Wet van 28 september 2006, houdende regels met betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop (Wet op het financieel toezicht)

Wet op het financieel toezicht

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de hervorming van het toezicht op de financiële markten naar een functioneel ingericht toezicht, herziening van de wetgeving met betrekking tot dat toezicht noodzakelijk maakt;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

1

Algemeen deel

Hoofdstuk

1.1

Inleidende bepalingen

Afdeling

1.1.1

Definities

Artikel

1:1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, voorzover niet anders is bepaald, verstaan onder:

aanbieden:

  • a.

    het in de uitoefening van een beroep of bedrijf rechtstreeks of middellijk doen van een voldoende bepaald voorstel tot het als wederpartij aangaan van een overeenkomst met een consument of, indien het een verzekering betreft, cliënt inzake een financieel product dat geen financieel instrument is of het in de uitoefening van een beroep of bedrijf aangaan, beheren of uitvoeren van een dergelijke overeenkomst; of

  • b.

    het rechtstreeks of middellijk doen van een voldoende bepaald voorstel tot het als wederpartij aangaan van een overeenkomst met een cliënt inzake een recht van deelneming in een beleggingsinstelling of het rechtstreeks of middellijk vragen of verkrijgen van gelden of andere goederen aan onderscheidenlijk van een cliënt ter deelneming in een beleggingsinstelling;

aanbieder: degene die aanbiedt;

aangewezen staat: een staat die op grond van deze wet is aangewezen als staat waar toezicht wordt uitgeoefend op beleggingsinstellingen, clearinginstellingen onderscheidenlijk natura-uitvaartverzekeraars dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen;

accountant: een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

adviseren: het in de uitoefening van een beroep of bedrijf aanbevelen van een of meer specifieke financiële producten aan een bepaalde consument of, indien het een financieel instrument of verzekering betreft, cliënt;

adviseur: degene die adviseert;

Autoriteit Financiële Markten: Stichting Autoriteit Financiële Markten;

bank: degene die zijn bedrijf maakt van het buiten besloten kring ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen, en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen;

beheerder: een rechtspersoon die het beheer voert over een of meer beleggingsinstellingen;

beheren van een individueel vermogen: alle werkzaamheden gericht op het in de uitoefening van een beroep of bedrijf op grond van een overeenkomst, anders dan als beheerder, voeren van het beheer over financiële instrumenten die toebehoren aan een persoon dan wel over aan deze persoon toebehorende middelen ter belegging in financiële instrumenten, daaronder begrepen het verrichten of doen verrichten van transacties in financiële instrumenten voor rekening van de persoon met wie de overeenkomst is gesloten;

beleggerscompensatiestelsel: een stelsel omtrent een garantie voor vorderingen van beleggers in verband met beleggingsverrichtingen op banken, beleggingsondernemingen of financiële instellingen waaraan het is toegestaan beleggingsdiensten te verlenen, tegen het risico dat deze financiële ondernemingen hun verplichtingen met betrekking tot die vorderingen niet kunnen nakomen;

beleggingsfonds: een niet in een beleggingsmaatschappij ondergebracht vermogen waarin ter collectieve belegging gevraagde of verkregen gelden of andere goederen zijn of worden opgenomen teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen;

beleggingsinstelling: beleggingsmaatschappij of beleggingsfonds;

beleggingsinstelling met zetel in een niet-aangewezen staat: een beleggingsinstelling met zetel buiten Nederland in een staat die niet op grond van artikel 2:66, eerste lid, is aangewezen als staat waar toezicht wordt uitgeoefend op beleggingsinstellingen dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen, niet zijnde een instelling voor collectieve belegging in effecten;

beleggingsmaatschappij: een rechtspersoon die gelden of andere goederen ter collectieve belegging vraagt of verkrijgt teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen;

beleggingsobject:

  • a.

    een zaak, een recht op een zaak of een recht op het al dan niet volledige rendement in geld of een gedeelte van de opbrengst van een zaak, niet zijnde een product als bedoeld in de onderdelen b tot en met h van de definitie van financieel product in dit artikel, welke anders dan om niet wordt verkregen, bij welke verkrijging aan de verkrijger een rendement in geld in het vooruitzicht wordt gesteld en waarbij het beheer van de zaak hoofdzakelijk wordt uitgevoerd door een ander dan de verkrijger; of

  • b.

    een ander bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen recht;

beleggingsonderneming: degene die een beleggingsdienst verleent;

bemiddelaar: degene die bemiddelt;

bemiddelen:

  • a.

    alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst inzake een ander financieel product dan een financieel instrument, krediet of verzekering tussen een consument en een aanbieder;

  • b.

    alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst inzake krediet tussen een consument en een aanbieder of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een dergelijke overeenkomst; of

  • c.

    alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een verzekering tussen een cliënt en een verzekeraar of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een verzekering;

besloten kring: een kring, bestaande uit personen of vennootschappen waarvan een persoon of vennootschap opvorderbare gelden ter beschikking verkrijgt,

  • a.

    die nauwkeurig is omschreven;

  • b.

    waarvan de toetredingscriteria vooraf zijn bepaald, toetsbaar zijn en niet resulteren in het op eenvoudige wijze toetreden van niet tot de kring behorende personen of vennootschappen; en

  • c.

    waarbinnen degenen die er deel van uitmaken in een op het tijdstip van het verkrijgen van de opvorderbare gelden reeds bestaande rechtsbetrekking staan tot de persoon of vennootschap die de gelden ter beschikking verkrijgt, op grond waarvan zij redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van diens financiële toestand;

bewaarder: een rechtspersoon die is belast met de bewaring van de activa van een beleggingsinstelling;

bewindvoerder: de bewindvoerder, bedoeld in artikel 3:162, vierde lid, of degene die is aangewezen door de bestuurlijke of rechterlijke instanties in een andere lidstaat om saneringsmaatregelen uit te voeren;

bijkantoor:

  • a.

    een duurzaam in een andere staat dan de staat van de zetel aanwezig onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid van een financiële onderneming die geen verzekeraar is; of

  • b.

    een duurzame aanwezigheid van een verzekeraar, met uitzondering van de zetel, beheerd door eigen personeel van de verzekeraar of door een zelfstandig persoon die is gemachtigd duurzaam voor de verzekeraar op te treden;

centrale kredietinstelling: een bank die met betrekking tot een groep banken tot welke groep die bank zelf ook behoort, het beleid mede bepaalt;

clearinginstelling: degene die zijn bedrijf maakt van het sluiten van overeenkomsten betreffende financiële instrumenten met een centrale tegenpartij die optreedt als exclusieve wederpartij bij deze overeenkomsten, waarvan de bedingen die de kern van de prestaties aangeven overeenkomen met de bedingen die deel uitmaken van overeenkomsten, gesloten door derden of door hemzelf in zijn hoedanigheid van partij, op een markt in financiële instrumenten en die in de laatstbedoelde overeenkomsten de kern van de prestaties aangeven;

clearinginstelling met zetel in een niet-aangewezen staat: een clearinginstelling met zetel in een staat buiten Nederland die niet op grond van artikel 2:6, tweede lid, is aangewezen als staat waar toezicht wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen;

cliënt: een persoon aan wie een financiële onderneming een financiële dienst verleent of aan wie deze voornemens is een financiële dienst te verlenen;

communautaire co-assurantie: een directe schadeverzekering betreffende grote risico’s, in co-assurantie gesloten, waarbij:

  • a.

    de schadeverzekeraar die als eerste schadeverzekeraar optreedt, zijn verplichtingen uit hoofde van de schadeverzekering is aangegaan vanuit een vestiging in een andere lidstaat dan de lidstaat waarin ten minste een van de overige co-assuradeuren zulks heeft gedaan; en

  • b.

    het risico in een lidstaat is gelegen;

consument: een niet in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep handelende natuurlijke persoon aan wie een financiële onderneming een financiële dienst verleent of aan wie deze voornemens is een financiële dienst te verlenen;

deelnemer: een aandeelhouder of een deelgerechtigde in een beleggingsinstelling;

deposito: een tegoed dat wordt gevormd door op een rekening staande gelden of dat tijdelijk uit normale banktransacties voortvloeit, en dat een bank onder de toepasselijke wettelijke en contractuele voorwaarden dient terug te betalen, alsmede schulden belichaamd in door een bank uitgegeven schuldbewijzen, met uitzondering van obligaties die voldoen aan de voorwaarden van artikel 22, vierde lid, van de richtlijn beleggingsinstellingen;

depositogarantiestelsel: een stelsel omtrent een garantie voor vorderingen van depositohouders op banken tegen het risico dat deze banken hun verplichtingen met betrekking tot die vorderingen niet kunnen nakomen;

duurzame drager: een hulpmiddel dat een persoon in staat stelt om aan hem persoonlijk gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt;

effect:

  • a.

    een verhandelbaar aandeel of een ander daarmee gelijk te stellen verhandelbaar waardebewijs of recht, niet zijnde een recht van deelneming in een beleggingsinstelling dat op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald of een appartementsrecht;

  • b.

    een verhandelbare obligatie of een ander verhandelbaar schuldinstrument; of

  • c.

    elk ander door een rechtspersoon, vennootschap of instelling uitgegeven verhandelbaar waardebewijs waarmee een in onderdeel a of b bedoeld effect door uitoefening van de daaraan verbonden rechten of door conversie kan worden verworven of dat in geld wordt afgewikkeld;

effectief kredietvergoedingspercentage: de bij de uitvoering van een overeenkomst inzake krediet overeenkomstig de betalingsregeling aan de consument in rekening te brengen kredietvergoeding, uitgedrukt in een percentage op jaarbasis van het uitstaand saldo, berekend op bij ministeriële regeling vast te stellen wijze;

elektronisch geld: een geldswaarde die is opgeslagen op een elektronische drager of die op afstand is opgeslagen in een centrale rekeningadministratie;

elektronischgeldinstelling: degene die, geen bank zijnde, zijn bedrijf maakt van het ter beschikking verkrijgen van gelden in ruil waarvoor elektronisch geld wordt uitgegeven waarmee betalingen kunnen worden verricht ook aan anderen dan degene die het elektronisch geld uitgeeft;

Europese beleggingsonderneming: beleggingsonderneming met zetel in een andere lidstaat die aldaar voor de uitoefening van haar bedrijf een vergunning heeft;

Europese kredietinstelling: kredietinstelling met zetel in een andere lidstaat die aldaar voor de uitoefening van haar bedrijf een vergunning heeft;

Europese levensverzekeraar of schadeverzekeraar: levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een andere lidstaat die aldaar een vergunning heeft voor de uitoefening van zijn bedrijf die overeenkomt met de in artikel 2:27 bedoelde vergunning;

financieel instrument:

  • a.

    een effect;

  • b.

    een recht van deelneming in een beleggingsinstelling, niet zijnde een effect;

  • c.

    een instrument dat gewoonlijk op de geldmarkt wordt verhandeld;

  • d.

    een recht op overdracht op termijn van goederen of een gelijkwaardig instrument dat gericht is op verrekening in geld;

  • e.

    een rentetermijncontract;

  • f.

    een renteswap, valutaswap of aandelenswap; of

  • g.

    een optie ter verwerving of vervreemding van een bovengenoemd instrument, met inbegrip van een gelijkwaardig instrument dat gericht is op verrekening in geld;

financieel product:

  • a.

    een beleggingsobject;

  • b.

    een betaalrekening met inbegrip van de daaraan verbonden betaalfaciliteiten;

  • c.

    elektronisch geld;

  • d.

    een financieel instrument;

  • e.

    krediet;

  • f.

    een spaarrekening met inbegrip van de daaraan verbonden spaarfaciliteiten;

  • g.

    een verzekering; of

  • h.

    een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander product;

financiële dienst:

  • a.

    aanbieden;

  • b.

    adviseren;

  • c.

    bemiddelen;

  • d.

    herverzekeringsbemiddelen;

  • e.

    optreden als clearinginstelling;

  • f.

    optreden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent; of

  • g.

    verlenen van een beleggingsdienst;

financiëledienstverlener: degene die een ander financieel product dan een financieel instrument aanbiedt, of die adviseert, bemiddelt, herverzekeringsbemiddelt, optreedt als gevolmachtigde agent of optreedt als ondergevolmachtigde agent;

financiële instelling: degene die, geen kredietinstelling zijnde, in hoofdzaak zijn bedrijf maakt van het verrichten van een of meer van de werkzaamheden, bedoeld onder 2 tot en met 12 in bijlage I van de herziene richtlijn banken, of van het verwerven of houden van deelnemingen;

financiële Nederlandse moederholding: financiële holding met zetel in Nederland die zelf geen dochteronderneming is van een Nederlandse beleggingsonderneming of Nederlandse kredietinstelling of van een financiële holding met zetel in Nederland, waarbij onder dochteronderneming wordt verstaan een dochteronderneming als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van de richtlijn geconsolideerde jaarrekening, of een onderneming waarop, naar het oordeel van de Nederlandsche Bank, een moederonderneming feitelijk een overheersende invloed uitoefent;

financiële onderneming:

  • a.

    een beheerder;

  • b.

    een beleggingsinstelling;

  • c.

    een beleggingsonderneming;

  • d.

    een bewaarder;

  • e.

    een clearinginstelling;

  • f.

    een financiëledienstverlener;

  • g.

    een financiële instelling;

  • h.

    een kredietinstelling; of

  • i.

    een verzekeraar;

gekwalificeerde belegger:

  • a.

    rechtspersoon of vennootschap die een vergunning heeft of anderszins gereglementeerd is om op de financiële markten actief te mogen zijn;

  • b.

    rechtspersoon of vennootschap die geen vergunning heeft of niet anderszins gereglementeerd is om op de financiële markten actief te mogen zijn en waarvan het enige ondernemingsdoel het beleggen in effecten is;

  • c.

    nationaal of regionaal overheidslichaam, centrale bank, internationale of supranationale financiële organisatie of andere soortgelijke internationale instelling;

  • d.

    rechtspersoon of vennootschap met zetel in Nederland die:

    • 1°.

      volgens bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen regels wordt aangemerkt als kleine onderneming; en

    • 2°.

      op eigen verzoek door de Autoriteit Financiële Markten als gekwalificeerde belegger is geregistreerd;

  • e.

    rechtspersoon of vennootschap, niet zijnde een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in onderdeel d, aanhef en onder 1°;

  • f.

    natuurlijke persoon met woonplaats in Nederland die voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels en op eigen verzoek door de Autoriteit Financiële Markten als gekwalificeerde belegger is geregistreerd; of

  • g.

    in een andere lidstaat als gekwalificeerde belegger aangemerkte natuurlijke persoon of onderneming als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, onder iv onderscheidenlijk v, van de richtlijn prospectus;

gekwalificeerde deelneming: een rechtstreeks of middellijk belang van ten minste tien procent van het geplaatste kapitaal van een onderneming of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van ten minste tien procent van de stemrechten in een onderneming, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van een daarmee vergelijkbare zeggenschap in een onderneming, waarbij bij het bepalen van het aantal stemrechten dat iemand in een onderneming heeft, tot diens stemrechten mede worden gerekend de stemmen waarover hij beschikt of geacht wordt te beschikken op grond van artikel 5:45;

gemeentelijke kredietbank: een aanbieder van krediet, opgericht door een of meer gemeenten;

gereglementeerde markt: een markt als bedoeld in artikel 1, onder 13, van de richtlijn beleggingsdiensten of een soortgelijke markt in grondstoffenderivaten;

gereglementeerde markt in Nederland: een gereglementeerde markt waarvan de houder een erkenning heeft als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid;

gevolmachtigde agent: degene die optreedt als gevolmachtigde agent;

grondstoffenderivaat: een financieel instrument als bedoeld in Bijlage I, Deel C, onderdelen 5 tot en met 7 van richtlijn nr. 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PbEU L 145);

grote risico’s:

  • a.

    de risico’s die behoren tot de in de bij deze wet behorende Bijlage branches genoemde branches Casco rollend spoorwegmaterieel, Luchtvaartuigcasco, Casco zee- en binnenschepen, Vervoerde zaken, Aansprakelijkheid luchtvaartuigen en Aansprakelijkheid zee- en binnenschepen;

  • b.

    de risico’s die behoren tot de in de bij deze wet behorende Bijlage branches genoemde branches Krediet en Borgtocht, voorzover de verzekeringnemer handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en het risico daarop betrekking heeft; of

  • c.

    de risico’s die behoren tot de in de bij deze wet behorende Bijlage branches genoemde branches Voertuigcasco, Brand en Natuurevenementen, Andere schaden aan zaken, Aansprakelijkheid motorrijtuigen, Aansprakelijkheid wegvervoer, Algemene aansprakelijkheid en diverse geldelijke verliezen, voorzover de verzekeringnemer voldoet aan ten minste twee van de volgende vereisten:

    • 1°.

      de waarde van de activa volgens de balans bedraagt meer dan € 6.200.000;

    • 2°.

      de netto-omzet over het voorafgaande boekjaar bedraagt meer dan € 12.800.000;

    • 3°.

      het gemiddeld aantal werknemers over het voorafgaande boekjaar bedraagt meer dan 250;

    waarbij bovengenoemde vereisten, indien de verzekeringnemer deel uitmaakt van een groep waarvan de geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig de richtlijn geconsolideerde jaarrekening wordt opgesteld, worden toegepast op basis van de geconsolideerde jaarrekening en indien de verzekeringnemer deel uitmaakt van een samenwerkingsverband, bovengenoemde vereisten gelden voor de deelnemers in het samenwerkingsverband gezamenlijk;

handelsportefeuille: portefeuille als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de herziene richtlijn kapitaaltoereikendheid;

herverzekeraar: degene die geen levensverzekeraar, natura-uitvaartverzekeraar of schadeverzekeraar is, en die zijn bedrijf maakt van het accepteren van door een levensverzekeraar, een natura-uitvaartverzekeraar, een schadeverzekeraar of een andere herverzekeraar overgedragen risico’s;

herverzekeringsbemiddelaar: degene die herverzekeringsbemiddelt;

herverzekeringsbemiddelen: alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst waarbij risico’s uit overeenkomsten inzake een verzekering worden overgenomen of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een dergelijke overeenkomst;

herziene richtlijn banken: richtlijn nr. 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (PbEU L 177);

herziene richtlijn kapitaaltoereikendheid: richtlijn nr. 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (herschikking) (PbEU L 177);

instelling voor collectieve belegging in effecten: een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de richtlijn beleggingsinstellingen;

institutionele belegger:

  • a.

    beleggingsinstelling;

  • b.

    levensverzekeraar; of

  • c.

    pensioenfonds;

krediet: geldkrediet of goederenkrediet, waarbij wordt verstaan onder:

  • a.

    geldkrediet: het aan een consument ter beschikking stellen van een geldsom, ter zake waarvan de consument gehouden is een of meer betalingen te verrichten;

  • b.

    goederenkrediet:

    • 1°.

      het aan een consument verschaffen van het genot van een roerende zaak, financieel instrument of beleggingsobject, dan wel het aan een consument of een derde ter beschikking stellen van een geldsom ter zake van het aan die consument verschaffen van het genot van een roerende zaak, financieel instrument of beleggingsobject, ter zake waarvan de consument gehouden is een of meer betalingen te verrichten; of

    • 2°.

      het aan een consument verlenen van een dienst die niet wordt verleend op grond van een overeenkomst die strekt tot het geregeld verlenen van diensten en waarbij de consument gehouden is om gedurende de periode van dienstverlening in termijnen te betalen, dan wel het aan een consument of een derde ter beschikking stellen van een geldsom ter zake van het aan die consument verlenen van een dienst ter zake waarvan de consument gehouden is een of meer betalingen te verrichten;

kredietinstelling: een bank of elektronischgeldinstelling;

levensverzekeraar: degene die zijn bedrijf maakt van het sluiten van levensverzekeringen voor eigen rekening en het afwikkelen van die levensverzekeringen;

levensverzekering: een levensverzekering als bedoeld in artikel 975 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat de prestatie van de levensverzekeraar uitsluitend in geld geschiedt, of een natura-uitvaartverzekering als bedoeld in dit artikel;

lidstaat: een staat die lid is van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

markt in financiële instrumenten: een markt die aan regels is onderworpen en die bestemd is voor het bijeenbrengen van vraag en aanbod van financiële instrumenten;

moedermaatschappij: een rechtspersoon die een of meer dochtermaatschappijen heeft als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

moederonderneming: moederonderneming als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van de richtlijn geconsolideerde jaarrekening, of een onderneming die, naar het oordeel van de Nederlandsche Bank, feitelijk een overheersende invloed op een andere onderneming uitoefent;

natura-uitvaartverzekeraar: degene die, geen levensverzekeraar zijnde, zijn bedrijf maakt van het sluiten van natura-uitvaartverzekeringen voor eigen rekening en het afwikkelen van die natura-uitvaartverzekeringen;

natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat: een natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een staat buiten Nederland die niet op grond van artikel 2:50, tweede lid, is aangewezen als staat waar toezicht wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen;

natura-uitvaartverzekering: een verzekering in verband met de verzorging van de uitvaart van een natuurlijke persoon waarbij de verzekeraar zich verbindt tot het leveren van een prestatie die niet tevens inhoudt het doen van een geldelijke uitkering;

Nederlandsche Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;

Nederlandse beleggingsonderneming: beleggingsonderneming met zetel in Nederland die voor de uitoefening van haar bedrijf een vergunning heeft;

