Mijnbouwregeling

De Staatssecretaris van Economische Zaken,
Handelende in overeenstemming met de Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Gelet op de op 13 september 1983 te Bonn tot stand gekomen Overeenkomst inzake samenwerking bij de bestrijding van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (Trb. 1983, 159; laatstelijk Trb. 1990, 100), de artikelen 9, derde lid, 11, vierde en vijfde lid, 14, 32, 40, zesde lid, 63, vierde lid, 122, 123, tweede lid, van de Mijnbouwwet, en de artikelen 4, vierde lid, 7, eerste lid, 12, tweede lid, 17, eerste lid, 18, eerste lid, 19, eerste lid, 20, eerste lid, 23, tweede lid, 29, 44, eerste lid, 45, eerste lid, 51, vijfde en zesde lid, 52, zesde en achtste lid, 53, derde lid, 66, eerste lid, 73, 77, 80, tweede en vierde lid, 81, derde lid, 82, vierde lid, 83, eerste en derde lid, 93, derde lid, 114 en 144 van het Mijnbouwbesluit;

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen, vergunningen en ontheffingen en overige bepalingen

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1.1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    besluit: Mijnbouwbesluit;

  • b.

    minister: Minister van Economische Zaken;

  • c.

    DIN: door het Deutsche Institut für Normaliserung uitgegeven norm;

  • d.

    NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm.

Artikel

1.1.2

Waar in deze regeling producten dienen te voldoen aan een bepaalde norm of eis, worden daaraan gelijkgesteld producten die voldoen aan normen of eisen die worden gesteld in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, en die tenminste een gelijkwaardig niveau waarborgen.

§

1.2

Vergunningen en ontheffingen

Artikel

1.2.1

Artikel

1.2.2

§

1.3

Opsporings-, winnings- en opslagvergunning

Artikel

1.3.1

Artikel

1.3.2

Artikel

1.3.3

Artikel

1.3.4

Artikel

1.3.5

Artikel

1.3.6

Het gebied, waarvoor een opsporings- of winningsvergunning voor koolwaterstoffen wordt verleend, is, voor zover dat met een doelmatige en voortvarende opsporing en winning van koolwaterstoffen verenigbaar en op grond van de aantoning uit geologisch oogpunt gerechtvaardigd is, in overeenstemming met de ingediende aanvraag.

Artikel

1.3.7

Artikel

1.3.8

Artikel

1.3.9

Artikel

1.3.10

Artikel

1.3.11

§

1.4

Aanvraag mijnbouwmilieuvergunning

Artikel

1.4.1

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder aanvraag: een aanvraag om een mijnbouwmilieuvergunning als bedoeld in artikel 40 van de wet.

Artikel

1.4.2

Een aanvraag wordt in zesvoud ingediend.

Artikel

1.4.3

Artikel

1.4.4

Indien het mijnbouwwerk waarvoor de mijnbouwmilieuvergunning wordt aangevraagd, naar zijn aard tijdelijk is, vermeldt de aanvrager dit in de aanvraag. Hij vermeldt daarbij tevens zo mogelijk het tijdstip waarop het mijnbouwwerk buiten werking zal worden gesteld.

Artikel

1.4.5

Voor zover die gegevens nodig zijn voor de beslissing op de aanvraag, verstrekt de aanvrager op verzoek van de minister bij de aanvraag de resultaten van een onderzoek naar de kwaliteit van de bodem op de plaats waar het mijnbouwwerk zal zijn of is gelegen.

Artikel

1.4.6

De minister stelt de volgende bestuursorganen in de gelegenheid binnen vier weken advies uit te brengen over het ontwerp van de beschikking op de aanvraag indien het mijnbouwwerk is gelegen op het land of de territoriale zee:

  • a.

    de directeur-generaal Milieubeheer, indien sprake is van lozingen in de bodem;

  • b.

    burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het mijnbouwwerk zal zijn of is gelegen;

  • c.

    burgemeester en wethouders van de gemeenten, waarvan de grens is gelegen op minder dan 200 meter van de plaats waar het mijnbouwwerk zal zijn of is gelegen;

  • d.

    burgemeester en wethouders van de gemeenten, waarvan de grens is gelegen op meer dan 200 meter en minder dan 10 kilometer van de plaats waar het mijnbouwwerk zal zijn of is gelegen, indien het bevoegd gezag van oordeel is dat in redelijkheid te verwachten is dat de invloed van de belasting van het milieu, veroorzaakt door het mijnbouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, zich in die gemeenten zal doen gevoelen;

  • e.

    gedeputeerde staten van de provincie, waarin het mijnbouwwerk is gelegen;

  • f.

    de inspecteur-generaal der mijnen;

  • g.

    de hoofdingenieur-directeur van de betrokken regionale directie van Rijkswaterstaat.

Artikel

1.4.7

De minister stelt de volgende bestuursorganen in de gelegenheid binnen vier weken advies uit te brengen over het ontwerp van de beschikking op de aanvraag indien het mijnbouwwerk is gelegen op het continentaal plat:

  • a.

    de inspecteur-generaal der mijnen;

  • b.

    de hoofdingenieur-directeur van de Directie Noordzee van Rijkswaterstaat, en

  • c.

    de directeur-generaal Milieubeheer, indien sprake is van lozingen in de bodem.

§

1.5

Aanvraag vergunningen en ontheffingen bij verkenningsonderzoek

Artikel

1.5.1

Bij de aanvraag om een vergunning als bedoeld in de artikelen 18 en 19 van het besluit verstrekt de aanvrager gegevens omtrent:

  • a.

    het tijdvak waarvoor de vergunning wordt gevraagd;

  • b.

    het gebied waarvoor de vergunning wordt gevraagd, en

  • c.

    de wijze waarop het verkenningsonderzoek zal worden verricht en de technieken en hulpmiddelen die daarbij worden gebruikt.

Artikel

1.5.2

Bij de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 22 van het besluit verstrekt de aanvrager gegevens omtrent:

  • a.

    het tijdvak waarvoor de vergunning wordt aangevraagd;

  • b.

    het gebied waarvoor de vergunning wordt aangevraagd;

  • c.

    de aard, aanduiding en hoeveelheid van de ontplofbare stoffen;

  • d.

    de wijze van gebruik van de in onderdeel c bedoelde stoffen, en

  • e.

    de maatregelen die worden genomen ter voorkoming van schade.

§

1.6

Aanvraag vergunningen en ontheffingen mijnbouwwerken

Artikel

1.6.1

Bij de aanvraag om een ontheffing als bedoeld in de artikelen 44, tweede lid, en 45, tweede lid, van het besluit verstrekt de aanvrager gegevens omtrent:

  • a.

    het tijdvak waarvoor de ontheffing wordt gevraagd;

  • b.

    de plaats waarvoor de ontheffing wordt gevraagd, en

  • c.

    de datum waarop de mijnbouwinstallatie wordt geplaatst, en

  • d.

    voorzieningen die worden getroffen met het oog op het belang van de scheepvaart en de landsverdediging.

Artikel

1.6.3

§

1.7

Aanvraag vergunning pijpleidingen en kabels

Artikel

1.7.1

Artikel

1.7.2

§

1.8

Artikel

1.8.1

Bij de aanvraag tot splitsing om een vergunning als bedoeld in artikel 135 van het besluit, verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

  • a.

    de vergunning waarvan splitsing wordt gevraagd;

  • b.

    een aanduiding van de vergunninggebieden die door splitsing ontstaan;

  • c.

    de reden voor splitsing;

  • d.

    een kaart waarop de voorkomens van delfstoffen of aardwarmte dan wel voor opslag in het vergunninggebied zijn aangegeven;

  • e.

    de personen die overeenkomstig artikel 22, vijfde en zesde lid, van de wet worden aangewezen voor de afzonderlijke vergunningen die na splitsing zullen ontstaan.

Artikel

1.8.2

§

1.9

Aanvraag vergunning winning kalksteen of ander gebruik groeve

Artikel

1.9.1

Bij de aanvraag om een vergunning tot winning van kalksteen als bedoeld in artikel 146 van het besluit verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

  • a.

    het tijdvak waarvoor de vergunning wordt gevraagd;

  • b.

    een kaart van de bovengrond waaronder de groeve zich zal uitstrekken, waarop is aangegeven:

    • 1°.

      alle gebouwen, land-, spoor- en waterwegen boven het gebied van de groeve;

    • 2°.

      de plaats waar de activiteiten zullen plaatsvinden, en

    • 3°.

      de ingangen tot de groeve;

  • c.

    een kaart van de ondergrond waarin de groeve zich zal uitstrekken, waarop is aangegeven de ligging, hoogte en breedte van de te realiseren tunnels, schachten of andere ondergrondse werken en het reeds bestaande ondergrondse gangenstelsel, voor zover aanwezig;

  • d.

    een beschrijving van de wijze waarop de winning zal plaatsvinden;

  • e.

    de afmeting van de pilaren;

  • f.

    de maatregelen bij het aantreffen van aardpijpen;

  • g.

    de maatregelen bij het kruisen van tunnels, schachten of andere ondergrondse werken;

  • h.

    andere maatregelen dan bedoeld in onderdelen f en g die worden getroffen ter bescherming van de veiligheid met oog op instorting, en i. een beschrijving van de wijze waarop en de frequentie waarmee de metingen naar de gesteentemechanische veiligheid van de groeve worden gedaan.

Artikel

1.9.2

Bij de aanvraag om een vergunning tot gebruik van een groeve voor een ander doeleinde als bedoeld in artikel 151 van het besluit verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

  • a.

    het tijdvak waarvoor de vergunning wordt gevraagd;

  • b.

    een kaart van de boven- en de ondergrond van de groeve, waarop het voorgenomen gebruiksgebied is aangegeven, met daarbij de gegevens, genoemd in artikel 1.9.1, onderdelen b en c;

  • c.

    een omschrijving van het doeleinde waarvoor de groeve zal worden gebruikt;

  • d.

    een beschrijving van de voorgenomen wijzigingen van de groeve voor het voorgenomen gebruik;

  • e.

    een beschrijving van de wijze waarop de niet gebruikte delen worden afgesloten;

  • f.

    een beschrijving van de wijze waarop en frequentie waarmee de metingen naar de gesteentemechanische veiligheid in de groeve worden gedaan, en

  • g.

    een beschrijving van de maatregelen ter bescherming van de veiligheid met oog op instorting.

§

1.10

Restrictiegebieden

Artikel

1.10.1

De delen van de territoriale zee en het continentaal plat, bedoeld in artikel 16 van het besluit, bestaan uit de delen van territoriale zee en het continentaal plat die gelegen zijn ten zuiden van de lijn die gevormd wordt door de punten A, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en I, aangeduid in bijlage 4 bij deze regeling en die niet liggen in:

  • a.

    het aanloopgebied Hoek van Holland, de ankergebieden en de overige gebieden, aangeduid in bijlage 4, en

  • b.

    het gemeentelijk ingedeeld gebied.

