Vrijstellingsregeling Wft

Vrijstellingsregeling Wft

Hoofdstuk

1

Inleidende bepalingen

§

1.1

Definities

Artikel

1

In deze regeling wordt, voorzover niet anders is bepaald, verstaan onder:

Hoofdstuk

2

Vrijstelling van het Deel Markttoegang financiële ondernemingen

§

2.1

Aanbieden van beleggingsobjecten

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid, van de wet

Artikel

2

§

2.2

Aanbieden van krediet

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:64, eerste lid, van de wet

Artikel

3

Ondernemingen die de juridische eigendom verkrijgen van vorderingen uit hoofde van overeenkomsten inzake krediet die zij niet zelf als wederpartij zijn aangegaan, zijn vrijgesteld van artikel 2:60, eerste lid, van de wet voorover het beheer en de uitvoering van die overeenkomsten krachtens overeenkomst geschiedt door een kredietbeheerder aan wie het ingevolge de wet is toegestaan te bemiddelen in krediet of krediet aan te bieden en die kredietbeheerder de informatie, bedoeld in artikel 68 van het besluit, verstrekt op de in dat artikel voorgeschreven wijze.

§

2.3

Aanbieden van rechten van deelneming

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:74 van de wet

Artikel

4

§

2.4

Adviseren

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:79, eerste lid, van de wet

Artikel

5

§

2.5

Bemiddelen

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:85, eerste lid, van de wet

Artikel

6

Artikel

7

Van artikel 2:80, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld bemiddelaars in verzekeringen voorzover:

  • a.

    hun werkzaamheden slechts betrekking hebben op schadebehandeling of het innen van premies;

  • b.

    zij bemiddelen voor:

    • 1°.

      rechtspersonen waarin zij deelnemen;

    • 2°.

      vennootschappen waarvan zij vennoot zijn; of

    • 3°.

      rechtspersonen of vennootschappen waarin of waarvan andere rechtspersonen of vennootschappen waarmee zij in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur zijn verbonden, deelnemen onderscheidenlijk vennoot zijn;

  • c.

    zij bemiddelen in hagelschadeverzekeringen, paarden- en veeverzekeringen of glasverzekeringen, met uitzondering van broeiglasverzekeringen;

  • d.

    zij reisbureau of reisorganisatie zijn en de verzekeringen waarin zij bemiddelen annuleringsverzekeringen zijn of verzekeringen die met het oog op een reis of vakantie worden afgesloten, indien op de desbetreffende vestiging van het reisbureau of de reisorganisatie ten minste een medewerker beschikt over:

§

2.6

Herverzekeringsbemiddelen

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:91, eerste lid, van de wet

Artikel

8

Van artikel 2:86, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld herverzekeringsbemiddelaars voorzover zij financiële diensten verlenen aan cliënten waarmee zij in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur zijn verbonden.

§

2.7

Optreden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:95, eerste lid, van de wet

Artikel

9

Van artikel 2:92, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld gevolmachtigde of ondergevolmachtigde agenten voorzover zij verzekeringen sluiten met:

  • a.

    consumenten die bij hen werkzaam zijn of anderszins onder hun verantwoordelijkheid vallen;

  • b.

    consumenten die werkzaam zijn bij of anderszins onder de verantwoordelijkheid vallen van andere rechtspersonen waarmee zij in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur zijn verbonden; of

  • c.

    consumenten of, indien het financiële diensten met betrekking tot verzekeringen of herverzekeringsbemiddeling betreft, cliënten, waarmee zij in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur zijn verbonden.

§

2.8

Verlenen van beleggingsdiensten

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:104, eerste en tweede lid, van de wet

Artikel

10

Artikel

11

Van artikel 2:96 van de wet zijn vrijgesteld personen die op naam en voor rekening van cliënten orders doorgeven aan een beleggingsonderneming die in Nederland beleggingsdiensten mag verlenen voorzover dat gebeurt in het kader van werkzaamheden waarvan het verrichten hen is toegestaan op grond van een vergunning of ontheffing als bedoeld in artikel 2:80 van de wet, en

  • a.

    door of namens de beleggingsonderneming geen transacties worden uitgevoerd voor rekening van de desbetreffende cliënten met een zodanige frequentie of van een zodanige omvang dat dit gezien de omstandigheden kennelijk slechts strekt tot bevoordeling van de beleggingsonderneming; en

  • b.

    de beleggingsonderneming zich onthoudt van het in rekening brengen van onevenredig hoge commissies of andere vergoedingen voor het uitvoeren van die orders.

Artikel

12

Van artikel 2:96 van de wet zijn vrijgesteld beleggingsondernemingen voorzover zij beleggingsdiensten verlenen aan gekwalificeerde beleggers met betrekking tot financiële instrumenten die niet zijn vermeld in deel B van de bijlage bij de richtlijn beleggingsdiensten.