Nederlandse EU-moederbeleggingsonderneming: moederbeleggingsonderneming met zetel in Nederland die zelf geen dochteronderneming is van een beleggingsonderneming, kredietinstelling of van een financiële holding met zetel in een lidstaat;

Nederlandse EU-moederkredietinstelling: moederkredietinstelling met zetel in Nederland die zelf geen dochteronderneming is van een beleggingsonderneming of kredietinstelling of van een financiële holding met zetel in een lidstaat;

Nederlandse financiële EU-moederholding: financiële holding met zetel in Nederland die geen dochteronderneming is van een beleggingsonderneming of kredietinstelling of van een financiële holding met zetel in een lidstaat;

Nederlandse kredietinstelling: kredietinstelling met zetel in Nederland die voor de uitoefening van haar bedrijf een vergunning heeft;

Nederlandse levensverzekeraar of schadeverzekeraar: levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in Nederland die voor de uitoefening van zijn bedrijf een vergunning heeft;

Nederlandse moederbeleggingsonderneming: beleggingsonderneming met zetel in Nederland die een beleggingsonderneming, kredietinstelling of financiële instelling als dochteronderneming heeft of die een deelneming heeft in een dergelijke financiële onderneming en die zelf geen dochteronderneming is van een andere Nederlandse beleggingsonderneming, Nederlandse kredietinstelling of financiële holding met zetel in Nederland;

Nederlandse moederkredietinstelling: kredietinstelling met zetel in Nederland die een beleggingsonderneming, kredietinstelling of financiële instelling als dochteronderneming heeft of die een deelneming heeft in een dergelijke financiële onderneming en die zelf geen dochteronderneming is van een andere Nederlandse beleggingsonderneming, Nederlandse kredietinstelling of financiële holding met zetel in Nederland;

niet-Europese beleggingsonderneming: beleggingsonderneming waaraan een vergunning is verleend in een staat die geen lidstaat is waar naar het oordeel van de Nederlandsche Bank het prudentieel toezicht ten minste gelijkwaardig is aan het prudentieel toezicht op grond van deze wet;

niet-Europese kredietinstelling: kredietinstelling met zetel in een staat die geen lidstaat is die aldaar voor de uitoefening van haar bedrijf een vergunning heeft;

niet-Europese levensverzekeraar of schadeverzekeraar: levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is die aldaar een vergunning heeft voor de uitoefening van zijn bedrijf;

onderbemiddelaar: een bemiddelaar die bemiddelt voor een andere bemiddelaar;

ondergevolmachtigde agent: degene die optreedt als ondergevolmachtigde agent;

Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

optreden als gevolmachtigde agent: het in de uitoefening van een beroep of bedrijf als gevolmachtigde van een verzekeraar voor diens rekening sluiten van een verzekering met een cliënt;

optreden als ondergevolmachtigde agent: het in de uitoefening van een beroep of bedrijf op grond van een ondervolmacht afgegeven door een gevolmachtigde agent of door een ondergevolmachtigde agent als gevolmachtigde van een verzekeraar voor diens rekening sluiten van een verzekering met een cliënt;

opvanginstelling: een naamloze vennootschap met zetel in Nederland die uitsluitend tot doel heeft in opdracht van de Nederlandsche Bank een in problemen verkerende levensverzekeraar op te vangen door herverzekering of overname van de portefeuille van de levensverzekeraar;

opvorderbare gelden: gelden die op enig moment terugbetaald moeten worden, uit welke hoofde dan ook, en waarvan op voorhand duidelijk is welk nominaal bedrag moet worden terugbetaald;

overeenkomst op afstand:

  • a.

    overeenkomst inzake een financiële dienst of financieel product tussen een financiële onderneming en een consument die wordt gesloten in het kader van een door de financiële onderneming georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand, waarbij tot en met de totstandkoming van deze overeenkomst uitsluitend gebruik gemaakt wordt van een of meer technieken voor communicatie op afstand; of

  • b.

    overeenkomst die strekt tot fondsvorming ter voldoening van de verzorging van de uitvaart van een natuurlijke persoon die wordt aangegaan tussen een natura-uitvaartverzekeraar en een consument in het kader van een door de natura-uitvaartverzekeraar georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand, die voor de natura-uitvaartverzekeraar geen beleggingsrisico met zich brengt en waarbij tot en met de totstandkoming van deze overeenkomst uitsluitend gebruik gemaakt wordt van een of meer technieken voor communicatie op afstand;

persoon: een natuurlijke persoon of rechtspersoon;

pensioenfonds:

plaatselijke onderneming: degene die uitsluitend voor eigen rekening of voor rekening van beleggingsondernemingen die tot die markten zijn toegelaten, voorzover de uitvoering en afwikkeling van de transacties geschieden onder de verantwoordelijkheid van en worden gegarandeerd door een clearinginstelling met zetel in Nederland, handelt op de markten voor:

  • a.

    opties ter verwerving of vervreemding van financiële instrumenten;

  • b.

    rechten op overdracht op termijn van goederen of gelijkwaardige instrumenten die gericht zijn op verrekening in geld;

  • c.

    andere afgeleide financiële instrumenten; of

  • d.

    financiële instrumenten waarop de afgeleide financiële instrumenten, bedoeld in de onderdelen a tot en met c, betrekking hebben, uitsluitend om posities op markten voor die afgeleide financiële instrumenten af te dekken;

premie: de in geld uitgedrukte prestatie door de verzekeringnemer te leveren uit hoofde van een verzekering, daaronder niet begrepen de assurantiebelasting;

professionele belegger:

  • a.

    een beleggingsinstelling;

  • b.

    een beleggingsonderneming;

  • c.

    een tot de centrale overheid behorend publiekrechtelijk lichaam;

  • d.

    een financiële instelling;

  • e.

    een internationale of supranationale publiekrechtelijke organisatie;

  • f.

    een kredietinstelling;

  • g.

    een pensioenfonds dat beschikt over een belegd vermogen van ten minste € 25.000.000 of het equivalent daarvan in vreemde valuta;

  • h.

    een rechtspersoon met een geconsolideerd balanstotaal van minimaal € 500.000.000 of die beschikt over een belegd vermogen van ten minste € 25.000.000 of het equivalent daarvan in vreemde valuta; of

  • i.

    een verzekeraar die beschikt over een belegd vermogen van ten minste € 25.000.000 of het equivalent daarvan in vreemde valuta;

professionele marktpartij:

  • a.

    gekwalificeerde belegger;

  • b.

    dochteronderneming van een gekwalificeerde belegger die wordt betrokken in het toezicht op geconsolideerde basis op de gekwalificeerde belegger; of

  • c.

    andere bij algemene maatregel van bestuur als professionele marktpartij aangewezen persoon of vennootschap;

prospectusverordening: verordening nr. 809/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft (PbEU L 149);

rechtsbijstandverzekeraar: een schadeverzekeraar die de branche Rechtsbijstand uitoefent;

reclame-uiting: iedere vorm van informatieverstrekking die dient ter aanprijzing van of een wervend karakter kent ter zake van een bepaalde financiële dienst of een bepaald financieel product;

registerhouder:

  • a.

    voorzover het register betrekking heeft op financiële ondernemingen die werkzaamheden mogen verrichten ingevolge de afdelingen 2.2.1 tot en met 2.2.4 en 2.3.1 tot en met 2.3.4 en op gegevens die op grond van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen worden geregistreerd: de Nederlandsche Bank;

  • b.

    voorzover het register betrekking heeft op financiële ondernemingen die werkzaamheden mogen verrichten ingevolge de afdelingen 2.2.5 tot en met 2.2.13 en 2.3.5 tot en met 2.3.8 en op gegevens die op grond van het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen of het Deel Gedragstoezicht financiële markten worden geregistreerd: de Autoriteit Financiële Markten;

richtlijn beleggingsdiensten: richtlijn nr. 93/22/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 141);

richtlijn beleggingsinstellingen: richtlijn nr. 85/611/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PbEG L 375);

richtlijn geconsolideerde jaarrekening: zevende richtlijn nr. 83/349/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, derde lid, sub g), van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening (PbEG L 193);

richtlijn prospectus: richtlijn nr. 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van richtlijn nr. 2001/34/EG (PbEG L 345);

richtlijn verzekeringsbemiddeling: richtlijn nr. 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling (PbEG L 9);

saneringsmaatregel: de noodregeling, bedoeld in afdeling 3.5.5, of een maatregel, genomen in een andere lidstaat, die enigerlei optreden van de aldaar bevoegde instanties behelst en bestemd is om de financiële positie van een kredietinstelling of een verzekeraar in stand te houden of te herstellen, en van dien aard is dat de maatregel bestaande rechten van derden aantast;

schadeverzekeraar: degene die zijn bedrijf maakt van het sluiten van schadeverzekeringen voor eigen rekening en het afwikkelen van die schadeverzekeringen;

schadeverzekering:

met dien verstande dat voor de toepassing van deze wet een verzekering slechts als schadeverzekering wordt aangemerkt indien sprake is van een uitkeringsplicht ten gevolge van een onzeker voorval of een onzekere omstandigheid waardoor de verzekerde in zijn belangen wordt getroffen;

staat waar het risico is gelegen:

  • a.

    de staat waar de zaken waarop een schadeverzekering betrekking heeft zich bevinden, indien de schadeverzekering betrekking heeft op een onroerende zaak, dan wel op een onroerende zaak en op de inhoud daarvan, voorzover deze door dezelfde schadeverzekering wordt gedekt;

  • b.

    de staat van registratie, van voertuigen of vaartuigen van om het even welke aard waarop een schadeverzekering betrekking heeft;

  • c.

    de staat waar een verzekeringnemer een verzekering heeft gesloten, indien het een schadeverzekering betreft met een looptijd van vier maanden of minder die betrekking heeft op tijdens een reis of vakantie gelopen risico’s, ongeacht de branche;

  • d.

    in alle andere gevallen van schadeverzekering, de staat waar de verzekeringnemer zijn gewone verblijfplaats heeft, of, indien de verzekeringnemer een rechtspersoon is, de staat waar zich elke duurzame, vaste inrichting van deze rechtspersoon bevindt waarop de verzekering betrekking heeft;

techniek voor communicatie op afstand: ieder middel dat, zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van een financiële onderneming en een consument of cliënt, kan worden gebruikt voor het verlenen van financiële diensten;

toezichthoudende instantie: een buitenlandse overheidsinstantie of een buitenlandse van overheidswege aangewezen instantie, die is belast met het toezicht op financiële markten of op personen die op die markten werkzaam zijn;

toezichthouder: de Nederlandsche Bank of de Autoriteit Financiële Markten, ieder voorzover belast met de uitoefening van het toezicht overeenkomstig artikel 1:24 onderscheidenlijk artikel 1:25;

uitbesteden: het door een financiële onderneming verlenen van een opdracht aan een derde tot het ten behoeve van die financiële onderneming verrichten van werkzaamheden:

  • a.

    die deel uitmaken van of voortvloeien uit het uitoefenen van haar bedrijf of het verlenen van financiële diensten; of

  • b.

    die deel uitmaken van de wezenlijke bedrijfsprocessen ter ondersteuning daarvan;

uitgevende instelling: een ieder die effecten heeft uitgegeven of voornemens is effecten uit te geven;

vangnetregeling: het beleggerscompensatiestelsel of het depositogarantiestelsel;

verlenen van een beleggingsdienst:

  • a.

    verrichten van werkzaamheden, gericht op het in de uitoefening van een beroep of bedrijf als tussenpersoon ontvangen van orders van cliënten met betrekking tot financiële instrumenten en het op naam en voor rekening van die cliënten doorgeven van die orders aan een beleggingsonderneming;

  • b.

    verrichten van werkzaamheden, gericht op het in de uitoefening van beroep of bedrijf als tussenpersoon ontvangen van orders van cliënten met betrekking tot financiële instrumenten en het voor rekening van die cliënten uitvoeren of doen uitvoeren van die orders alsmede het anderszins bijeenbrengen van partijen ter zake van transacties in financiële instrumenten;

  • c.

    verrichten van werkzaamheden, gericht op het in de uitoefening van een beroep of bedrijf uitvoeren van transacties met betrekking tot financiële instrumenten voor eigen rekening, anders dan bij uitgifte van financiële instrumenten als bedoeld in onderdeel e en anders dan in het kader van het onderhouden van een markt als bedoeld in onderdeel f, teneinde een voordeel te behalen uit een verschil tussen vraag- en aanbodprijzen daarvan;

  • d.

    verrichten van werkzaamheden, gericht op het in de uitoefening van een beroep of bedrijf aanbieden van de mogelijkheid om door het openen van een rekening vorderingen te verkrijgen, luidende in financiële instrumenten, door middel van welke rekening transacties in financiële instrumenten kunnen worden bewerkstelligd;

  • e.

    verrichten van werkzaamheden, gericht op het in de uitoefening van een beroep of bedrijf overnemen of plaatsen van financiële instrumenten bij aanbieding ervan als bedoeld in hoofdstuk 5.1;

  • f.

    verrichten van werkzaamheden, gericht op het in de uitoefening van een beroep of bedrijf verrichten van transacties met betrekking tot financiële instrumenten teneinde een markt daarin te onderhouden;

  • g.

    verrichten van werkzaamheden, gericht op het in de uitoefening van een beroep of bedrijf optreden als plaatselijke onderneming; of

  • h.

    beheren van een individueel vermogen;

vermogensbeheerder: degene die een individueel vermogen beheert;

verrichten van diensten, voorzover het verzekeraars betreft:

  • a.

    het door een levensverzekeraar sluiten van een levensverzekering vanuit een vestiging, gelegen in een andere staat dan die waar de verzekeringnemer zijn gewone verblijfplaats heeft, of waar zich, indien de verzekeringnemer een rechtspersoon is, de vestiging van deze rechtspersoon bevindt waarop de verzekering betrekking heeft;

  • b.

    het door een natura-uitvaartverzekeraar sluiten van een natura-uitvaartverzekering vanuit een vestiging, gelegen in een andere staat dan die waar de verzekeringnemer zijn gewone verblijfplaats heeft;

  • c.

    het door een schadeverzekeraar sluiten van een schadeverzekering betreffende een risico dat is gelegen in een andere staat dan de vestiging van waaruit de verzekering wordt gesloten;

vertegenwoordiger van een verzekeraar: degene die door een verzekeraar is aangesteld om hem te vertegenwoordigen in een andere staat dan de staat van de zetel van die verzekeraar bij de uitoefening van de bevoegdheden van de verzekeraar en bij de naleving van de voorschriften die in eerstbedoelde staat voor de verzekeraar gelden;

verzekeraar: een levensverzekeraar, een natura-uitvaartverzekeraar of een schadeverzekeraar;

verzekering:

  • a.

    een levensverzekering;

  • b.

    een natura-uitvaartverzekering; of

  • c.

    een schadeverzekering;

vestiging: bijkantoor of zetel;

vordering uit hoofde van verzekering: een vordering, rechtstreeks op de verzekeraar, van een verzekerde, verzekeringnemer, begunstigde of benadeelde, met inbegrip van de vordering ter zake van voor deze personen gereserveerde bedragen zo lang nog niet alle elementen van de vordering bekend zijn, alsmede de vordering tot teruggave van premies die een verzekeraar heeft ontvangen in de niet beantwoorde verwachting dat een verzekering zou worden gesloten dan wel heeft ontvangen op grond van een verzekering die vervolgens is ontbonden of vernietigd;

zetel: de plaats waar een onderneming volgens haar statuten of reglementen is gevestigd of, indien zij geen rechtspersoon is, de plaats waar die onderneming haar hoofdvestiging heeft.

Afdeling

1.1.2

Reikwijdte met betrekking tot financiële ondernemingen

§

1.1.2.1

Algemeen

Artikel

1:2

Deze wet, met uitzondering van dit deel, de hoofdstukken 5.1, 5.3, 5.5 en afdeling 5.4.2, is niet van toepassing op de Europese Centrale Bank, de centrale banken van de lidstaten, nationale instellingen van de lidstaten met een soortgelijke functie, overheidsinstellingen van de lidstaten die zijn belast met of betrokken bij het beheer van de overheidsschuld, internationale publiekrechtelijke instellingen waarin of waaraan een of meer lidstaten deelnemen en instellingen als bedoeld in artikel 2 van de herziene richtlijn banken.

Artikel

1:3

Voor de toepassing van het ingevolge deze wet bepaalde wordt onder financiële onderneming mede verstaan de persoon die behoort tot een van de categorieën van financiële ondernemingen en die niet tot doel heeft het maken van winst.

§

1.1.2.2

Clearinginstellingen en kredietinstellingen

Artikel

1:4

De Nederlandsche Bank is geen clearinginstelling en geen kredietinstelling in de zin van deze wet.

Artikel

1:5

§

1.1.2.3

Levensverzekeraars, natura-uitvaartverzekeraars en schadeverzekeraars

Artikel

1:6

Artikel

1:7

De levensverzekeraars en schadeverzekeraars, verenigd onder de naam Lloyd’s, te Londen, Verenigd Koninkrijk, worden voor de toepassing van deze wet tezamen als een levensverzekeraar of een schadeverzekeraar beschouwd.

Artikel

1:8

Artikel

1:9

Artikel

1:10

Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke van de ingevolge deze wet gestelde regels met betrekking tot het uitoefenen van het bedrijf van schadeverzekeraar en het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar, onder daarbij te stellen voorwaarden, niet van toepassing zijn op verzekeraars die behoren tot een van de volgende categorieën:

  • a.

    onderlinge waarborgmaatschappijen van beperkte omvang met zetel in Nederland die het bedrijf van schadeverzekeraar uitoefenen en ondernemingen op onderlinge grondslag van beperkte omvang met zetel buiten Nederland die het bedrijf van schadeverzekeraar uitoefenen;

  • b.

    schadeverzekeraars met zetel in Nederland die zich beperken tot het sluiten en afwikkelen van exportkredietverzekeringen voor rekening of met garantie van de Staat der Nederlanden;

  • c.

    verenigingen en onderlinge waarborgmaatschappijen van beperkte omvang met zetel in Nederland die het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar uitoefenen.

Artikel

1:11

Voor toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde ten aanzien van het bedrijf van schadeverzekeraar wordt de Zwitserse Bondsstaat aangemerkt als lidstaat, met dien verstande dat met betrekking tot bepaalde onderwerpen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur afwijkende regels kunnen worden gesteld.

§

1.1.2.4

Beleggingsinstellingen

Artikel

1:12

Artikel

1:13

Artikel

1:14

Het ingevolge deze wet bepaalde ten aanzien van instellingen voor collectieve belegging in effecten is niet van toepassing op:

  • a.

    beleggingsinstellingen die op grond van hun statuten of fondsreglementen leningen aan mogen gaan boven het door de richtlijn beleggingsinstellingen gestelde maximum of een beleggingsbeleid kunnen voeren dat ruimer is dan de uit de richtlijn beleggingsinstellingen voortvloeiende beperkingen; en

  • b.

    beleggingsmaatschappijen die via dochterondernemingen voornamelijk beleggen in andere objecten dan financiële instrumenten als bedoel in artikel 4:60, eerste lid.

Afdeling

1.1.3

Reikwijdte met betrekking tot financiële diensten

§

1.1.3.1

Algemeen

Artikel

1:15

Deze wet, met uitzondering van dit deel en het Deel Gedragstoezicht financiële markten, is niet van toepassing op:

  • a.

    het verlenen van financiële diensten door pensioenfondsen voorzover zij die financiële diensten verlenen aan de bedrijfstak, onderneming, dan wel beroepsgroep waarmee zij zijn verbonden; en

  • b.

    het beheren van individuele vermogens ten behoeve van pensioenfondsen als bedoeld in onderdeel a of daaraan gelieerde fondsen door personen die zijn verbonden aan het fonds waaraan deze financiële dienst wordt verleend.

§

1.1.3.2

Diensten van de informatiemaatschappij

Artikel

1:16

Artikel

1:17

Onder het verlenen van een financiële dienst in Nederland wordt mede verstaan het verlenen van een financiële dienst die kan worden aangemerkt als dienst van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 15d, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in een andere lidstaat door een financiële onderneming met zetel in Nederland of door een in Nederland gelegen bijkantoor van een financiële onderneming met zetel in een staat die geen lidstaat is.

§

1.1.3.3

Adviseren over financiële instrumenten en het verlenen van beleggingsdiensten.

Artikel

1:18

Deze wet, met uitzondering van het Deel Gedragstoezicht financiële markten, is niet van toepassing op het adviseren over financiële instrumenten en het verlenen van beleggingsdiensten voorzover:

  • a.

    deze financiële diensten worden verleend door adviseurs of beleggingsondernemingen aan de onderneming waarvan zij dochtermaatschappij zijn, voor hun dochtermaatschappijen of voor een andere dochtermaatschappij van de onderneming waarvan zij dochtermaatschappij zijn;

  • b.

    deze financiële diensten bestaan uit het op grond van een overeenkomst met een werkgever beheren van een werknemersparticipatieplan met betrekking tot financiële instrumenten die zijn uitgegeven ten laste van die werkgever; of

  • c.

    het hoofdbedrijf van de adviseurs of beleggingsondernemingen bestaat uit het verhandelen van zaken met producenten, met gebruikers die handelen in de uitoefening van hun beroep of bedrijf, of met anderen met eenzelfde hoofdbedrijf en zij deze financiële diensten uitsluitend verlenen aan deze wederpartijen, in de mate waarin hun hoofdbedrijf zulks vereist.