§

1.11

Werkplan

Artikel

1.11.1

Een werkplan als bedoeld in artikel 4 van het besluit bevat voor een vergunningsgebied:

  • a.

    een overzicht van de voornaamste mijnbouwactiviteiten die de komende vijf jaren worden voorzien;

  • b.

    een overzicht van de mijnbouwactiviteiten die het eerstkomende jaar worden voorzien, inhoudende:

    • 1°.

      een beschrijving van voorgenomen verkenningsonderzoek;

    • 2°.

      een beschrijving van aan te leggen boorgaten, putreparaties en stimulaties;

    • 3°.

      een beschrijving van de constructiewerkzaamheden, zoals nieuwbouw, wijzigingen van bestaande mijnbouwwerken en aanleg van pijpleidingen;

    • 4°.

      een opgave van activiteiten in het kader van de externe veiligheid, waaronder de te houden oefeningen;

    • 5°.

      een samenvatting van de activiteiten, bedoeld in onderdelen 1° tot en met 4°.

  • c.

    een actueel organisatieschema met vermelding van de voor de mijnbouwactiviteiten verantwoordelijke personen;

  • d.

    kaarten of tekeningen van de oppervlakte en structuur van de ondergrond ter toelichting van de gegevens, bedoeld in onderdeel b, onder 2° tot en met 4°;

  • e.

    een tijdschema waarin de activiteiten, bedoeld in onderdeel b, onder 2° tot en met 5°, worden weergegeven;

  • f.

    voor zover van toepassing:

    • 1°.

      de naam van de onderneming die verkenningsonderzoek verricht;

    • 2°.

      de naam van het mijnbouwwerk waarmee boorgaten worden aangelegd, en

    • 3°.

      de namen van de locaties waar boorgaten worden aangelegd.

Hoofdstuk

2

Verkenningsonderzoek

§

2.1

Verkenningsonderzoek in oppervlaktewater

Artikel

2.1.1

Indien verkenningsonderzoek plaatsvindt in oppervlaktewater met gebruik van kunstmatig opgewekte trillingen, wordt met een laag geluidsvolume begonnen en verloopt de versterking van dat volume geleidelijk.

§

2.2

Verkenningsonderzoek met gebruik van ontplofbare stoffen

Artikel

2.2.2

De uitvoering van werkzaamheden met ontplofbare stoffen geschiedt overeenkomstig een schriftelijke instructie. Deze instructie en de wijzigingen ervan worden voor de aanvang van de werkzaamheden op verzoek van de inspecteur-generaal der mijnen aan hem ter beschikking gesteld.

Artikel

2.2.3

Artikel

2.2.4

§

2.3

Opslag van ontplofbare stoffen

Artikel

2.3.1

Ontplofbare stoffen en ontstekers worden bewaard in hiertoe geschikte en bestemde vonkvrije kisten.

Artikel

2.3.2

Indien ontstekers zich buiten een ontstekerkist bevinden, is het zendgedeelte van een aanwezige zendinstallatie uitgeschakeld, tenzij het zendvermogen van die installatie niet groter is dan één Watt of de in gebruik zijnde ontstekers vanwege hun constructie ongevoelig zijn voor elektromagnetische straling.

§

2.4

Het boren van schietgaten

Artikel

2.4.1

Artikel

2.4.2

De voor een schietgat benodigde ontplofbare stoffen en ontstekers worden tijdens het boren van de schietgaten op een afstand van ten minste 10 m daarvan en onder toezicht bewaard.

§

2.5

Het gereed maken van de lading

Artikel

2.5.1

Bij activiteiten met ontplofbare stoffen zijn alleen die personen aanwezig, die daarmee zijn belast.

Artikel

2.5.2

Artikel

2.5.3

Tijdens werkzaamheden met ontplofbare stoffen wordt niet meer dan één lading tegelijk gereed gemaakt.

Artikel

2.5.4

Zolang een lading nog niet op zijn plaats in het schietgat is aangebracht, wordt geen volgende lading gereedgemaakt.

Artikel

2.5.5

Ontplofbare stoffen worden slechts in de vorm en de verpakking, waarin zij door de fabrikant zijn geleverd, gebruikt.

§

2.6

Het laden van schietgaten

Artikel

2.6.1

Een ontstekingscircuit van een lading wordt met een daarvoor geschikt meetinstrument getest.

Artikel

2.6.2

Indien bij het trekken van de pijp waarmee een schietgat wordt geboord, de pijp blijft vastzitten of de lading meekomt, wordt de pijp niet verder getrokken en wordt de lading afgevuurd.

Artikel

2.6.3

Ladingen worden beveiligd tegen het verwijderen door onbevoegden.

Artikel

2.6.4

Schietgaten worden over de gehele lengte opgevuld met daarvoor geschikt materiaal.

§

2.7

Niet tot ontploffing gekomen ladingen

Artikel

2.7.1

§

2.8

Rapportage

Artikel

2.8.1

De schietmeester houdt een schietregister bij, waarin van dag tot dag zijn vermeld:

  • a.

    het aantal en de soort van de gebruikte patronen en ontstekers, onder vermelding van de datum van gebruik en de gebruikte hoeveelheid;

  • b.

    het aantal ladingen dat tot ontploffing is gebracht;

  • c.

    het aantal ladingen dat niet tot ontploffing is gekomen, en

  • d.

    de bijzonderheden, die zich bij activiteiten met ontplofbare stoffen hebben voorgedaan.

Hoofdstuk

3

Het winnen en het opslaan van stoffen

Artikel

3.1

Voor de opgave van hoeveelheden stoffen, bedoeld in de artikelen 24, 25, 26 en 27 van het besluit, worden de volgende eenheden gebruikt:

  • a.

    vaste stoffen: in m3 of tonnen;

  • b.

    vloeibare stoffen, anders dan pekel: in tonnen en in m3 bij een absolute druk van 101,325 kPa en een temperatuur van 15 graden Celsius;

  • c.

    gasvormige stoffen: in 103 m3 bij een absolute druk van 101,325 kPa en een temperatuur van 0 graden Celsius.

Hoofdstuk

4

Helikopterdekken

Afdeling

4.1

Helikopterdekken op mijnbouwinstallaties

§

4.1

Algemeen

Artikel

4.1.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    lengte over alles: de totale lengte van een helikopter inclusief de rotorvelden;

  • b.

    D: de diameter van de ingeschreven cirkel;

  • c.

    ingeschreven cirkel: de grootste denkbeeldige cirkel die op een helikopterdek geprojecteerd kan worden, zoals in bijlagen 6 en 7 met een "D" aangegeven.

§

4.2

Afmeting en ligging landingsplaats

Artikel

4.2.1

Artikel

4.2.2

§

4.3

Obstakels op en rond de landingsplaats

Artikel

4.3.1

Artikel

4.3.2

De landingsplaats is vrij van obstakels.

Artikel

4.3.3

§

4.4

Het helikopterdek en de landingsplaats

Artikel

4.4.1

Artikel

4.4.2

Artikel

4.4.3

Artikel

4.4.4

Artikel

4.4.5

Artikel

4.4.6

Artikel

4.4.7

Artikel

4.4.8

In de onmiddellijke nabijheid van de landingsplaats zijn aanwezig:

  • a.

    voorzieningen en middelen voor het vastsjorren van een helikopter;

  • b.

    middelen voor het blokkeren van de wielen van een helikopter;

  • c.

    een weegschaal voor het wegen van met een helikopter te vervoeren personen, bagage of vracht;

  • d.

    materiaal om het helikopterdek en de toegangen tot dat dek te kunnen vrijmaken en vrijhouden van sneeuw en ijs, en

  • e.

    de voor de begeleiding van het gebruik van helikopters vereiste radio- en navigatiehulpmiddelen.

§

4.5

Het gebruik van helikopters

Artikel

4.5.1

Op een mijnbouwinstallatie is een persoon aanwezig die is aangewezen als radio-operator en belast met het via de luchtvaartradio aan de gezagvoerder van een naderende of vertrekkende helikopter verstrekken van alle gegevens, die van belang zijn voor de luchtvaart naar en van mijnbouwinstallaties alsmede het luchtverkeer in de nabijheid van deze installaties.

§

4.6

Middelen voor brandbestrijding en reddingwerkzaamheden

Artikel

4.6.1

Artikel

4.6.2

Artikel

4.6.3

In de onmiddellijke nabijheid van een helikopterdek zijn de volgende reddingmiddelen voorhanden:

  • a.

    1 brandweerbijl;

  • b.

    1 boutenschaar met een lengte van 0,6 m;

  • c.

    1 koevoet met een lengte van ongeveer 1 m;

  • d.

    1 redhaak met steel;

  • e.

    1 ijzerzaag voor zwaar materiaal met reservebladen;

  • f.

    1 blusdeken;

  • g.

    1 redlijn met een lengte van 15 m en een diameter van 0,015 m;

  • h.

    1 redmes, en

  • i.

    1 ladder.

§

4.7

Bepalingen voor niet-bemande mijnbouwinstallaties

Artikel

4.7.1

Artikel

4.7.2

§

4.8

De tekening van het helikopterdek en andere gegevens

Artikel

4.8.1

Artikel

4.8.2

De uitvoerder overlegt bij zijn verzoek tot verkrijging van instemming tot gebruik van het helikopterdek, bedoeld in artikel 51, vierde lid, van het besluit voorts de gegevens met betrekking tot de in dit hoofdstuk voorgeschreven apparatuur, als opgenomen in bijlage 10.

Hoofdstuk

5

Herkenningstekens, geluidsbakens en lichtbakens

Artikel

5.2

Artikel

5.3

Artikel

5.4

Artikel

5.5

Hoofdstuk

6

Communicatiemiddelen en meteorologische apparatuur

§

6.1

Algemeen

Artikel

6.1.1

Dit hoofdstuk is van toepassing op mijnbouwinstallaties die boven het wateroppervlak uitsteken.

§

6.2

Communicatiemiddelen

Artikel

6.2.1

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    telecommunicatiemiddel: een inrichting of samenstel van inrichtingen, bestemd voor overdracht, uitzending of ontvangst van gegevens van welke aard dan ook door middel van kabels, langs radio-elektrische weg of door middel van optische of andere elektromagnetische systemen;

  • b.

    radiotelefonie-inrichting: een radio-elektrische zend- en ontvanginrichting met inbegrip van de antenne-inrichting en het voedingsgedeelte;

  • c.

    DSC: een techniek (digital selective calling) waarbij met gebruikmaking van digitale codes door een radiostation een verbinding tot stand wordt gebracht en informatie wordt uitgewisseld met een of meer andere stations en die voldoet aan de van toepassing zijnde aanbevelingen van het Internationale Comité inzake Radioaangelegenheden (CCIR);

  • d.

    maritieme VHF-radiotelefonie-inrichting: een radiotelefonie-inrichting voor gebruik op de kanalen bestemd voor de maritieme dienst in de frequentieband tussen 156 en 162.650MHz (marifoon);

  • e.