Artikel

13

Van artikel 2:96 van de wet zijn vrijgesteld beleggingsondernemingen voorzover zij als particuliere participatiemaatschappijen beleggingsdiensten verlenen met betrekking tot aandelen in hun eigen geplaatste kapitaal.

Artikel

14

Van artikel 2:96 van de wet zijn vrijgesteld:

  • a.

    vermogensbeheerders waarvan de aandelen uitsluitend kunnen worden gehouden door een kring van bloed- of aanverwanten voorzover zij individueel vermogens beheren van de tot die kring behorende personen; en

  • b.

    vermogensbeheerders die een stichting zijn met als enig doel het beheren van individuele vermogens van een kring van bloed- of aanverwanten, voorzover zij individueel vermogens beheren van de tot die kring behorende personen.

Hoofdstuk

3

Vrijstelling van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen

§

3.1

Beheerders, beleggingsinstellingen, beleggingsondernemingen en bewaarders

Vrijstelling als bedoeld in artikel 3:3 van de wet

Artikel

15

§

3.2

Aantrekken van opvorderbare gelden van het publiek

Vrijstelling als bedoeld in artikel 3:5, derde lid, van de wet

Artikel

19

Artikel

20

Van artikel 3:5, eerste lid, van de wet, zijn vrijgesteld stichtingen die:

  • a.

    als enige activiteit hebben het tijdelijke beheer van de opvorderbare gelden ten behoeve van de rechthebbenden of degenen die zullen blijken de rechthebbenden te zijn; en

  • b.

    uitsluitend werkzaam zijn voor advocaten die niet zelf gerechtigd zijn tot de opvorderbare gelden, hetgeen uit een schriftelijke overeenkomst tussen de desbetreffende stichtingen en de betrokken advocaten blijkt.

Artikel

21

Van artikel 3:5, eerste lid, van de wet, zijn vrijgesteld personen of vennootschappen die opvorderbare gelden aantrekken, ter beschikking verkrijgen of ter beschikking hebben tegen uitgifte van waardepapieren aan toonder als onderdeel van een verkooptransactie in het groothandels-, industrieel of detailhandelsbedrijf, voorzover zij:

  • a.

    per verkooptransactie voor een bedrag van ten hoogste een vierde van de verkoopprijs aan waardepapieren verkopen; en

  • b.

    jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening als bedoeld in artikel 361, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bij de Nederlandsche Bank indienen, waarbij wordt vermeld het totale bedrag aan:

    • 1°.

      verkooptransacties; en

    • 2°.

      uitgegeven waardepapieren.

Artikel

23

Artikel

24

§

3.3

Waarborg- en garantiefondsen

Vrijstelling als bedoeld in artikel 3:6, derde lid, van de wet

Artikel

25

Waarborg- en garantiefondsen zijn vrijgesteld van artikel 3:6, eerste lid, van de wet voorzover zij waarborgen of garanties aanbieden die ten gunste komen van:

  • a.

    natuurlijke personen of vennootschappen die geen rechtspersoon zijn en per aangeboden waarborg of garantie een verplichting van minder dan € 10.000 per begunstigde per potentieel schadegeval wordt aangegaan; of

  • b.

    rechtspersonen.

§

3.4

Gebruik van het woord ‘bank’

Vrijstelling als bedoeld in artikel 3:7, derde lid, van de wet

Artikel

26

Financiëledienstverleners die in Nederland krediet mogen aanbieden, zijn vrijgesteld van artikel 3:7, eerste lid, van de wet, voorzover zij het woord ‘voorschotbank’ of een vertaling daarvan bezigen in hun naam of bij de uitoefening van hun bedrijf.

Artikel

28

Beleggingsinstellingen die zijn opgericht door een financiële onderneming die in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen, beleggingsinstellingen die een beheerder hebben die tot dezelfde groep behoort als een zodanige financiële onderneming en beleggingsinstellingen waarvan de deelnemingsrechten door tussenkomst van een zodanige financiële onderneming aan het publiek worden aangeboden, zijn vrijgesteld van artikel 3:7, eerste lid, van de wet, indien:

  • a.

    zij een beleggingsmaatschappij zijn en de financiële onderneming, bedoeld in de aanhef, of de beheerder, bedoeld in de aanhef, het dagelijks beleid van de beleggingsmaatschappij bepaalt;

  • b.

    zij een beleggingsfonds zijn en de financiële onderneming, bedoeld in de aanhef, of de beheerder, bedoeld in de aanhef, de beheerder van het beleggingsfonds is;

  • c.

    zij een beleggingsinstelling zijn waarvan de deelnemingsrechten door tussenkomst van de financiële onderneming, bedoeld in de aanhef, aan het publiek worden aangeboden en die financiële onderneming daartoe een overeenkomst heeft gesloten met de beleggingsinstelling of met haar beheerder;

  • d.

    zij de naam van de financiële onderneming in hun naam voeren; en

  • e.

    uit hun naam duidelijk blijkt dat het om een beleggingsinstelling gaat.

