordt berekend, loon in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt genoten: het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:
-
1°.
bij dat loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan € 119,– en niet meer dan €1 605,–,
-
2°.
bij dat loon uit vroegere dienstbetrekking: € 487,-,
-
1°.
havo: hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de WVO,
IB-Groep: Informatie Beheer Groep, genoemd in de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank,
leerling: scholier, deelnemer of deelnemer vavo,
lening: rentedragende lening die niet kan worden omgezet in een gift,
onderwijsbijdrage:
-
a.
lesgeld als bedoeld in artikel 5 van de Les- en cursusgeldwet,
-
b.
voor een niet uit 's Rijks kas bekostigde school de verschuldigde bijdrage aan de school,
-
c.
voor de toepassing van afdeling 5.1, voorzover het een uit 's Rijks kas bekostigde school betreft: het bedrag, bedoeld in artikel 5.3, of
-
d.
voor de toepassing van afdeling 5.2, voorzover het een uit 's Rijks kas bekostigde school betreft: de bedragen, bedoeld in artikel 5.10,
onderwijsnummer: door de IB-Groep uitgegeven persoonsgebonden nummer, toegekend aan een persoon aan wie niet van overheidswege een sociaal-fiscaalnummer is verstrekt,
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
partner:
-
a.
degene met wie de aanvrager of TOS-ouder in het kalenderjaar waarin het school- of studiejaar aanvangt meer dan 6 maanden is gehuwd of met wie hij dan meer dan 6 maanden een geregistreerd partnerschap is aangegaan en van wie hij niet duurzaam gescheiden leeft, of
-
b.
persoon van verschillend of gelijk geslacht met wie de aanvrager of TOS-ouder in het kalenderjaar waarin het school- of studiejaar aanvangt meer dan 6 maanden duurzaam een gezamenlijke huishouding voert maar met wie hij niet gehuwd is noch een geregistreerd partnerschap is aangegaan, tenzij het betreft personen tussen wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat,
peiljaar: tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarin het schooljaar of studiejaar aanvangt,
scholier: degene die voortgezet onderwijs volgt,
school: school of instelling in de zin van:
-
a.
Wet op het voortgezet onderwijs, hierna aangeduid als WVO,
- b.
-
c.
Wet op de expertisecentra, hierna aangeduid als WEC,
- d.
-
e.
Wet educatie en beroepsonderwijs, hierna aangeduid als WEB, of
-
f.
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, hierna aangeduid als WHW,
schooljaar: tijdvak dat aanvangt op 1 augustus van enig kalenderjaar en eindigt op 31 juli daaropvolgend,
student: degene die hoger onderwijs volgt als bedoeld in de artikelen 2.11 en 2.12,
studiejaar: tijdvak dat aanvangt op 1 september van enig kalenderjaar en eindigt op 31 augustus daaropvolgend,
tegemoetkoming: door de IB-Groep verstrekte toekenning in verband met het volgen van een opleiding in het onderwijs waarop uitsluitend op grond van deze wet aanspraak bestaat,
thuiswonende leerling: scholier of deelnemer vavo die woont op het adres van de TOS-ouder of partner van de TOS-ouder,
TOS-ouder:
-
a.
ouder die als wettelijke vertegenwoordiger laatstelijk voordat de leerling meerderjarig werd, voor hem een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 3 ontving, of
-
b.
indien geen wettelijke vertegenwoordiger de in onderdeel a bedoelde tegemoetkoming ontving: wettelijke vertegenwoordiger in het laatste kwartaal waarin de leerling nog 17 jaar was,
uitwonende leerling: scholier of deelnemer vavo die niet een thuiswonende leerling is,
vavo: opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel a, van de WEB,
voortgezet onderwijs: onderwijs in de zin van de WVO, en, tenzij anders is bepaald, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de WEC,
vwo: voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 van de WVO.
2
In onderdeel b van de begripsbepaling «TOS-ouder» wordt, indien 2 natuurlijke personen voldoen aan het begrip wettelijke vertegenwoordiger, daaronder verstaan:
-
a.
wettelijke vertegenwoordiger die over het tweede kwartaal van het jaar waarin het schooljaar aanvangt, ten behoeve van de leerling kinderbijslag als bedoeld in de Algemene Kinderbijslagwet heeft ontvangen,
-
b.
indien onderdeel a niet van toepassing is: wettelijke vertegenwoordiger bij wie de leerling op 1 augustus blijkens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens woont, of
-
c.
indien de onderdelen a en b niet van toepassing zijn: wettelijke vertegenwoordiger die de wettelijke vertegenwoordigers gezamenlijk daartoe hebben aangewezen.
3
In onderdeel b van de begripsbepaling «partner» is sprake van een gezamenlijke huishouding, indien 2 personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij er blijk van geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding of anderszins. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval verondersteld indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:
-
a.
zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toekenning van tegemoetkoming als gehuwden zijn aangemerkt,
-
b.
uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander,
-
c.
zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract, of
-
d.
zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met een gezamenlijke huishouding bedoeld in de eerste volzin.
4
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen op voordracht van Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels worden gesteld voor de toepassing van het derde lid.
5
Met loon uit tegenwoordige dienstbetrekking wordt gelijkgesteld:
-
a.
loon genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid, anders dan ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen behoudens uitkeringen in verband met bevalling, en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, en
-
b.
loon in de vorm van uitkeringen ingevolge de Wet financiering loopbaanonderbreking en aanvullingen daarop door degene tot wie de belastingplichtige in dienstbetrekking staat.