    MF-radiotelefonie-inrichting: een radiotelefonie-inrichting voor nood-, spoed- en veiligheidsdoeleinden met gebruik van DSC alsmede voor het gebruik op de frequenties bestemd voor de maritieme dienst in de frequentieband tussen 1605 en 2850 kHz;

  • f.

    VHF-DSC-wachtontvanger: een radio-elektrische ontvanginrichting die geschikt is om een ononderbroken DSC-wacht te houden op kanaal 70;

  • g.

    MF-DSC-wachtontvanger: een radio-elektrische ontvanginrichting die geschikt is om een ononderbroken DSC-wacht te houden op de frequentie van 2187,5 kHz;

  • h.

    VHF-radiotelefonie-inrichting voor de aëronautische dienst: een radiotelefonie-inrichting voor het gebruik op de kanalen bestemd voor de aëronautische dienst in de frequentieband tussen 118 en 137 MHz;

  • i.

    HF-radiotelefonie-inrichting voor de aëronautische dienst: een radiotelefonie-inrichting voor het gebruik op de kanalen bestemd voor de aëronautische dienst in de frequentieband tussen 3 en 5 MHz;

  • j.

    directe verbinding met het openbaar telefoonnet: een automatisch werkende telefoonvoorziening op een mijnbouwinstallatie waarmee onder normale omstandigheden te allen tijde telefoonverbindingen kunnen worden gevormd tussen de betrokken mijnbouwinstallatie en het Nederlands openbaar telefoonnet;

  • k.

    niet-afhankelijke mijnbouwinstallatie: een mijnbouwinstallatie vanaf welke rechtstreekse communicatie mogelijk is met de vaste wal, vaartuigen en luchtvaartuigen;

  • l.

    afhankelijke mijnbouwinstallatie: een mijnbouwinstallatie vanaf welke anders dan door een directe verbinding met het openbare telefoonnet slechts door tussenkomst van een niet-afhankelijke mijnbouwinstallatie communicatie mogelijk is met de vaste wal, vaartuigen en luchtvaartuigen;

  • m.

    gevaarlijk gebied: hetgeen daaronder wordt verstaan in de norm NEN-EN-IEC 60079-10, "Electrisch materieel voor plaatsen waar gasontploffingsgevaar kan heersen", deel 10: Indeling van gevaarlijke gebieden; juli 1997;

  • n.

    zeegebied A1: een gebied binnen het radiotelefoniebereik van tenminste een VHF-radiokuststation, waarin een ononderbroken DSC-alarmering beschikbaar is;

  • o.

    zeegebied A2: een gebied, met uitzondering van het zeegebied A1, binnen het radiotelefoniebereik van tenminste een MF-radiokuststation, waarin een ononderbroken DSC-alarmering beschikbaar is.

Artikel

6.2.2

De bepalingen die van toepassing zijn op mijnbouwinstallaties in het zeegebied A1 gelden ook voor mijnbouwinstallaties die geplaatst zijn in binnenwateren.

Artikel

6.2.3

Artikel

6.2.4

Artikel

6.2.5

Artikel

6.2.6

Artikel

6.2.7

Artikel

6.2.8

Artikel

6.2.9

Artikel

6.2.10

Artikel

6.2.11

Artikel

6.2.12

Het geluidssignaal dat door de VHF-DSC-wachtontvanger, de MF-DSC-wachtontvanger of een ander gelijkwaardig telecommunicatiemiddel als bedoeld in artikel 6.2.4 wordt afgegeven, kan te allen tijde worden gehoord door de dienstdoende radiotelefonist.

Artikel

6.2.13

Artikel

6.2.14

Artikel

6.2.15

§

6.3

Meteorologische en oceanografische apparatuur

Artikel

6.3.1

Hoofdstuk

7

Onderzoek naar sterkte mijnbouwinstallaties en wijze van verwijdering van onder het oppervlaktewater gelegen mijnbouwinstallaties

Artikel

7.1

Dit hoofdstuk heeft betrekking op mijnbouwinstallaties die voor de winning zijn bestemd.

Artikel

7.2

Artikel

7.3

De uitvoerder doet tenminste acht weken voor de verwijdering van een geheel onder oppervlaktewater gelegen mijnbouwinstallatie als bedoeld in artikel 63 van het besluit mededeling aan de inspecteur-generaal der mijnen omtrent:

  • a.

    het vermoedelijke tijdstip van verwijdering;

  • b.

    de wijze waarop het verwijderen van de mijnbouwinstallatie en van schroot en ander materiaal als bedoeld in artikel 44, tweede lid, van de wet plaats zal vinden, en

  • c.

    de wijze waarop zal worden aangetoond dat de plaats waarop de mijnbouwinstallatie op de zeebodem stond vrij van schroot en ander materiaal is.

Hoofdstuk

8

Boorgaten en putten

Afdeling

8.1

Algemeen

Artikel

8.1.1

Afdeling

8.2

Werkprogramma's voor boorgaten en putten alsmede rapportages voor boorgaten

§

8.2.1

Werkprogramma voor aanleg van boorgaten

Artikel

8.2.1.1

Artikel

8.2.1.2

§

8.2.2

Artikel

8.2.2.1

Artikel

8.2.2.2

Het eindrapport over de aanleg van een boorgat bevat de gegevens, aangegeven in bijlage 12, en is in overeenstemming met die bijlage ingericht.

§

8.2.3

Werkprogramma voor reparatie van putten

Artikel

8.2.3.1

Artikel

8.2.3.2

Artikel

8.2.3.3

Deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing op boorgaten.

§

8.2.4

Werkprogramma voor buiten gebruik stellen van putten

Artikel

8.2.4.1

Artikel

8.2.4.2

Artikel

8.2.4.3

Deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing op boorgaten.

Afdeling

8.3

Regels bij aanleg van boorgaten alsmede gebruik en reparatie van putten

§

8.3.1

Beveiligingen bij aanleg van boorgaten

Artikel

8.3.1.1

Deze afdeling is niet van toepassing op boorgaten waarmee wordt beoogd de aanwezigheid van zout aan te tonen dan wel te winnen, mits de uitvoerder in het document, bedoeld in artikel 37, tweede lid, van het besluit, heeft aangetoond dat er geen gevaar bestaat voor schadelijke uitstroming van ondergrondse gassen of vloeistoffen.

Artikel

8.3.1.2

Artikel

8.3.1.3

Artikel

8.3.1.4

Artikel

8.3.1.5

Artikel

8.3.1.6

Artikel

8.3.1.7

Artikel

8.3.1.8

Artikel

8.3.1.9

Artikel

8.3.1.10

De annulaire ruimte tussen de laatst geplaatste drukhoudende serie der verbuizing en het zich hierin bevindende boorgereedschap is voorzien van tenminste twee zijuitlaten, elk met twee afsluiters die afzonderlijk kunnen functioneren met een zodanige doorlaat van tenminste 50 mm nominaal, dat de te verwachten hoeveelheid vloeistof of gas goed kan worden afgevoerd.

Artikel

8.3.1.11

§

8.3.2

Testen van boorgat- en schuifafsluiters

Artikel

8.3.2.1

Bij een persproef tot de maximale druk die zich naar berekening in de serie der verbuizing kan voordoen, treedt, na het stilzetten van de perspompen en na de stabilisatie van de druk, geen lekkage op gedurende een periode van ten minste:

  • a.

    10 minuten, indien het volume dat wordt beproefd 3 m3 of minder bedraagt, of

  • b.

    20 minuten, indien het volume dat wordt beproefd groter is dan 3 m3.

Artikel

8.3.2.2

Artikel

8.3.2.3

Artikel

8.3.2.4

Artikel

8.3.2.5

Artikel

8.3.2.6

§

8.3.3

Periodieke beveiligingsoefeningen in verband met boorgaten en putten

Artikel

8.3.3.1

Artikel

8.3.3.2

§

8.3.4

Reparatie van een put

Artikel

8.3.4.1

Afdeling

8.4

Inrichting van putten

Artikel

8.4.1

Artikel

8.4.2

Artikel

8.4.3

Artikel

8.4.4

Artikel

8.4.5

Artikel

8.4.6

Het spuitkruis en de spuitstukken tot en met de eerste afsluiter, gelegen na de reduceerklep (smoorstuk) van een put, zijn berekend op een werkdruk die ten minste gelijk is aan de maximaal aan de putmond mogelijk optredende druk.

Artikel

8.4.7

Een onder oppervlaktewater gelegen putafwerking heeft een zodanige constructie dat de putafwerking niet wordt beschadigd door visserijmateriaal en het visserijmateriaal niet door de putafwerking.

Artikel

8.4.8

Artikel

8.4.9

Artikel

8.4.10

Putten waaruit aardolie wordt geproduceerd met gebruikmaking van een pompinstallatie zijn zo ingericht dat vrijkomend gas in de annulaire ruimte tussen de opvoerserie en de laatste serie der verbuizing zonder gevaar kan worden afgevoerd.

Afdeling

8.5

Het buiten gebruik stellen van putten en boorgaten

§

8.5.1

Algemeen

Artikel

8.5.1.1

Deze afdeling is mede van toepassing op boorgaten.

Artikel

8.5.1.2

§

8.5.2

Regels over buiten gebruik stellen

Artikel

8.5.2.1

Artikel

8.5.2.2

Artikel

8.5.2.3

Artikel

8.5.2.4

Indien een put buiten gebruik wordt gesteld waarin zich een gecementeerde afgehangen verbuizing bevindt, wordt ter hoogte van de bovenzijde van deze verbuizing een afsluiting aangebracht bestaande uit:

  • a.

    een cementplug die zich uitstrekt over ten minste vijftig meter onder de bovenzijde van de afgehangen verbuizing tot ten minste vijftig meter daarboven;

  • b.

    een mechanische plug geplaatst circa tien meter onder de bovenzijde van de afgehangen verbuizing met daarop een cementplug van ten minste zestig meter, of

  • c.

    twee mechanische pluggen, waarvan één geplaatst dicht onder de bovenzijde van de afgehangen verbuizing en de ander dicht boven dit punt.

Artikel

8.5.2.5

Artikel

8.5.2.6

Indien een buiten gebruik te stellen put door een reservoir gaat, waarvan de inhoud mogelijk naar het oppervlak kan stromen, wordt ter hoogte van de annulaire afsluiting, bedoeld in artikel 8.5.2.5, eerste lid, die zich het dichtst boven het reservoir bevindt, in zowel de put als alle annulaire ruimten op hetzelfde niveau een cementplug van ten minste honderd meter aangebracht.