Artikel

29

Artikel

30

Dochterondernemingen van een financiële onderneming die in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen, zijn vrijgesteld van artikel 3:7, eerste lid, van de wet, indien de verplichtingen van de dochterondernemingen worden gegarandeerd door die financiële onderneming.

Artikel

31

Personen of vennootschappen die bemiddelen of als tussenpersoon werkzaamheden verrichten als bedoeld in artikel 4:3, eerste lid, van de wet, ten behoeve van een financiële onderneming die in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen, zijn vrijgesteld van artikel 3:7, eerste lid, van de wet, voorzover zij bij het bemiddelen of bij het verrichten van werkzaamheden als tussenpersoon gebruik maken van de naam van die financiële onderneming.

§

3.5

Regime voor banken aangesloten bij een centrale kredietinstelling

Vrijstelling als bedoeld in artikel 3:111, eerste lid, van de wet

Artikel

32

De banken die zijn aangesloten bij de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank B.A. zijn vrijgesteld van het toezicht door de Nederlandsche Bank op de naleving van hetgeen ingevolge de artikelen 3:10, 3:17, 3:18, 3:57 en 3:63, van de wet is bepaald, voorzover de Coöperatieve Centrale Raiffeissen-Boerenleenbank B.A. en de aangesloten banken voldoen aan artikel 3:111, eerste lid, van de wet.

Hoofdstuk

4

Vrijstelling van het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen

§

4.1

Werkzaamheden als tussenpersoon bij het aantrekken van opvorderbare gelden van het publiek

Vrijstelling als bedoeld in artikel 4:3, derde lid van de wet

Artikel

33

§

4.2

Beleggingsinstellingen

Vrijstelling als bedoeld in artikel 4:7 van de wet

Artikel

34

§

4.3

Beleggingsondernemingen

Vrijstelling als bedoeld in artikel 4:7 van de wet

Artikel

38

Beleggingsondernemingen zijn vrijgesteld van artikel 4:24, eerste tot en met derde lid, van de wet voorzover zij op initiatief van een cliënt een beleggingsdienst verlenen als bedoeld in onderdeel a, b of d van de definitie van verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1 van de wet en:

  • a.

    de beleggingsdienst geen betrekking heeft op een financieel instrument als bedoeld in de onderdelen d tot en met g van de definitie van financieel instrument in artikel 1:1 van de wet;

  • b.

    er zich regelmatig een gelegenheid voordoet om het financiële instrument, waarop de beleggingsdienst betrekking heeft, te verkopen, te gelde te maken of anderszins te realiseren tegen prijzen die voor de marktdeelnemers publiekelijk beschikbaar zijn en waarbij het gaat om ofwel marktprijzen ofwel prijzen die afkomstig zijn van of gevalideerd door waarderingssystemen die onafhankelijk zijn van de uitgevende instelling of beleggingsinstelling;

  • c.

    het financiële instrument, waarop de beleggingsdienst betrekking heeft, voor de cliënt geen andere verplichtingen met zich brengt dan de betaling van de aanschaffingskosten van het financiële instrument; en

  • d.

    er voor het publiek informatie over de kenmerken van het financiële instrument, waarop de beleggingsdienst betrekking heeft, beschikbaar is die goed te begrijpen is zodat de cliënt die geen professionele belegger is met kennis van zaken een beslissing over een eventuele transactie in dit financiële instrument kan nemen.

§

4.4

Financiële dienstverleners

Vrijstelling als bedoeld in artikel 4:7 van de wet

Artikel

39

Financiëledienstverleners zijn vrijgesteld van het ingevolge het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van de wet bepaalde voorzover zij financiële diensten, anders dan met betrekking tot krediet, verlenen aan:

  • a.

    consumenten die bij hen werkzaam zijn of anderszins onder hun verantwoordelijkheid vallen;

  • b.

    consumenten die werkzaam zijn bij of anderszins onder de verantwoordelijkheid vallen van andere rechtspersonen waarmee zij in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur zijn verbonden; of

  • c.

    consumenten of, indien het financiële diensten met betrekking tot verzekeringen of herverzekeringsbemiddeling betreft, cliënten waarmee zij in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur zijn verbonden.