Artikel

1:19

Het ingevolge deze wet bepaalde met betrekking tot werkzaamheden gericht op het in de uitoefening van een beroep of bedrijf als tussenpersoon, anders dan op grond van een overeenkomst inzake het beheren van een individueel vermogen, werkzaam zijn bij de totstandkoming van transacties in financiële instrumenten, is niet van toepassing op de inkoop of verkoop van rechten van deelneming in beleggingsinstellingen door de beheerders van die beleggingsinstellingen.

§

1.1.3.4

Financiële diensten met betrekking tot krediet

Artikel

1:20

Deze wet is niet van toepassing op:

  • a.

    het door openbare lichamen ter uitvoering van een wettelijke taak aanbieden van krediet;

  • b.

    financiële diensten die worden verleend door geregistreerde geldtransactiekantoren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet inzake de geldtransactiekantoren, voorzover het diensten betreft die zij mogen verlenen op grond van die wet;

  • c.

    financiële diensten met betrekking tot krediet waarbij het effectief kredietvergoedingspercentage op het tijdstip van aangaan van de overeenkomst inzake het krediet niet meer bedraagt dan de wettelijke rente, bedoeld in artikel 120, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, voorzover het krediet wordt aangeboden aan minder dan 100 consumenten of wordt aangeboden door een werkgever aan zijn werknemers;

  • d.

    financiële diensten met betrekking tot krediet bestaande uit een overeenkomst van huur en verhuur of waartoe een zodanige overeenkomst behoort, tenzij deze betrekking heeft op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen zaken en de strekking heeft dat het verschaffen van het genot van de zaak waarop de overeenkomst betrekking heeft, al dan niet door verlenging van die overeenkomst of het aangaan van een nieuwe overeenkomst, langer dan zes maanden zal duren;

  • e.

    financiële diensten met betrekking tot krediet bestaande uit het in ontvangst nemen van roerende zaken van een consument tegen het ter beschikking stellen van een geldsom aan de consument, voorzover de vordering op de consument tot terugbetaling teniet gaat indien de betreffende roerende zaken door de financiële onderneming te gelde worden gemaakt; en

  • f.

    financiële diensten met betrekking tot krediet waarbij is overeengekomen dat geen van de terzake verschuldigde betalingen van de consument later plaatsvindt dan drie maanden nadat de geldsom ter beschikking is gesteld, het genot van een roerende zaak, financieel instrument of beleggingsobject is verschaft, dan wel een dienst is verleend.

§

1.1.3.5

Financiële diensten met betrekking tot verzekeringen

Artikel

1:21

Deze wet is niet van toepassing op:

  • a.

    bemiddelen in verzekeringen, voorzover:

    • 1°.

      het bemiddelen slechts kennis vergt van de verzekeringsdekking die geboden wordt;

    • 2°.

      het een verzekering betreft die geen levensverzekering is en geen aansprakelijkheidsrisico’s dekt;

    • 3°.

      de betreffende bemiddelaar een andere hoofdberoepswerkzaamheid heeft dan bemiddelen in verzekeringen;

    • 4°.

      het een verzekering betreft die een aanvulling is op de levering van een zaak of de verlening van een dienst door de betreffende bemiddelaar, hetgeen het geval is indien de betreffende verzekering het risico dekt van defect, verlies, of beschadiging van door die bemiddelaar geleverde zaken dan wel het risico dekt van beschadiging of verlies van bagage of andere risico’s die verband houden met een bij die bemiddelaar geboekte reis, ook indien de verzekering levensverzekering- of aansprakelijkheidsrisico’s dekt indien dat een bijkomende dekking is ten opzichte van de hoofddekking betreffende de met die reis verband houdende risico’s; en

    • 5°.

      het een verzekering betreft waarvan het bedrag van de jaarlijkse premie niet hoger is dan € 500 en de volledige looptijd van de verzekering, met inbegrip van eventuele verlengingen, niet langer is dan een periode van vijf jaar; en

  • b.

    financiële diensten met betrekking tot verzekeringen met betrekking tot risico’s en verplichtingen die zijn gelegen in een staat die geen lidstaat is.

Afdeling

1.1.4

Aantastbaarheid van rechtshandelingen

Artikel

1:23

De rechtsgeldigheid van een privaatrechtelijke rechtshandeling welke is verricht in strijd met de bij of krachtens deze wet gestelde regels is niet uit dien hoofde aantastbaar, behalve voorzover in deze wet anders is bepaald.

Hoofdstuk

1.2

Toezichthouders

Afdeling

1.2.1

Algemene bepalingen

§

1.2.1.1

Taakstelling

Artikel

1:24

Artikel

1:25

§

1.2.1.2

Institutionele bepalingen

Artikel

1:26

Artikel

1:27

§

1.2.1.3

Regelgevende bevoegdheid

Artikel

1:28

Artikel

1:29

Artikel

1:29a

Afdeling

1.2.2

Rekening en verantwoording

Artikel

1:30

Artikel

1:31

Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven, doet de toezichthouder daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel

1:32

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de inrichting van de begroting.

Artikel

1:33

Artikel

1:34

Artikel

1:35

Artikel

1:36

Artikel

1:37

Artikel

1:38

Artikel

1:39

Artikel

1:40

Artikel

1:41

De toezichthouder verstrekt Onze Minister desgevraagd inlichtingen die nodig zijn voor de beoordeling van de uitvoerbaarheid van algemene beleidsvoornemens en voorgenomen wettelijke voorschriften, voorzover deze betrekking hebben op het door de toezichthouder uit te oefenen toezicht ingevolge deze wet.

Artikel

1:42

Artikel

1:43

Artikel

1:44

Hoofdstuk

1.3

Samenwerking toezichthouders

Afdeling

1.3.1

Samenwerking toezichthouders nationaal

Artikel

1:46

Artikel

1:47

Artikel

1:48

Artikel

1:49

Afdeling

1.3.2

Samenwerking met andere lidstaten algemeen

§

1.3.2.1

Samenwerking en uitwisseling van gegevens en inlichtingen

Artikel

1:51

Artikel

1:51a

Artikel

1:52

Artikel

1:53

Artikel

1:54

§

1.3.2.2

Samenwerking in het kader van toezicht op de naleving

Artikel

1:55

Artikel

1:56

Artikel

1:57

§

1.3.2.3

Samenwerking in het kader van handhaving

Artikel

1:58

Artikel

1:59

§

1.3.2.4

Raadplegen in het kader van overige procedures en kennis geven van bepaalde besluiten

Artikel

1:60

Artikel

1:61

Artikel

1:62

De Nederlandsche Bank stelt de toezichthoudende instantie van de desbetreffende lidstaat in de gelegenheid advies uit te brengen alvorens zij een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95 verleent of een mededeling als bedoeld in artikel 3:108, vierde lid, doet, indien de beleggingsonderneming of kredietinstelling waarin de aanvrager een gekwalificeerde deelneming wil houden ten gevolge van de gekwalificeerde deelneming dochtermaatschappij zou worden van de aanvrager, en de aanvrager:

  • a.

    een beleggingsonderneming, kredietinstelling, levensverzekeraar of schadeverzekeraar is waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend;

  • b.

    de moedermaatschappij is van een beleggingsonderneming, kredietinstelling, levensverzekeraar of schadeverzekeraar waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend; of

  • c.

    een persoon is die anderszins zeggenschap heeft over een beleggingsonderneming, kredietinstelling, levensverzekeraar of schadeverzekeraar waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend.

Artikel

1:63

Artikel

1:64

Indien een financiële instelling met zetel in Nederland die een verklaring van ondertoezichtstelling heeft niet langer voldoet aan artikel 3:110, derde tot en met zesde lid, stelt de Nederlandsche Bank de toezichthoudende instanties van andere lidstaten waar die financiële instelling vanuit een bijkantoor haar bedrijf uitoefent of financiële diensten verleent, dan wel waarnaar zij diensten verricht, daarvan in kennis.

Afdeling

1.3.3

Samenwerking met toezichthoudende instanties van staten die geen lidstaat zijn

Artikel

1:65

Artikel

1:66

Artikel

1:67

Artikel

1:68

Afdeling

1.3.4

Informatieverstrekking door toezichthouder aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen

Artikel

1:69

De toezichthouder stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis van een vergunning die ingevolge deze wet:

  • a.

    voor het uitoefenen van het bedrijf van kredietinstelling is verleend;

  • b.

    voor het uitoefenen van het bedrijf van levensverzekeraar, schadeverzekeraar of beleggingsonderneming is verleend aan een dochtermaatschappij van een financiële onderneming waarop het recht van toepassing is van een staat die geen lidstaat is.

Artikel

1:70

De Nederlandsche Bank stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis van:

  • a.

    een verleende verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95 voor een gekwalificeerde deelneming in een bank, beleggingsonderneming, levensverzekeraar of schadeverzekeraar, indien door de gekwalificeerde deelneming de bank, beleggingsonderneming, levensverzekeraar of schadeverzekeraar een dochteronderneming wordt van een financiële onderneming waarop het recht van toepassing is van een staat die geen lidstaat is; en

  • b.

    een gedane mededeling als bedoeld in artikel 3:108, vierde lid, indien door de gekwalificeerde deelneming de elektronischgeldinstelling een dochteronderneming wordt van een financiële onderneming waarop het recht van toepassing is van een staat die geen lidstaat is;

  • c.

    een besluit tot instemming als bedoeld in artikel 3:275, zesde of achtste lid.

Artikel

1:71

De toezichthouder stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis van:

  • a.

    de algemene moeilijkheden die beheerders, beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, levensverzekeraars of schadeverzekeraars met zetel in Nederland ondervinden bij het uitoefenen van hun bedrijf of het verlenen van financiële diensten vanuit een bijkantoor in een staat die geen lidstaat is of het verrichten van diensten naar een staat die geen lidstaat is;

  • b.

    het aantal en de aard van de gevallen waarin de toezichthouder een door een beheerder, beleggingsonderneming of kredietinstelling gedane aanvraag van instemming met het voornemen als bedoeld in artikel 2:108, 2:122 of 2:127 heeft geweigerd;

  • c.

    het aantal en de aard van de gevallen waarin hij een besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 1:58, tweede lid, ten aanzien van een beheerder, beleggingsonderneming of kredietinstelling die een bijkantoor in Nederland heeft.

Hoofdstuk

1.4

Toezicht en handhaving

Afdeling

1.4.1

Toezicht op de naleving

Artikel

1:72

Artikel

1:73

Artikel

1:74

Afdeling

1.4.2

Handhaving

Artikel

1:75

Artikel

1:76

Artikel

1:77

Artikel

1:78

Artikel

1:79

Artikel

1:80

Artikel

1:81

Artikel

1:82

Artikel

1:83

Artikel

1:84

Artikel

1:85

Artikel

1:86

Artikel

1:87

Artikel

1:88

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een bestuurlijke boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Hoofdstuk

1.5

Geheimhoudingsplicht, uitzonderingen dienaangaande en publicatiemogelijkheden

Afdeling

1.5.1

Geheimhoudingsplicht en uitzonderingen dienaangaande

Artikel

1:89

Artikel

1:90

Artikel

1:91

Artikel

1:92

Artikel

1:93

Artikel

1:93a

Indien de Nederlandsche Bank ingevolge afdeling 3.6.2 toezicht houdt op geconsolideerde basis op een Nederlandse beleggingsonderneming of Nederlandse kredietinstelling brengt zij Onze Minister en de instanties, bedoeld in artikel 1:93, eerste lid, onderdeel a, voor zover betrokken, onverwijld op de hoogte van noodsituaties met betrekking tot financiële ondernemingen die in het geconsolideerde toezicht zijn betrokken die de stabiliteit van het financiële stelsel in de lidstaat waar deze laatste ondernemingen hun zetel hebben, kunnen aantasten.

Afdeling

1.5.2

Publicatiemogelijkheden van de toezichthouders

Artikel

1:95

Artikel

1:96

Artikel

1:97

Artikel

1:98

Onverminderd artikel 1:97 maakt de toezichthouder een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete ingevolge deze wet openbaar, nadat het rechtens onaantastbaar is geworden, tenzij de openbaarmaking van het besluit in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het door de toezichthouder uit te oefenen toezicht op de naleving van deze wet.

Artikel

1:99

Artikel

1:100

Indien bescherming van de belangen die deze wet beoogt te beschermen geen uitstel toelaat, kan de toezichthouder, in afwijking van artikel 1:97, tweede en derde lid, 1:98, of 1:99, eerste en tweede lid, onverwijld overgaan tot openbaarmaking van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete onderscheidenlijk een last onder dwangsom.

Artikel

1:101

Hoofdstuk

1.6

Procedures

Afdeling

1.6.1

Vergunningen

Artikel

1:102

Artikel

1:103

Artikel

1:104

Artikel

1:105

Artikel

1:106

Afdeling

1.6.2

Registratie

Artikel

1:107

Artikel

1:108

Artikel

1:109

Afdeling

1.6.3

Beroep

Artikel

1:110

2

Deel Markttoegang Financiële Ondernemingen

Hoofdstuk

2.1

Inleidende bepalingen

Artikel

2:1

Vergunningen en ontheffingen, verleend ingevolge deze wet, zijn persoonlijk en niet overdraagbaar.

Artikel

2:2

Indien de toezichthouder bij de verlening van een vergunning een ontheffing als bedoeld in artikel 2:5, derde lid, 2:7, derde lid, 2:12, zesde lid, 2:13, derde lid, 2:17, derde lid, 2:22, derde lid, 2:31, derde lid, 2:32, derde lid, 2:37, derde lid, 2:41, derde lid, 2:42, derde lid, 2:51, tweede lid, 2:58, derde lid, 2:63, derde lid, 2:67, vijfde lid, 2:68, vierde lid, 2:78, derde lid, 2:83, derde lid, 2:89, derde lid, 2:94, derde lid, of 2:99, derde lid, verleent, geldt die ontheffing tevens als een ontheffing van de dienovereenkomstige regels ingevolge het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen onderscheidenlijk het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen.

Artikel

2:3

Hoofdstuk

2.2

Toegang tot de Nederlandse financiële markten

Afdeling

2.2.1

Uitoefenen van bedrijf van clearinginstelling

§

2.2.1.1

Vergunningplicht en -eisen voor clearinginstellingen met zetel in Nederland

Artikel

2:4

Artikel

2:5

§

2.2.1.2

Bijkantoor en verrichten van diensten door clearinginstellingen met zetel buiten Nederland

Artikel

2:6

Artikel

2:7

Artikel

2:8

Artikel

2:9

Artikel

2:10

Afdeling

2.2.2

Uitoefenen van bedrijf van kredietinstelling en financiële instelling

§

2.2.2.1

Vergunningplicht en -eisen voor kredietinstellingen met zetel in Nederland

Artikel

2:11

Artikel

2:12

Artikel

2:13

§

2.2.2.2

Bijkantoor en verrichten van diensten door kredietinstellingen met zetel in een andere lidstaat

Artikel

2:14

Artikel

2:15

Artikel

2:16

Artikel

2:17

Artikel

2:18

Artikel

2:19

Een elektronischgeldinstelling met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning heeft voor het uitoefenen van haar bedrijf en voornemens is voor de eerste maal door middel van het verrichten van diensten naar Nederland haar bedrijf uit te oefenen, kan daartoe overgaan nadat zij de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar zij haar zetel heeft, kennis heeft gegeven van het voornemen.

§

2.2.2.3

Vergunningplicht en -eisen voor kredietinstellingen met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel

2:20

Artikel

2:21

Artikel

2:22

Artikel

2:23

§

2.2.2.4

Bijkantoor en verrichten van diensten door financiële instellingen met zetel in een andere lidstaat

Artikel

2:24

Artikel

2:25

Artikel

2:26

Het is een financiële instelling met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende verklaring heeft voor het uitoefenen van haar bedrijf die overeenkomt met de verklaring van ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 3:110, en die haar bedrijf uitoefent door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, toegestaan de werkzaamheden genoemd in bijlage I, onderdelen 2 tot en met 14, van de herziene richtlijn banken te verrichten, tenzij in de in die lidstaat verleende verklaring, die overeenkomt met de verklaring van ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 3:110, uitdrukkelijk anders is bepaald dan wel zij van de werkzaamheden die zij voornemens is door middel van het verrichten van diensten naar Nederland uit te oefenen geen kennis heeft gegeven aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar zij haar zetel heeft.

Afdeling

2.2.3

Uitoefenen van bedrijf van levensverzekeraar en schadeverzekeraar

§

2.2.3.1

Vergunningplicht en -eisen voor levensverzekeraars en schadeverzekeraars met zetel in Nederland

Artikel

2:27

Artikel

2:28

Artikel

2:29

Artikel

2:30

De Nederlandsche Bank verleent, onverminderd artikel 2:31, een levensverzekeraar met zetel in Nederland slechts een vergunning voor de branche Kapitalisatieverrichtingen of voor de branche Beheer over collectieve pensioenfondsen indien de aanvrager een vergunning heeft voor de branche Levensverzekering algemeen en ervoor zorgt en aantoont dat hij:

  • a.

    de werkzaamheden in de genoemde branche Kapitalisatieverrichtingen onderscheidenlijk in de branche Beheer over collectieve pensioenfondsen in zodanige mate uitoefent dat zij voor zijn gehele bedrijf van ondergeschikte betekenis zijn; en

  • b.

    in geval van een aanvraag voor de branche Beheer over collectieve pensioenfondsen voldoet aan overige bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

Artikel

2:31

Artikel

2:32

Artikel

2:33

§

2.2.3.2

Bijkantoor en verrichten van diensten door levensverzekeraars en schadeverzekeraars met zetel in een andere lidstaat

Artikel

2:34

Artikel

2:35

Een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning heeft voor het uitoefenen van zijn bedrijf en voornemens is zijn bedrijf uit te oefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, kan daartoe overgaan twee maanden na de ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 2:34, eerste lid of onmiddellijk na ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 2:34, tweede lid.

Artikel

2:36

Artikel

2:37

Artikel

2:38

Artikel

2:39

§

2.2.3.3

Bijkantoor en verrichten van diensten door levensverzekeraars of schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel

2:40

Artikel

2:41

Artikel

2:42

Artikel

2:43

Artikel

2:44

Artikel

2:45

Artikel

2:46

Artikel

2:47

Indien de Nederlandsche Bank een kennisgeving als bedoeld in artikel 2:45, eerste lid, of 2:46, eerste lid, heeft ontvangen, deelt zij de ontvangst hiervan onverwijld mede aan de levensverzekeraar of schadeverzekeraar die de kennisgeving heeft gedaan.

Afdeling

2.2.4

Uitoefenen van bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar

§

2.2.4.1

Vergunningplicht en -eisen voor natura-uitvaartverzekeraars met zetel in Nederland

Artikel

2:48

Artikel

2:49

§

2.2.4.2

Vergunningplicht en -eisen voor natura-uitvaartverzekeraars met zetel buiten Nederland

Artikel

2:50

Artikel

2:51

Artikel

2:52

Artikel

2:53

Artikel

2:54

Afdeling

2.2.5

Aanbieden van beleggingsobjecten

§

2.2.5.1

Vergunningplicht en -eisen

Artikel

2:55

Artikel

2:56

Artikel 2:55, eerste lid, is niet van toepassing op financiële ondernemingen die:

  • a.

    voor het uitoefenen van het bedrijf van verzekeraar een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben, voorzover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan beleggingsobjecten aan te bieden;

  • b.

    een door de Nederlandsche Bank op grond het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen verleende verklaring van ondertoezichtstelling hebben, voorzover het aan hen ingevolge die verklaring is toegestaan beleggingsobjecten aan te bieden; of

  • c.

    voor het uitoefenen van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben.

Artikel

2:57

Artikel 2:55, eerste lid, is niet van toepassing op financiële ondernemingen met zetel in een andere lidstaat die:

  • a.

    als bank hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2 is toegestaan beleggingsobjecten aan te bieden;

  • b.

    als financiële instelling hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2.4 is toegestaan beleggingsobjecten aan te bieden; of

  • c.

    als verzekeraar hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.3 of afdeling 2.2.4 is toegestaan beleggingsobjecten aan te bieden.

Artikel

2:58

§

2.2.5.2

Vrijstelling

Afdeling

2.2.6

Aanbieden van krediet

§

2.2.6.1

Vergunningplicht en -eisen

Artikel

2:60

Artikel

2:61

Artikel

2:62

Artikel 2:60, eerste lid, is niet van toepassing op financiële ondernemingen met zetel in een andere lidstaat die:

  • a.

    als bank hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2 is toegestaan krediet aan te bieden;

  • b.

    als financiële instelling hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2 is toegestaan krediet aan te bieden; of

  • c.

    als verzekeraar hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.3 of 2.2.4 is toegestaan krediet aan te bieden.