Artikel

8.5.2.7

Artikel

8.5.2.8

Hoofdstuk

9

Gebruik en lozen van oliehoudende mengsels en chemicaliën

§

9.1

Oliehoudende mengsels

Artikel

9.1.1

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    norm NEN 6675: de norm NEN 6675, "Bepaling van het gehalte aan minerale olie met behulp van infraroodspectrofotometrie", eerste druk, oktober 1989. In plaats van het in deze norm voorgeschreven extractiemiddel 1,1,2-trichloor-1,2,2-trifluorethaan (freon 113) wordt hiervoor perchloorethyleen (tetrachloorethyleen) gebruikt;

  • b.

    norm NEN 6675 mod.: de norm NEN 6675 waarbij onder punt 9 de extinctie bij circa 3030 cm-1 op 0 is gesteld;

  • c.

    aromatisch oliegehalte: het verschil tussen de bepaling van het gehalte aan minerale olie volgens NEN 6675 en de bepaling daarvan volgens NEN 6675 mod.;

  • d.

    Osparverdrag: verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, met bijlagen en aanhangsels (Trb. 1993, 16 en Trb. 1993, 141).

Artikel

9.1.2

Artikel

9.1.3

Artikel

9.1.4

Artikel

9.1.5

Artikel

9.1.6

Artikel

9.1.7

§

9.2

Gebruik en lozing van chemicaliën

Artikel

9.2.1

In de paragrafen 9.2 en 9.3 wordt verstaan onder:

  • a.

    ASTM: American Society for Testing and Materials;

  • b.

    BCF: bioconcentratie factor, bepaald volgens OECD 305 of ASTM E 1022;

  • c.

    boorgruis: mengsel van vaste materialen, vrijgekomen tijdens het aanleggen van het boorgat, dat boorvloeistof in welk gehalte dan ook bevat;

  • d.

    boorvloeistof: vloeistof voor het aanleggen van een boorgat, waaraan stoffen of preparaten in welk gehalte dan ook zijn toegevoegd;

  • e.

    CHARM-model: het model ter beoordeling van chemische gevaren en risico's, als bedoeld in Ospar-besluit 2000/2;

  • f.

    chemicaliën: stoffen of preparaten die opzettelijk worden gebruikt bij de opsporing en winning van delfstoffen op zee, zoals in elk geval genoemd in Ospar-akkoord 2002-6;

  • g.

    dieselolie: minerale oliën met een vlampunt kleiner dan 100 graden Celcius, waarvan het gehalte aan monocyclische aromaten meer is dan 0,5% per gewichtseenheid en waarvan het gehalte van polycyclische aromaten meer dan 1 milligram per kilogram bedraagt;

  • h.

    EC50: de concentratie van een teststof, die resulteert in een 50% respons wat betreft het effect, gemeten door de test, binnen een gedefinieerde blootstellingsperiode;

  • i.

    HOCNF-formulier: geharmoniseerd notificatie-formulier als bedoeld in Ospar-aanbeveling 2000/5 en als opgenomen in bijlage 15 bij deze regeling;

  • j.

    LC50: de mediane letale concentratie;

  • k.

    OECD: Organisation for Economic Co-operation and Development;

  • l.

    OBF-vloeistoffen: laag aromatische en paraffineachtige oliën alsmede vloeistoffen op basis van minerale oliën, die noch synthetisch zijn, noch van een categorie waarvan het gebruik anderszins is verboden;

  • m.

    OPF-vloeistoffen: organische boorvloeistoffen, welke bestaan uit een emulsie van water en andere toevoegingen, waarin de continue fase bestaat uit een niet met water vermengbare organische vloeistof van dierlijke, plantaardige of minerale oorsprong;

  • n.

    Osparverdrag: het verdrag, bedoeld in artikel 9.1.1, onderdeel d;

  • o.

    PEC/PNEC-verhouding: de generieke verhouding tussen de verwachte concentratie in het mariene milieu en de concentratie zonder verwachte effecten van chemicaliën, berekend volgens het CHARM-model, uitgaande van standaardlozingen;

  • p.

    Plonor-lijst: lijst van stoffen, genoemd in Ospar-akkoord 2002-7, die worden gebruikt en geloosd bij mijnbouwactiviteiten op zee en die aangemerkt worden als geen of geringe schade toebrengend aan het milieu;

  • q.

    pow: de verdelingscoëfficiënt van een stof tussen N-octanol en water, gemeten of berekend volgens het HOCNF-formulier;

  • r.

    synthetische vloeistof: een organische vloeistof die is ontstaan bij de synthese van oliën van dierlijke, plantaardige of minerale oorsprong.

Artikel

9.2.2

Deze paragraaf is van toepassing op het gebruik en de lozing van chemicaliën op mijnbouwinstallaties op zee.

Artikel

9.2.3

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

9.2.4

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

9.2.5

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

9.2.6

Indien het verzoek tot instemming, bedoeld in artikel 9.2.5, eerste lid, betrekking heeft op chemicaliën genoemd in de Plonor-lijst, verleent de minister instemming tot gebruik en lozing, tenzij het risico op schade aan het mariene milieu dat niet toelaat.

Artikel

9.2.7

Artikel

9.2.8

Artikel

9.2.9

§

9.3

Het HOCNF-formulier

Artikel

9.3.2

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

10

Pijpleidingen

Artikel

10.1

De eigenschappen, de aanleg en de ligging van alsmede het onderhoud aan een stalen pijpleiding voldoen in elk geval aan de in artikel 93, eerste en tweede lid, van het besluit bedoelde eisen, indien kan worden aangetoond dat wordt voldaan aan NEN 3650, 1ste druk, van september 1992, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij NEN 3650/C1 van april 1996.

Artikel

10.2

De eigenschappen, de aanleg en de ligging van alsmede het onderhoud aan een flexibele pijpleiding voldoen in elk geval aan de in artikel 93, eerste en tweede lid, van het besluit bedoelde eisen, indien kan worden aangetoond dat wordt voldaan aan:

  • a.

    API (American Petroleum Institute) Specification 17J, second edition, november 1999, zoals deze laatstelijk is vastgesteld in juni 2002, en

  • b.

    NEN 3650, genoemd in artikel 10.1, met uitzondering van het gedeelte omtrent het sterktetechnisch ontwerp.

Hoofdstuk

11

Verstrekking, beheer en gebruik van gegevens

§

11.1

Te verstrekken gegevens

Artikel

11.1.1

De resultaten van geofysisch onderzoek als bedoeld in artikel 108, onderdeel a, van het besluit bevatten de resultaten van de eerste finale bewerking van signaal-, navigatie- en snelheidsgegevens en de bijbehorende rapporten van verkrijging en bewerking en de veldgegevens.

Artikel

11.1.2

Artikel

11.1.4

De resultaten van verrichte productie- of injectietesten als bedoeld in artikel 109, eerste lid, onderdeel d, van het besluit bevatten:

  • a.

    gegevens van druk- en temperatuurmetingen in het boorgat;

  • b.

    hoeveelheden per tijdseenheid van olie, condensaat, gas en water die zijn geproduceerd of geïnjecteerd;

  • c.

    gebruiks- en meetcondities;

  • d.

    gegevens over de gebruikte meetinstrumenten;

  • e.

    gegevens omtrent de verbuizing en perforaties van de verbuizing, en

  • f.

    gegevens over de sequentie van meetstappen.

Artikel

11.1.5

De uitvoerder verstrekt van gesteentemonsters als bedoeld in artikel 110, eerste lid, van het besluit:

  • a.

    een deel van de boorwandkernen;

  • b.

    een exemplaar van biostratigrafische en palynologische preparaten;

  • c.

    een segment of een kunstharsplak van de hele lengte van de kern, en

  • d.

    in geval van boorgruis: tenminste 250 gram daarvan.

Artikel

11.1.6

De uitvoerder doet de minister opgaaf van de verkregen vloeistof- en gasmonsters, bedoeld in artikel 110, tweede lid, binnen vier weken na de verkrijging ervan. Daarbij worden gegevens met betrekking tot de bron, de kwaliteit en het gebruikte meetprogramma vermeld.

§

11.2

Wijze van gegevens verstrekking aan de minister

Artikel

11.2.1

De gegevens die op grond van de artikelen 11.1.1 tot en met 11.1.6 aan de minister worden verstrekt zijn voorzien van:

  • a.

    een unieke object-identificatie;

  • b.

    een aanduiding van de opsporings-, winnings- of opslagvergunning waarmee de gegevens verkregen zijn;

  • c.

    aanduiding van de locatie en diepte of geografische bereik van de meting, en

  • d.

    de datum van verwerving.

Artikel

11.2.2

§

11.3

Te gebruiken eenheden

Artikel

11.3.1

Voor de opgave van hoeveelheden stoffen als bedoeld in dit hoofdstuk worden de volgende eenheden gebruikt:

  • a.

    vaste stoffen in m3 of tonnen;

  • b.

    vloeibare stoffen anders dan pekel in tonnen en in m3 bij een absolute druk van 101,325 kPa en een temperatuur van 15 graden Celsius;

  • c.

    gasvormige stoffen in 103 m3 bij een absolute druk van 101,325 kPa en een temperatuur van 0 graden Celsius;

  • d.

    pekel: m3.

§

11.4

Aan te wijzen instelling

Hoofdstuk

12

Financiële bepaling

Artikel

12.1

Hoofdstuk

13

Technische Commissie Bodembeweging

Artikel

13.1

De adviesaanvraag als bedoeld in artikel 114, tweede lid, onderdeel d, van de wet bevat de volgende gegevens:

  • a.

    naam en adres van verzoeker;

  • b.

    dagtekening van het verzoek;

  • c.

    een zo gedetailleerd mogelijke beschrijving van de schade;

  • d.

    voor zover mogelijk een schatting van de hoogte van het schadebedrag;

  • e.

    de geografische aanduiding van de plaats waar de schade is opgetreden;

  • f.

    het tijdstip waarop de schade waarschijnlijk is opgetreden;

  • g.

    het tijdstip waarop de schade voor het eerst is vastgesteld;

  • h.

    de mijnbouwactiviteit die de schade mogelijk heeft veroorzaakt;

  • i.

    afschrift van de aansprakelijkstelling, bedoeld in artikel 116, eerste lid, van de wet en de definitieve reactie van de mijnbouwonderneming daarop;

  • j.

    de reden dat geen overeenstemming als bedoeld in artikel 116, tweede lid, van de wet, is bereikt met de mijnbouwondernemer, met daarbij afschrift van eventuele correspondentie;

  • k.

    indien van toepassing het bedrag, bedoeld in artikel 117, vierde lid, van de wet, dat de mijnondernemer bereid was te betalen.

hoofdstuk

14

Overgangsbepalingen

§

14.1

Overgangsbepalingen met betrekking tot helikopterdekken

Artikel

14.1.1

§

14.2

Overgangsbepalingen met betrekking tot boorgaten en putten

Artikel

14.2.1

Artikel

14.2.2

§

14.3

Overgangsbepalingen met betrekking tot oliehoudende mengsels en andere chemicaliën

Artikel

14.3.1

Artikel

14.3.2

Op mijnbouwinstallaties die geplaatst zijn voor 1 januari 1988 zijn de in artikel 9.1.5, eerste lid, onderdeel a, genoemde normen van toepassing met ingang van 1 oktober 2003, mits tot dat tijdstip op deze installaties de best beschikbare technieken, bedoeld in aanhangsel 1 bij het Osparverdrag, worden toegepast om het alifatische oliegehalte niet meer dan 100 milligram olie per liter en het maandelijks gemiddelde alifatische oliegehalte niet meer dan 40 milligram olie per liter te laten bedragen.