Artikel

41

§

4.5

Aanbieders

Vrijstelling als bedoeld in artikel 4:7 van de wet

Artikel

43

Artikel

44

Ziektekostenverzekeraars als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Wet marktordening gezondheidszorg, zijn vrijgesteld van de artikelen 4:19, 4:20, eerste en derde lid, 4:22 en afdeling 4.2.5 van de wet. Deze vrijstelling geldt niet ten aanzien van het bepaalde in de artikelen 57, eerste lid, aanhef en onderdelen a en c, en 61, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het besluit, voorzover de ziektekostenverzekeraars overeenkomsten aangaan inzake ziektekostenverzekeringen anders dan door middel van een overeenkomst op afstand.

§

4.6

Adviseurs

Vrijstelling als bedoeld in artikel 4:7 van de wet

Artikel

45

Artikel

46

§

4.7

Bemiddelaars

Vrijstelling als bedoeld in artikel 4:7 van de wet

Artikel

47

Artikel

48

Bemiddelaars in verzekeringen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel c, zijn vrijgesteld van artikel 4:75, eerste lid, van de wet voorzover de andere onderneming volledig voor hen verantwoordelijk is als bedoeld in artikel 6, derde lid, en:

  • a.

    een financiële onderneming is die een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning voor het uitoefenen van het bedrijf van bank heeft;

  • b.

    een financiële onderneming is die een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning voor het uitoefenen van het bedrijf van verzekeraar heeft; of

  • c.

    een onderlinge waarborgmaatschappij is als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit reikwijdtebepalingen Wft, waaraan een verklaring ingevolge de artikelen 3 of 4 van dat koninklijk besluit is verleend.

Artikel

49

Artikel

50

§

4.8

Beleggingsondernemingen

Vrijstelling als bedoeld in artikel 4:7 van de wet

Artikel

51

Beleggingsondernemingen zijn vrijgesteld van de artikelen 85 en 86 van het besluit voorzover zij beleggingsdiensten verlenen aan professionele beleggers.

§

4.9

Herverzekeringsbemiddelaars

Vrijstelling als bedoeld in artikel 4:7 van de wet

Hoofdstuk

5

Vrijstelling van het Deel Gedragstoezicht financiële markten

§

5.1

Aanbieden van effecten

Vrijstelling als bedoeld in artikel 5:5 van de wet

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

Van artikel 5:2 van de wet zijn vrijgesteld degenen die effecten aanbieden aan het publiek, voorzover de effecten worden aangeboden aan personen, niet zijnde gekwalificeerde beleggers, die een schriftelijke overeenkomst van lastgeving hebben afgesloten met een vermogensbeheerder die op grond van de wet in Nederland beleggingsdiensten mag verlenen en die op grond van die overeenkomst zonder last of ruggespraak met de volmachtgever naar eigen inzicht transacties kan verrichten of bewerkstelligen.

§

5.2

Optreden op markten in financiële instrumenten

Vrijstelling als bedoeld in artikel 5:68, tweede lid, van de wet

§

5.3

Toepassen van een gedragscode door institutionele beleggers

Vrijstelling als bedoeld in artikel 5:87 van de wet

Artikel

57

Beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 4, onderdelen a tot en met e, en beleggingsinstellingen waarvan alleen rechten van deelneming zijn aangeboden aan bestuurders, leden van de raad van commissarissen of werknemers van die beleggingsinstelling, of aan bestuurders, leden van de raad van commissarissen of werknemers van een met die beleggingsinstelling in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur verbonden rechtspersoon, vennootschap of instelling, zijn vrijgesteld van artikel 5:86, eerste lid, van de wet.

Hoofdstuk

6

Overgangsbepalingen

§

6.1

Bijzondere bepalingen

Vrijstelling als bedoeld in de artikelen 2:59, eerste lid, 2:64, eerste lid, 2:79, eerste lid, 2:85, eerste lid, 2:91, eerste lid, 2:95, eerste lid en 2:104, eerste en tweede lid, van de wet

Artikel

58

Hoofdstuk

7

Slotbepalingen

Artikel

59

Vermogensbeheerders zijn vrijgesteld van artikel 4:90, eerste lid, van de wet voorzover zij een individueel vermogen beheren op grond van een overeenkomst die voor inwerkingtreding van de wet is aangegaan, op grond van informatie die zij voor inwerkingtreding van de wet overeenkomstig het ingevolge de Wet toezicht effectenverkeer 1995 bepaalde hebben ingewonnen en schriftelijk of elektronisch hebben vastgelegd, over de financiële positie van de cliënt, de ervaring van de cliënt met beleggingen in financiële instrumenten en de beleggingsdoelstellingen van de cliënt.

Artikel

61

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de wet in werking treedt.

Artikel

62

Deze regeling wordt aangehaald als: Vrijstellingsregeling Wft.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, G.Zalm