Artikel

2:63

§

2.2.6.2

Vrijstelling

Afdeling

2.2.7

Aanbieden van rechten van deelneming in beleggingsinstellingen

§

2.2.7.1

Vergunningplicht en -eisen

Artikel

2:65

Artikel

2:66

Artikel

2:67

Artikel

2:68

Artikel

2:69

§

2.2.7.2

Bijkantoor en verrichten van diensten

Artikel

2:70

Artikel

2:71

Artikel

2:72

Artikel

2:73

§

2.2.7.3

Vrijstelling

Afdeling

2.2.8

Adviseren

§

2.2.8.1

Vergunningplicht en -eisen

Artikel

2:75

Artikel

2:76

Artikel

2:77

Artikel

2:78

§

2.2.8.2

Vrijstelling

Afdeling

2.2.9

Bemiddelen

§

2.2.9.1

Vergunningplicht en -eisen

Artikel

2:80

Artikel

2:81

Artikel

2:82

Artikel

2:83

§

2.2.9.2

Bijkantoor en verrichten van diensten

Artikel

2:84

§

2.2.9.3

Vrijstelling

Afdeling

2.2.10

Herverzekeringsbemiddelen

§

2.2.10.1

Vergunningplicht en -eisen

Artikel

2:86

Artikel

2:87

Artikel 2:86, eerste lid, is niet van toepassing op financiële ondernemingen die:

  • a.

    voor het uitoefenen van het bedrijf van verzekeraar een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben, voorzover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan te herverzekeringsbemiddelen;

  • b.

    voor het uitoefenen van het bedrijf van financiële instelling een door de Nederlandsche Bank op grond van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen verleende verklaring van ondertoezichtstelling hebben, voorzover het aan hen ingevolge die verklaring is toegestaan te herverzekeringsbemiddelen; of

  • c.

    voor het uitoefenen van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben.

Artikel

2:89

§

2.2.10.2

Bijkantoor en verrichten van diensten

Artikel

2:90

§

2.2.10.3

Vrijstelling

Afdeling

2.2.11

Optreden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent

§

2.2.11.1

Vergunningplicht en -eisen

Artikel

2:92

Artikel

2:93

Artikel 2:92, eerste lid, is niet van toepassing op financiële ondernemingen die:

  • a.

    voor het uitoefenen van het bedrijf van verzekeraar een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben, voorzover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan op te treden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent;

  • b.

    voor het uitoefenen van het bedrijf van financiële instelling een door de Nederlandsche Bank op grond van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen verleende verklaring van ondertoezichtstelling hebben, voorzover het aan hen ingevolge die verklaring is toegestaan op te treden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent; of

  • c.

    voor het uitoefenen van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben.

Artikel

2:94

§

2.2.11.2

Vrijstelling

Afdeling

2.2.12

Verlenen van beleggingsdiensten

§

2.2.12.1

Vergunningplicht en -eisen

Artikel

2:96

Het is verboden in Nederland zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning beleggingsdiensten te verlenen.

Artikel

2:97

Artikel

2:98

Artikel

2:99

§

2.2.12.2

Bijkantoor en verrichten van diensten

Artikel

2:100

Artikel

2:101

Artikel

2:102

Artikel

2:103

Het is een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 2:98, tweede lid, niet toegestaan financiële diensten als bedoeld in deel A van de bijlage bij de richtlijn beleggingsdiensten te verlenen indien het verlenen van die financiële diensten niet wordt vermeld in de mededeling, bedoeld in artikel 2:100, eerste lid.

§

2.2.12.3

Vrijstelling

Artikel

2:104

Afdeling

2.2.13

Bijzondere bepalingen

Artikel

2:105

Hoofdstuk

2.3

Toegang tot de buitenlandse financiële markten

Afdeling

2.3.1

Uitoefenen van bedrijf van clearinginstelling

§

2.3.1.1

Bijkantoor buiten Nederland

Artikel

2:107

Afdeling

2.3.2

Uitoefenen van bedrijf van kredietinstelling en financiële instelling

§

2.3.2.1

Bijkantoor en verrichten van diensten door een kredietinstelling naar een andere lidstaat

Artikel

2:108

Artikel

2:109

Artikel

2:110

§

2.3.2.2

Bijkantoor en verrichten van diensten door een kredietinstelling naar een staat die geen lidstaat is

Artikel

2:111

§

2.3.2.3

Bijkantoor en verrichten van diensten door een financiële instelling naar een andere lidstaat

Artikel

2:112

Artikel

2:113

Artikel

2:114

Afdeling

2.3.3

Uitoefenen van bedrijf van levensverzekeraar en schadeverzekeraar

§

2.3.3.1

Bijkantoor en verrichten van diensten naar een andere lidstaat

Artikel

2:115

Artikel

2:116

Artikel

2:117

Artikel

2:118

Artikel

2:119

§

2.3.3.2

Bijkantoor in een staat die geen lidstaat is

Artikel

2:120

Afdeling

2.3.4

Uitoefenen van bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar

§

2.3.4.1

Bijkantoor buiten Nederland

Artikel

2:121

Afdeling

2.3.5

Aanbieden van rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten

§

2.3.5.1

Bijkantoor en verrichten van diensten naar een lidstaat

Artikel

2:122

Artikel

2:123

Artikel

2:124

Afdeling

2.3.6

Bemiddelen in verzekeringen

§

2.3.6.1

Bijkantoor en verrichten van diensten naar een andere lidstaat

Artikel

2:125

Afdeling

2.3.7

Herverzekeringsbemiddelen

§

2.3.7.1

Bijkantoor en verrichten van diensten naar een andere lidstaat

Artikel

2:126

Afdeling

2.3.8

Verlenen van beleggingsdiensten

§

2.3.8.1

Bijkantoor en verrichten van diensten naar een andere lidstaat

Artikel

2:127

Artikel

2:128

Artikel

2:129

§

2.3.8.2

Bijkantoor in een staat die geen lidstaat is

Artikel

2:130

3

Deel Prudentieel Toezicht Financiële Ondernemingen

Hoofdstuk

3.1

Inleidende bepalingen

Artikel

3:1

Voor de toepassing van dit deel en de daarop berustende bepalingen wordt:

  • a.

    het sluiten van een overeenkomst die strekt tot fondsvorming ter voldoening van de verzorging van de uitvaart van een natuurlijke persoon, geacht te zijn aangegaan in de uitoefening van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar, indien de verzekering wordt aangegaan door een natura-uitvaartverzekeraar en voor deze natura-uitvaartverzekeraar geen beleggingsrisico met zich brengt;

  • b.

    het beheer over een collectief pensioenfonds beschouwd als de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar, indien het wordt gevoerd door een levensverzekeraar.

Artikel

3:2

Artikel

3:3

Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van het ingevolge dit deel bepaalde voor beheerders, beleggingsinstellingen, beleggingsondernemingen en bewaarders.

Artikel

3:4

Hoofdstuk

3.2

Aantrekken van opvorderbare gelden

Artikel

3:5

Artikel

3:6

Hoofdstuk

3.3

Regels voor het werkzaam zijn op de financiële markten

Afdeling

3.3.1

Verbod gebruik van het woord «bank»

Artikel

3:7

Afdeling

3.3.2

Deskundigheid, betrouwbaarheid en integriteit

§

3.3.2.1

Financiële ondernemingen met zetel in Nederland

Artikel

3:8

Het dagelijks beleid van een clearinginstelling, kredietinstelling of verzekeraar met zetel in Nederland wordt bepaald door personen die deskundig zijn in verband met de uitoefening van het bedrijf van de financiële onderneming.

Artikel

3:9

Artikel

3:10

§

3.3.2.2

Financiële ondernemingen met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel

3:11

De artikelen 3:8, 3:9 en 3:10 zijn van overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen bijkantoren van kredietinstellingen met zetel in een staat die geen lidstaat is.

Artikel

3:12

Artikel 3:10 is van overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen bijkantoren van levensverzekeraars of schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is.

§

3.3.2.3

Financiële ondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat

Artikel

3:13

De artikelen 3:8, 3:9 en 3:10 zijn van overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen bijkantoren van clearinginstellingen met zetel in een niet-aangewezen staat.

Artikel

3:14

Artikel 3:10 is van overeenkomstige toepassing op natura-uitvaartverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat die hun bedrijf uitoefenen vanuit in Nederland gelegen bijkantoren.

Afdeling

3.3.3

Structurering en inrichting

§

3.3.3.1

Financiële ondernemingen met zetel in Nederland

Artikel

3:15

Artikel

3:16

Artikel

3:17

Artikel

3:18

Artikel

3:18a

Artikel

3:19

Artikel

3:20

Een verzekeraar met zetel in Nederland heeft de rechtsvorm van naamloze vennootschap, onderlinge waarborgmaatschappij of Europese vennootschap.

§

3.3.3.2

Financiële ondernemingen met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel

3:21

Artikel

3:23

Artikel

3:24

Een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is die zijn bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of diensten verricht naar Nederland:

  • a.

    is naar het recht van de staat van zijn zetel rechtspersoon;

  • b.

    is in de staat van zijn zetel bevoegd tot de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar onderscheidenlijk het bedrijf van schadeverzekeraar; en

  • c.

    oefent dit bedrijf daadwerkelijk uit vanuit een vestiging in die staat.

§

3.3.3.3

Financiële ondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat

Artikel

3:25

De artikelen 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, derde en vierde lid, en 3:18, eerste en derde lid, aanhef en onderdeel a, zijn van overeenkomstige toepassing op beheerders van een beleggingsinstelling met zetel in een niet-aangewezen staat die rechten van deelneming in Nederland aanbiedt, beleggingsinstellingen met zetel in een niet-aangewezen staat die rechten van deelneming in Nederland aanbieden en bewaarders die zijn verbonden aan een beleggingsinstelling met zetel in een niet-aangewezen staat die rechten van deelneming in Nederland aanbiedt.

Artikel

3:26

De artikelen 3:17 en 3:18 zijn van overeenkomstige toepassing op natura-uitvaartverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat die hun bedrijf uitoefenen vanuit in Nederland gelegen bijkantoren.

Artikel

3:27

De artikelen 3:17, 3:18 en 3:21 zijn van overeenkomstige toepassing op clearinginstellingen met zetel in een niet-aangewezen staat.

Artikel

3:28

Artikel 3:24 is van overeenkomstige toepassing op natura-uitvaartverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat die hun bedrijf uitoefenen vanuit in Nederland gelegen bijkantoren of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland.

Afdeling

3.3.4

Overige bepalingen

§

3.3.4.1

Financiële ondernemingen met zetel in Nederland

Artikel

3:29

Artikel

3:30

Artikel

3:31

Een kredietinstelling met zetel in Nederland die een dochtermaatschappij is van een kredietinstelling met zetel in een staat die geen lidstaat is, staat in de staat waar de laatstbedoelde kredietinstelling haar zetel heeft onder voldoende geconsolideerd toezicht.

Artikel

3:32

Het is een bank met zetel in Nederland die een vergunning heeft voor de uitoefening van het bedrijf van bank toegestaan ten minste de werkzaamheden genoemd in bijlage I van de herziene richtlijn banken te verrichten, tenzij in de vergunning uitdrukkelijk anders is bepaald.

Artikel

3:33

Indien een financiële onderneming een vergunning heeft voor het uitoefenen van het bedrijf van bank en deze vergunning omvat niet het verlenen van beleggingsdiensten, kan zij een uitbreiding van de vergunning met deze activiteiten aanvragen, indien zij ervoor zorgt en aantoont dat wordt voldaan aan het bepaalde ingevolge de artikelen 4:14, tweede lid, onderdeel c, onder 1° tot en met 6°, 4:87 en 4:88 met betrekking tot de aanvraag van de vergunning.

Artikel

3:34

Artikel

3:35

Een kredietinstelling geeft slechts elektronisch geld uit tegen een waarde die ten hoogste gelijk is aan de waarde van de voor de uitgifte te ontvangen gelden.

Artikel

3:36

Artikel

3:37

Artikel

3:38

Het is een schadeverzekeraar met zetel in Nederland verboden schaden te verzekeren veroorzaakt door of ontstaan uit gewapend conflict, burgeroorlog, opstand, binnenlandse onlusten, oproer of muiterij. In zee-, transport-, luchtvaart- en reisverzekeringen is het evenwel toegestaan risico’s van molest te verzekeren in de algemeen gebruikelijke molestclausules zolang de Nederlandsche Bank daartegen geen bedenkingen naar voren heeft gebracht.

§

3.3.4.2

Financiële ondernemingen met zetel in een andere lidstaat

Artikel

3:39

Artikel

3:40

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het adres van de door een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een andere lidstaat aangestelde vertegenwoordiger waaraan rechtsgeldig mededelingen kunnen worden gedaan, en wordt geregeld onder welke omstandigheden de vertegenwoordiger ophoudt vertegenwoordiger te zijn.

Artikel

3:41

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de voorwaarden, waaronder wijzigingen met betrekking tot onderwerpen waarover krachtens artikel 2:17, tweede lid, de Nederlandsche Bank gegevens heeft ontvangen, ten uitvoer mogen worden gelegd.

Artikel

3:42

Een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een andere lidstaat geeft kennis van wijzigingen met betrekking tot onderwerpen waarover krachtens artikel 2:39, eerste lid, verstrekking van gegevens is voorgeschreven, aan de Nederlandsche Bank. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt, onder vermelding van de te volgen procedures, bepaald welke gegevens daarbij worden verstrekt en, indien van toepassing, onder welke voorwaarden de wijzigingen ten uitvoer mogen worden gelegd.

§

3.3.4.3

Financiële ondernemingen met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel

3:43

Artikel

3:44

Artikel

3:45

Een financiële onderneming die een vergunning voor het uitoefenen van het bedrijf van bank heeft en die voornemens is tevens een beleggingsdienst te verlenen, geeft kennis van dat voornemen aan de Nederlandsche Bank en zorgt ervoor en toont aan, onverminderd de artikelen 3:8, 3:9, 3:15, 3:16, 3:17, 3:18, 3:19, 3:31, 3:53, en 3:70, dat wordt voldaan aan het bepaalde ingevolge de artikelen 4:14, tweede lid, onderdeel c, onder 1° tot en met 6°, 4:87 en 4:88 met betrekking tot de aanvraag van de vergunning.

Artikel

3:46

Een kredietinstelling met zetel in een staat die geen lidstaat is die vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor haar bedrijf uitoefent en die een dochteronderneming is van een kredietinstelling met zetel in een staat die geen lidstaat is, staat in de staat waar de laatstbedoelde kredietinstelling haar zetel heeft onder voldoende geconsolideerd toezicht.

Artikel

3:47

Artikel

3:48

Een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is die door middel van het verrichten van diensten naar Nederland vanuit een vestiging in een staat die geen lidstaat is zijn bedrijf uitoefent, geeft kennis van wijzigingen met betrekking tot onderwerpen waarover ingevolge artikel 2:45 verstrekking van gegevens is voorgeschreven, aan de Nederlandsche Bank. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt, onder vermelding van de te volgen procedures, bepaald van welke wijzigingen kennis wordt gegeven, welke gegevens daarbij worden verstrekt en, indien van toepassing, onder welke voorwaarden de wijzigingen ten uitvoer mogen worden gelegd.

§

3.3.4.4

Financiële ondernemingen met zetel buiten Nederland

Artikel

3:49

Artikel 3:29 is van overeenkomstige toepassing op clearinginstellingen en natura-uitvaartverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat die hun bedrijf vanuit in Nederland gelegen bijkantoren uitoefenen.

Artikel

3:50

Artikel

3:51

Het is een natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat verboden vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor een ander bedrijf dan het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar uit te oefenen.

Artikel

3:52

Een natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat die door middel van het verrichten van diensten naar Nederland zijn bedrijf uitoefent, geeft kennis van wijzigingen met betrekking tot onderwerpen waarover ingevolge artikel 2:52 verstrekking van gegevens is voorgeschreven, aan de Nederlandsche Bank. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt, onder vermelding van de te volgen procedures, bepaald van welke wijzigingen kennis wordt gegeven, welke gegevens daarbij worden verstrekt en, indien van toepassing, onder welke voorwaarden de wijzigingen ten uitvoer mogen worden gelegd.

Afdeling

3.3.5

Minimum vermogen

§

3.3.5.1

Financiële ondernemingen met zetel in Nederland

Artikel

3:53

§

3.3.5.2

Financiële ondernemingen met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel

3:54

§

3.3.5.3

Financiële ondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat

Artikel

3:55

Artikel

3:56

Artikel 3:53, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op natura-uitvaartverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat die hun bedrijf uitoefenen vanuit in Nederland gelegen bijkantoren.

Afdeling

3.3.6

Solvabiliteit

§

3.3.6.1

Financiële ondernemingen met zetel in Nederland

Artikel

3:57

§

3.3.6.2

Financiële ondernemingen met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel

3:58

Artikel

3:59

Artikel

3:60

§

3.3.6.3

Financiële ondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat

Artikel

3:61

Artikel

3:62

Afdeling

3.3.7

Liquiditeit

§

3.3.7.1

Financiële ondernemingen met zetel in Nederland

Artikel

3:63

§

3.3.7.2

Financiële ondernemingen met zetel in een andere lidstaat

Artikel

3:64

Artikel 3:63 is van overeenkomstige toepassing op banken met zetel in een andere lidstaat die hun bedrijf uitoefenen vanuit in Nederland gelegen bijkantoren.

§

3.3.7.3

Financiële ondernemingen met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel

3:65

Artikel 3:63 is van overeenkomstige toepassing op kredietinstellingen met zetel in een staat die geen lidstaat is die hun bedrijf uitoefenen vanuit in Nederland gelegen bijkantoren.

§

3.3.7.4

Financiële ondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat

Artikel

3:66

Artikel 3:63 is van overeenkomstige toepassing op beleggingsinstellingen met zetel in een niet-aangewezen staat waarvan in Nederland de rechten van deelneming op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald en clearinginstellingen met zetel in een niet-aangewezen staat die hun bedrijf uitoefenen vanuit in Nederland gelegen bijkantoren.

Afdeling

3.3.8

Technische voorzieningen

§

3.3.8.1

Verzekeraars met zetel in Nederland

Artikel

3:67

§

3.3.8.2

Levensverzekeraars en schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel

3:68

§

3.3.8.3

Natura-uitvaartverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat

Artikel

3:69

Afdeling

3.3.9

Boekhouding en rapportage

§

3.3.9.1

Financiële ondernemingen met zetel in Nederland

Artikel

3:70

Artikel

3:71

Artikel

3:72

Artikel

3:73

Een van de staten, bedoeld in artikel 3:72, derde lid, omvat het actuarieel verslag. Het actuarieel verslag is voorzien van een verklaring van de actuaris dat hij zich ervan heeft overtuigd dat de in het actuarieel verslag genoemde voorzieningen adequaat zijn vastgesteld. De actuaris waarmerkt de betrokken staten. Hij is bevoegd zijn verklaring nader toe te lichten of op enig punt een voorbehoud te maken. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het onderzoek van het actuarieel verslag.

Artikel

3:74

Artikel

3:74a

§

3.3.9.2

Financiële ondernemingen met zetel in een andere lidstaat

Artikel

3:75

Een bank met zetel in een andere lidstaat die haar bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor voert in Nederland ten minste een afzonderlijke boekhouding met betrekking tot het in Nederland gelegen bijkantoor, die zodanig is dat de Nederlandsche Bank het toezicht op de naleving van het ingevolge artikel 3:63 in samenhang met artikel 3:64 bepaalde kan uitoefenen.

Artikel

3:76

Artikel

3:78

§

3.3.9.3

Financiële ondernemingen met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel

3:79

Artikel 3:70 is van overeenkomstige toepassing op levensverzekeraars en schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is, die hun bedrijf uitoefenen vanuit in Nederland gelegen bijkantoren.

Artikel

3:80

Artikel 3:75 is van overeenkomstige toepassing op kredietinstellingen, levensverzekeraars en schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is, die hun bedrijf uitoefenen vanuit in Nederland gelegen bijkantoren.

Artikel

3:81

Artikel

3:82

Artikel

3:83

§

3.3.9.4

Financiële ondernemingen met zetel buiten Nederland

Artikel

3:84

Artikel 3:70 is van overeenkomstige toepassing op natura-uitvaartverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat, die hun bedrijf uitoefenen vanuit in Nederland gelegen bijkantoren.

Artikel

3:85

Artikel

3:86

Artikel

3:87

Afdeling

3.3.10

Meldingsplichten van de accountant en de actuaris

§

3.3.10.1

Financiële ondernemingen met zetel in Nederland

Artikel

3:88

Artikel

3:89

§

3.3.10.2

Financiële ondernemingen met zetel in een andere lidstaat

Artikel

3:90

Artikel 3:88 is van overeenkomstige toepassing op accountants die het onderzoek, bedoeld in artikel 3:77 uitvoeren van de staten van een in Nederland gelegen bijkantoor van een bank met zetel in een andere lidstaat.

§

3.3.10.3

Financiële ondernemingen met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel

3:91

Artikel 3:88 is van overeenkomstige toepassing op accountants of andere deskundigen die het onderzoek, bedoeld in artikel 3:82, eerste of tweede lid, uitvoeren van de staten van een in Nederland gelegen bijkantoor van een beleggingsonderneming, kredietinstelling, levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is, of van een beleggingsonderneming met zetel in een staat die geen lidstaat is die diensten verricht naar Nederland.

Artikel

3:92

Artikel 3:89 is van overeenkomstige toepassing op actuarissen die het onderzoek, bedoeld in artikel 3:82, tweede lid, uitvoeren van het actuarieel verslag van een in Nederland gelegen bijkantoor van een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is.

§

3.3.10.4

Financiële ondernemingen met zetel buiten Nederland

Artikel

3:93

Artikel 3:88 is van overeenkomstige toepassing op accountants of andere deskundigen die het onderzoek, bedoeld in artikel 3:86, eerste of tweede lid, uitvoeren van de staten van een in Nederland gelegen bijkantoor van een clearinginstelling of natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een niet aangewezen staat.

Artikel

3:94

Artikel 3:89 is van overeenkomstige toepassing op actuarissen die het onderzoek, bedoeld in artikel 3:86, tweede lid, uitvoeren van het actuarieel verslag van een in Nederland gelegen bijkantoor van een natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat.