Hoofdstuk

15

Slotbepalingen

Artikel

15.2

Deze regeling wordt aangehaald als: Mijnbouwregeling.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van bijlage 16, die ter inzage wordt gelegd, zoals bepaald in artikel 9.3.2, tweede lid.

's-Gravenhage.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, J.G. Wijn.

Bijlage

1

behorende bij artikel 1.3.1, tweede lid, onderdeel a Gegevens, over te leggen bij een aanvraag om een opsporings- of winningsvergunning

A

Algemene gegevens

1

Indien de aanvraag wordt gedaan door een natuurlijk persoon:

  • a.

    naam, voornamen, geboortedatum, beroep, domicilie en nationaliteit van de aanvrager;

  • b.

    eventuele handelsnaam, waaronder de aanvrager zijn onderneming voert.

2

Indien de aanvraag wordt gedaan door een rechtspersoon:

  • a.

    een uittreksel van de Kamer van Koophandel;

  • b.

    een korte omschrijving van de doelstelling van de aanvrager, onder overlegging van een exemplaar van de geldende statuten;

  • c.

    een opgave van degenen, die eventueel in de rechtspersoon deelnemen, voor zover het een deelneming op naam betreft, onder vermelding van het percentage van ieders deelneming op het totaal van de deelnemingen;

  • d.

    mededeling omtrent elke bijzondere zeggenschap, die toekomt aan een of meer van degenen, die in de rechtspersoon deelnemen.

B

1

Indien de aanvraag wordt gedaan door een natuurlijk persoon:

  • a.

    het zuiver vermogen van de aanvrager;

  • b.

    de verschillende activa en passiva, waaruit het onder a bedoelde vermogen is samengesteld;

  • c.

    een verlies- en winstrekening over het laatste boekjaar en een naar de stand aan het eind van dat jaar opgemaakte balans van iedere onderneming, waarvan de aanvrager eigenaar is;

  • d.

    de wijze, waarop de aanvrager voornemens is het voorgenomen opsporingsonderzoek of de eventuele winning te financieren.

2

Indien de aanvraag wordt gedaan door een rechtspersoon:

  • a.

    indien aanwezig het jaarverslag over het laatste boekjaar van de aanvrager en van de rechtspersonen, die naar het oordeel van de aanvrager kunnen worden aangemerkt als diens moedermaatschappijen, en, voor zover deze niet in die jaarverslagen voorkomen, een verlies- en winstrekening van de aanvrager over dat jaar en een naar de stand aan het eind van dat jaar opgemaakte balans; indien een geconsolideerde verlies- en winstrekening en balans beschikbaar zijn, dienen deze eveneens te worden overgelegd onder mededeling van de grondslagen van de consolidatie;

  • b.

    ingeval de aanvrager een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is, het maatschappelijk kapitaal van de aanvrager, eventueel gesplitst naar categorie (zoals gewoon aandelenkapitaal, preferent aandelenkapitaal), met vermelding voor elk der categorieën van het bedrag van het geplaatst kapitaal en het gestort kapitaal;

  • c.

    de reserves van de aanvrager, gesplitst naar soort;

  • d.

    het vreemd vermogen van de aanvrager, gesplitst naar soort;

  • e.

    de wijze, waarop de aanvrager voornemens is het voorgenomen opsporingsonderzoek of de eventuele winning te financieren.

C

Technische gegevens

Het aantal en de eventuele namen van de mijnbouwwerken, geschikt voor de met de aanvraag beoogde werkzaamheden:

  • a.

    in eigendom van de aanvrager;

  • b.

    in aanbouw voor rekening van de aanvrager, met vermelding van het land en de onderneming waar deze installaties in aanbouw zijn;

  • c.

    op andere wijze beschikbaar of beschikbaar te maken, onder vermelding van die wijze.

Bijlage

2

behorende bij artikel 1.3.1, tweede lid, onderdeel b Gegevens, over te leggen bij een aanvraag om een opsporings- of winningsvergunning voor of mede koolwaterstoffen

Technische gegevens

1

De ervaringen met betrekking tot de opsporing van koolwaterstoffen en de winning daarvan door middel van boringen, op te geven per land of gebied, voor zover de technische leiding daarvan berustte bij de aanvrager of bij de rechtspersonen, die naar het oordeel van de aanvrager kunnen worden aangemerkt als diens moedermaatschappijen of als behorende tot de groep, waartoe de aanvrager behoort, onder vermelding van:

  • a.

    het aantal verrichte boringen, waarbij voor omvangrijke werkzaamheden kan worden volstaan met het verstrekken van globale cijfers;

  • b.

    de ondernemer, bij wie de technische leiding der werkzaamheden berustte;

  • c.

    het tijdvak, waarin de werkzaamheden werden verricht.

2

Het verkennings- en opsporingsonderzoek naar aardolie of aardgas, verricht voor rekening van de aanvrager of van de rechtspersonen, die naar het oordeel van de aanvrager kunnen worden aangemerkt als diens moedermaatschappijen of als behorende tot de groep, waartoe de aanvrager behoort,

  • 1°.

    binnen het Nederlands territoir, en

  • 2°.

    op het continentaal plat, een en ander onder vermelding van:

    • a.

      de omvang van de verrichte seismische onderzoekingen, uitgedrukt in het aantal kilometers verkende sectielijnen;

    • b.

      opsporingsonderzoekingen en andere verkenningsonderzoekingen dan die, bedoeld onder a;

    • c.

      de totale kosten van de onder a en b bedoelde werkzaamheden, uitgedrukt in euro's, voor zover deze voor rekening zijn gekomen van de aanvrager of van de rechtspersonen, die naar het oordeel van de aanvrager kunnen worden aangemerkt als diens moedermaatschappijen of als behorende tot de groep, waartoe de aanvrager behoort.

3

a. De hoeveelheid aardolie, putgasbenzine daaronder begrepen, gedurende het afgelopen kalenderjaar door de aanvrager gewonnen, uitgedrukt in 1000 m3, zowel in totaal als gesplitst per land.

b. De gegevens, bedoeld onder 3, onderdeel a, met betrekking tot de aanvrager en de rechtspersonen, die naar het oordeel van de aanvrager kunnen worden aangemerkt als diens moedermaatschappijen of als behorende tot de groep, waartoe de aanvrager behoort, gezamenlijk.

Bijlage

3

behorende bij de artikelen 1.3.2 en 1.3.5

Bijlage

4

behorende bij de artikelen 1.10.1 tot en met 1.10.6 Beschrijving van de Ankergebieden, Aanloopgebied van Hoek van Holland en Overige gebieden, bedoeld in de artikelen 1.10.1 tot en met 1.10.6 van de regeling

Bij de beschrijving van de gebieden wordt gebruik gemaakt van punten die zijn aangegeven met cijfers en letters. Deze cijfers en letters zijn in de tabellen 1, 2 en 3 gedefinieerd.

Ankergebieden

Ankergebied STZ Aanloopgebied IJmuiden. Dit ankergebied wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 224, 225, 226 en 227 "Deep-draught anchorage" (gelieerd aan de diep water toegangsroute tot de haven van IJmuiden) gelegen ten zuidwesten van het toegangsgebied. Dit ankergebied wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 140, 141, 142 en 143. Ankergebied vijf zeemijlen uit de kust van Scheveningen. Dit ankergebied wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 217, 218, 219, 220.

Ankergebied bij havenmonding Scheveningen nabij de "Scheveningen vaarweg boei". Dit ankergebied wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 159, 214, 215 en 216. "Maas Noord" gelegen ten westen van het VSS Maas Noord, dit ankergebied is bestemd voor het binnenkomende verkeer vanuit de noord en noordwest. Dit ankergebied wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 207, 208, 116 en 115.

"Maas West" gelegen in de ITZ ten zuiden van de Rede Hoek van Holland, direct grenzend aan de vanuit het westen binnenkomende route. Dit ankergebied wordt begrensd door een lijn die de volgende geografische posities verbindt: 178, 203, 204, 205 en 206.

"Outer" gelegen ten oosten van TSS Maas West Outer en ten noorden van de Eurogeul. Dit ankergebied wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 166, 170, 171 en 172. "Short-term deep-draught anchorage" gelegen in de North Hinder Junction, direct ten zuidwesten van de aanloop naar de Eurogeul. Dit ankergebied wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 173, 195, 196, 197 en 198.

"Long-term deep-draught anchorage" gelegen ten noordwesten van de North Hinder Junction. Dit ankergebied wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 183, 184, T, Y en 192.

Aanloopgebied Hoek van Holland

Het aanloopgebied Hoek van Holland. Dit gebied wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: XII, 206, 178, 179, 168, 163, 116, 117, 126, 127, XI en via gemeentelijke grens naar XII.

Overige gebieden

De Overige gebieden zijn onder te verdelen in Aanloopgebieden.

Scheepvaartroutes en Restrictiegebieden

a

Aanloopgebieden

Het aanloopgebied Eemsmonding wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: V, 241, 242, 235, W via de landsgrens en de grens continentaal plat naar V. Het aanloopgebied Brandaris betreft het Zeegat van Terschelling en wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: II, 237, 238, 239, I en van I naar II via de gemeentelijke grens. Het STZ aanloopgebied Den Helder. Dit gebied wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: IV, 229, 230, 231, 232, 233, III en van III naar IV via de gemeentelijke grens. Een "two-way" route naar en van het Schulpengat. Dit gebied sluit aan op het STZ aanloopgebied Den Helder en wordt begrensd door een lijn die loopt van de positie VII in een zeewaarts gerichte boog met een straal van 5 zeemijlen gerekend vanuit punt 229 naar positie VIII en vervolgens via de gemeentelijke grens naar VII.