Afdeling

3.3.11

Gekwalificeerde deelnemingen in en door financiële ondernemingen

§

3.3.11.1

Financiële ondernemingen met zetel in Nederland

Artikel

3:95

Artikel

3:96

Artikel

3:97

Artikel

3:99

Artikel

3:100

De Nederlandsche Bank verleent een verklaring van geen bezwaar voor een handeling als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, tenzij:

  • a.

    de handeling zou kunnen leiden of zou leiden tot een invloed op de desbetreffende financiële onderneming waardoor een gezonde en prudente bedrijfsuitoefening van die onderneming in gevaar komt;

  • b.

    in het geval van een handeling als bedoeld in artikel 3:95, onderdeel a of d, de handeling ertoe zou kunnen leiden of zou leiden dat de betrokken financiële onderneming in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur wordt verbonden met personen die in zodanige mate ondoorzichtig is dat deze een belemmering zou vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op die financiële onderneming; of

  • c.

    in het geval van een handeling als bedoeld in artikel 3:95, onderdeel a of d, de handeling zou kunnen leiden of zou leiden tot een ongewenste ontwikkeling van de financiële sector.

Artikel

3:101

De Nederlandsche Bank verleent een verklaring van geen bezwaar voor een handeling als bedoeld in artikel 3:96, eerste lid, tenzij:

  • a.

    de handeling in strijd zou kunnen komen of zou zijn met hetgeen voor de betrokken bank ingevolge artikel 3:57, eerste en tweede lid, is bepaald met betrekking tot de solvabiliteit;

  • b.

    de handeling anderszins in strijd zou kunnen komen of zou zijn met een gezonde en prudente bedrijfsuitoefening; of

  • c.

    de handeling zou kunnen leiden of zou leiden tot een ongewenste ontwikkeling van de financiële sector.

Artikel

3:102

Artikel

3:103

Artikel

3:104

Artikel

3:105

Artikel

3:106

Artikel

3:108

§

3.3.11.2

Banken met zetel in een staat die geen lidstaat is

Hoofdstuk

3.4

Regels voor bepaalde ondernemingen werkzaam op de financiële markten

Afdeling

3.4.1

Ondertoezichtstelling financiële instellingen

§

3.4.1.1

Financiële instellingen met zetel in Nederland

Artikel

3:110

Afdeling

3.4.2

Regime voor banken aangesloten bij een centrale kredietinstelling

Artikel

3:111

Hoofdstuk

3.5

Bijzondere regels en maatregelen ten aanzien van financiële ondernemingen werkzaam op de financiële markten

Afdeling

3.5.1

Bijzondere maatregelen ten aanzien van banken en beleggingsondernemingen

Artikel

3:111a

Afdeling

3.5.1a

Portefeuilleoverdracht

§

3.5.1a.1

Verzekeraars met zetel in Nederland

Artikel

3:112

Artikel

3:113

Artikel

3:114

Artikel

3:115

Artikel

3:117

Artikel

3:118

Artikel

3:119

Artikel

3:120

Artikel

3:121

Deze paragraaf is voorzover deze betrekking heeft op een overdracht door een levensverzekeraar of schadeverzekeraar niet van toepassing met betrekking tot de overdracht van rechten en verplichtingen uit herverzekering.

§

3.5.1a.2

Levensverzekeraars en schadeverzekeraars met zetel in een andere lidstaat

Artikel

3:122

Artikel

3:123

Artikel

3:124

Artikel

3:125

§

3.5.1a.3

Levensverzekeraars en schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel

3:126

Artikel

3:127

Artikel

3:128

Artikel

3:129

Artikel

3:130

Deze paragraaf is voorzover deze betrekking heeft op een overdracht door een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is niet van toepassing met betrekking tot de overdracht van rechten en verplichtingen uit herverzekering.

§

3.5.1a.4

Natura-uitvaartverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat

Artikel

3:131

Afdeling

3.5.2

Herstelplan

§

3.5.2.1

Verzekeraars met zetel in Nederland

Artikel

3:132

§

3.5.2.2

Levensverzekeraars en schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel

3:133

Artikel 3:132 is van overeenkomstige toepassing op levensverzekeraars en schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is.

§

3.5.2.3

Natura-uitvaartverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat

Artikel

3:134

Artikel 3:132 is van overeenkomstige toepassing op natura-uitvaartverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat.

Afdeling

3.5.3

Beperking van de beschikkingsbevoegdheid, saneringsplan en financieringsplan

§

3.5.3.1

Verzekeraars met zetel in Nederland

Artikel

3:135

Artikel

3:136

Artikel

3:137

Een verzekeraar met zetel in Nederland wiens solvabiliteitsmarge niet voldoet aan het bij of krachtens artikel 3:57 bepaalde, doet aan de Nederlandsche Bank binnen een door haar te bepalen termijn en op een door haar te bepalen wijze opgave van de in artikel 3:67 bedoelde waarden en van de wijzigingen die daarin optreden.

Artikel

3:138

Artikel

3:139

§

3.5.3.2

Levensverzekeraars en schadeverzekeraars met zetel in een andere lidstaat

Artikel

3:140

§

3.5.3.3

Levensverzekeraars en schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel

3:141

Artikel

3:142

Artikel 3:136 is van overeenkomstige toepassing op levensverzekeraars en schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is.

Artikel

3:143

Een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is wiens solvabiliteitsmarge niet voldoet aan het bij of krachtens deze wet bepaalde dan wel aan de in een andere lidstaat gestelde eisen indien een ontheffing is verleend overeenkomstig artikel 3:60, doet aan de Nederlandsche Bank binnen een door haar te bepalen termijn en op een door haar te bepalen wijze opgave van de in artikel 3:68 bedoelde waarden en van de wijzigingen die daarin optreden.

Artikel

3:144

Artikel

3:145

§

3.5.3.4

Natura-uitvaartverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat

Artikel

3:146

Artikel

3:148

Afdeling

3.5.4

Opvangregeling voor levensverzekeraars

§

3.5.4.1

Levensverzekeraars met zetel in Nederland

Artikel

3:150

Artikel

3:151

Artikel

3:152

Artikel

3:153

De Nederlandsche Bank kan de levensverzekeraar en de opvanginstelling aanwijzingen geven in het belang van de goede werking van de opvang. De levensverzekeraar en de opvanginstelling volgen de aanwijzingen van de Nederlandsche Bank op. De aanwijzingen hebben geen betrekking op de herverzekeringsvoorwaarden, bedoeld in artikel 3:152, tweede lid, laatste volzin.

Artikel

3:154

Artikel

3:155

Artikel

3:156

Artikel

3:157

Artikel

3:158

§

3.5.4.2

Levensverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel

3:159

Paragraaf 3.5.4.1 is van overeenkomstige toepassing op levensverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is, die vanuit in Nederland gelegen bijkantoren het bedrijf van levensverzekeraar uitoefenen, voorzover het betreft overeenkomsten uit directe verzekering gesloten vanuit een bijkantoor in Nederland, tenzij met betrekking tot het bijkantoor een ontheffing is verleend in de zin van artikel 3:60.

Afdeling

3.5.5

Noodregeling en saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures naar buitenlands recht

§

3.5.5.1

Financiële ondernemingen met zetel in Nederland

Artikel

3:160

Artikel

3:161

Indien het belang van de gezamenlijke schuldeisers bij de afwikkeling van het bedrijf van verzekeraar met zetel in Nederland een bijzondere voorziening behoeft, kan de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de verzekeraar zijn zetel heeft, op verzoek van de Nederlandsche Bank de noodregeling uitspreken.

Artikel

3:162

Artikel

3:163

Artikel

3:164

Artikel

3:165

Artikel

3:166

De Nederlandsche Bank zendt een afschrift van de voordracht of het verzoek, bedoeld in artikel 3:164, eerste lid, aan de kredietinstelling of verzekeraar met zetel in Nederland en deelt de inhoud daarvan mede aan de toezichthoudende instanties van de andere lidstaten waar een bijkantoor van de desbetreffende financiële onderneming is gelegen of waarnaar zij diensten verricht vanuit haar vestigingen in andere lidstaten.

Artikel

3:168

Indien de rechtbank een machtiging als bedoeld in artikel 3:163, eerste lid, verleent, bepaalt de rechtbank de duur van de machtiging op ten hoogste anderhalf jaar. Indien een machtiging tot overdracht wordt uitgebreid tot een machtiging tot zowel overdracht als liquidatie, bepaalt de rechtbank de duur van de machtiging tot zowel overdracht als liquidatie op de resterende duur van de machtiging tot overdracht. Voor het verstrijken van de gestelde termijn kunnen de bewindvoerders eenmaal of meermalen verlenging van de geldigheidsduur voor ten hoogste anderhalf jaar verzoeken. Het verzoek wordt behandeld op dezelfde wijze als een verzoek tot het uitspreken van de noodregeling. Zolang bij de afloop van de geldigheidsduur van de machtiging op een verzoek tot verlenging niet is beschikt, blijft de machtiging gehandhaafd.

Artikel

3:169

Artikel

3:170

Artikel

3:171

Artikel

3:172

Indien een machtiging is gegeven als bedoeld in artikel 3:163, eerste lid, aanhef en onderdeel b of c:

  • a.

    stellen de bewindvoerders alle bekende schuldeisers regelmatig op passende wijze in kennis van in ieder geval het verloop van de noodregeling; en

  • b.

    deelt de Nederlandsche Bank de toezichthoudende instanties van de andere lidstaten die zulks verzoeken het verloop van de noodregeling mede.

Artikel

3:173

Artikel

3:174

Artikel

3:175

Artikel

3:176

Artikel

3:177

Artikel

3:178

Artikel

3:179

Artikel

3:180

Artikel

3:181

Artikel

3:182

Artikel

3:183

Artikel

3:184

In afwijking van artikel 3:182, tweede lid, laatste volzin, kan op geverifieerde vorderingen welke opeisbaar worden op of na de datum van de beschikking, bedoeld in de artikelen 3:160, eerste en tweede lid, en 3:161, voorzover artikel 3:163, eerste lid, niet reeds op deze vorderingen werd toegepast, een uitkering eerst worden gedaan zodra deze vorderingen opeisbaar zijn geworden. Tot dat tijdstip wordt een bedrag aan liquide middelen afgezonderd tot ten minste het beloop van het totaal van de bedragen die bij de toepassing van dit artikel op deze vorderingen zullen kunnen worden uitgekeerd, dan wel wordt deze uitkering op andere wijze zeker gesteld.

Artikel

3:185

Ingevolge de hun verleende machtiging, bedoeld in artikel 3:163, eerste lid, kunnen de bewindvoerders, ongeacht hetgeen daaromtrent bij de statuten van de betrokken kredietinstelling of verzekeraar met zetel in Nederland is bepaald:

  • a.

    alle nog niet gedane stortingen op de aandelen in het geplaatste kapitaal van de kredietinstelling of verzekeraar met zetel in Nederland onderscheidenlijk het waarborgkapitaal van een verzekeraar met zetel in Nederland uitschrijven en innen; en

  • b.

    naheffingen opleggen en innen tot het in de statuten van een verzekeraar met zetel in Nederland die een onderlinge waarborgmaatschappij met zetel in Nederland is bepaalde maximum.

Artikel

3:186

De bewindvoerders brengen tijdens de noodregeling telkens na verloop van drie maanden, alsmede na beëindiging van de noodregeling, zo spoedig mogelijk verslag omtrent hun werkzaamheden uit aan de rechtbank. Een afschrift van dit verslag zenden de bewindvoerders aan Onze Minister en aan de Nederlandsche Bank.

Artikel

3:187

Voor de toepassing van de artikelen 194, 342 en 343 van het Wetboek van Strafrecht wordt met faillissement gelijkgesteld de rechtstoestand waarin een kredietinstelling of verzekeraar met zetel in Nederland verkeert zolang de noodregeling ten aanzien van deze financiële onderneming van kracht is.

Artikel

3:188

Vervallen

Artikel

3:189

Artikel

3:191

Artikel

3:192

Artikel

3:193

Artikel

3:194

Artikel

3:195

Artikel

3:196

In geval van overdracht van rechten en verplichtingen ingevolge een machtiging als bedoeld in artikel 3:163, eerste lid, of een bijzondere machtiging als bedoeld in artikel 3:195, eerste lid, draagt de verzekeraar met zetel in Nederland de waarden over die dienen tot dekking van de technische voorzieningen voorzover deze voorzieningen betrekking hebben op de verplichtingen die worden overgedragen.

Artikel

3:198

Artikel

3:199

Artikel

3:200

Artikel

3:201

§

3.5.5.2

Financiële ondernemingen met zetel in een andere lidstaat

Artikel

3:202

Ingeval de solvabiliteit of de liquiditeit van een in Nederland gelegen bijkantoor van een kredietinstelling met zetel in een andere lidstaat die geen vergunning heeft, zodanig is dat te voorzien is dat de kredietinstelling dan wel het bijkantoor haar of zijn verplichtingen ter zake van de door haar of hem verkregen gelden niet of slechts ten dele kan nakomen, kan de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de kredietinstelling dan wel het bijkantoor is gelegen, op verzoek van de Nederlandsche Bank ten aanzien van de kredietinstelling in het belang van de gezamenlijke schuldeisers de noodregeling uitspreken.

Artikel

3:203

Indien het belang van de schuldeisers met een vordering uit hoofde van verzekering bij de afwikkeling van het bedrijf van een in Nederland gelegen bijkantoor van een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een andere lidstaat die geen vergunning heeft, een bijzondere voorziening behoeft, kan de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan die verzekeraar zijn zetel heeft, op verzoek van de Nederlandsche Bank de noodregeling uitspreken.

Artikel

3:205

§

3.5.5.3

Financiële ondernemingen met zetel in een staat die geen lidstaat is en met een in Nederland gelegen bijkantoor

Artikel

3:206

Artikel

3:207

Indien het belang van de gezamenlijke schuldeisers bij de afwikkeling van het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar op wie artikel 2:40 van toepassing is of van de gezamenlijke schuldeisers wier vordering het resultaat is van een uit de exploitatie van het in Nederland gelegen bijkantoor van een dergelijke verzekeraar voortvloeiende verplichting een bijzondere voorziening behoeft, kan de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de levensverzekeraar of schadeverzekeraar zijn zetel heeft, op verzoek van de Nederlandsche Bank de noodregeling uitspreken.

Artikel

3:208

Artikel

3:209

Indien een machtiging is gegeven als bedoeld in artikel 3:163, eerste lid, aanhef en onderdeel b of c, stellen de bewindvoerders de bekende schuldeisers wier vordering het resultaat is van een uit de exploitatie van een in Nederland gelegen bijkantoor voortvloeiende verplichting, regelmatig op passende wijze in kennis van in ieder geval het verloop van de noodregeling.

Artikel

3:210

Artikel

3:211

Artikel

3:212

Artikel

3:213

Artikel

3:214

Onverminderd artikel 3:166 zendt de Nederlandsche Bank een afschrift als bedoeld in dat artikel tevens aan het in Nederland gelegen bijkantoor.

Artikel

3:215

Artikel

3:216

Indien een machtiging is gegeven als bedoeld in artikel 3:163, eerste lid,aanhef en onderdeel b of c, stellen de bewindvoerders de schuldeisers, bedoeld in artikel 3:209, regelmatig op passende wijze in kennis van in ieder geval het verloop van de noodregeling, en deelt de Nederlandsche Bank de toezichthoudende instanties van de andere lidstaten die zulks verzoeken het verloop van de noodregeling mede.

Artikel

3:217

Ingevolge de hun verleende machtiging, bedoeld in artikel 3:163, eerste lid, kunnen de bewindvoerders, ongeacht hetgeen daaromtrent bij de statuten van de kredietinstelling, levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is, is bepaald:

  • a.

    alle nog niet gedane stortingen op de aandelen in het geplaatste kapitaal van de kredietinstelling, levensverzekeraar of schadeverzekeraar onderscheidenlijk het waarborgkapitaal van een levensverzekeraar of schadeverzekeraar uitschrijven en innen; en

  • b.

    naheffingen opleggen en innen tot het in de statuten van de levensverzekeraar of schadeverzekeraar die een onderlinge waarborgmaatschappij met zetel in Nederland is bepaalde maximum.

Artikel

3:218

Bij de beoordeling van de omvang van het eigen vermogen van een kredietinstelling, levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is, worden uitsluitend de activa en passiva in aanmerking genomen die moeten worden gerekend tot het vanuit haar of zijn in Nederland gelegen bijkantoren uitgeoefende bedrijf.

Artikel

3:219

De Nederlandsche Bank deelt het beëindigen van de noodregeling mede:

  • a.

    aan de toezichthoudende instanties van de andere lidstaten waarnaar een kredietinstelling, levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is diensten verricht vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor; en

  • b.

    indien het een levensverzekeraar of schadeverzekeraar betreft en een andere toezichthoudende instantie van een andere lidstaat is belast met het toezicht op de solvabiliteitsmarge van de desbetreffende verzekeraar: aan die toezichthoudende instantie.

Artikel

3:220

Artikel

3:221

§

3.5.5.4

Natura-uitvaartverzekeraars met zetel buiten Nederland en met een in Nederland gelegen bijkantoor

Artikel

3:222

Artikel

3:223

Artikel

3:224

Artikel

3:225

Artikel

3:226

Bij de beoordeling van de omvang van het eigen vermogen van een natura-uitvaartverzekeraar met zetel buiten Nederland en met een in Nederland gelegen bijkantoor worden uitsluitend de activa en passiva in aanmerking genomen die moeten worden gerekend tot het vanuit zijn in Nederland gelegen bijkantoren uitgeoefende bedrijf.

Artikel

3:227

Onverminderd artikel 3:166 zendt de Nederlandsche Bank een afschrift als bedoeld in dat artikel tevens aan het in Nederland gelegen bijkantoor, en, indien bij de Nederlandsche Bank bekend is dat de natura-uitvaartverzekeraar in de staat waar zij haar zetel heeft onder toezicht staat, deelt zij de inhoud van het verzoekschrift aan de toezichthoudende instanties van die staat mede.

Artikel

3:228

Artikel

3:229

Artikel

3:230

Artikel

3:231

Artikel

3:232

Artikel

3:233

Artikel

3:234

Artikel

3:235

In afwijking van artikel 3:233, tweede lid, laatste volzin, kan op geverifieerde vorderingen welke opeisbaar worden op of na de datum van de beschikking, bedoeld in de artikelen 3:206, eerste en tweede lid, en 3:207, voorzover artikel 3:194, eerste lid, niet reeds op deze vorderingen werd toegepast, een uitkering eerst worden gedaan zodra deze vorderingen opeisbaar zijn geworden. Tot dat tijdstip wordt een bedrag aan liquide middelen afgezonderd tot ten minste het beloop van het totaal van de bedragen die bij de toepassing van dit artikel op deze vorderingen zullen kunnen worden uitgekeerd, dan wel wordt deze uitkering op andere wijze zeker gesteld.

Artikel

3:237

Zodra de noodregeling is beëindigd, doen de bewindvoerders daarvan mededeling in de Staatscourant.

§

3.5.5.5

Bepalingen van internationaal privaatrecht

Artikel

3:238

De verwijzingen in deze paragraaf naar een lidstaat waar een financiële onderneming haar zetel heeft, worden tevens beschouwd als verwijzingen naar een lidstaat waar een bijkantoor van een financiële onderneming met zetel in een staat die geen lidstaat is, is gelegen.

Artikel

3:239

Artikel

3:240

De beslissing tot vaststelling van een saneringsmaatregel, de saneringsmaatregel zelf en de rechtsgevolgen van de saneringsmaatregel worden beheerst door het recht van de lidstaat waar de saneringsmaatregel is vastgesteld, tenzij de wet anders bepaalt.

Artikel

3:241

Artikel

3:242

Artikel

3:243

Indien degene die zowel schuldeiser als schuldenaar is van de kredietinstelling of verzekeraar bevoegd is zijn schuld te verrekenen met de vordering op de kredietinstelling of verzekeraar op grond van het recht dat van toepassing is op de vordering van de kredietinstelling of verzekeraar, laat de beslissing tot vaststelling van de saneringsmaatregel de bedoelde bevoegdheid onverlet.

Artikel

3:244

De artikelen 3:241 tot en met 3:243 staan er niet aan in de weg dat een vordering wordt ingesteld tot nietigheid, vernietiging of het niet kunnen worden tegengeworpen van een rechtshandeling wegens de benadeling van het geheel van schuldeisers welke van die rechtshandeling het gevolg is.

Artikel

3:245

In afwijking van artikel 3:240 worden de gevolgen van een saneringsmaatregel voor arbeidsovereenkomsten en andere rechtsverhoudingen ter zake van het verrichten van arbeid uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat dat op die overeenkomst of rechtsverhouding van toepassing is.

Artikel

3:246

n afwijking van artikel 3:240 worden de gevolgen van een saneringsmaatregel voor een overeenkomst die het recht geeft op het genot of de verkrijging van een onroerende zaak uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de onroerende zaak is gelegen.

Artikel

3:247

In afwijking van artikel 3:240 worden de gevolgen van een saneringsmaatregel voor de rechten van de kredietinstelling of verzekeraar op een registergoed beheerst door het recht van de lidstaat onder het gezag waarvan het register wordt gehouden.