Het aanloopgebied Scheveningen wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: X, 209, 213, IX en vervolgens via gemeentelijke grens naar X. Het STZ aanloopgebied IJmuiden. Dit gebied wordt gevormd door een lijn die loopt van de positie: V in een zeewaarts gerichte boog met een straal van 12 zeemijlen gerekend vanuit punt 221 (het referentiepunt) naar positie VI en vervolgens via de gemeentelijke grens naar V. De Scheepvaartroutes vermeld bij 28 tot en met 34 sluiten aan op dit aanloop gebied.

b

Scheepvaartroutes

Scheepvaartroute "Noord" wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: A, 2, 109, 17, 18, 5, 6, 7, I, van I naar K via de grens continentaal plat, K, 20, 21, 22, 23, 24, 52, 45, 25, 26, D en vervolgens via de grens continentaal plat naar A, met uitzondering van de separatiegebieden "East Friesland" en "Off Botney Ground". Deze twee gebieden worden begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: C, 29, 30, 31, 32, B en vervolgens via de grens continentaal plat naar C respectievelijk J, 10, 11, 12, 13, 14, 15 en 16. Scheepvaartroute "Midden" wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 24, 34, 35, 36, 37, L, van L naar M via de grens continentaal plat, M, 40, 41, 42, 43, 44, 25, 45 en 52 met uitzondering van de separatiegebieden "West Friesland" en "Off Brown Ridge". Deze twee gebieden worden begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51 en 52 respectievelijk 53, 54, 55 en 56. Scheepvaartroute "Zuid" richting zuid (van "Terschelling German Bight" tot "Deep Water route leading to Europoort") wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: E, 58, 59, 108, 109, 93, 94, 89, 90, 91, 92, 71, 72, 73, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 60, 61, F en vervolgens via de grens continentaal plat naar E. Scheepvaartroute "Zuid" richting noord (van "Deep Water route leading to Europoort" tot "Terschelling German Bight") wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: G, 64, 65, 66, 60, 88, 95, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 102, 103, 104, 105, 106, 107, 67, 68, 69, H en vervolgens via de grens continentaal plat naar G. "North Hinder" wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: U, 177, 182, 165, 169, 102, 101, 81, 80, 183, 184, T vervolgens via grens continentaal plat in zuidelijke richting terug naar U.

Scheepvaartroute Maas 1 wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 177, 112, 123, 178, 179, 180, 181 en 182. Scheepvaartroute Maas 2 (deep water route) wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 175, 176, 173 en 174. Scheepvaartroute Maas 3 wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 163, 124, 161, 169, 165, 166, 167 en 168. Scheepvaartroute Maas 4 wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 163, Q via de grens continentaal plat naar P en 116. Scheepvaartroute Maas 5 wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 116, 115, 110, 83, 119, 118, 117. Scheepvaartroute Maas 6 wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 126, 125, 98, 104, 128 en 127. Scheepvaartroute Maas 7 wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 115, 152, 153 en 118. Scheepvaartroute Maas 8 wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 125, 154, 155 en 128. Scheepvaartroute IJmuiden 1 wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 148, 149, 150 en 151. Scheepvaartroute IJmuiden 2 wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 144, 146, 145 en 147. Scheepvaartroute IJmuiden 3 wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: O, 132, 133, 134, 135, 136, 137, 138 en N. Scheepvaartroute IJmuiden 4 wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 120, 121, 119 en 78. Scheepvaartroute IJmuiden 5 wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 129, 130, 104 en 98. Scheepvaartroute Scheveningen wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 159, 160, 161, 156, 157 en 158. Scheepvaartroute vanuit noorden naar de Schelde wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 190, 191, R via grens continentaal plat naar S. Verbinding scheepvaartroute zuid en Europoort wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 110, 111, 112, 113, 114 en 83. Verbinding scheepvaartroute zuid en Europoort wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 98, 114, 122, 123, 124 en 104.

c

Restrictiegebieden

Het "Voordelta inshore traffic zone" gebied wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 123, 178, 206, XII en via de gemeentelijke grens naar XIII. Inshore Traffic zone Eems-Brandaris-Eierland wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: XIV, 107, 185, 186, 193, 200, 69, H via grens continentaal plat naar X en vervolgens via de gemeentelijke grens naar punt XIV.

Restrictiegebied "Off Friesland" wordt begrensd door de punten: 2, 3, 4, 5, 18, 17, 109.

Tabel 1: Geografische coordinaten (in ED50)