Artikel

3:248

Artikel

3:249

In afwijking van artikel 3:240 wordt de rechtsgeldigheid van een rechtshandeling, onder bezwarende titel aangegaan door de kredietinstelling of verzekeraar na het tijdstip tot vaststelling van een saneringsmaatregel, waarmee deze beschikt over een registergoed of effecten of andere waardepapieren waarvan het bestaan of de overdracht inschrijving in een wettelijk voorgeschreven register of op een wettelijk voorgeschreven rekening veronderstelt, of die zijn geplaatst in een door het recht van een lidstaat beheerst gecentraliseerd effectendepot, beheerst door het recht van de lidstaat onder het gezag waarvan het register, de rekening of het depot wordt gehouden dan wel, indien het een onroerende zaak betreft, door het recht van de lidstaat waar de onroerende zaak is gelegen.

Artikel

3:250

In afwijking van artikel 3:240 worden de gevolgen van de saneringsmaatregel voor een aanhangige rechtsvordering betreffende een goed waarover de kredietinstelling of verzekeraar het beheer en de beschikking heeft verloren, uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar het rechtsgeding aanhangig is.

Artikel

3:251

Artikel 3:240 is niet van toepassing op regels betreffende de nietigheid, de vernietigbaarheid van voor het geheel van schuldeisers nadelige rechtshandelingen en evenmin op de regels die bepalen of dergelijke rechtshandelingen kunnen worden tegengeworpen, indien degene die voordeel heeft gehad bij die rechtshandeling bewijst dat:

  • a.

    die rechtshandeling wordt beheerst door het recht van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de kredietinstelling, levensverzekeraar of schadeverzekeraar haar of zijn zetel heeft; en

  • b.

    dat recht in het gegeven geval niet voorziet in de mogelijkheid dat die rechtshandeling wordt aangetast onderscheidenlijk niet kan worden tegengeworpen.

Artikel

3:252

In afwijking van artikel 3:240 worden de gevolgen van een saneringsmaatregel, vastgesteld met betrekking tot een kredietinstelling, voor de gevolgen van een overeenkomst tot verrekening als bedoeld in artikel 212a, onderdeel m, van de Faillissementswet en novatie uitsluitend beheerst door het recht dat van toepassing is op die overeenkomst.

Artikel

3:253

In afwijking van artikel 3:240 worden, onverminderd artikel 3:254, de gevolgen van een saneringsmaatregel, vastgesteld met betrekking tot een kredietinstelling, voor een overeenkomst waarbij de ene partij, de koper, zich verbindt tot een latere overdracht van een gelijke hoeveelheid activa van dezelfde soort aan de verkoper, uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat dat van toepassing is op die overeenkomst.

Artikel

3:254

In afwijking van artikel 3:240 worden de gevolgen van een saneringsmaatregel, vastgesteld met betrekking tot een kredietinstelling, voor het uitoefenen van rechten op financiële instrumenten waarvan het bestaan of de overdracht inschrijving in een register, op een rekening of in een in een lidstaat bijgehouden of gesitueerd gecentraliseerd effectendepot veronderstelt, uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar het register, de rekening of het gecentraliseerde effectendepot waar deze rechten zijn ingeschreven, wordt gehouden of is gesitueerd.

Artikel

3:255

Artikel

3:256

Artikel

3:257

Op verzoek van een bewindvoerder uit een andere lidstaat worden de gegevens met betrekking tot een saneringsmaatregel, vastgesteld in een andere lidstaat, door de griffier van de rechtbank te ’s-Gravenhage ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 19a, eerste lid, van de Faillissementswet.

Afdeling

3.5.6

Beleggerscompensatiestelsel en depositogarantiestelsel

§

3.5.6.1

Financiële ondernemingen met zetel in Nederland

Artikel

3:258

Artikel

3:259

Artikel

3:260

Artikel

3:261

Artikel

3:262

De Nederlandsche Bank stelt met inachtneming van het ingevolge artikel 3:259, vierde lid, onderdeel b, bepaalde de bijdragen vast van de financiële ondernemingen, bedoeld in artikel 3:258, eerste lid, aan de vangnetregeling. De bijdrageplichtige financiële ondernemingen voldoen deze bijdragen binnen een door de Nederlandsche Bank vastgestelde termijn.

Artikel

3:263

Artikel

3:264

Artikel

3:265

§

3.5.6.2

Financiële ondernemingen met zetel in een andere lidstaat

Artikel

3:266

§

3.5.6.3

Financiële ondernemingen met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel

3:267

Hoofdstuk

3.6

Aanvullende bepalingen ten aanzien van financiele groepen

Afdeling

3.6.1

Definities en algemeen

Artikel

3:268

Artikel

3:269

Artikel

3:270

Artikel

3:271

Het dagelijks beleid van een gemengde financiële holding, financiële holding of verzekeringsholding met zetel in Nederland wordt bepaald door personen die deskundig zijn in verband met de uitoefening van het bedrijf van de tot de desbetreffende groep als bedoeld in artikel 3:289, onderdeel e, behorende gereglementeerde entiteiten als bedoeld in artikel 3:289, onderdeel d, en van de gemengde financiële holding, financiële holding onderscheidenlijk verzekeringsholding.

Artikel

3:272

Artikel

3:273

Afdeling

3.6.2

Geconsolideerd toezicht op beleggingsondernemingen en kredietinstellingen

Artikel

3:274

Vervallen

Artikel

3:275

Artikel

3:276

Artikel

3:277

Artikel

3:277a

Artikel

3:278

Artikel

3:278a

Artikel

3:278b

Artikel

3:279

Artikel

3:280

Artikel

3:280a

Artikel

3:280b

De Nederlandsche Bank kan aan beleggingsondernemingen op aanvraag, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het ingevolge deze afdeling ten aanzien van geconsolideerd toezicht bepaalde, alsmede van artikel 3:269, eerste lid. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld waaraan de houder van een ontheffing voldoet en worden regels gesteld met betrekking tot het verlenen van een ontheffing.

Afdeling

3.6.3

Aanvullend toezicht op levensverzekeraars en schadeverzekeraars in een verzekeringsgroep

Artikel 3:281

Vervallen

Artikel

3:282

Artikel

3:283

In het aanvullende toezicht, bedoeld in artikel 3:282, worden betrokken:

  • a.

    met de Nederlandse levensverzekeraar of schadeverzekeraar verbonden ondernemingen;

  • b.

    in de Nederlandse levensverzekeraar of schadeverzekeraar deelnemende ondernemingen;

  • c.

    ondernemingen die zijn verbonden met de in onderdeel b bedoelde ondernemingen.

Artikel

3:284

Artikel

3:285

Artikel

3:286

Artikel

3:287

Artikel

3:288

Indien een Nederlandse levensverzekeraar of schadeverzekeraar en een of meer Europese levensverzekeraars of Europese schadeverzekeraars als moederonderneming dezelfde verzekeringsholding, herverzekeraar, gemengde verzekeringsholding, niet-Europese levensverzekeraar of niet-Europese schadeverzekeraar hebben, kan de Nederlandsche Bank na overleg met de desbetreffende toezichthoudende instanties van andere lidstaten, ermee instemmen dat het aanvullende toezicht, bedoeld in artikel 3:282, eerste lid, door een van die andere toezichthoudende instanties zal worden uitgeoefend.

Afdeling

3.6.4

Prudentieel toezicht op financiële conglomeraten

§

3.6.4.1

Inleidende bepalingen

Artikel

3:289

In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    beleggingsonderneming: Nederlandse beleggingsonderneming, Europese beleggingsonderneming of niet-Europese beleggingsonderneming;

  • b.

    deelsector: de verzameling ondernemingen binnen een groep die wordt gevormd door alle van die groep deel uitmakende:

    • 1°.

      kredietinstellingen, ondernemingen die nevendiensten verrichten, beleggingsondernemingen en financiële instellingen, welke deelsector wordt aangeduid als sector kredietinstellingen en beleggingsondernemingen; of

    • 2°.

      levensverzekeraars, schadeverzekeraars, herverzekeraars en verzekeringsholdings, welke deelsector wordt aangeduid als sector verzekeraars;

  • c.

    financiële marktsector: de verzameling ondernemingen binnen een groep die wordt gevormd door de gezamenlijke deelsectoren;

  • d.

    gereglementeerde entiteit: een kredietinstelling, levensverzekeraar, schadeverzekeraar of beleggingsonderneming;

  • e.

    groep: het geheel van een moederonderneming, haar dochterondernemingen, andere ondernemingen waarin de moederonderneming of een of meer van haar dochterondernemingen een deelneming heeft, alsmede ondernemingen die met een van de eerdergenoemde ondernemingen zijn verbonden door een centrale leiding die bestaat krachtens een met deze ondernemingen gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van een of meer van deze ondernemingen, dan wel door het feit dat de bestuurs-, leidinggevende, of toezichthoudende organen van deze ondernemingen gedurende het boekjaar en tot de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening in meerderheid bestaan uit dezelfde personen;

  • f.

    groepslid: een onderneming die behoort tot een groep als bedoeld in onderdeel e;

  • g.

    intragroepsovereenkomsten en -posities: elke overeenkomst en de daaruit voortvloeiende financiële verhoudingen tussen een gereglementeerde entiteit in een financieel conglomeraat en hetzij een ander groepslid hetzij een met een groepslid in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur verbonden persoon;

  • h.

    kredietinstelling: Nederlandse kredietinstelling, Europese kredietinstelling of niet-Europese kredietinstelling;

  • i.

    levensverzekeraar of schadeverzekeraar: Nederlandse levensverzekeraar of schadeverzekeraar, Europese levensverzekeraar of schadeverzekeraar of niet-Europese levensverzekeraar of schadeverzekeraar;

  • j.

    relevante toezichthoudende instantie:

    • 1°.

      de toezichthoudende instantie van een andere lidstaat die belast is met het toezicht, op grond van de richtlijn financiële conglomeraten, op de gereglementeerde entiteiten als deel van een deelsector die behoort tot het betrokken financiële conglomeraat, bedoeld in artikel 3:290;

    • 2°.

      de coördinator, bedoeld in artikel 3:293, eerste lid, indien deze niet de onder 1° bedoelde toezichthoudende instantie is;

    • 3°.

      andere toezichthoudende instanties van andere lidstaten indien die naar het oordeel van de onder 1° en 2° bedoelde toezichthoudende instanties relevant zijn;

  • k.

    richtlijn financiële conglomeraten: richtlijn nr. 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 35);

  • l.

    risicoconcentratie: alle door de groepsleden in een financieel conglomeraat ingenomen potentieel verliesgevende posities die groot genoeg zijn om de solvabiliteit of de financiële positie in het algemeen van de gereglementeerde entiteiten in het conglomeraat in gevaar te brengen;

  • m.

    sectorale voorschriften: de door de lidstaten op grond van richtlijnen als bedoeld in artikel 249 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vastgestelde wettelijke voorschriften betreffende het toezicht op gereglementeerde entiteiten die behoren tot een van de in onderdeel b genoemde deelsectoren.

Artikel

3:290

Artikel

3:291

Indien de Nederlandsche Bank ingevolge artikel 3:293, eerste lid, is aangewezen als coördinator, maakt zij aan de onderneming die aan het hoofd van de groep staat, of bij ontbreken daarvan aan de gereglementeerde entiteit met het hoogste balanstotaal in de belangrijkste deelsector, het besluit bekend dat de groep als financieel conglomeraat is aangemerkt en dat de Nederlandsche Bank als coördinator is aangewezen. Zij deelt tevens de toezichthoudende instanties van andere lidstaten die vergunningen hebben verleend aan gereglementeerde entiteiten in de groep, de toezichthoudende instanties van de lidstaat waar de gemengde financiële holding haar zetel heeft en de Commissie van de Europese Gemeenschappen het besluit mede. Tevens deelt zij de Autoriteit Financiële Markten het besluit mede indien deze een vergunning heeft verleend aan een gereglementeerde entiteit van het financiële conglomeraat.

Artikel

3:292

§

3.6.4.2

De coördinator, samenwerking en handhaving

Artikel

3:293

Artikel

3:294

Artikel

3:295

§

3.6.4.3

Regels voor het werkzaam zijn als financieel conglomeraat

Artikel

3:296

Artikel

3:297

Artikel

3:298

Artikel

3:299

4

Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen

Hoofdstuk

4.1

Inleidende bepalingen

Afdeling

4.1.1

Reikwijdte

Artikel

4:1

Dit deel, met uitzondering van artikel 4:3, is uitsluitend van toepassing op:

  • a.

    beleggingsondernemingen en financiëledienstverleners waaraan het ingevolge hoofdstuk 2.2 is toegestaan in Nederland hun bedrijf uit te oefenen of financiële diensten te verlenen onderscheidenlijk die een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 3:110 hebben;

  • b.

    beleggingsinstellingen waaraan het ingevolge afdeling 2.2.7 is toegestaan in Nederland rechten van deelneming aan te bieden, de beheerders van die beleggingsinstellingen en de eventueel aan die beleggingsinstellingen verbonden bewaarders; en

  • c.

    clearinginstellingen waaraan het ingevolge afdeling 2.2.1 is toegestaan in Nederland hun bedrijf uit te oefenen voorzover ze optreden voor cliënten met zetel in Nederland.

Artikel

4:2

Artikel

4:2a

Het ingevolge dit deel bepaalde met betrekking tot het aanbieden van schadeverzekeringen is niet van toepassing op waarborg- en garantiefondsen als bedoeld in artikel 3:6.

Afdeling

4.1.2

Bijzondere bepalingen

Artikel

4:3

Artikel

4:4

Artikel

4:5

Artikel

4:6

Artikel

4:6a

Afdeling

4.1.3

Vrijstelling

Artikel

4:7

Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van het ingevolge dit deel, met uitzondering van paragraaf 4.3.1.5., bepaalde.

Hoofdstuk

4.2

Regels voor het werkzaam zijn op de financiële markten betreffende alle financiële diensten

Afdeling

4.2.1

Deskundigheid, betrouwbaarheid en integriteit

Artikel

4:8

Artikel

4:9

Artikel

4:10

Artikel

4:11

Afdeling

4.2.2

Structurering en inrichting

Artikel

4:12

Artikel

4:13

Artikel

4:14

Artikel

4:15

Artikel

4:16

Artikel

4:17

Afdeling

4.2.3

Zorgvuldige dienstverlening

Artikel

4:18

Artikel

4:19

Artikel

4:20

Artikel

4:21

Indien een financiëledienstverlener een financiële dienst verleent door tussenkomst van een bemiddelaar, gevolmachtigde agent of een ondergevolmachtigde agent wordt de informatie, bedoeld in artikel 4:20, eerste en derde lid, verstrekt door deze bemiddelaar, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent, tenzij de desbetreffende financiële onderneming en de bemiddelaar, gevolmachtigde agent onderscheidenlijk ondergevolmachtigde agent zijn overeengekomen dat de financiële onderneming zelf aan artikel 4:20, eerste en derde lid, voldoet.

Artikel

4:22

Artikel

4:23

Artikel

4:24

Artikel

4:25

Afdeling

4.2.4

Meldingsplichten

Artikel

4:26

Artikel

4:27

Afdeling

4.2.5

Overeenkomsten op afstand

Artikel

4:28

Artikel

4:29

Artikel

4:30

Van de artikelen 4:28 en 4:29 kan niet ten nadele van de consument worden afgeweken.

Hoofdstuk

4.3

Aanvullende regels voor het werkzaam zijn op de financiële markten betreffende bepaalde financiële diensten

Afdeling

4.3.1

Aanbieden

§

4.3.1.1

Beleggingsobjecten

Artikel

4:30a

§

4.3.1.2

Elektronisch geld

Artikel

4:31

§

4.3.1.3

Krediet

Artikel

4:32

Artikel

4:33

Artikel

4:34

Artikel

4:35

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding.

Artikel

4:36

Een gemeentelijke kredietbank wordt opgericht en opgeheven bij een daartoe strekkend besluit van de gemeenteraad of door middel van het treffen van een gemeenschappelijke regeling door gemeenteraden van twee of meer gemeenten. Het besluit of de gemeenschappelijke regeling, wordt onderworpen aan de goedkeuring van gedeputeerde staten.

Artikel

4:37

§

4.3.1.4

Rechten van deelneming in een beleggingsinstelling

Artikel

4:38

Artikel

4:39

Ten minste twee natuurlijke personen bepalen het dagelijks beleid van een beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder.

Artikel

4:40

De personen die het dagelijks beleid van een beheerder of beleggingsmaatschappij met zetel in Nederland bepalen, verrichten hun werkzaamheden in verband daarmee vanuit Nederland.

Artikel

4:41

Een beheerder is statutair bestuurder van elke door hem beheerde beleggingsmaatschappij.

Artikel

4:42

Een beheerder die een beleggingsfonds beheert, treft maatregelen opdat:

  • a.

    de activa van het beleggingsfonds ten behoeve van de deelnemers wordt verkregen door een van de beheerder onafhankelijke bewaarder; en

  • b.

    de bewaarder slechts met medewerking van de beheerder over de vermogensbestanddelen van het beleggingsfonds kan beschikken.

Artikel

4:43

Artikel

4:44

Artikel

4:45

Artikel

4:46

Artikel

4:46a

Telkens wanneer een beleggingsinstelling rechten van deelneming aanbiedt, verkoopt, inkoopt of daarop terugbetaalt, bepaalt de beheerder de intrinsieke waarde van de rechten van deelneming en publiceert hij deze onverwijld op zijn website, onder vermelding van het moment waarop de bepaling van de intrinsieke waarde plaatsvond.

Artikel

4:47

Artikel

4:48

Artikel

4:49

Artikel

4:50

Artikel

4:51

Artikel

4:52

Artikel

4:52a

Ten minste een maal per jaar voert een onafhankelijke deskundige een waardering uit van de activa van een beleggingsinstelling die geen financiële instrumenten zijn die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten.

Artikel

4:53

Indien van de in Nederland gevoerde of te voeren naam van een beheerder of een beleggingsinstelling gevaar voor verwarring of misleiding is te duchten, kan de Autoriteit Financiële Markten verlangen dat de beheerder onderscheidenlijk de beleggingsinstelling:

  • a.

    de naam wijzigt; of

  • b.

    een verklarende vermelding aan de naam toevoegt.

Artikel

4:54

Artikel

4:55

Indien een beheerder de inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming in een door hem beheerde beleggingsinstelling opschort, stelt hij de Autoriteit Financiële Markten en, indien het een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft, de toezichthoudende instantie van elke lidstaat waar de rechten van deelneming in de belegginginstelling worden verhandeld, onverwijld daarvan op de hoogte.

Artikel

4:56

Artikel

4:57

Een bewaarder van een instelling voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland heeft zijn zetel in een lidstaat en, indien hij zijn zetel niet in Nederland heeft, een in Nederland gelegen bijkantoor.

Artikel

4:58

Een instelling voor collectieve belegging in effecten die een beleggingsmaatschappij is, heeft een aparte beheerder tenzij de beleggingsmaatschappij een eigen vermogen heeft van ten minste € 300.000.

Artikel

4:59

Artikel

4:60

Artikel

4:61

Artikel

4:62

§

4.3.1.5

Verzekeringen

Artikel

4:63

Artikel

4:64

De artikelen 4:65 tot en met 4:69 zijn niet van toepassing op:

  • a.

    rechtsbijstandverzekeraars met zetel in een andere lidstaat;

  • b.

    door een verzekeraar verleende rechtsbijstand voorzover deze betrekking heeft op risico’s die verband houden met het gebruik van zeeschepen; en

  • c.

    door een verzekeraar als bijkomend risico bij de branche Hulpverlening verleende rechtsbijstand in een andere staat dan die waar de verzekerde zijn woonplaats heeft, voorzover:

    • 1°.

      deze rechtsbijstand deel uitmaakt van een verzekering die alleen betrekking heeft op hulpverlening; en

    • 2°.

      in de overeenkomst afzonderlijk is verklaard dat de rechtsbijstanddekking is beperkt tot rechtsbijstand in een andere staat dan die waar de verzekerde zijn woonplaats heeft en slechts een aanvulling vormt op de hulpverlening.

Artikel

4:65

Artikel

4:66

Indien een overeenkomst van verzekering tevens risico’s van een andere branche dekt, draagt een rechtsbijstandverzekeraar er zorg voor dat de inhoud van de rechtsbijstanddekking wordt opgenomen in een afzonderlijke overeenkomst of in een afzonderlijk hoofdstuk van de overeenkomst.

Artikel

4:67

Artikel

4:68

Artikel

4:69

Artikel

4:70

Artikel

4:71

Afdeling

4.3.2

Adviseren

Artikel

4:72

Afdeling

4.3.3

Bemiddelen

§

4.3.3.1

Algemeen

Artikel

4:73

§

4.3.3.2

Krediet

Artikel

4:74

§

4.3.3.3

Verzekeringen

Artikel

4:75

Afdeling

4.3.4

Herverzekeringsbemiddelen

Artikel

4:76

Afdeling

4.3.5

Optreden als clearinginstelling

Artikel

4:77

Artikel

4:78

Afdeling

4.3.6

Optreden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent

Artikel

4:79

Artikel

4:80

Artikel

4:81

Afdeling

4.3.7

Verlenen van beleggingsdiensten

Artikel

4:82

Artikel

4:83

Artikel

4:84

Artikel

4:85

Artikel

4:86

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot informatieverstrekking door een beleggingsonderneming aan de Autoriteit Financiële Markten ten behoeve van het toezicht op de naleving van dit deel.

Artikel

4:87

Artikel

4:88

Artikel

4:89

Artikel

4:90

Artikel

4:91

Indien een beleggingsonderneming die is toegelaten tot een gereglementeerde markt in Nederland ingevolge de op grond van artikel 5:26 te hanteren regels verplicht is ter medewerking aan de controle op de naleving van die regels persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens te verstrekken, behoeft de beleggingsonderneming voor deze verstrekking niet de toestemming van degene op wie de persoonsgegevens betrekking hebben.

Afdeling

4.3.8

Onderlinge verhouding financiële ondernemingen

§

4.3.8.1

Verhouding tussen aanbieder, (onder)bemiddelaar en (onder-)gevolmachtigde agent

Artikel

4:92

Artikel

4:93

Artikel

4:94

Artikel

4:95

Artikel

4:96

Artikel

4:97

Artikel

4:98

Degene die tot een melding op grond van artikel 4:97 is overgegaan, is niet aansprakelijk voor schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat gelet op alle feiten en omstandigheden in redelijkheid niet tot melding had mogen worden overgegaan.

Artikel

4:99

§

4.3.8.2

Verhouding tussen beleggingsondernemingen

Artikel

4:100

§

4.3.8.3

Verhouding tussen financiële ondernemingen bij financiële diensten met betrekking tot verzekeringen

Artikel

4:101

Het bepaalde in deze paragraaf met betrekking tot de verhouding tussen een verzekeraar en een bemiddelaar is van overeenkomstige toepassing op:

  • a.

    de verhouding tussen een gevolmachtigde agent en een bemiddelaar;

  • b.

    de verhouding tussen een ondergevolmachtigde agent en een bemiddelaar; en

  • c.

    de verhouding tussen een bemiddelaar en een onderbemiddelaar.

Artikel

4:102

Een verzekering die door bemiddeling van een bemiddelaar tot stand is gekomen of naar de portefeuille van een bemiddelaar is overgeboekt, behoort in de relatie tot de betrokken verzekeraar tot de portefeuille van die bemiddelaar zolang die verzekering daaruit niet is overgeboekt.

Artikel

4:103

Artikel

4:104

5

Deel Gedragstoezicht financiële markten

Hoofdstuk

5.1

Regels voor het aanbieden van effecten

Afdeling

5.1.1

Inleidende bepaling

Artikel

5:1

Voor de toepassing van het ingevolge dit hoofdstuk bepaalde wordt verstaan onder:

  • a.

    aanbieden van effecten aan het publiek: het doen van een tot meer dan een persoon gericht voldoende bepaald aanbod als bedoeld in artikel 217, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, tot het aangaan van een overeenkomst tot het kopen of anderszins verkrijgen van effecten dan wel een uitnodiging tot het doen van een aanbod op dergelijke effecten;

  • b.

    aanbieder: degene die effecten aan het publiek aanbiedt;

  • c.

    aanbiedingsprogramma: programma dat de mogelijkheid opent voor het gedurende een daarin bepaalde periode doorlopend of periodiek aanbieden van effecten zonder aandelenkarakter of van de effecten, bedoeld in onderdeel d, onder 2°, van eenzelfde categorie of klasse;

  • d.

    effect met een aandelenkarakter:

    • 1°.

      door een rechtspersoon, vennootschap of instelling uitgegeven verhandelbaar aandeel of een ander met een aandeel gelijk te stellen verhandelbaar waardebewijs of recht; of

    • 2°.

      elk ander door een rechtspersoon, vennootschap of instelling uitgegeven verhandelbaar waardebewijs waarmee, door uitoefening van het aan dit waardebewijs verbonden recht, door conversie of omruiling een ander effect met een aandelenkarakter als bedoeld onder 1° kan worden verworven, indien het verhandelbare waardebewijs is uitgegeven door de rechtspersoon, vennootschap of instelling, of door een daarmee in een groep verbonden groepsmaatschappij, die ook het te verwerven effect met een aandelenkarakter heeft uitgegeven;

  • e.

    effect zonder aandelenkarakter: effect dat geen effect met een aandelenkarakter is, te onderscheiden in de volgende categorieën:

    • 1°.

      door een rechtspersoon, vennootschap of instelling uitgegeven verhandelbaar waardebewijs, waarmee door uitoefening van het daaraan verbonden recht, door conversie of omruiling een ander effect kan worden verworven en dat niet is uitgegeven door de rechtspersoon, vennootschap of instelling, of door een daarmee in een groep verbonden groepsmaatschappij, die ook het te verwerven effect met een aandelenkarakter heeft uitgegeven;

    • 2°.

      door een rechtspersoon, vennootschap of instelling uitgegeven verhandelbaar waardebewijs dat door uitoefening van het daaraan verbonden recht, recht geeft op een afwikkeling in geld;

    • 3°.

      ieder overig effect dat geen effect met een aandelenkarakter is.

Artikel

5:1a

Het ingevolge dit hoofdstuk bepaalde is niet van toepassing op geldmarktinstrumenten met een looptijd van minder dan 12 maanden.

Afdeling

5.1.2

Verbod en uitzonderingen

Artikel

5:2

Het is verboden in Nederland effecten aan te bieden aan het publiek of effecten te doen toelaten tot de handel op een in Nederland gelegen of functionerende gereglementeerde markt, tenzij ter zake van de aanbieding of de toelating een prospectus algemeen verkrijgbaar is dat is goedgekeurd door de Autoriteit Financiële Markten of door een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat.

Artikel

5:3

Artikel

5:4

Artikel 5:2 is niet van toepassing op het toelaten tot de handel op een in Nederland gelegen of functionerende gereglementeerde markt van:

  • a.

    aandelen of certificaten van aandelen die, bezien over een periode van twaalf maanden, minder dan tien procent vertegenwoordigen van het aantal aandelen of certificaten van aandelen van dezelfde categorie of klasse die reeds zijn toegelaten tot de handel op dezelfde in Nederland gelegen of functionerende gereglementeerde markt;

  • b.

    aandelen of certificaten van aandelen die zijn uitgegeven ter vervanging van aandelen of certificaten van aandelen van dezelfde categorie of klasse die reeds zijn toegelaten tot de handel op dezelfde gereglementeerde markt, en waarvan de uitgifte niet leidt tot een verhoging van het geplaatst kapitaal;

  • c.

    effecten die worden aangeboden bij een overname door middel van een openbaar bod tot ruil, indien een document beschikbaar is dat informatie bevat die gelijkwaardig is aan de informatie die het prospectus bevat;

  • d.

    effecten die worden aangeboden of zijn dan wel zullen worden toegewezen in verband met een fusie of splitsing, indien een document beschikbaar is dat informatie bevat die gelijkwaardig is aan de informatie die het prospectus bevat;

  • e.

    aandelen of certificaten daarvan die kosteloos worden aangeboden of zijn dan wel zullen worden toegewezen aan de aandeelhouders of als dividend worden uitgekeerd in de vorm van aandelen of certificaten daarvan van dezelfde categorie of klasse als de waardebewijzen waarop zij worden uitgekeerd, indien deze waardebewijzen van dezelfde categorie of klasse zijn als de waardebewijzen die reeds tot de handel op dezelfde gereglementeerde markt zijn toegelaten en een document beschikbaar wordt gesteld dat informatie bevat over het aantal aangeboden waardebewijzen, de kenmerken van de waardebewijzen, de redenen voor de aanbieding en de bijzonderheden daarvan;

  • f.

    effecten die door een werkgever of een met die werkgever in een groep verbonden rechtspersoon, vennootschap of instelling worden aangeboden of toegewezen dan wel zullen worden toegewezen, aan zijn huidige of voormalige bestuurders, huidige of voormalige leden van de raad van commissarissen of huidige of voormalige werknemers, indien die effecten van dezelfde categorie of klasse zijn als de effecten die reeds tot de handel op dezelfde gereglementeerde markt zijn toegelaten en een document beschikbaar wordt gesteld dat informatie bevat over het aantal aangeboden effecten, de kenmerken van de effecten, de redenen voor de aanbieding en de bijzonderheden daarvan;

  • g.

    aandelen of certificaten daarvan die voortkomen uit de conversie of omruiling van andere effecten of uit de uitoefening van rechten verbonden aan andere effecten, indien die aandelen of certificaten daarvan van dezelfde categorie of klasse zijn als de aandelen of certificaten daarvan die reeds tot de handel op dezelfde gereglementeerde markt zijn toegelaten; of

  • h.

    effecten die reeds tot de handel op een andere gereglementeerde markt zijn toegelaten indien:

    • 1°.

      die effecten, of effecten van dezelfde categorie of klasse, gedurende meer dan achttien maanden toegelaten zijn tot de handel op die andere gereglementeerde markt;

    • 2°.

      voorzover het effecten betreft die voor het eerst tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten na inwerkingtreding van de richtlijn prospectus, bij de toelating tot de handel op die andere gereglementeerde markt een goedgekeurd prospectus is uitgebracht dat conform artikel 5:21 algemeen verkrijgbaar is gesteld;

    • 3°.

      het prospectus voor die effecten, indien deze na 30 juni 1983 voor het eerst tot de notering zijn toegelaten is goedgekeurd overeenkomstig richtlijn nr. 80/390/EEG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 maart 1980 tot coördinatie van de eisen gesteld aan de opstelling van, het toezicht op en de verspreiding van het prospectus dat gepubliceerd moet worden voor de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs (PbEG L 100) of richtlijn nr. 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad de Europese Unie van 28 mei 2001 betreffende de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs en de informatie die over deze effecten moet worden gepubliceerd (PbEG L 184), tenzij het bepaalde onder 2° van toepassing is;

    • 4°.

      de geldende verplichtingen inzake handel op die andere gereglementeerde markt zijn vervuld;

    • 5°.

      degene die verzoekt om toelating van effecten tot de handel op de gereglementeerde markt, een samenvatting algemeen verkrijgbaar stelt in een taal die wordt aanvaard door de Autoriteit Financiële Markten;

    • 6°.

      de samenvatting op de in artikel 5:21 bedoelde wijze algemeen verkrijgbaar wordt gesteld; en

    • 7°.

      de inhoud van de samenvatting voldoet aan artikel 5:14 en in de samenvatting vermeld wordt waar het meest recente prospectus te verkrijgen is en waar de uitgevende instelling de financiële informatie op grond van zijn doorlopende informatieverplichtingen ter beschikking stelt.

Artikel

5:5

Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van dit hoofdstuk.

Afdeling

5.1.3

Aanbieden van effecten aan het publiek en het toelaten van effecten op een gereglementeerde markt

§

5.1.3.1

Goedkeuringsbevoegdheid

Artikel

5:6

Artikel

5:7

De Autoriteit Financiële Markten is tevens bevoegd tot goedkeuring van een prospectus, indien een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat die bevoegd is om het prospectus goed te keuren de Autoriteit Financiële Markten heeft verzocht om het prospectus goed te keuren en de Autoriteit Financiële Markten daarmee heeft ingestemd.

Artikel

5:8

§

5.1.3.2

Goedkeuring van het prospectus

Artikel

5:9

Artikel

5:9a

Artikel

5:10

§

5.1.3.3

Reikwijdte van een in een andere lidstaat goedgekeurd prospectus

Artikel

5:11

§

5.1.3.4

Procedure inzake het opstellen van het prospectus en de in het prospectus op te nemen gegevens

Artikel

5:12

De artikelen 5:13 tot en met 5:18, 5:20 en 5:21 zijn uitsluitend van toepassing met betrekking tot aanbiedingen van effecten aan het publiek en toelatingen van effecten tot de handel op een gereglementeerde markt terzake waarvan de Autoriteit Financiële Markten op grond van artikel 5:6 of 5:7 bevoegd is tot de goedkeuring van het prospectus.

Artikel

5:13

Artikel

5:14

Artikel

5:15

Artikel

5:16

Artikel

5:17

Artikel

5:18

Artikel

5:19

§

5.1.3.5

Reclame-uitingen, algemeenverkrijgbaarstelling van het prospectus en geldigheidsduur van het prospectus

Artikel

5:20

Artikel

5:21

Artikel

5:22

§

5.1.3.6

Informatieverplichtingen na goedkeuring van het prospectus

Artikel

5:23

§

5.1.3.7

Doorlopende informatieverplichting

Artikel

5:24

§

5.1.3.8

Aanvullende bevoegdheden voor de Autoriteit Financiële Markten bij aanbieden van effecten

Artikel

5:25

Hoofdstuk

5.2

Regels voor het houden van een markt in financiële instrumenten

Afdeling

5.2.1

Erkenning van een markt in financiële instrumenten

Artikel

5:26

Artikel

5:27

Afdeling

5.2.2

Het houden van een gereglementeerde markt in Nederland

Artikel

5:28

Artikel

5:29

Artikel

5:30

Artikel

5:31

Van elke wijziging in de regels, bedoeld in artikel 5:26, tweede lid, onderdeel b, of in de controle op de naleving daarvan stelt de houder van een gereglementeerde markt in Nederland de Autoriteit Financiële Markten vooraf in kennis.

Artikel

5:32

Hoofdstuk

5.3

Regels voor het medlen van stemmen, kapitaal, zeggenschap en kapitaalbelang in uitgevende instellingen

Afdeling

5.3.1

Inleidende bepaling

Artikel

5:33

Afdeling

5.3.2

Meldingen door uitgevende instellingen betreffende het kapitaal en de stemmen

Artikel

5:34

Artikel

5:35

Artikel

5:36

Een naamloze vennootschap naar Nederlands recht of een rechtspersoon die is opgericht naar het recht van een staat die geen lidstaat is en die een uitgevende instelling wordt, meldt onverwijld aan de Autoriteit Financiële Markten haar onderscheidenlijk zijn kapitaal en haar onderscheidenlijk zijn stemmen, alsmede de met haar onderscheidenlijk zijn medewerking uitgegeven aandelen als bedoeld in artikel 5:33, eerste lid, onderdeel b, onder 2°.

Artikel

5:37

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de gegevens die bij een melding als bedoeld in deze afdeling dienen te worden verstrekt en de wijze van melden.

Afdeling

5.3.3

Meldingen door aandeelhouders en andere stemgerechtigden betreffende wijzigingen in zeggenschap en kapitaalbelang

Artikel

5:38

Artikel

5:39

Artikel

5:40

Een ieder die de beschikking krijgt of verliest over een of meer aandelen met een bijzonder statutair recht inzake de zeggenschap in een uitgevende instelling, meldt dat onverwijld aan de Autoriteit Financiële Markten. Aan deze verplichting is voldaan, indien terzake van hetzelfde feit een melding is gedaan op grond van artikel 5:38, eerste lid.

Artikel

5:41

Artikel

5:42

Een ieder die ophoudt een dochtermaatschappij te zijn en die beschikt over een substantiële deelneming of een of meer aandelen met een bijzonder statutair recht inzake de zeggenschap in een uitgevende instelling, meldt dat onverwijld aan de Autoriteit Financiële Markten.

Artikel

5:43

Artikel

5:44

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de gegevens die bij een melding als bedoeld in deze afdeling dienen te worden verstrekt en de wijze van melden.

Afdeling

5.3.4

Bijzondere bepalingen en uitzonderingen op de meldingsplicht betreffende wijzigingen in zeggenschap en kapitaalbelang

Artikel

5:45

Artikel

5:46

Artikel

5:47

Met betrekking tot aandelen of stemmen in een rechtspersoon die is opgericht naar het recht van een staat die geen lidstaat is en waarvan aandelen zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland en voor welke rechtspersoon Nederland een lidstaat van ontvangst is als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel n, van richtlijn nr. 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van richtlijn 2001/34/EG (PbEU L 390):

Afdeling

5.3.5

Meldingen door bestuurders en commissarissen betreffende zeggenschap en kapitaalbelang

Artikel

5:48

Afdeling

5.3.6

Registratie van meldingen

Artikel

5:49

Afdeling

5.3.7

Overige regels

Artikel

5:50

Indien een uitgevende instelling, op grond van een mededeling als bedoeld in artikel 5:49, tweede lid, of derde lid, tweede volzin, vermoedt dat een onjuiste melding is gedaan, stelt zij de Autoriteit Financiële Markten daarvan onverwijld in kennis.

Artikel

5:51

Artikel

5:52

Hoofdstuk

5.4

Regels ter voorkoming van marktmisbruik en voor het optreden op markten in financiële instrumenten

Afdeling

5.4.1

Inleidende bepaling

Artikel

5:53

Afdeling

5.4.2

Regels ter voorkoming van marktmisbruik

§

5.4.2.1

Verbodsbepalingen

Artikel

5:56

Artikel

5:57

Artikel

5:58

§

5.4.2.2

Openbaarmakings- en meldingsverplichtingen

Artikel

5:59

Artikel

5:60

Artikel

5:61

Artikel

5:62

Artikel

5:63

Artikel

5:64

Artikel

5:65

Een uitgevende instelling met zetel in Nederland die financiële instrumenten als bedoeld in artikel 5:56, eerste lid, onderdeel a of b, of een uitgevende instelling met zetel in een staat die financiële instrumenten als bedoeld in artikel 5:56, eerste lid, onderdeel d, heeft uitgegeven of voornemens is uit te geven of op wiens voorstel een koopovereenkomst inzake een financieel instrument als bedoeld in die onderdelen, niet zijnde een effect, tot stand is gekomen of die een zodanige overeenkomst voorstelt, met uitzondering van financiële instrumenten die zijn uitgegeven of zullen worden uitgegeven in het kader van het monetaire beleid, het valutabeleid of het beheer van de overheidsschuld, alsmede een uitgevende instelling met zetel in een staat die geen lidstaat is die financiële instrumenten als bedoeld in artikel 5:56, eerste lid, onderdeel a, heeft uitgegeven of voornemens is uit te geven of op wiens voorstel een koopovereenkomst inzake een financieel instrument als bedoeld in dat onderdeel, niet zijnde een effect, tot stand is gekomen of die een zodanige overeenkomst voorstelt, met uitzondering van financiële instrumenten die zijn uitgegeven in het kader van het monetaire beleid, het valutabeleid of het beheer van de overheidsschuld, stelt een reglement vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot het bezit van en transacties in op haar betrekking hebbende aandelen of in financiële instrumenten waarvan de waarde mede wordt bepaald door de waarde van deze aandelen door haar werknemers en de personen, bedoeld in artikel 5:60, eerste lid, onderdelen a en b. Het reglement voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

§

5.4.2.3

Aanvullende toezichtbevoegdheden

Artikel

5:66

De Autoriteit Financiële Markten kan aan de houder van een gereglementeerde markt in Nederland of een markt in financiële instrumenten, niet zijnde een gereglementeerde markt, waarvan de houder een erkenning heeft als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, een aanwijzing geven om de handel in bepaalde financiële instrumenten op te schorten, te onderbreken of door te halen, indien een uitgevende instelling als bedoeld in artikel 5:59, eerste lid, niet voldoet aan het ingevolge artikel 5:59, eerste of vijfde lid, bepaalde.

Artikel

5:67

Afdeling

5.4.3

Optreden op markten in financiële instrumenten

Artikel

5:68

Artikel

5:69

Met betrekking tot de naleving van het ingevolge deze afdeling bepaalde is artikel 1:75, eerste lid, van overeenkomstige toepassing ten aanzien van pensioenfondsen.

Hoofdstuk

5.5

Openbaar bod op effecten

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

5.6

Regels over het toepassen van een gedragscode door institutionele beleggers

Artikel

5:86

Artikel

5:87

Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van artikel 5:86.

6

Deel Toezicht infrastructuur financiële markten

[gereserveerd]

7

Deel Slotbepalingen

Artikel

7:1

Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad stelt Onze Minister de nummering van de artikelen, paragrafen, afdelingen en hoofdstukken van deze wet opnieuw vast en brengt hij de in deze wet voorkomende aanhalingen van en verwijzingen naar artikelen, paragrafen, afdelingen en hoofdstukken daarmee in overeenstemming.

Artikel

7:2

Deze wet treedt in werking op een bij of krachtens wet te bepalen tijdstip.

Artikel

7:3

Deze wet wordt aangehaald als: Wet op het financieel toezicht.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, G. Zalm
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

branches

Het bedrijf van levensverzekeraar wordt onderscheiden naar de volgende branches:

  • 1.

    Levensverzekering algemeen:

    kapitaal, pensioen en lijfrenteverzekeringen, met uitzondering van de onder de branches 2 en 3 begrepen verzekeringen, verzekeringen in verband met de verzorging van de uitvaart van de mens die uitsluitend strekken tot het verrichten van andere dan geldelijke prestaties alsmede aanvullende verzekeringen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, zoals invaliditeitsverzekeringen en verzekeringen bij overlijden ten gevolge van een ongeval.

  • 2.

    Levensverzekering in verband met huwelijk of geboorte

  • 3.

    Levensverzekering verbonden met beleggingsfondsen

  • 4.

    Permanent health insurance:

    niet opzegbare langlopende ziekteverzekeringen gesloten met ingezetenen van Ierland of het Verenigd Koninkrijk.

  • 5.

    Deelneming in spaarkassen

  • 6.

    Kapitalisatieverrichtingen:

    verrichtingen gebaseerd op een actuariële techniek tot sparen met het oog op kapitaalvorming, bestaande uit verplichtingen die in ruil voor eenmalige of periodieke stortingen voor wat betreft hun duur en hun bedrag bepaald zijn.

  • 7.

    Beheer over collectieve pensioenfondsen:

    beheer over de beleggingen van pensioenfondsen waaronder de waarden die tegenover de voorziening voor pensioenverplichtingen staan.

Het bedrijf van schadeverzekeraar wordt onderscheiden naar de volgende branches, waartoe de daarbij vermelde risico’s behoren:

  • 1.

    Ongevallen:

    • a.

      forfaitaire uitkeringen ter zake van ongevallen en beroepsziekten;

    • b.

      overige uitkeringen ter zake van ongevallen en beroepsziekten.

  • 2.

    Ziekte:

    • a.

      forfaitaire uitkeringen ter zake van andere ziekten dan beroepsziekten;

    • b.

      overige uitkeringen ter zake van andere ziekten dan beroepsziekten.

  • 3.

    Voertuigcasco:

    schaden aan motorrijtuigen en overige voertuigen, met uitzondering van schaden aan rollend spoorwegmaterieel.

  • 4.

    Casco rollend spoorwegmaterieel:

    schaden aan rollend spoorwegmaterieel.

  • 5.

    Luchtvaartuigcasco:

    schaden aan luchtvaartuigen.

  • 6.

    Casco zee- en binnenschepen:

    schaden aan zee- en binnenschepen.

  • 7.

    Vervoerde zaken:

    schaden aan vervoerde zaken of bagage, onafhankelijk van de aard van het transportmiddel.

  • 8.

    Brand en natuurevenementen:

    schaden aan zaken (met uitzondering van schaden, begrepen onder de branches Voertuigcasco, Casco rollend spoorwegmaterieel, Luchtvaartuigcasco, Casco zee- en binnenschepen en Vervoerde zaken), wanneer deze zijn veroorzaakt door brand, ontploffing, storm of andere natuurevenementen (met uitzondering van hagel en vorst), kernenergie of aardverzakking.

  • 9.

    Andere schaden aan zaken:

    schaden aan zaken (met uitzondering van schaden, begrepen onder de branches Voertuigcasco, Casco rollend spoorwegmaterieel, Luchtvaartuigcasco, Casco zee- en binnenschepen en Vervoerde zaken), wanneer deze zijn veroorzaakt door hagel of vorst, alsmede door alle overige evenementen die niet reeds zijn begrepen onder de branche Brand en natuurevenementen.

  • 10A.

    Aansprakelijkheid motorrijtuigen:

    aansprakelijkheden die voortvloeien uit het gebruik van motorrijtuigen (met uitzondering van de aansprakelijkheden, begrepen onder de branche Aansprakelijkheid wegvervoer).

  • 10B.

    Aansprakelijkheid wegvervoer:

    aansprakelijkheden die voor de vervoerder voortvloeien uit goederenvervoer over de weg (met uitzondering van de aansprakelijkheden, begrepen onder de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen).

  • 11.

    Aansprakelijkheid luchtvaartuigen:

    aansprakelijkheden die voortvloeien uit het gebruik van luchtvaartuigen, aansprakelijkheden van de vervoerder daaronder begrepen.

  • 12.

    Aansprakelijkheid zee- en binnenschepen:

    aansprakelijkheden die voortvloeien uit het gebruik van zee- en binnenschepen, aansprakelijkheden van de vervoerder daaronder begrepen.

  • 13.

    Algemene aansprakelijkheid:

    overige vormen van aansprakelijkheid die niet reeds zijn begrepen onder de branches Aansprakelijkheid motorrijtuigen, Aansprakelijkheid wegvervoer, Aansprakelijkheid luchtvaartuigen en Aansprakelijkheid zee- en binnenschepen.

  • 14.

    Krediet:

    schaden die het gevolg zijn van algemene insolventie, verleend exportkrediet, hypothecair krediet, landbouwkrediet en verkoop op afbetaling.

  • 15.

    Borgtocht:

    schaden die het gevolg zijn van verleende directe borgtocht en indirecte borgtocht.

  • 16.

    Diverse geldelijke verliezen:

    geldelijke verliezen die het gevolg zijn van niet onder een der andere branches vallende risico’s.

  • 17.

    Rechtsbijstand:

    verleende diensten en gemaakte kosten in het bijzonder met het oog op verhaal van door een verzekerde geleden schade en diens verdediging of vertegenwoordiging, zowel in als buiten rechte (met uitzondering van de werkzaamheden ter verdediging of vertegenwoordiging van een verzekerde die een verzekeraar krachtens een overeenkomst van aansprakelijkheidsverzekering mede in zijn eigen belang verricht).

  • 18.

    Hulpverlening:

    onmiddellijke hulpverlening aan in moeilijkheden verkerende personen die op reis zijn of zich buiten hun woonplaats bevinden (met uitzondering van onderhoudsdiensten, dienstverlening na verkoop en de loutere aanwijzing omtrent of terbeschikkingstelling van hulp door een tussenpersoon).

Bijlage

bij artikel 1:79 Wet op het financieel toezicht

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:

Algemeen deel

1:10

1:12, derde en vierde lid

1:74, eerste lid

Deel Markttoegang financiële ondernemingen

2:4, eerste lid

2:6, eerste lid

2:8, eerste lid

2:9, eerste en tweede lid

2:10, eerste, tweede en vierde lid

2:11, eerste lid

2:15

2:16, eerste en derde lid

2:18, eerste en tweede lid

2:19

2:20, eerste lid

2:23, eerste lid

2:25, eerste en tweede lid

2:26

2:27, eerste lid

2:35

2:36, eerste tot en met vijfde lid

2:38, eerste en tweede lid

2:39, eerste en tweede lid

2:40

2:45, eerste tot en met vierde lid

2:46, eerste tot en met derde lid

2:48, eerste lid

2:50, eerste lid

2:52, eerste lid

2:53, eerste en tweede lid

2:54, eerste, tweede en vierde lid

2:55, eerste lid

2:60, eerste lid

2:65, eerste en tweede lid

2:71, eerste lid

2:72, eerste tot en met derde lid

2:73, eerste en tweede lid

2:75, eerste lid

2:80, eerste lid

2:81, vierde lid

2:84, tweede lid

2:86, eerste lid

2:90, tweede lid

2:92, eerste lid

2:96

2:100, tweede lid

2:101, eerste lid

2:102, eerste lid

2:103

2:107, eerste lid

2:108, eerste lid

2:110, eerste lid

2:111, eerste lid

2:112, eerste lid

2:114, eerste lid

2:115, eerste lid

2:117, eerste lid

2:118, eerste lid

2:120, eerste lid

2:121, eerste lid

2:122, eerste lid

2:123, eerste lid

2:125, eerste lid

2:126, eerste lid

2:127, eerste lid

2:129, eerste lid

2:130, eerste lid

Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen

3:5, eerste en vierde lid

3:6, eerste lid

3:7, eerste en vierde lid

3:8

3:9, eerste lid

3:10, eerste t/m derde lid

3:15, eerste en tweede lid

3:16, eerste t/m derde lid

3:17, eerste en tweede lid

3:18, eerste t/m derde lid

3:19, eerste en tweede lid

3:20

3:21, eerste en tweede lid

3:24

3:29, eerste t/m derde lid

3:30, eerste lid

3:32

3:34, eerste en tweede lid

3:35

3:36, eerste, tweede en vierde lid

3:37, eerste t/m derde lid

3:38

3:39, eerste en tweede lid

3:40

3:41

3:42

3:43, tweede lid

3:44, eerste lid

3:45

3:47, eerste t/m derde, vijfde en zesde lid

3:48

3:51

3:52

3:53, eerste t/m derde lid

3:54, derde lid

3:55, tweede lid

3:57, eerste en tweede lid

3:59, tweede lid

3:62, tweede lid

3:63, eerste en tweede lid

3:67, eerste t/m vierde lid

3:68, eerste en derde lid

3:69, eerste en tweede lid

3:70, eerste lid

3:71, eerste en tweede lid

3:72, eerste, derde t/m zevende lid, negende lid

3:73

3:74, eerste en tweede lid

3:74a, eerste t/m vierde lid

3:75

3:76, eerste en tweede lid

3:77

3:78, eerste en tweede lid

3:81, eerste t/m derde lid

3:82, eerste en tweede lid

3:83, eerste en tweede lid

3:86, eerste en tweede lid

3:87, eerste en tweede lid

3:88, vierde lid

3:89, eerste lid

3:95, eerste lid

3:96, eerste lid

3:99, eerste lid

3:103, tweede lid

3:104, eerste en derde lid

3:105, vierde lid

3:106, eerste lid

3:108, eerste en derde lid

3:110, vierde en vijfde lid

3:111, derde lid

3:111a, eerste en tweede lid

3:116

3:119, eerste lid

3:120, eerste, tweede, vierde en vijfde lid

3:124, tweede lid

3:125, eerste lid

3:129, eerste lid

3:132, eerste t/m derde lid

3:135, eerste lid

3:136, eerste t/m derde lid

3:137

3:138, eerste lid

3:139, eerste lid

3:141, eerste lid

3:143

3:144, eerste lid

3:145, eerste lid

3:146, eerste lid

3:148, eerste lid

3:151, derde lid

3:153

3:155, eerste en derde lid

3:156, zesde en tiende lid

3:158, derde en vierde lid

3:175, derde lid

3:196

3:259, eerste lid

3:262

3:263, eerste t/m derde lid

3:264, eerste lid

3:267, derde en vierde lid

3:269, eerste en tweede lid

3:271

3:272, eerste lid

3:273, eerste lid

3:277a, eerste lid

3:279, eerste en vierde lid

3:280, tweede t/m vierde lid

3:280a, tweede lid

3:284, tweede en derde lid

3:285, eerste en tweede lid

3:286, eerste en tweede lid

3:296, eerste, tweede t/m vierde en achtste lid

3:297 eerste t/m derde en vijfde lid

3:298 eerste t/m derde en vijfde lid

3:299 eerste en derde lid

Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen

4:3, eerste lid

4:4, eerste lid

4:5, derde lid

4:6, tweede lid

4:6a, eerste lid

4:9, eerste en tweede lid

4:10, eerste lid

4:11, eerste t/m vierde lid

4:13, eerste en tweede lid

4:14, eerste en tweede lid

4:15, eerste en tweede lid

4:16, eerste t/m derde lid

4:17, eerste en derde lid

4:19, eerste en tweede lid

4:20, eerste, derde en vierde lid

4:21

4:22, eerste lid

4:23, eerste t/m derde lid

4:24, eerste t/m derde en vijfde lid

4:25, eerste lid

4:26, eerste t/m derde lid

4:27, eerste, tweede en vierde lid

4:30a, eerste t/m derde lid

4:31, eerste en tweede lid

4:32, eerste lid

4:33, eerste t/m derde lid

4:35

4:39

4:40

4:41

4:42

4:43, eerste en tweede lid

4:44, eerste en tweede lid

4:46, eerste t/m vierde lid

4:46a

4:47, eerste t/m vierde lid

4:48, eerste en tweede lid

4:49, eerste t/m derde lid

4:50, eerste en tweede lid

4:51, eerste, tweede en vierde lid

4:52, eerste t/m derde lid

4:52a

4:53

4:55

4:56, eerste lid

4:57

4:58

4:59, eerste en tweede lid

4:60, vijfde lid

4:61, eerste lid

4:62, eerste en tweede lid

4:63, eerste lid

4:65, eerste t/m derde lid

4:66

4:67, eerste lid

4:68, eerste lid

4:69, eerste lid

4:70, eerste t/m zevende lid

4:71, eerste t/m vijfde lid

4:72, derde lid

4:73, derde lid

4:74, eerste lid

4:75, eerste t/m derde lid

4:76, eerste en derde lid

4:77, eerste t/m vierde lid

4:78, eerste en tweede lid

4:83, eerste lid

4:84, eerste en tweede lid

4:85, eerste, vierde en vijfde lid

4:86

4:87, eerste t/m derde lid

4:88, eerste t/m vierde lid

4:89, eerste en tweede lid

4:90, eerste en tweede lid

4:93, eerste en tweede lid

4:94, tweede en derde lid

4:95, tweede en derde lid

4:96, eerste en tweede lid

4:97, derde lid

4:99, eerste en tweede lid

4:100, tweede en derde lid

Deel Gedragstoezicht financiële markten

5:2

5:16, tweede lid

5:18, tweede lid

5:20, derde en vierde lid

5:21, eerste en derde t/m zevende lid

5:23, eerste en vijfde lid

5:24, eerste, derde en vierde lid

5:26, eerste lid

5:28, eerste en tweede lid

5:30, eerste lid

5:32, eerste en vierde lid

5:51, eerste lid

5:58, eerste lid

5:59, eerste, tweede, vijfde, zevende en achtste lid

5:60, derde lid

5:61, eerste lid

5:64, eerste en derde t/m zevende lid

5:65

5:66

5:68, eerste lid

5:71, eerste, derde en achtste lid

5:72

Prospectusverordening

Artikel 26, vijfde lid

Artikel 27

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 34

Bijlage

bij artikel 1:80 Wet op het financieel toezicht

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:

Algemeen deel

1:10

1:12, derde en vierde lid

1:74, eerste lid

Deel Markttoegang financiële ondernemingen

2:4, eerste lid

2:6, eerste lid

2:8, eerste lid

2:9, eerste en tweede lid

2:10, eerste, tweede en vierde lid

2:11, eerste lid

2:15, eerste en tweede lid

2:16, eerste en derde lid

2:18, eerste en tweede lid

2:19

2:20, eerste lid

2:23, eerste lid

2:25, eerste en tweede lid

2:26

2:27, eerste lid

2:35

2:36, eerste tot en met vijfde lid

2:38, eerste en tweede lid

2:39, eerste en tweede lid

2:40

2:45, eerste tot en met vierde lid

2:46, eerste tot en met derde lid

2:48, eerste lid

2:50, eerste lid

2:52, eerste lid

2:53, eerste en tweede lid

2:54, eerste, tweede en vierde lid

2:55, eerste lid

2:60, eerste lid

2:65, eerste en tweede lid

2:71, eerste lid

2:72, eerste tot en met derde lid

2:73, eerste en tweede lid

2:75, eerste lid

2:80, eerste lid

2:81, derde en vierde lid

2:84, tweede lid

2:86, eerste lid

2:90, tweede lid

2:92, eerste lid

2:96

2:100, tweede lid

2:101, eerste lid

2:102, eerste lid

2:103

2:107, eerste lid

2:108, eerste lid

2:110, eerste lid

2:111, eerste lid

2:112, eerste lid

2:114, eerste lid

2:115, eerste lid

2:117, eerste lid

2:118, eerste lid

2:120, eerste lid

2:121, eerste lid

2:122, eerste lid

2:123, eerste lid

2:125, eerste lid

2:126, eerste lid

2:127, eerste lid

2:129, eerste lid

2:130, eerste lid

Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen

3:5, eerste en vierde lid

3:6, eerste lid

3:7, eerste en vierde lid

3:8

3:9, eerste lid

3:10, eerste t/m derde lid

3:15, eerste en tweede lid

3:16, eerste t/m derde lid

3:17, eerste en tweede lid

3:18, eerste t/m derde lid

3:19, eerste en tweede lid

3:20

3:21, eerste en tweede lid

3:24

3:29, eerste t/m derde lid

3:30, eerste lid

3:32

3:34, eerste en tweede lid

3:35

3:36, eerste, tweede en vierde lid

3:37, eerste t/m derde lid

3:38

3:39, eerste en tweede lid

3:40

3:41

3:42

3:43, tweede lid

3:44, eerste lid

3:45

3:47, eerste t/m derde, vijfde en zesde lid

3:48

3:51

3:52

3:53, eerste t/m derde en vijfde lid

3:54, derde lid

3:55, tweede lid

3:57, eerste, tweede en vijfde lid

3:59, tweede lid

3:62, tweede lid

3:63, eerste t/m derde lid

3:67, eerste t/m vierde lid

3:68, eerste en derde lid

3:69, eerste en tweede lid

3:70, eerste lid

3:71, eerste en tweede lid

3:72, eerste, derde t/m zevende lid, negende lid

3:73

3:74, eerste en tweede lid

3:74a, eerste t/m vierde lid

3:75

3:76, eerste en tweede lid

3:77

3:78, eerste en tweede lid

3:81, eerste t/m derde lid

3:82, eerste en tweede lid

3:83, eerste en tweede lid

3:86, eerste en tweede lid

3:87, eerste en tweede lid

3:88, eerste, tweede en vierde lid

3:89, eerste lid

3:95, eerste lid

3:96, eerste lid

3:99, eerste lid

3:103, eerste en tweede lid

3:104, eerste en derde lid

3:105, vierde lid

3:106, eerste lid

3:108, eerste t/m derde lid

3:110, vierde en vijfde lid

3:111, derde lid

3:111a, eerste en tweede lid

3:112, eerste lid

3:113, eerste en tweede lid

3:116

3:119, eerste lid

3:120, eerste t/m vijfde lid

3:124, tweede lid

3:125, eerste lid

3:126, eerste lid

3:129, eerste en tweede lid

3:131, eerste lid

3:132, eerste t/m derde lid

3:135, eerste lid

3:136, eerste t/m derde lid

3:137

3:138, eerste lid

3:139, eerste lid

3:141, eerste lid

3:143

3:144, eerste lid

3:145, eerste lid

3:146, eerste lid

3:148, eerste lid

3:151, derde lid

3:153

3:155, eerste en derde lid

3:156, zesde en tiende lid

3:158, derde en vierde lid

3:175, derde lid

3:196

3:259, eerste en tweede lid

3:262

3:263, eerste t/m derde lid

3:264, eerste lid

3:267, derde en vierde lid

3:269, eerste en tweede lid

3:271

3:272, eerste lid

3:273, eerste lid

3:277a, eerste lid

3:279, eerste en vierde lid

3:280, tweede t/m vierde lid

3:280a, tweede lid

3:284, tweede en derde lid

3:285, eerste en tweede lid

3:286, eerste en tweede lid

3:296, eerste, tweede t/m vierde en achtste lid

3:297 eerste t/m derde en vijfde lid

3:298 eerste t/m derde en vijfde lid

3:299 eerste en derde lid

Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen

4:3, eerste lid

4:4, eerste lid

4:5, tweede en derde lid

4:6, eerste en tweede lid

4:6, tweede lid

4:6a, eerste lid

4:9, eerste en tweede lid

4:10, eerste lid

4:11, eerste t/m vierde lid

4:13, eerste en tweede lid

4:14, eerste en tweede lid

4:15, eerste en tweede lid

4:16, eerste t/m derde lid

4:17, eerste en derde lid

4:19, eerste en tweede lid

4:20, eerste, derde en vierde lid

4:21

4:22, eerste lid

4:23, eerste t/m derde lid

4:24, eerste t/m derde en vijfde lid

4:25, eerste lid

4:26, eerste t/m derde lid

4:27, eerste, tweede en vierde lid

4:30a, eerste t/m derde lid

4:31, eerste en tweede lid

4:32, eerste lid

4:33, eerste t/m derde lid

4:34, eerste t/m derde lid

4:35

4:39

4:40

4:41

4:42

4:43, eerste en tweede lid

4:44, eerste en tweede lid

4:46, eerste t/m vierde lid

4:46a

4:47, eerste t/m vierde lid

4:48, eerste en tweede lid

4:49, eerste t/m derde lid

4:50, eerste en tweede lid

4:51, eerste, tweede en vierde lid

4:52, eerste t/m derde lid

4:52a

4:53

4:55

4:56, eerste lid

4:57

4:58

4:59, eerste en tweede lid

4:60, vijfde lid

4:61, eerste lid

4:62, eerste en tweede lid

4:63, eerste en tweede lid

4:65, eerste t/m derde lid

4:66

4:67, eerste lid

4:68, eerste lid

4:69, eerste lid

4:70, eerste t/m zevende lid

4:71, eerste t/m vijfde lid

4:72, eerste en derde lid

4:73, eerste en derde lid

4:74, eerste lid

4:75, eerste t/m derde lid

4:76, eerste en derde lid

4:77, eerste t/m vierde lid

4:78, eerste en tweede lid

4:83, eerste lid

4:84, eerste en tweede lid

4:85, eerste, vierde en vijfde lid

4:86

4:87, eerste t/m derde lid

4:88, eerste t/m vierde lid

4:89, eerste en tweede lid

4:90, eerste en tweede lid

4:93, eerste en tweede lid

4:94, eerste t/m derde lid

4:95, eerste t/m derde lid

4:96, eerste en tweede lid

4:97, eerste t/m derde lid

4:99, eerste en tweede lid

4:100, eerste t/m derde lid

Deel Gedragstoezicht financiële markten

5:2

5:16, tweede lid

5:18, tweede lid

5:20, eerste t/m vierde lid

5:21, eerste t/m zevende lid

5:23, eerste en vijfde lid

5:24, eerste, derde en vierde lid

5:26, eerste lid

5:28, eerste en tweede lid

5:30, eerste en derde lid

5:31

5:32, eerste en vierde lid

5:34, eerste en tweede lid

5:35, eerste t/m vierde lid

5:36

5:37

5:38, eerste en tweede lid

5:39, eerste lid

5:40

5:41, eerste en tweede lid

5:42

5:43, eerste en tweede lid

5:44

5:48, derde t/m achtste en tiende lid

5:50

5:51, eerste lid

5:56, eerste, derde en zevende lid

5:57, eerste lid

5:58, eerste lid

5:59, eerste, tweede, vijfde, zevende en achtste lid

5:60, eerste en derde lid

5:61, eerste lid

5:62 eerste en derde lid

5:63, derde lid

5:64, eerste en derde t/m zevende lid

5:65

5:66

5:68, eerste lid

5:71, eerste, derde en achtste lid

5:72

Prospectusverordening

Artikel 26, vijfde lid

Artikel 27

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 34