Puntnummer

X-geografisch

Y-geografisch

1 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

54°10'.90N

006°00'.20E

2

54°07'.17N

005°19'.32E

3

54°12'.00N

005°20'.00E

4

54°05'.00N

003°45'.00E

5

54°00'.46N

003°43'.01E

6

53°58'.61N

003°17'.32E

7

53°44'.40N

003°01'.40E

8 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

53°36'.81N

002°56'.50E

9 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

53°36'.28N

002°58'.85E

10

53°43'.71N

003°03'.66E

11

53°56'.66N

003°18'.18E

12

53°58'.50N

003°43'.71E

13

53°57'.19N

003°44'.18E

14

53°55'.10N

003°27'.47E

15

53°41'.57N

003°08'.91E

16

53°35'.30N

003°03'.12E

17

54°02'.57N

004°20'.92E

18

54°01'.91N

004°08'.96E

19 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

53°29'.54N

003°00'.67E

20

53°34'.76N

003°05'.49E

21

53°40'.71N

003°11'.00E

22

53°53'.13N

003°28'.02E

23

53°55'.24N

003°44'.88E

24

53°57'.20N

004°10'.02E

25

54°00'.00N

004°46'.00E

26

54°01'.14N

005°00'.34E

27 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

54°06'.10N

006°03'.00E

28 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

54°08'.00N

006°01'.90E

29

54°04'.21N

005°20'.00E

30

54°02'.62N

005°00'.00E

31

54°04'.11N

004°59'.66E

32

54°05'.69N

005°19'.66E

33 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

54°08'.97N

006°01'.33E

34

53°43'.39N

003°38'.81E

35

53°22'.94N

003°28'.40E

36

53°03'.78N

003°18'.71E

37

52°55'.75N

003°14'.25E

38 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

52°09'.92N

002°35'.00E

39 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

52°09'.58N

002°43'.22E

40

52°54'.17N

003°22'.00E

41

53°02'.20N

003°26'.48E

42

53°19'.89N

003°39'.74E

43

53°30'.00N

003°47'.37E

44

53°45'.90N

004°23'.32E

45

53°59'.22N

004°36'.00E

46

53°56'.69N

004°36'.00E

47

53°46'.73N

004°20'.00E

48

53°31'.12N

003°44'.72E

49

53°20'.67N

003°36'.85E

50

53°22'.12N

003°31'.47E

51

53°42'.99N

003°42'.12E

52

53°57'.60N

004°15'.17E

53

53°03'.14N

003°21'.85E

54

52°55'.11N

003°17'.38E

55

52°54'.81N

003°18'.87E

56

53°02'.84N

003°23'.34E

57 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

53°51'.58N

006°21'.87E

58

53°37'.13N

005°07'.00E

59

53°32'.97N

004°49'.49E

60

53°29'.07N

004°46'.66E

61

53°34'.30N

005°08'.60E

62 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

53°48'.29N

006°20'.37E

63 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

53°46'.22N

006°20'.48E

64

53°32'.37N

005°09'.70E

65

53°30'.97N

005°02'.21E

66

53°26'.35N

004°44'.68E

67

53°22'.90N

004°44'.00E

68

53°28'.16N

005°04'.00E

69

53°29'.57N

005°11'.28E

70 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

53°43'.42N

006°22'.33E

71

54°04'.76N

004°47'.99E

72

53°35'.53N

004°37'.24E

73

53°29'.21N

004°33'.69E

74

53°22'.62N

004°30'.00E

75

53°18'.37N

004°27'.63E

76

53°11'.00N

004°22'.02E

77

53°08'.22N

004°16'.43E

78

52°56'.72N

003°53'.52E

79

52°13'.30N

002°59'.43E

80

52°11'.03N

002°56'.23E

81

52°09'.07N

002°59'.92E

82

52°11'.33N

003°03'.12E

83

52°56'.58N

004°01'.00E

84

53°06'.53N

004°20'.87E

85

53°09'.13N

004°26'.08E

86

53°17'.27N

004°32'.28E

87

53°27'.03N

004°38'.10E

88

53°28'.02N

004°42'.25E

89

53°31'.92N

004°45'.07E

90

53°29'.99N

004°36'.96E

91

53°35'.69N

004°40'.16E

92

54°05'.00N

004°51'.00E

93

54°05'.25N

004°55'.20E

94

53°36'.11N

004°48'.12E

95

53°12'.40N

004°30'.97E

96

53°05'.47N

004°23'.68E

97

53°00'.00N

004°17'.97E

98

52°50'.00N

004°11'.50E

99

52°48'.95N

004°09'.75E

100

52°09'.82N

003°05'.93E

101

52°07'.57N

003°02'.73E

102

52°05'.58N

003°06'.40E

103

52°07'.85N

003°09'.60E

104

52°48'.07N

004°15'.57E

105

52°58'.65N

004°22'.42E

106

53°03'.87N

004°27'.88E

107

53°11'.00N

004°35'.39E

108

53°36'.32N

004°51'.93E

109

54°05'.59N

004°59'.32E

110

52°58'.88N

003°57'.74E

111

52°25'.99N

003°38'.34E

112

51°53'.12N

003°18'.95E

113

51°53'.77N

003°22'.35E

114

51°59'.07N

003°25'.60E

115

52°08'.67N

003°52'.15E

116

52°05'.75N

003°51'.00E

117

52°05'.28N

003°54'.15E

118

52°08'.18N

003°55'.32E

119

52°51'.30N

004°01'.00E

120

52°35'.00N

004°16'.10E

121

52°35'.95N

004°17'.23E

122

51°53'.44N

003°20'.62E

123

51°56'.37N

003°35'.95E

124

52°04'.80N

003°34'.13E

125

52°07'.95N

003°56'.88E

126

52°05'.03N

003°55'.72E

127

52°04'.57N

003°58'.87E

128

52°07'.47N

004°00'.03E

129

52°37'.22N

004°19'.32E

130

52°37'.93N

004°20'.94E

131 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

52°33'.01N

003°03'.60E

132

52°30'.81N

003°47'.25E

133

52°27'.46N

003°41'.76E

134

52°30'.01N

004°12'.13E

135

52°29'.96N

004°13'.55E

136

52°30'.28N

004°13'.64E

137

52°30'.55N

004°12'.33E

138

52°31'.76N

003°48'.83E

139 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

52°33'.98N

003°04'.44E

140

52°27'.60N

003°43'.45E

141

52°26'.49N

003°43'.79E

142

52°26'.95N

003°48'.87E

143

52°28'.03N

003°48'.63E

144

52°29'.10N

004°12'.60E

145

52°23'.62N

003°12'.29E

146

52°23'.29N

003°18'.42E

147

52°28'.20N

004°12'.50E

148

52°27'.40N

004°12'.50E

149

52°19'.43N

003°21'.60E

150

52°18'.88N

003°27'.69E

151

52°26'.25N

004°12'.70E

152

52°23'.90N

004°13'.60E

153

52°22'.60N

004°14'.50E

154

52°21'.95N

004°15'.10E

155

52°20'.90N

004°16'.20E

156

52°03'.53N

003°16'.42E

157

52°10'.90N

003°52'.20E

158

52°07'.38N

004°14'.00E

159

52°07'.95N

004°14'.60E

160

52°11'.90N

003°52'.20E

161

52°04'.53N

003°16'.42E

162 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

52°24'.07N

002°55'.83E

163

52°04'.93N

003°45'.23E

164 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

52°28'.32N

002°59'.52E

165

52°01'.45N

003°09'.27E

166

52°01'.78N

003°17'.03E

167

52°02'.52N

003°34'.63E

168

52°02'.95N

003°45'.65E

169

52°04'.42N

003°08'.60E

170

51°59'.13N

003°17'.63E

171

51°59'.45N

003°21'.42E

172

52°01'.95N

003°20'.94E

173

51°57'.00N

003°00'.15E

174

52°01'.30N

003°51'.78E

175

52°02'.07N

003°53'.32E

176

51°58'.50N

003°09'.92E

177

51°51'.67N

003°11'.45E

178

51°58'.38N

003°46'.62E

179

52°00'.37N

003°46'.20E

180

51°58'.92N

003°35'.40E

181

51°56'.57N

003°18'.18E

182

51°55'.52N

003°10'.58E

183

52°04'.07N

002°46'.40E

184

52°03'.95N

002°42'.71E

185

53°15'.00N

004°39'.60E

186

53°25'.99N

004°57'.80E

187 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

51°45'.47N

002°40'.00E

188 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

52°11'.90N

002°49'.40E

189 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

52°11'.10N

002°48'.60E

190

51°51'.00N

003°08'.00E

191

51°51'.30N

003°09'.05E

192

52°08'.08N

002°52'.05E

193

53°27'.70N

005°04'.30E

194 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

52°08'.05N

002°45'.28E

195

51°57'.65N

003°00'.00E

196

51°57'.17N

002°54'.52E

197

51°53'.95N

002°49'.99E

198

51°54'.67N

002°57'.52E

199

51°58'.25N

004°00'.48E

200

53°29'.07N

005°11'.38E

201

51°59'.72N

004°02'.92E

202

51°43'.77N

003°42'.33E

203

51°57'.59N

003°42'.58E

204

51°55'.78N

003°42'.64E

205

51°56'.70N

003°49'.77E

206

51°58'.28N

003°49'.77E

207

52°08'.98N

003°49'.71E

208

52°05'.36N

003°48'.27E

209

52°06'.50N

004°10'.00E

210

52°04'.80N

004°13'.40E

211

53°10'.97N

004°51'.39E

212

52°07'.70N

004°17'.50E

213

52°09'.40N

004°14'.20E

214

52°07'.36N

004°14'.90E

215

52°07'.60N

004°15'.72E

216

52°08'.10N

004°15'.32E

217

52°13'.00N

004°13'.50E

218

52°11'.85N

004°11'.80E

219

52°10'.00N

004°13'.20E

220

52°11'.70N

004°15'.50E

221

52°28'.00N

004°32'.18E

222 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

53°39'.00N

006°27'.10E

223 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

53°37'.50N

006°31'.20E

224

52°32'.45N

004°12'.32E

225

52°30'.65N

004°14'.02E

226

52°29'.74N

004°22'.09E

227

52°31'.66N

004°20'.30E

228

52°52'.90N

004°42'.95E

229

52°52'.95N

004°38'.00E

230

52°54'.70N

004°34'.80E

231

52°56'.80N

004°33'.90E

232

53°00'.30N

004°35'.45E

233

53°03'.65N

004°39'.35E

234

53°03'.80N

004°43'.45E

235

53°34'.70N

006°21'.90E

236

53°17'.40N

004°59'.05E

237

53°19'.33N

005°02'.40E

238

53°24'.22N

005°02'.40E

239

53°26'.22N

005°09'.75E

240 *punt ligt buiten het Nederlandse Continentaal Plat

53°23'.63N

005°11'.63E

241

53°37'.10N

006°19'.50E

242

53°34'.90N

006°13'.70E

Tabel 2: Definitie van punten op de grens van het continentaal plat

A: snijpunt van de lijn door de punten 1 en 2 en de grens continentaal plat

B: snijpunt van de lijn door de punten 32 en 33 en de grens continentaal plat

C: snijpunt van de lijn door de punten 28 en 29 en de grens continentaal plat

D: snijpunt van de lijn door de punten 26 en 27 en de grens continentaal plat

E: snijpunt van de lijn door de punten 57 en 58 en de grens continentaal plat

F: snijpunt van de lijn door de punten 61 en 62 en de grens continentaal plat

G: snijpunt van de lijn door de punten 63 en 64 en de grens continentaal plat

H: snijpunt van de lijn door de punten 69 en 70 en de grens continentaal plat

I: snijpunt van de lijn door de punten 7 en 8 en de grens continentaal plat

J: snijpunt van de lijn door de punten 9 en 10 en de grens continentaal plat

K: snijpunt van de lijn door de punten 19 en 20 en de grens continentaal plat

L: snijpunt van de lijn door de punten 37 en 38 en de grens continentaal plat

M: snijpunt van de lijn door de punten 39 en 40 en de grens continentaal plat

N: snijpunt van de lijn door de punten 138 en 139 en de grens continentaal plat

O: snijpunt van de lijn door de punten 131 en 132 en de grens continentaal plat

P: snijpunt van de lijn door de punten 164 en 116 en de grens continentaal plat

Q: snijpunt van de lijn door de punten 162 en 163 en de grens continentaal plat

R: snijpunt van de lijn door de punten 188 en 191 en de grens continentaal plat

S: snijpunt van de lijn door de punten 189 en 190 en de grens continentaal plat

T: snijpunt van de lijn door de punten 184 en 39 en de grens continentaal plat

U: snijpunt van de lijn door de punten 187 en 190 en de grens continentaal plat

V: snijpunt van de lijn door de punten 241 en 222 en de grens continentaal plat

W: snijpunt van de lijn door de punten 235 en 223 en de grens continentaal plat

X: snijpunt van de gemeentelijke grens en de landsgrens nabij Rottumeroog

Y: snijpunt van de lijn door de punten 192 en 194 en de grens continentaal plat

Tabel 3: Definitie van punten op de gemeentelijke grens

I: snijpunt van de lijn door de punten 239 en 240 en de gemeentelijke grens

II: snijpunt van de lijn door de punten 236 en 237 en de gemeentelijke grens

III: snijpunt van de lijn door de punten 233 en 234 en de gemeentelijke grens

IV: snijpunt van de lijn door de punten 229 en 228 en de gemeentelijke grens

V: snijpunt van de cirkellijn zoals gedefinieerd in tabel 1 onder 16 ("STZ aanloopgebied IJmuiden") en de gemeentelijke grens ten noorden van het daar genoemde referentie punt.

VI: snijpunt van de cirkellijn zoals gedefinieerd in tabel 1, onder 16 ("STZ aanloopgebied IJmuiden") en de gemeentelijke grens ten zuiden van het daar genoemde referentie punt.

VII: snijpunt van de cirkellijn zoals gedefinieerd in tabel 1, onder 14 ("two-way route naar en van het Schulpengat" en de gemeentelijke grens ten noorden van het daar genoemde referentie punt.

VIII: snijpunt van de cirkellijn zoals gedefinieerd in de "two-way route naar en van het Schulpengat" en de gemeentelijke grens ten zuiden van het daar genoemde referentie punt.

IX: snijpunt van de lijn door de punten 213 en 212 en de gemeentelijke grens

X: snijpunt van de lijn door de punten 209 en 210 en de gemeentelijke grens

XI: snijpunt van de lijn door de punten 127 en 201 en de gemeentelijke grens

XII: snijpunt van de lijn door de punten 178 en 199 en de gemeentelijke grens

XIII: snijpunt van de lijn door de punten 202 en 123 en de gemeentelijke grens

XIV: snijpunt van de lijn door de punten 107 en 211 en de gemeentelijke grens

Bijlage

5

behorende bij artikel 1.10.7

In deze bijlage staan de gebieden beschreven, genoemd in artikel 1.10.7 van de regeling. In de beschrijving wordt gebruik gemaakt van cijfers en letters die in de tabellen 1 en 2 zijn gedefinieerd.

Gebieden:

  • 1)

    Schietgebied Noordzee ten noorden van de Waddeneilanden (BAZ40). Dit gebied wordt begrensd door de lijn die de punten a, b, c, d, en e met elkaar verbindt.

  • 2)

    Marine-oefengebied ten westen van Haaksgronden (BAZ33). Dit gebied wordt begrensd door de parallellen 53°05'N en 53°13'N en de meridianen 3°45'E en 4°10'E.

  • 3)

    Een schietgebied nabij Petten (BAZ30). Dit gebied wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 1, 2, via cirkelboog vanuit f met een straal van 9 zeemijlen naar 3, en via de gemeentelijke grens naar 1.

  • 4)

    Een schietgebied nabij Petten (BAZ31). Dit gebied wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 4, 5, via een kromme waarbij de kortste afstand tot de lijn door g en h altijd 14 zeemijlen is naar 6, 7 en via de gemeentelijke grens naar 4.

  • 5)

    Schietgebied Vliehors (BAZ36). Dit gebied wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 8, 9 via een cirkelboog vanuit i met straal van 4 zeemijlen naar 10, 11 en via de gemeentelijke grens naar 8.

  • 6)

    Schietgebied Zeegat van Texel (BAZ32). Dit gebied wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 12, 13, via een cirkelboog vanuit j met een straal van 21000 meter naar 14 en via de gemeentelijke grens naar 12.

  • 7)

    Schietgebied ten westen van Kaap Hoofd (BAZ34). Het gebied wordt begrensd door een lijn die de volgende punten verbindt: 15, 16 via een cirkelboog vanuit k met een straal van 10 zeemijlen naar 17, 18 en via de gemeentelijke grens naar 15.

Tabel 1 Geografische coordinaten (ED50)

Punt

X-geografisch

Y-geografisch

a

54°00',0N

004°46',0E

b

54°00',0N

006°06',4E

c

53°51',1N

006°14',0E

d

53°37',6N

005°06',0E

e

53°36',0N

004°46',0E

f

52°47',1N

004°40',3E

g

52°47',7N

004°40',3E

h

52°47',8N

004°41',0E

i

53°14',4N

004°55',3E

j

52°55',2N

004°43',1E

k

52°57',8N

004°44',3E

Tabel 2. Snijpunten van gebieden met de gemeentelijke grens

1: snijpunt van de lijn beginnend in punt f in de richting 254° met de gemeentelijke grens.

2: punt vanuit punt f op een afstand van 9 zeemijlen in de richting 254°.

3: snijpunt ten noorden van punt f van de cirkelboog met als middelpunt punt f en een straal van 9 zeemijlen met de gemeentelijke grens

4: snijpunt van de lijn beginnend in punt g in de richting 225° met de gemeentelijke grens.

5: punt vanuit punt g op een afstand van 14 zeemijlen in de richting 225°.

6: punt vanuit punt h op een afstand van 14 zeemijlen in de richting 345°.

7: snijpunt van de lijn beginnend in punt h in de richting 345° met de gemeentelijke grens.

8: snijpunt van de lijn beginnend in punt i in de richting 275° met de gemeentelijke grens.

9: punt vanuit punt i op een afstand van 4 zeemijlen in de richting 275°.

10: punt vanuit punt i op een afstand van 4 zeemijlen in de richting 365°.

11: snijpunt van de lijn beginnend in punt i in de richting 365° met de gemeentelijke grens.

12: snijpunt ten zuiden van punt j, van de cirkelboog met als middelpunt punt j met een straal van 21000 meters met de gemeentelijke grens.

13: punt vanuit punt j op een afstand van 21000 meters in de richting 335°.

14: snijpunt van de lijn beginnend in punt j in de richting 335° met de gemeentelijke grens.

15: snijpunt van de lijn beginnend in punt k in de richting 265° met de gemeentelijke grens.

16: punt vanuit punt k op een afstand van 10 zeemijlen in de richting 265°.

17: punt vanuit punt k op een afstand van 10 zeemijlen in de richting 337°.

18: snijpunt van de lijn beginnend in punt k in de richting 337° met de gemeentelijke grens.

Bijlage

8

behorende bij de artikelen 4.3.3, vierde lid, en 4.4.6, tweede lid

Bijlage

9

behorende bij artikel 4.4.3, achtste lid

Bijlage

10

behorende bij artikel 4.8.2

De in artikel 4.8.2 bedoelde gegevens zijn:

  • 1.

    Ten aanzien van brandbestrijding:

    • A. Schuimblussysteem

      fabrikant van het systeem

      fabrikant van de sproeikop

      typeaanduiding van de fabrikant

      wijze van aanvoer naar de sproeikoppen

      totaal aantal sproeikoppen

      druk van het in het systeem komend water

      afgiftehoeveelheid per sproeikop in liters per minuut

      totaal voorraad schuim

      schuimtype:

      • AFFF

      • FPF

      bijmengpercentage schuimvormend middel

    • B. Brandblussers

      fabrikant

      typeaanduiding van de fabrikant

      totaal aantal droogpoederblussers

      inhoud en gewicht van de droogpoederblusser

      totaal aantal halogeenblussers

      inhoud en gewicht van de halogeenblussers

      totaal aantal CO2-blussers

      inhoud en gewicht van CO2-blussers

    • C. Slangen/monitoren

      fabrikant van de sproeier

      typeaanduiding van de fabrikant

      lengte van de slang

      diameter van de slang

      druk van het inkomend water

      afgiftehoeveelheid per sproeikop in liters per minuut

      schuimtype:

      • AFFF

      • FPF

      bijmengpercentage schuimvormend middel

  • 2.

    Ten aanzien van reddingmiddelen:

    de aantallen van aanwezige reddingmiddelen als bedoeld in artikel 4.6.3.

  • 3.

    Ten aanzien van verlichting:

    • A. De voor de aanduiding van de omtrek van het helikopterdek vast opgestelde, rondomstralende lichten

      fabrikant

      typeaanduiding van de fabrikant

      kleurspecificatie

      nadere fabrieksgegevens

      lichtopbrengstdiagram in candela (cd)

      de installatiehoogte ten opzichte van het helikopterdek

    • B. Oppervlakteverlichting

      fabrikant

      typeaanduiding van de fabrikant

      kleur

      toegepaste lamp

      ontstekingstijd

      nadere fabrieksgegevens zoals de gemiddelde horizontale verlichtingssterkte en de verhouding tussen de gemiddelde horizontale en de minimale verlichtingssterkte, zoals bedoeld in artikel 4.4.4, vierde lid, de installatiehoogte ten opzichte van het helikopterdek

    • C. Obstakelverlichting

      fabrikant

      typeaanduiding van de fabrikant

      kleur plaats (bijv. A-frame, afblaasinrichting)

      tekening waarop de plaats van, en de hoek waaronder de oppervlakteverlichting schijnt, staan aangegeven lichtopbrengstdiagram in candela (cd)

    • D. Windzakverlichting

      fabrikant

      typeaanduiding van de fabrikant

      plaats

  • 4.

    Ten aanzien van communicatie- en navigatiehulpmiddelen: aanwezige apparatuur

  • 5.

    Ten aanzien van de tankinstallatie:

    • A. Vulinstallatie

      fabrikant

      type aanduiding van de fabrikant

      plaats (indien niet op de tekening van artikel 4.8.1, eerste lid, aangegeven)

      lengte van de slang

      fabrikant van het vulpistool

      typeaanduiding van de fabrikant van het vulpistool

      uitstroomhoeveelheid van het vulpistool

      wijze van aarden

      wijze van onderbreking bij ongeval

      tekening van vulinstallatie met bijbehoren

    • B. Brandstofopslag

      fabrikant

      typeaanduiding van de fabrikant

      plaats

      tekening van de brandstofopslagtank

  • 6.

    Overige gegevens als bedoeld in artikel 4.4.8, onderdelen c en d:

    • plaats van de weegschaal

    • plaats van apparatuur voor het verwijderen van ijs en sneeuw.

Bijlage

11

behorende bij artikel 8.2.2.l, tweede lid

1.0. Projectgegevens

1.1 de naam van de mijnbouwonderneming

1.2 de aanduiding van de boring

1.3 de naam van de boorinstallatie

1.4 de naam van het bijstandsschip, indien een bijstandsschip bij de boring aanwezig is

1.5 de naam van de concipiant van het dagverslag

1.6 de telefoonnummers waarop de concipiant gedurende werkuren bereikbaar is

1.7 het serienummer van het dagverslag

1.8 de datum waarop het dagverslag van toepassing is

1.9 het tijdsbestek waarop het dagverslag van toepassing is.

2.0. Boorgatsectiegegevens

2.1 de diameter (in inches) van alle verbuizingen

2.2 de boorbeiteldiameters (in inches) van alle verbuizingen

2.3 de schoendiepte (in meters) van alle in het boorprogramma voorziene verbuizingen

2.4 de schoendiepte (in meters) van alle gezette verbuizingen

2.5 de formatiesterkte van alle relevante verbuizingen, uitgedrukt in de boorspoelingsgradiënt in kPa/m, bar/l0 m of in een equivalent boorspoelingsgewicht

2.6 de einddiepte (in meters) van een boorgatsectie.

3.0. Boorspoelinggegevens

3.1 het type boorspoeling op de betreffende diepte

3.2 de viscositeit van de boorspoeling volgens MARSH in seconden

3.3 het filtraatverlies volgens de standaardmethode in 0,001 m3 (cc)

3.4 het solidsgehalte van de boorspoeling in gr/l

3.5 het boorspoelingsgewicht in kN/m² of kg/dm3

3.6 de viscositeit en gel van de boorspoeling volgens FANN

3.7 de PH van het bij 3.3. verkregen filtraat

3.8 het oliegehalte van de bij 3.4 verkregen vloeistof.

4.0. Geologische gegevens

4.1 de naam van de laatstdoorboorde aardlaag

4.2 de top van de bovengenoemde aardlaag op de vanaf de boorvloer langs het boorgat gemeten diepte in meters waar deze werd verwacht ("along hole depth" (AHD)/"true vertical depth" (TVD))

4.3 de diepte in meters waar deze top is gevonden (AHD)

4.4 de naam van de volgende te verwachten aardlaag

4.5 de verwachte top van de volgende aardlaag (AHD).

5.0. Gegevens betreffende het verloop van de werkzaamheden

5.1 een korte samenvatting van de werkzaamheden gedurende de verslagperiode

5.2 een korte samenvatting van de voorziene werkzaamheden in de daaropvolgende verslagperiode

5.3 een korte samenvatting van de al verrichte werkzaamheden in de daaropvolgende verslagperiode tot de rapportagetijd

Bijlage

12

behorende bij artikel 8.2.2.2

1.0. Projectgegevens

1.1. Algemeen

1. de namen van de leidinggevenden met een aanduiding van hun functie

2. het tijdvak waarin deze leiding gaven.

1.2. Boring

1. een aanduiding (code of naam) van de boring

2. het doel van de boring

3. de datum van het begin van de boring en het aantal dagen op de locatie.

1.3. Mijnbouw- of boorinstallatie

1. de naam van de installatie

2. de namen van de eigenaren van de installatie.

2.0. Boorgatsectiegegevens

2.1. Dieptes

1. de dieptereferentie in meters ten opzichte van

a. Normaal Amsterdams Peil (NAP), indien bij de boring geen gebruik wordt gemaakt van een mijnbouwinstallatie of

b. Mean Sea Level (MSL), indien bij de boring gebruik wordt gemaakt van een mijnbouwinstallatie

2. de diepte in meters ("along hole depth" (AHD) en "true vertical depth" (TVD)) aan het einde van de diepboring

3. de deviatieplots van de diepboring, zowel verticaal als horizontaal, op A4-formaat

4. de waterdiepte onder MSL, indien bij de boring gebruik wordt gemaakt van een mijnbouwinstallatie.

2.2. Gezette verbuizingen

1. de maten

2. de schoendiepte in meters en de diepte in meters aan de bovenzijde

3. de materiaalsoort en het gewicht per lengte-eenheid van de gezette verbuizing

4. de cementsoorten, het gewicht van de cementspecie ("slurry") en het volume van de cementspecie

5. de bovenzijde van het cement (theoretisch of vastgesteld)

6. een verbuizingsdiagram op A4-formaat.

3.0. Boorspoelinggegevens

1. het type boorspoeling per boorgatsectie

2. het soortelijk gewicht van de boorspoeling als functie van de diepte.

4.0. Geologische gegevens

4.1. Stratigrafische kolom

1. de diepte in meters (AHD) van de bovenzijde van de aangetroffen geologische aardlagen

2. de aangetroffen breukdieptes

3. de aangetroffen abnormale formatiedrukken.

4.2. Koolwaterstoffen

1. de aangetroffen producten

2. de producerende aardlagen

3. de maximaal geteste productie ("choke sizes" en "flowing tubing head pressure")

4. de ingesloten formatiedruk na het testen.

5.0. Gegevens betreffende de putafwerking

1. de putstatus

2. een tekening van de (definitief of tijdelijk) buiten gebruik gestelde put op A4-formaat

3. een tekening met de maten van de putmondafwerking op A4-formaat

4. een tekening met de maten van de spuitseries op A4-formaat.

6.0. Ondertekening

1. plaats

2. datum

3. handtekening van de leidinggevende.

Bijlage

13

behorende bij artikel 8.3.2.5, tweede lid Capaciteitstest

Bijlage

14

behorende bij artikel 9.1.6, derde lid

Bijlage

15

15 behorende bij artikel 9.2.1, onderdeel f

Bijlage

16

Ligt ter inzage bij het Ministerie van Economische Zaken.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden