Besluit van 12 oktober 2006, houdende prudentiële regels voor financiële ondernemingen die werkzaam zijn op de financiële markten (Besluit prudentiële regels Wft)

Besluit prudentiële regels Wft

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Inleidende bepalingen

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

authenticatie: een procedure waarmee een betaaldienstverlener de identiteit van een betaaldienstgebruiker dan wel de validiteit van het gebruik van een specifiek betaalinstrument kan verifiëren, met inbegrip van het gebruik van persoonlijke beveiligingsgegevens van de betaaldienstgebruiker;

back-to-back lening: kredietinstrument waarbij de kredietnemer geld of financiële instrumenten ter beschikking krijgt, waartegenover de kredietverstrekker een zekerheid ontvangt, direct of indirect, uit eigen liquide middelen van de kredietnemer;

betaalgegevens: gegevens die samenhangen met het houden van een betaalrekening en met het uitvoeren van een betalingstransactie vanaf deze rekening;

betalingstransactie op afstand: betalingstransactie die via het internet of met een voor communicatie op afstand bruikbaar apparaat wordt geïnitieerd;

daggeld: kortlopende vorderingen die dagelijks opvraagbaar zijn en die uiterlijk twee werkdagen na opvraging dan wel opzegging moeten worden terugbetaald;

gemiddeld uitstaand elektronisch geld: het gemiddelde totale bedrag gedurende de zes voorafgaande kalendermaanden van de met elektronisch geld verband houdende financiële verplichtingen dat op het eind van elke kalenderdag in omloop is, berekend op de eerste kalenderdag van elke kalendermaand en toegepast voor die kalendermaand.

gevoelige betaalgegevens: betaalgegevens, waaronder persoonlijke beveiligingsgegevens, met behulp waarvan fraude kan worden gepleegd, met uitzondering van de naam van de rekeninghouder en het rekeningnummer voor zover betaalinitiatie- en rekeninginformatiedienstverleners deze gegevens gebruiken ten behoeve van hun bedrijfsuitoefening;

groepsbestuurder: ieder die binnen een groep het beleid bepaalt;

incident: gedraging of gebeurtenis die een ernstig gevaar vormt voor de integere uitoefening van het bedrijf van de desbetreffende financiële onderneming;

integriteitgevoelige functie:

  • a.

    leidinggevende functie direct onder die van de personen die het beleid van een financiële onderneming bepalen of mede bepalen; of

  • b.

    functie waaraan een bevoegdheid is verbonden die een wezenlijk risico inhoudt voor de integere uitoefening van het bedrijf van een financiële onderneming;

integriteitsrisico: gevaar voor aantasting van de reputatie of bestaande of toekomstige bedreiging van vermogen of resultaat van een financiële onderneming als gevolg van een ontoereikende naleving van hetgeen bij of krachtens enig wettelijk voorschrift is voorgeschreven;

internationale jaarrekeningstandaarden: internationale standaarden voor jaarrekeningen die door de Commissie van de Europese Gemeenschappen van toepassing zijn verklaard overeenkomstig artikel 3 van verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 juli 2002 (PbEG L 243);

kalenderpost: actiefpost of passiefpost waarvan de kasinstromen respectievelijk kasuitstromen als gevolg van aflossing of rentebetalingen in de vervalkalender worden opgenomen;

kasstromen van het kernbedrijf: kasstromen van leningen die met een vaste termijn zijn verstrekt aan tegenpartijen, die geen kantoren en bancaire deelnemingen zijn die niet in de rapportage worden betrokken, die geen banken en geen professionele geldmarktpartijen zijn, en van deze tegenpartijen met een vaste termijn opgenomen gelden, met inbegrip van te ontvangen onderscheidenlijk te betalen rente;

maandperiode: eerste kalendermaand volgend op de verslagdatum;

niet-volgestorte kredietprotectie: kredietrisicovermindering waarbij het kredietrisico met betrekking tot een vordering van een financiële onderneming wordt beperkt door de garantie van een derde partij om een bepaald bedrag uit te keren bij wanbetaling van de wederpartij of bij andere in de overeenkomst tot kredietprotectie vermelde gebeurtenissen die betaling onder de overeenkomst of afwikkeling van de overeenkomst tot gevolg hebben;

officiële stand-by faciliteiten: liquiditeitsgarantie die, onder door de Nederlandsche Bank te stellen voorwaarden, is ontvangen van onderscheidenlijk afgegeven door een binnenlandse of buitenlandse bank;

operationeel risico: risico van verliezen als gevolg van tekortschietende of falende interne procedures en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen, met inbegrip van juridische risico’s;

persoonlijke beveiligingsgegevens: gepersonaliseerde kenmerken die door de betaaldienstverlener aan een betaaldienstgebruiker worden verstrekt ten behoeve van authenticatie;

professionele geldmarktpartij: persoon die geen bank is en die in het kader van zijn middelenbeheer transacties verricht op de geldmarkt met bij de geldmarkt passende volumes en op die markt met enige regelmaat opereert op een manier die vergelijkbaar is met die van een bank;

rekeninghoudende betaaldienstverlener: een betaaldienstverlener die ten behoeve van een betaler een betaalrekening aanbiedt en beheert;

securitisatie: transactie of regeling waarbij:

  • a.

    het kredietrisico van een vordering of verzameling van vorderingen wordt onderverdeeld in ten minste twee tranches;

  • b.

    de in het kader van de transactie of regeling verrichte betalingen afhangen van de prestatie van de vordering of de verzameling van vorderingen; en

  • c.

    de rangorde van de tranches bepalend is voor de verdeling van de verliezen tijdens de looptijd van de transactie of regeling;

securitisatiepositie: vordering in het kader van een securitisatie;

stresstest: onderzoek naar de risico’s die ontstaan als zich veranderingen in de marktsituatie voordoen of zouden voordoen die een ongunstige invloed uitoefenen op de toereikendheid van het toetsingsvermogen van een financiële onderneming, en naar de risico’s die ontstaan als zekerheidsrechten worden uitgeoefend in crisissituaties;

tegenpartijkredietrisico: risico dat de wederpartij bij een transactie in gebreke blijft voordat de definitieve afwikkeling van de met de transactie samenhangende kasstromen heeft plaatsgevonden;

toetsingsvermogen: het eigen vermogen, bedoeld in artikel 72 van de verordening kapitaalvereisten of, in het geval van beleggingsondernemingen in de zin van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen, artikel 9 van de verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen;

tranche: contractueel vastgesteld segment van het kredietrisico van een gesecuritiseerde vordering of verzameling van vorderingen, waarbij een securitisatiepositie in dit segment een groter of kleiner risico op verlies meebrengt dan een securitisatiepositie van dezelfde omvang in elk ander segment, indien geen rekening wordt gehouden met de volgestorte of niet-volgestorte kredietprotectie die door derden rechtstreeks aan de houders van de securitisatieposities in dit segment of in andere segmenten wordt geboden;

verordening solvabiliteit II: gedelegeerde verordening (EU) nr. 2015/35 van de Commissie van 10 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU L12);

verslagdatum: datum van de dag direct voorafgaande aan de periode waarover wordt gerapporteerd;

vervalkalender: overzicht van contractuele looptijden van overeenkomsten gesloten door een financiële onderneming;

volgestorte kredietprotectie: kredietrisicovermindering waarbij het kredietrisico met betrekking tot een vordering van een financiële onderneming wordt beperkt door het recht van die financiële onderneming om bij wanbetaling van de wederpartij of bij andere specifieke gebeurtenissen in verband met de wederpartij die gevolgen hebben of kunnen hebben voor het kredietrisico met betrekking tot de vordering:

  • a.

    bepaalde activa of posten buiten de balanstelling te gelde te maken;

  • b.

    bepaalde activa of posten buiten de balanstelling over te nemen;

  • c.

    de eigendom van bepaalde activa of posten buiten de balanstelling te verwerven of te behouden;

  • d.

    de waarde van bepaalde activa of posten buiten de balanstelling te verlagen; of

  • e.

    de waarde van bepaalde activa of posten buiten de balanstelling te vervangen door het verschil tussen deze waarde en de waarde van een vordering op de financiële onderneming;

voorraadposten: liquide activa die niet in de vervalkalender worden opgenomen;

waarde van de gekwalificeerde deelneming: koopprijs van een aandeel, op het moment van de verwerving of vergroting van de gekwalificeerde deelneming, vermenigvuldigd met het aantal verworven aandelen;

weekperiode: eerste zeven kalenderdagen volgend op de verslagdatum;

de wet: de Wet op het financieel toezicht.

Artikel

3

Vervallen

Artikel

3a

Artikel

4

Hoofdstuk

2

Betrouwbaarheid

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:9, derde lid, en 3:99, derde lid, van de wet

Artikel

5

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

De Nederlandsche Bank neemt bij de vaststelling, bedoeld in artikel 5, in aanmerking:

  • a.

    het onderlinge verband tussen de aan een antecedent ten grondslag liggende gedraging of gedragingen en de overige omstandigheden van het geval;

  • b.

    de belangen die de wet beoogt te beschermen; en

  • c.

    de overige belangen van de onderneming en de betrokkene.

Hoofdstuk

3

Integere uitoefening van het bedrijf

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:10, eerste, tweede en derde lid, en 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de wet

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

13a

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Hoofdstuk

4

Beheerste uitoefening van het bedrijf

§

4.1

Algemene aspecten van de bedrijfsvoering

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:8, vierde lid, en 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de wet

Artikel

17

Artikel

17a

Het organisatieonderdeel, bedoeld in artikel 17, vierde lid, van een bank als bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, of 3:23, tweede lid, van de wet die in Nederland beleggingsdiensten mag verlenen of beleggingsactiviteiten mag verrichten, heeft als taak:

  • a.

    het vaststellen en uitvoeren van een controleplan om de deugdelijkheid en effectiviteit van de systemen, interne controleprocedures en regels van de bank te onderzoeken en te beoordelen;

  • b.

    het doen van aanbevelingen op basis van de resultaten van de werkzaamheden, bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    het controleren of aan deze aanbevelingen gevolg wordt gegeven; en

  • d.

    het ten minste jaarlijks rapporteren aan de personen die het dagelijks beleid van de bank bepalen en aan het orgaan, indien aanwezig, dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de bank inzake aangelegenheden met betrekking tot de interne controle en de genomen maatregelen in geval van gesignaleerde tekortkomingen.

Artikel

17aa

Artikel

17ab

Artikel

17b

De Nederlandsche Bank kan ter uitvoering van internationaal aanvaarde standaarden nadere regels stellen met betrekking tot de bedrijfsvoering van afwikkelondernemingen.

Artikel

17c

Artikel

17d

Een bank is, mede voor de toepassing van artikel 3:8, vierde lid, van de wet, significant, indien:

  • a.

    zij op individuele basis een instelling van groot belang is op grond van de voorwaarden ingevolge artikel 6 van de verordening bankentoezicht; of

  • b.

    zij door de Nederlandsche Bank, gelet op haar omvang, interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van haar activiteiten als significant wordt aangemerkt.

Artikel

18

Een betaalinstelling, clearinginstelling, elektronischgeldinstelling, bank, kredietunie, premiepensioeninstelling, verzekeraar met beperkte risico-omvang, wisselinstelling of bijkantoor als bedoeld in artikel 17 beschikt over een adequate functiescheiding met het oog op een beheerste bedrijfsvoering.

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

De opdracht tot onderzoek van de jaarrekening van een betaalinstelling, clearinginstelling, elektronischgeldinstelling, bank, kredietunie, premiepensioeninstelling, verzekeraar met beperkte risico-omvang of bijkantoor als bedoeld in artikel 17 aan de externe accountant voorziet in een toetsing en beoordeling op hoofdlijnen met betrekking tot de toereikendheid van de organisatie-inrichting en risicobeheersing.

Artikel

22a

De werknemers van een bank met zetel in Nederland die in Nederland beleggingsdiensten mag verlenen of beleggingsactiviteiten mag verrichten en andere personen die door de bank zijn belast met het verrichten van zodanige werkzaamheden beschikken over de nodige vakbekwaamheid en deskundigheid om de hun toevertrouwde verantwoordelijkheden uit te oefenen.

§

4.2

Risicomanagement

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de wet

Artikel

23

Artikel

23a

Het beleid en de procedures en maatregelen, bedoeld in artikel 23, eerste en derde tot en met vijfde lid:

  • a.

    van een bank, een beleggingsonderneming onder de verordening kapitaalvereisten, een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 23, tiende lid, aanhef en onderdeel a, of een clearinginstelling voldoen aan de op de betrokken onderneming van toepassing zijnde technische criteria voor de organisatie en behandeling van risico’s in de artikelen 79 tot en met 87 van de richtlijn kapitaalvereisten;

  • b.

    van een beleggingsonderneming in de zin van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen en een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 23, tiende lid, aanhef en onderdeel b, voldoen aan de technische criteria voor de organisatie en behandeling van risico’s, bedoeld in de artikelen 26, eerste lid, onderdelen b en c, derde lid, en 29, eerste lid, van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen en indien de beleggingsonderneming kwalificeert als kleine en niet-verweven beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen aan die bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdelen a, c, en d, van die richtlijn.

Artikel

23.0a

In aanvulling op artikel 23, eerste lid, omvat het risicobeheerbeleid van een beheerder van een icbe procedures ter beheersing van duurzaamheidsrisico’s als bedoeld in artikel 2, onder 22, van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (PbEU 2019, L 317).

Artikel

23aa

Renterisicomaatregelen

Artikel

23b

Artikel

23c

Artikel

23d

Artikel

23e

Artikel

23f

Artikel

23g

Artikel

23h

Indien een onderneming, entiteit of groep als bedoeld in de artikelen 23d, eerste of vijfde lid, of 23e, eerste of vierde lid, uitvoering geeft aan maatregelen die zijn opgenomen in het herstelplan of deze maatregelen achterwege laat in afwijking van de uitkomsten van de indicatoren, bedoeld in artikel 23f, tweede lid, doet de onderneming, de entiteit of de EU-moederonderneming van de groep daarvan onverwijld mededeling aan de Nederlandsche Bank.

Artikel

23i

Artikel

23j

Artikel

24

Artikel

24a

Artikel

24a1

Artikel

24a2

Artikel

24b

Artikel

25

Indien een beleggingsonderneming, betaalinstelling, clearinginstelling, elektronischgeldinstelling, bank of bijkantoor als bedoeld in artikel 23, eerste lid, gebruik maakt van intern ontwikkelde modellen, beoordeelt deze die modellen en de gehanteerde veronderstellingen en variabelen op systematische wijze op validiteit, onder meer door voorspellingen van het model te vergelijken met de werkelijke uitkomsten.

Artikel

25a

De Nederlandsche Bank kan een entiteit als bedoeld in artikel 3A:2 van de wet verplichten gedetailleerde gegevens bij te houden over financiële contracten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 100, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen waarbij zij partij is, indien dit nodig is met het oog op:

  • a.

    het opstellen of het uitvoeren van een herstelplan als bedoeld in de artikelen 23d of 23e; of

  • b.

    de toepassing van hoofdstuk 3A.1 van de wet of de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme.

Artikel

25b

Een beheerder van een beleggingsinstelling of een beheerder van een icbe die een activiteit verricht of een beleggingsdienst verleent op grond van artikel 2:67a, tweede lid, van de wet, respectievelijk artikel 2:69c, tweede lid, van de wet, voldoet aan het bepaalde in de artikelen 23, eerste tot en met vijfde lid en negende lid, 23a, aanhef en onderdeel b, 23b, eerste, derde en vierde lid, en 24a1 voor een beleggingsonderneming in de zin van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen of voor een beleggingsonderneming die kwalificeert als klein en niet-verweven als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen indien wordt voldaan aan de voorwaarden bedoeld in dat artikel. Artikel 24a2, voor zover het de toepassing van de artikelen 23, 23a en 23b betreft, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

26

Artikel

26.0

Artikel

26.01

Artikel 17aa, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van de risicobeheerfunctie bij een premiepensioeninstelling. De artikelen 5, eerste lid, 17aa, vierde lid, en 17ab zijn van overeenkomstige toepassing op de personen die verantwoordelijk zijn voor de risicobeheerfunctie van een premiepensioeninstelling.

Artikel

26.02

Artikel

26.03

De Nederlandsche Bank kan een premiepensioeninstelling de verplichting opleggen om een stresstest uit te voeren, om de financiële omstandigheden van de premiepensioeninstelling te kunnen bepalen of de ontwikkeling ervan te kunnen volgen.

Artikel

26.1

§

4.3

Bijzondere bepalingen voor de verzekeringsector

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:17, tweede lid, aanhef en onderdelen a en c

Artikel

26.2

Artikel

26.3

Artikel

26.4

De artikelen 319, 320, 321, 324, 326 en 327 van de verordening solvabiliteit II inzake de bedrijfsvoering van entiteiten voor risico-acceptatie zijn van overeenkomstige toepassing op entiteiten voor risico-acceptatie met zetel in een niet-aangewezen staat die hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor.

§

4.3a

Voorbereidend crisisplan

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:17, tweede lid, onder 4°, en 3:288i1, tweede lid

Artikel

26.5

Artikel

26.6

Artikel

26.7

De inrichting van de bedrijfsvoering van een verzekeraar als bedoeld in artikel 26.5, eerste lid, of van een verzekeraar dan wel holding als bedoeld in artikel 26.6, eerste lid, waarborgt dat elke maatregel bedoeld in artikel 26.5, vierde lid, onderdeel a, zonder wezenlijke belemmeringen ten uitvoer kan worden gelegd, in ieder geval met betrekking tot:

  • a.

    aanpassingen in het risicoprofiel van de verzekeraar;

  • b.

    de mogelijkheden tot tijdige herkapitalisatie;

  • c.

    aanpassingen in de strategie en bedrijfsvoering; en

  • d.

    de financieringsstrategie, teneinde de weerbaarheid van de bedrijfsonderdelen te waarborgen.

Artikel

26.8

Artikel

26.9

Indien een verzekeraar, onderdeel of holding als bedoeld in artikel 26.6, eerste lid, uitvoering geeft aan maatregelen die zijn opgenomen in het voorbereidende crisisplan of deze maatregelen achterwege laat bij een aanzienlijke verslechtering van de financiële positie als bedoeld in artikel 26.5, eerste lid, doet de verzekeraar, het onderdeel of de holding daarvan onverwijld mededeling aan de Nederlandsche Bank.

§

4.4

Vangnetregelingen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel d

Artikel

26a

§

4.5

Regels ter bevordering van de goede werking van het betalingsverkeer

Bepaling ter uitvoering van artikel 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel e

Artikel

26b

Afwikkelondernemingen, banken, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen nemen bij de inrichting van hun bedrijfsvoering de regels in acht die door de Nederlandsche Bank terzake worden gesteld ter uitvoering van internationaal aanvaarde standaarden om de goede werking van het betalingsverkeer te waarborgen.

§

4.6

Bijzondere bepalingen voor betaaldienstverleners

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel a, en 3:17, zevende lid, van de wet

Artikel

26c

Artikel

26d

Een betaaldienstverlener beschikt over procedures ter waarborging van de bedrijfscontinuïteit, waarin de kritieke bedrijfsactiviteiten en noodplannen zijn opgenomen, met inbegrip van een procedure om de toereikendheid en effectiviteit van deze plannen periodiek te toetsen en te herzien.

Artikel

26e

Een betaaldienstverlener, met uitzondering van de betaaldienstverlener die uitsluitend betaaldiensten verleent als bedoeld onder 8 van de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten, verkrijgt alleen met de uitdrukkelijke toestemming van de betaaldienstgebruiker toegang tot diens persoonsgegevens, om deze gegevens te verwerken en te bewaren voor zover noodzakelijk voor het verlenen van betaaldiensten.

Artikel

26f

Artikel

26g

Artikel

26l

De artikelen 26e tot en met 26k zijn van toepassing op betalingstransacties in alle valuta, waarbij één of de enige bij de betalingstransactie betrokken betaaldienstverlener zijn zetel in een lidstaat heeft, met betrekking tot de delen van de betalingstransactie die binnen een lidstaat worden uitgevoerd.

Artikel

26h

Artikel

26i

Artikel

26j

Artikel

26k

Hoofdstuk

5

Uitbesteden van werkzaamheden

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:18, tweede en derde lid, van de wet

Artikel

27

Artikel

27a

Artikel

27b

Bij de uitbesteding van werkzaamheden in verband met het verlenen van betaaldiensten draagt de betaalinstelling er zorg voor dat uitbesteding de verplichtingen van de betaalinstelling jegens haar cliënten en de rechten van haar cliënten uit hoofde van de wet of Titel 7B van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet wijzigt.

Artikel

27c

De Nederlandsche Bank kan ter uitvoering van internationaal aanvaarde standaarden nadere regels stellen met betrekking tot de uitbesteding door afwikkelondernemingen van werkzaamheden.

Artikel

27d

Een verzekeraar met zetel in Nederland, niet zijnde een verzekeraar met beperkte risico-omvang, voldoet met betrekking tot uitbesteding van werkzaamheden aan artikel 49 van de richtlijn solvabiliteit II, met inachtneming van titel I, hoofdstuk IX, afdeling 4, van de verordening solvabiliteit II.

Artikel

27e

Artikel 49 van de richtlijn solvabiliteit II en titel I, hoofdstuk IX, afdeling 4, van de verordening solvabiliteit II inzake uitbesteding van werkzaamheden zijn van overeenkomstige toepassing op de volgende verzekeraars, voor zover zij hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor:

  • a.

    levensverzekeraars en schadeverzekeraars, niet zijnde verzekeraars met beperkte risico-omvang, met zetel in een staat die geen lidstaat is;

  • b.

    herverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat.

Artikel

27f

Artikel

28

Een betaalinstelling, clearinginstelling, elektronischgeldinstelling, bank, kredietunie, premiepensioeninstelling, verzekeraar met beperkte risico-omvang, wisselinstelling of bijkantoor als bedoeld in artikel 27, tweede lid, gaat niet over tot het uitbesteden van werkzaamheden indien dat afbreuk doet aan de kwaliteit van haar onafhankelijke interne toetsing als bedoeld in artikel 17, vierde lid.

Artikel

29

Artikel

30

Een betaalinstelling, clearinginstelling, elektronischgeldinstelling, bank, kredietunie, premiepensioeninstelling, verzekeraar met beperkte risico-omvang, wisselinstelling of bijkantoor als bedoeld in artikel 27, tweede lid, beschikt over toereikende procedures, maatregelen, deskundigheid en informatie om de uitvoering van de op structurele basis uitbestede werkzaamheden te kunnen beoordelen.

Artikel

31

Artikel

32

De artikelen 29 tot en met 31 zijn niet van toepassing op het uitbesteden van werkzaamheden aan ondernemingen met zetel in een lidstaat die deel uitmaken van de groep waartoe de financiële onderneming behoort, tenzij die financiële onderneming een bank, betaalinstelling, elektronischgeldinstelling of premiepensioeninstelling is.

Artikel

32a

Hoofdstuk

5a

Instemmingsvereiste centrale tegenpartij en centrale effectenbewaarinstelling

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:28a, tweede lid, van de wet

Artikel

32aa

Artikel

32bb

Hoofdstuk

6

Wijzigingen met betrekking tot verstrekte gegevens

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:29, derde lid, 3:42, 3:43, tweede lid, en 3:48, derde lid, van de wet

Artikel

32b

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36a

Artikel

37

Artikel

37a

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Hoofdstuk

6a

Veilig stellen geldmiddelen en verlenen krediet door betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen met zetel in Nederland

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:29a, eerste en tweede lid, en 3:29c, vierde lid, van de wet

Artikel

40a

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:29a en 3:29c, derde lid, van de wet

Artikel

40b

Artikel

40c

Betaalinstellingen of elektronischgeldinstellingen verlenen slechts krediet in verband met de in de punten 4 en 5 van de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten bedoelde betaaldiensten indien:

  • a.

    het krediet een aanvullend krediet is en uitsluitend wordt verstrekt in verband met de uitvoering van een betalingstransactie;

  • b.

    het krediet dat is verstrekt in verband met een betaaldienst die is verleend door middel van dienstverrichting naar een andere lidstaat of vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat wordt terugbetaald binnen een korte termijn, die in geen geval meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • c.

    het niet wordt verleend uit geldmiddelen die zijn ontvangen of die worden aangehouden voor het uitvoeren van toekomstige betalingstransacties; en

  • d.

    het eigen vermogen van de betaalinstelling of de elektronischgeldinstelling te allen tijde in redelijke verhouding staat tot het totale bedrag van het verleende krediet.

Hoofdstuk

6b

Gedekte obligaties

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:33a, vierde en vijfde lid, 3:33b, derde lid, 3:33ba, derde lid, van de wet

Artikel

40d

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • dekkingsactiva: activa als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van de richtlijn gedekte obligaties;

  • overcollateralisatie: overcollateralisatie als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van de richtlijn gedekte obligaties;

  • primaire activa: primaire activa als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van de richtlijn gedekte obligaties;

  • vervangende activa: vervangende activa als bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van de richtlijn gedekte obligaties;

  • zekerheidsactiva: zekerheidsactiva als bedoeld in artikel 3, onderdeel 5, van de richtlijn gedekte obligaties.

Artikel

40e

Artikel

40f

Artikel

40g

Artikel

40h

Artikel

40i

Artikel

40j

Artikel

40k

Artikel

40l

Artikel

40m

Artikel

40n

Artikel

40o

Het label «Europese gedekte obligaties (premium)» wordt uitsluitend gebruikt voor gedekte obligaties die voldoen aan de vereisten ingevolge de artikelen 3:33a, 3:33b en 3:33ba van de wet.

Artikel

40p

Artikel

40q

Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de activa, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen b en c, van de richtlijn gedekte obligaties, onder de daarin te bepalen voorwaarden als primaire of vervangende activa in de dekkingspool, als bedoeld in artikel 40g, eerste en tweede lid, kunnen worden opgenomen.

Hoofdstuk

7

Verzekering bijkomende risico’s

Bepaling ter uitvoering van artikel 3:36, zesde lid, van de wet

Artikel

41

Hoofdstuk

8

Vertegenwoordiger

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:40 en 3:47, zesde lid, van de wet

Artikel

42

Als adres van een vertegenwoordiger in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 3:40 van de wet waaraan rechtsgeldig mededelingen kunnen worden gedaan wordt beschouwd het in Nederland gelegen bijkantoor.

Artikel

43

Een verzekeraar als bedoeld in artikel 3:40, 3:47, zesde lid of 3:50, tweede lid, van de wet wordt geacht, indien de vertegenwoordiger ontbreekt, zijn woonplaats te hebben bij het parket van de officier van justitie in het arrondissement waarin de rechtbank is gelegen waar de verzekeraar ingevolge artikel 42 het laatst zijn woonplaats had, of anders bij het parket van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam.

Artikel

44

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Hoofdstuk

9

Minimum vermogen

§

9.1

Omvang van het minimumbedrag aan eigen vermogen

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:53, derde lid, 3:54, derde lid, 3:55, tweede lid, en 3:55a, tweede lid, van de wet

Artikel

48

Artikel

49

Artikel

49a

De artikelen 129 en 131 van de richtlijn solvabiliteit II en titel I, hoofdstuk VII, van de verordening solvabiliteit II inzake het minimumkapitaalvereiste zijn van overeenkomstige toepassing op het minimumkapitaalvereiste van een in Nederland gelegen bijkantoor van:

  • a.

    levensverzekeraars en schadeverzekeraars, niet zijnde verzekeraars met beperkte risico-omvang, met zetel in een staat die geen lidstaat is;

  • b.

    herverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat.

Artikel

49b

§

9.2

Samenstelling van het minimumbedrag aan eigen vermogen

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:53, derde lid, 3:54, derde lid, en 3:55, tweede lid, van de wet

Artikel

50

Artikel

51

Het minimumbedrag aan eigen vermogen van een bewaarder of pensioenbewaarder als bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, van de wet wordt gevormd door de waarde van de vermogensbestanddelen, bedoeld in de artikelen 26, eerste lid, onderdelen a tot en met e, 51 en 62 van de verordening kapitaalvereisten. Op een bewaarder of pensioenbewaarder met de rechtsvorm van een stichting is artikel 27 van de verordening kapitaalvereisten van overeenkomstige toepassing.

Artikel

52

Het minimumkapitaalvereiste van een verzekeraar als bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, 3:54, eerste lid, of 3:55, eerste lid, van de wet of van een bijkantoor als bedoeld in artikel 3:54, derde lid, 3:55, tweede lid, of 3:55a, eerste lid, van de wet wordt gevormd door de waarde van het kernvermogen, bedoeld in artikel 88 van de richtlijn solvabiliteit II, voor zover dat ingevolge artikel 98, tweede en vierde lid, van de richtlijn solvabiliteit II, en met inachtneming van artikel 82, tweede en derde lid, van de verordening solvabiliteit II, in aanmerking komt ter dekking van het minimumkapitaalvereiste.

Artikel

53

Vervallen

§

9.3

De waarden die dienen tot dekking van het minimumkapitaalvereiste

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:54, derde lid, en 3:55, tweede lid, van de wet

Artikel

54

Artikel

55

Artikel

56

§

9.4

Bijzondere bepalingen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:53, derde lid, van de wet

Artikel

57

Vervallen

Artikel

58

Vervallen

Hoofdstuk

10

Solvabiliteit

§

10.1

Minimumomvang solvabiliteit

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:57, tweede lid, van de wet

Artikel

59

Artikel

59a

De Nederlandsche Bank kan ter uitvoering van internationaal aanvaarde standaarden nadere regels stellen met betrekking tot de solvabiliteit van afwikkelondernemingen.

Artikel

60

Vervallen

Artikel

60a

Artikel

61

De minimumomvang van het toetsingsvermogen van een kredietunie bedraagt 10 procent van de totale risicoblootstelling, berekend overeenkomstig deel 7 van de verordening kapitaalvereisten.

Artikel

61a

Vervallen

Artikel

62

Vervallen

Artikel

62a

Vervallen

Artikel

62b

Vervallen

Artikel

62c

Vervallen

Artikel

62d

Vervallen

Artikel

62e

Vervallen

Artikel

63

Artikel

63a

Artikel

63b

Artikel

64

Artikel

64a

Vervallen

Artikel

64b

Vervallen

Artikel

64c

Vervallen

Artikel

65

Artikel

66

Artikel

67

Op de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste volgens de standaardformule overeenkomstig artikel 65 of 66 zijn de overgangsmaatregelen, bedoeld in artikel 308 ter, twaalfde en dertiende lid, van de richtlijn solvabiliteit II van toepassing dan wel van overeenkomstige toepassing, tenzij een verzekeraar gebruik maakt van de overgangsmaatregel, bedoeld in artikel 308 quinquies van die richtlijn.

§

10.2

Gebruik van interne modellen

Bepaling ter uitvoering van artikel 3:57, tweede lid, van de wet

Artikel

69

§

10.3

Samenstelling van de solvabiliteit van verzekeraars

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:57, tweede lid en 3:59, tweede lid, van de wet

Artikel

70

Artikel

70a

Een verzekeraar met beperkte risico-omvang waarop artikel 308 ter, veertiende lid, van de richtlijn solvabiliteit II van overeenkomstige toepassing is en die op 31 december 2017 niet voldoet of gedurende het jaar 2018 dreigt niet te voldoen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste, treft de nodige maatregelen om uiterlijk op 31 december 2022 het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het sovabiliteitskapitaalvereiste op peil te brengen of zijn risicoprofiel zodanig te verlagen dat wordt voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste.

§

10.4

De waarden die dienen tot dekking van het minimumkapitaalvereiste en het solvabiliteitskapitaalvereiste

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:59, tweede lid, en 3:62, tweede lid, van de wet

Artikel

71

De waarden die dienen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste van een bijkantoor van een levensverzekeraar of schadeverzekeraar als bedoeld in artikel 3:59, tweede lid, van de wet of een verzekeraar met beperkte risico-omvang als bedoeld in artikel 3:62, tweede lid, van de wet zijn aanwezig in Nederland tot het bedrag van het minimumkapitaalvereiste en voor het meerdere in één of meer lidstaten.

§

10.5

Aanhouden van balansposten en posten buiten de balanstelling

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:57, vijfde lid, van de wet

Artikel

72

Artikel

73

Artikel

74

Vervallen

Artikel

75

Vervallen

Artikel

76

Vervallen

Artikel

77

Vervallen

Artikel

78

Vervallen

Artikel

79

Vervallen

Artikel

80

Vervallen

Artikel

81

Vervallen

Artikel

82

Vervallen

Artikel

83

Vervallen

Artikel

84

Vervallen

Artikel

85

Vervallen

Artikel

86

Vervallen

Artikel

87

Vervallen

Artikel

87a

Vervallen

Artikel

87b

Vervallen

Artikel

88

Vervallen

Artikel

88a

Vervallen

Artikel

89

Vervallen

Artikel

90

Vervallen

Artikel

91

Vervallen

Artikel

91a

Vervallen

Artikel

92

Vervallen

Artikel

93

Vervallen

Artikel

94

Vervallen

Artikel

95

Vervallen

Artikel

96

Vervallen

Artikel

97

Vervallen

Artikel

98

Vervallen

Artikel

99

Vervallen

Artikel

100

Vervallen

Artikel

101

Vervallen

Artikel

102

Vervallen

Artikel

103

Vervallen

Artikel

104

Vervallen

Hoofdstuk

10a

Kapitaalbuffer en hefboomratiobuffer

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:62a, 3:62b en 3:62ba van de wet

§

10a.1

Aard, omvang en samenstelling van de kapitaalbuffer

Artikel

105

Artikel

105b

Artikel

105c

Artikel

105d

Vervallen

Artikel

105e

De Nederlandsche Bank kan met inachtneming van de artikelen 133 en 134 van de richtlijn kapitaalvereisten regels stellen ten aanzien van de systeemrisicobuffer, bedoeld in artikel 105, eerste lid, onderdeel d.

Artikel

105f

§

10a.2

Overige bepalingen inzake de kapitaalbuffer en hefboomratiobuffer

Artikel

105g

Artikel

105i

Hoofdstuk

11

Liquiditeit

§

11.1

Minimumomvang liquiditeit

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:63, tweede lid, van de wet

Artikel

106a

De liquiditeit van een bank als bedoeld in artikel 3:63, eerste lid, 3:64 of 3:65 van de wet is voldoende, indien wordt voldaan aan de liquiditeitsvereisten ingevolge deel 6 van de verordening kapitaalvereisten, dat van overeenkomstige toepassing is op de activiteiten vanuit een bijkantoor in Nederland van een bank met zetel in een staat die geen lidstaat is.

Artikel

106b

Artikel

107

§

11.2

Berekening van de minimumomvang van de liquiditeit

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:63, tweede lid, van de wet

Artikel

108

Artikel

109

Artikel

110

Vervallen

§

11.3

Samenstelling van de liquiditeit

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:63, tweede lid, van de wet

Artikel

111

Artikel

112

De aanwezige liquiditeit van een icbe als bedoeld in artikel 3:63 van de wet wordt gevormd door de volgende posten:

  • a.

    kasmiddelen, daggeld en direct opvraagbare tegoeden bij banken die een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 van de wet hebben of waarop toezicht op het uitoefenen van het bedrijf van bank wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die de wet beoogt te beschermen;

  • b.

    kortlopende schuldtitels aan toonder;

  • c.

    financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de handel aan een gereglementeerde markt of een markt in financiële instrumenten waarvan de houder gevestigd is in een staat die deel uitmaakt van de G10 of aan een andere door de Nederlandsche Bank aangewezen gereglementeerde markt;

  • d.

    officiële stand-by faciliteiten afgegeven door banken die een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 van de wet hebben of waarop toezicht op het uitoefenen van het bedrijf van bank wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die de wet beoogt te beschermen; en

  • e.

    onvoorwaardelijke garanties van banken en verzekeraars die een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 onderscheidenlijk artikel 2:27 van de wet hebben of waarop toezicht op het uitoefenen van het bedrijf van bank onderscheidenlijk verzekeraar wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die de wet beoogt te beschermen.

Artikel

113

Vervallen

Hoofdstuk

12

Technische voorzieningen en beleggingsbeleid verzekeraars

§

12.1

De berekening van de technische voorzieningen

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:67, vijfde lid, en 3:68a, tweede lid, van de wet

Artikel

114

Artikel

115

Artikel

116

Artikel

117

§

12.2

Beleggingsbeleid verzekeraars

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:267h, tweede lid, van de wet

Artikel

118

Artikel

119

Artikel 132, tweede tot en met vierde lid, van de richtlijn solvabiliteit II en titel I, hoofdstuk VIII, van de verordening solvabiliteit II inzake het beleggingsbeleid zijn van overeenkomstige toepassing op de activa van de in Nederland gelegen bijkantoren van:

  • a.

    levensverzekeraars en schadeverzekeraars, niet zijnde verzekeraars met beperkte risico-omvang, met zetel in een staat die geen lidstaat is;

  • b.

    herverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat.

Artikel

120

Artikel 132, tweede tot en met vierde lid, van de richtlijn solvabiliteit II en titel I, hoofdstuk VIII, van de verordening solvabiliteit II inzake het beleggingsbeleid zijn van overeenkomstige toepassing op:

  • a.

    verzekeraars met beperkte risico-omvang met zetel in Nederland;

  • b.

    verzekeraars met beperkte risico-omvang met zetel in een niet-aangewezen staat voor wat betreft de activa van hun in Nederland gelegen bijkantoren.

Artikel

121

De waarden die dienen tot dekking van de technische voorzieningen voor de door een verzekeraar met beperkte risico-omvang vanuit zijn vestigingen in Nederland aangegane verplichtingen zijn:

  • a.

    in geval van een verzekeraar met zetel in Nederland: aanwezig in een lidstaat; of

  • b.

    in geval van een verzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat: aanwezig in Nederland.

Artikel

122

Artikel 132, tweede tot en met vierde lid, van de richtlijn solvabiliteit II en titel I, hoofdstuk VIII, van de verordening solvabiliteit II inzake het beleggingsbeleid zijn van overeenkomstige toepassing op:

Hoofdstuk

12a

Beleggingsbeleid premiepensioeninstellingen

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:267b, vijfde en zesde lid, van de wet

Artikel

123

Het beleggingsbeleid van een pensioenregeling die niet wordt beheerst door het recht van een lidstaat wordt uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het land van herkomst van de regeling.

Artikel

124

Artikel

125

Vervallen

Artikel

126

Vervallen

Artikel

127

Vervallen

Artikel

128

Vervallen

Hoofdstuk

13

Boekhouding en rapportage

§

13.1

Verstrekking van de jaarstukken

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:71, tweede lid, en 3:81, tweede lid, van de wet

Artikel

129

Een afwikkelonderneming, betaalinstelling, clearinginstelling, elektronischgeldinstelling, bank, kredietunie, pensioenbewaarder, premiepensioeninstelling, verzekeraar of wisselinstelling als bedoeld in artikel 3:71, eerste lid, 3:81, eerste lid of 3:85 verstrekt de documenten, bedoeld in artikel 3:71, eerste lid, of 3:81, eerste lid, van de wet, wat betreft indeling en inhoud in de vorm waarin deze zijn opgemaakt ingevolge Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de internationale jaarrekeningstandaarden onderscheidenlijk het recht van de staat waar deze financiële onderneming haar zetel heeft. Een financiële onderneming met zetel in Nederland vermeldt of de jaarrekening al dan niet is vastgesteld en goedgekeurd overeenkomstig de statuten of de vennootschapsakte.

§

13.2

Verstrekking en openbaarmaking van de staten

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:72, vijfde, zevende en tiende lid, en 3:73a, tweede lid, van de wet

Artikel

130

Artikel

131

Artikel

131a

Vervallen

Artikel

132

Indien een beleggingsonderneming, betaalinstelling, clearinginstelling, elektronischgeldinstelling, entiteit voor risico-acceptatie, bank, kredietunie, verzekeraar of bijkantoor als bedoeld in artikel 130 de staten niet langs elektronische weg verstrekt, kan de Nederlandsche Bank, op verzoek van de financiële onderneming, besluiten dat het de financiële onderneming is toegestaan andere informatiedragers dan de modellen, bedoeld in artikel 131, eerste lid, onderdeel a, te gebruiken, indien deze wat betreft indeling en inhoud geen afwijking vertonen van de modellen.

Artikel

133

Het onderzoek van de staten, bedoeld in artikel 130, door de accountant, uitmondend in een verklaring omtrent de getrouwheid als bedoeld in artikel 3:72, zevende lid, eerste volzin, van de wet, wordt een maal per jaar uitgevoerd. De Nederlandsche Bank stelt regels waarin wordt bepaald welke staten door de accountant in zijn onderzoek worden betrokken, met dien verstande dat een beheerder die een maal per jaar een door een accountant gewaarmerkte jaarrekening verstrekt daarmee voldoet aan de verplichting als bedoeld in artikel 3:72, zevende lid, van de wet. De accountant waarmerkt deze staten.

Artikel

134

§

13.2a

Melding van gebeurtenissen of omstandigheden die de ordelijke uitoefening van het bedrijf van afwikkelonderneming bedreigen

Bepaling ter uitvoering van artikel 3:73a, tweede lid, van de wet

Artikel

134a

Tot de gegevens, bedoeld in artikel 3:73a van de wet, behoren in ieder geval de gegevens met betrekking tot storingen die zich hebben voorgedaan of bijna hebben voorgedaan in het verrichten van afwikkeldiensten.

§

13.2b

Publicatieverplichtingen voor banken en beleggingsondernemingen

Bepaling ter uitvoering van artikel 3:74a, derde lid, van de wet

Artikel

134b

§

13.2c

Door verzekeraars openbaar te maken informatie

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:73c, tweede lid, van de wet

Artikel

134c

Artikel

134d

Artikel 134c is van overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen bijkantoren van:

  • a.

    levensverzekeraars en schadeverzekeraars, niet zijnde verzekeraars met beperkte risico-omvang, met zetel in een staat die geen lidstaat is;

  • b.

    herverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat.

Artikel

134da

Artikel

134db

Een verzekeraar als bedoeld in artikel 134c of 134d behoeft tot en met 31 december 2020 de informatie, bedoeld in artikel 51, tweede lid, derde alinea, van de richtlijn solvabiliteit II niet afzonderlijk openbaar te maken.

Artikel

134e

Een verzekeraar als bedoeld in artikel 3:73c, 3:82a of 3:86a met beperkte risico-omvang maakt jaarlijks binnen een termijn van zes maanden de jaarrekening, het bestuursverslag en de overige gegevens openbaar en vermeldt daarbij in de toelichting op de jaarrekening:

  • a.

    de in overeenstemming met de wet en dit besluit opgestelde balans en de daarbij gehanteerde grondslagen en methoden voor de waardering van activa, technische voorzieningen en andere verplichtingen, met een toelichting op de belangrijkste verschillen met de grondslagen en methoden die in de jaarrekening voor de waardering ervan zijn gehanteerd;

  • b.

    het bedrag en de samenstelling van het aanwezige solvabiliteitskapitaal;

  • c.

    het bedrag van het solvabiliteitskapitaalvereiste en van het minimumkapitaalvereiste;

  • d.

    indien artikel 19, derde lid, op de verzekeraar van toepassing is: het bedrag van de technische voorzieningen indien deze worden berekend op basis van afkoop van alle verzekeringen;

  • e.

    indien van toepassing: informatie over de winstdeling ten gunste van polishouders per productgroep;

  • f.

    indien de verzekeraar niet voldoet aan het minimumkapitaalvereiste of significant niet voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste: het bedrag van het tekort alsmede een toelichting op de oorzaak en gevolgen ervan en de genomen corrigerende maatregelen;

  • g.

    indien de verzekeraar ondernemingspecifieke parameters gebruikt voor de berekening van zijn solvabiliteitskapitaalvereiste: de belangrijkste verschillen tussen die parameters en de aannames die ten grondslag liggen aan de standaardformule;

  • h.

    indien aan de verzekeraar door de Nederlandsche Bank specifieke parameters ter berekening van verzekeringstechnische risicomodules zijn opgelegd: het effect daarvan, alsmede de gronden van het daartoe strekkende besluit van de Nederlandsche Bank.

§

13.3

Verstrekking van de opgave van gesloten verzekeringen

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:74, tweede lid, 3:78, tweede lid, 3:83, tweede lid, en 3:87, tweede lid, van de wet

Artikel

135

§

13.4

Verstrekking gegevens door beheerders van beleggingsinstellingen

Bepalingen ter uitvoering van 3:74c van de wet

Artikel

135a

Hoofdstuk

13a

Effectief verlenen van afwikkeldiensten

Bepaling ter uitvoering van artikel 3:73b, tweede lid, van de wet

Artikel

135b

De Nederlandsche Bank kan ter uitvoering van internationaal aanvaarde standaarden nadere regels stellen met betrekking tot het effectief verlenen van afwikkeldiensten.

Hoofdstuk

14

Meldingsplichten van de accountant

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:88, vierde lid, en 3:89, eerste lid, van de wet

Artikel

136

De door een accountant als bedoeld in artikel 3:88, tweede lid, 3:90, 3:91 of 3:93 van de wet te verstrekken gegevens zijn:

  • a.

    het accountantsverslag aan de bestuurders en de raad van commissarissen;

  • b.

    de directiebrieven;

  • c.

    overige correspondentie tussen de accountant en de financiële onderneming die rechtstreeks betrekking heeft op de verklaring omtrent de getrouwheid van de jaarrekening of de staten van de financiële onderneming; en

  • d.

    indien de Nederlandsche Bank daarom verzoekt, een nadere toelichting op de gegevens, bedoeld in de onderdelen a tot en met c.

Artikel

137

Hoofdstuk

15

Gekwalificeerde deelnemingen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:95, tweede lid, en artikel 3:96, tweede, derde en vierde lid, van de wet

Artikel

138

Artikel

139

Tot de liquide middelen van een vennootschap als bedoeld in artikel 3:96, derde lid, van de wet worden uitsluitend gerekend:

  • a.

    aanwezige munten of bankbiljetten;

  • b.

    direct opvorderbare tegoeden;

  • c.

    kortlopende vorderingen die geen direct opvorderbare tegoeden zijn; en

  • d.

    activa die geen kortlopende vorderingen zijn en die op zeer korte termijn en zonder substantiële verliezen kunnen worden omgezet in munten of bankbiljetten of direct opvorderbare tegoeden.

Artikel

140

Een groepsmaatschappij verstrekt bij een kennisgeving als bedoeld in artikel 3:103a, eerste lid, van de wet aan de Nederlandsche Bank de volgende gegevens:

Een groepsmaatschappij verstrekt bij een kennisgeving als bedoeld in artikel 3:103a, eerste lid, van de wet aan de Nederlandsche Bank de volgende gegevens:

  • a.

    een omschrijving van de wijziging, bedoeld in artikel 3:103a, eerste lid, van de wet;

  • b.

    gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:100, eerste lid, onderdeel a, van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de persoon die als gevolg van de voorgenomen wijziging het beleid van de betrokken onderneming zou kunnen bepalen of mede bepalen of zou bepalen of mede bepalen;

  • c.

    gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:99a van de wet is bepaald met betrekking tot de geschiktheid, gelet op diens reputatie, van de persoon die als gevolg van de voorgenomen wijziging het beleid van de betrokken onderneming zou kunnen bepalen of mede bepalen of zou bepalen of mede bepalen;

  • d.

    bescheiden waaruit de financiële positie van de bij de voorgenomen wijziging betrokken groepsmaatschappijen, bedoeld in artikel 3:103a, eerste lid, van de wet blijkt, voor zover deze informatie niet eerder, voor de uitoefening van haar toezicht, aan de Nederlandsche Bank is verstrekt;

  • e.

    bescheiden waaruit de juridische groepsstructuur als gevolg van de wijziging blijkt.

Hoofdstuk

15a

Verlenen betaaldiensten door tussenkomst betaaldienstagent

Artikel

140a

Bepaling ter uitvoering van artikel 3:111b van de wet

De gegevens, bedoeld in artikel 3:111b, eerste lid, van de wet zijn:

  • a.

    een opgave van de naam, het adres, het telefoon- en faxnummer en emailadres van de betaaldienstagent;

  • b.

    een beschrijving van de interne controlemechanismen die door de betaaldienstagent zullen worden gebruikt om de in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme neergelegde verplichtingen na te komen; en

  • c.

    de identiteit van de bestuurders en de personen die verantwoordelijk zijn voor het beleid van de betaaldienstagent die bij het aanbieden van betaaldiensten wordt gebruikt, alsmede gegevens waaruit blijkt dat zij betrouwbaar en deskundig zijn;

  • d.

    de betaaldiensten die de betaaldienstagent namens de betaalinstelling verleent; en

  • e.

    voor zover van toepassing, de unieke identificatiecode of het unieke identificatienummer van de betaaldienstagent.

Hoofdstuk

16

Slotbepalingen

Artikel

141

Artikel

142

Voor het boekjaar 2007 wordt het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge voor herverzekeraars of schadeverzekeraars die zorgverzekeringen als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet of daarop aanvullende ziektekostenverzekeringen herverzekeren onderscheidenlijk uitvoeren, bepaald op de wijze als bedoeld in artikel 67, met dien verstande dat bij de berekening en de verhouding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b onderscheidenlijk c, van dat artikel niet wordt uitgegaan van de afgelopen drie boekjaren, maar van de boekjaren 2006 en 2007.

Artikel

143

Wijzigt dit besluit.

Artikel

144

Artikel

145

Een besluit, genomen op grond van een van de artikelen, bedoeld in kolom A, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit aangemerkt als een besluit in de zin van het daarna in kolom B genoemde artikel van dit besluit. De aan het besluit gestelde beperkingen of verbonden voorschriften blijven van kracht.

2, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit solvabiliteitsmarge natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

95, tweede lid, onderdeel a, onder 4°

2, tweede lid, onderdeel e, van het Besluit solvabiliteitsmarge natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

97, eerste lid, aanhef en onderdeel a

2, tweede lid, onderdeel f, van het Besluit solvabiliteitsmarge natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

96, onderdeel b

6, vierde lid, eerste volzin, van het Besluit solvabiliteitsmarge natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

56, derde lid, eerste volzin

6, vierde lid, tweede volzin, van het Besluit solvabiliteitsmarge natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

56, derde lid, tweede volzin

1, tweede lid, van het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994

67, tweede lid

3, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994

95, tweede lid, onderdeel a, onder 3°

3, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994

95, tweede lid, onderdeel a, onder 4°

3, tweede lid, onderdeel, c, d of e, van het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994

97, eerste lid, aanhef

3, tweede lid, onderdeel f, van het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994

96, onderdeel b

9, vierde lid, eerste volzin, van het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994

56, derde lid, eerste volzin

9, vierde lid, tweede volzin, van het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994

56, derde lid, tweede volzin

10, eerste lid, jo bijlage B, onder 3, van het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994

126, derde lid

10, eerste lid, jo bijlage B, onder 6, van het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994

126, zesde lid

10, eerste lid, jo bijlage B, onder 7, van het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994

126, zevende lid

10, eerste lid, jo bijlage B, onder 9, van het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994

126, negende lid

10, eerste lid, jo bijlage C, onder 2, van het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994

126, zesde lid

10, eerste lid, jo bijlage C, onder 3, van het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994

126, zevende lid

10, eerste lid, jo bijlage C, onder 5, van het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994

126, negende lid

16, vijfde lid, van het Besluit toezicht beleggingsinstellingen 2005

63, derde lid, jo 60, zesde lid

16, zevende lid, onderdeel g, van het Besluit toezicht beleggingsinstellingen 2005

63, derde lid, jo 60, vijfde lid, onderdeel g

3, eerste lid, jo bijlage 1, onderdeel 1.2, onder 1, onder e, van de Nadere regeling prudentieel toezicht effectenverkeer 2002

92, derde lid, onderdeel c, onder 3°

3, eerste lid, jo bijlage 1, onderdeel 1.2, onder 1, onder f, van de Nadere regeling prudentieel toezicht effectenverkeer 2002

93, onderdeel b

4, tweede lid, onderdeel g, van de Nadere regeling prudentieel toezicht effectenverkeer 2002

60, vijfde lid, onderdeel g

4, derde lid, van de Nadere regeling prudentieel toezicht effectenverkeer 2002

60, zesde lid

4, vierde lid, van de Nadere regeling prudentieel toezicht effectenverkeer 2002

60, vierde lid

3, derde lid, onderdeel c, onder 2°, van de Regeling prudentieel toezicht beleggingsinstellingen

92, derde lid, onderdeel c, onder 3°

3, vierde lid, van de Regeling belegging technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994

123, vierde lid

3, vijfde lid, van de Regeling belegging technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994

123, vijfde lid

69, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993

57, tweede lid

Artikel

147

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

148

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit prudentiële regels Wft.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, G. Zalm
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

A

behorend bij artikel 6

1

Strafrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 6, onderdeel a

1.1. Veroordelingen

Bij vonnis is betrokkene in Nederland of in het buitenland veroordeeld terzake van een poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:

2

Overige strafrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 6, onderdeel a

2.1. Veroordelingen

Bij vonnis is betrokkene in Nederland of in het buitenland veroordeeld terzake van poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokking van, mislukte uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:

Wetboek van Strafrecht:

Algemene wet inzake de rijksbelastingen (AWR):

– overtreding fiscale wetgeving (artikelen 68 en 69).

Opiumwet:

  • met opzet smokkelen, bereiden, verkopen, afleveren, aanwezig hebben, etc. van harddrugs (artikel 2, eerste lid);

  • met opzet smokkelen, bereiden, verkopen, afleveren, aanwezig hebben en vervaardigen softdrugs (artikel 3, eerste lid); of

  • voorbereidingshandelingen met betrekking tot bereiden, verkopen, afleveren etc. en smokkelen van harddrugs (artikel 10a, eerste lid).

Wet op de economische delicten (WED):

Door de WED strafbaar gestelde gedragingen, met name verbodsbepalingen uit de financiële toezichtswetgeving en overtreding van de artikelen 2, 3, eerste lid, 4 eerste lid, 5, eerste en derde lid, 8, 16, 17, tweede lid, 23, eerste en tweede lid, 33 en 34 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.

Wet wapens en munitie:

Wegenverkeerswet 1994:

Algemene Douanewet

Invorderingswet 1990

Buitenlandse strafbepalingen

Onder veroordelingen worden ook verstaan veroordelingen in het buitenland wegens overtreding van een of meer in het buitenland geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de hierboven genoemde.

2.2

Strafbeschikkingen

Tegen betrokkene is een strafbeschikking als bedoeld in artikel 257a van het Wetboek van Strafvordering, artikel 76 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen of artikel 10:15 van de Algemene douanewet uitgevaardigd ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder strafbeschikkingen wordt ook verstaan een daarmee vergelijkbare buitengerechtelijke afdoening ter zake van met de hiervoor bedoelde vergelijkbare strafbare feiten in het buitenland, opgelegd door een daartoe bevoegde autoriteit.

2.3

Transacties

Betrokkene heeft een transactie als bedoeld in artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht gedaan ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder transacties wordt ook verstaan een daarmee vergelijkbare overeenkomst met betrekking tot niet-vervolging ter zake van met de hiervoor bedoelde vergelijkbare strafbare feiten in het buitenland, gesloten met de daartoe bevoegde autoriteit.

2.4

(Voorwaardelijk) sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging

Betrokkene wordt ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten niet of niet verder vervolgd of voorwaardelijk niet of niet verder vervolgd, of is vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging.

Onder al dan niet voorwaardelijk sepot, niet verdere vervolging, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging worden ook verstaan soortgelijke uitspraken en maatregelen in het buitenland ter zake van overtreding van een of meer daar geldende strafbepalingen vergelijkbaar met de hiervoor genoemde.

2.5

Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die redelijkerwijs voor de Nederlandsche Bank van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van betrokkene, zoals blijkend uit door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren opgemaakte processen-verbaal of rapporten die erop wijzen dat betrokkene betrokken is (geweest) bij een of meer van de onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder processen-verbaal of rapporten wordt ook verstaan soortgelijke documenten met gelijke bewijskracht, opgemaakt door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren in het buitenland ter zake van daar geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de onder 2.1 genoemde.

3

Financiële antecedenten als bedoeld in artikel 6, onderdeel b

3.1. Persoonlijk

  • betrokkene heeft belangrijke persoonlijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische, invorderings- of incassoprocedures geleid;

  • ten aanzien van betrokkene is surséance van betaling, faillissement, schuldsanering of schuldeisersakkoord aangevraagd of uitgesproken;

  • betrokkene is thans in Nederland of elders verwikkeld in één of meer juridische procedures naar aanleiding van persoonlijke financiële problemen, dan wel verwacht daarin betrokken te raken; of

  • de persoonlijke financiële verplichtingen van betrokkene staan naar algemene maatstaven niet in een gezonde verhouding tot diens inkomsten of vermogen.

3.2. Zakelijk

  • de huidige of één van de voormalige werkgever(s) van betrokkene of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, heeft belangrijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische procedures in Nederland of elders geleid;

  • met betrekking tot de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is surséance van betaling of faillissement aangevraagd of uitgesproken; of

  • betrokkene is veroordeeld tot voldoen van openstaande schulden wegens aansprakelijkheid voor het faillissement van een vennootschap of rechtspersoon op grond van de toepasselijke bepalingen van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (artikelen 50a, 138, 149, 248, 259 en 300a).

3.3. Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer financiële gedragingen, voor zover die redelijkerwijs voor de Nederlandsche Bank van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

4

Toezichtantecedenten als bedoeld in artikel 6, onderdeel c

4.1. Toezichtantecedenten

  • het onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens aan een toezichthouder of toezichthoudende instantie;

  • betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is een toelating, vergunning of ontheffing geweigerd door een toezichthouder of toezichthoudende instantie;

  • een aan betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, verleende toelating, vergunning of ontheffing is ingetrokken door een toezichthouder of toezichthoudende instantie;

  • betrokkene, of zijn huidige of één van zijn voormalige werkgevers of een vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede-) verantwoordelijk is of was voor het beleid, is in conflict geweest met een toezichthouder of toezichthoudende instantie en dit conflict heeft geleid tot enige maatregel jegens betrokkene dan wel jegens de vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins verantwoordelijk is of was voor het beleid;

  • aan betrokkene of aan een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, een verklaring door de Minister van Justitie ter zake van de oprichting van dan wel van de wijziging van de statuten van een vennootschap geweigerd op gronden genoemd in de artikelen 68, tweede lid, 179, tweede lid, 125, tweede lid, onderscheidenlijk 235, tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

4.2. Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen ter zake waarvan in Nederlandse of buitenlandse financiële toezichtswetgeving regels zijn gesteld, welke gedraging of gedragingen die redelijkerwijs voor de Nederlandsche Bank van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

5

Fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 6, onderdeel d

5.1. Persoonlijk

Aan betrokkene is op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een vergrijpboete opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:

  • opzettelijk een onjuiste of onvolledige belastingaangifte doen (artikel 67d);

  • het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten dat een belastingaanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven (artikel 67e); of

  • het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige te wijten is dat belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de termijn is betaald (artikel 67f).

5.2. Zakelijk

Aan de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een vergrijpboete opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:

  • opzettelijk een onjuiste of onvolledige belastingaangifte doen (artikel 67d);

  • het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten dat een belastingaanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven (artikel 67e); of

  • het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige te wijten is dat belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de termijn is betaald (artikel 67f).

5.3. Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen op fiscaal gebied die redelijkerwijs voor de Nederlandsche Bank van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

6

Overige antecedenten als bedoeld in artikel 6, onderdeel e

  • de inschrijving van betrokkene bij het Dutch Securities Institute is door die instelling beëindigd;

  • betrokkene is onderworpen of onderworpen geweest aan een procedure tot het treffen van tuchtrechtelijke, disciplinaire of andere vergelijkbare maatregelen door of vanwege een organisatie van zijn beroepsgenoten in of buiten Nederland en deze procedure heeft jegens betrokkene tot maatregelen geleid; of

  • betrokkene is betrokken of betrokken geweest bij enig conflict met zijn huidige dan wel een vorige werkgever aangaande de correcte vervulling van zijn functie of naleving van gedragsnormen in verband met die taakvervulling en dit conflict heeft geleid tot het opleggen van een arbeidsrechtelijke sanctie aan betrokkene (zoals bijvoorbeeld in de vorm van een waarschuwing, berisping, schorsing of ontslag).

Bijlage

B

behorende bij artikel 60a, eerste lid

  • 1.

    De in artikel 60a, eerste lid, bedoelde methoden zijn:

    Methode A

    Het eigen vermogen van de betaalinstelling is een bedrag van ten minste 10% van de vaste kosten van het voorgaande jaar. De Nederlandsche Bank kan dit vereiste aanpassen in geval van aanzienlijke wijzigingen in de werkzaamheden van de betaalinstelling sinds het voorgaande jaar. Indien de betaalinstelling op de dag van de berekening haar werkzaamheden niet gedurende een volledig jaar heeft uitgeoefend, is het vereiste eigen vermogen 10% van de in haar bedrijfsplan begrote vaste kosten, tenzij de Nederlandsche Bank een aanpassing van dit plan verlangt.

    Methode B

    Het eigen vermogen van de betaalinstelling is een bedrag dat ten minste gelijk is aan de som van de volgende elementen, vermenigvuldigd met schaalfactor k, bedoeld in het tweede lid, waarbij het betalingsvolume een twaalfde deel is van het totale bedrag van de betalingstransacties die de betaalinstelling het voorgaande jaar heeft verricht:

    • a.

      4,0% van het betalingsvolume tot € 5.000.000, plus

    • b.

      2,5% van het betalingsvolume boven € 5.000.000 tot € 10.000.000, plus

    • c.

      1% van het betalingsvolume boven € 10.000.000 tot € 100.000.000, plus

    • d.

      0,5% van het betalingsvolume boven € 100.000.000 tot € 250.000.000, plus

    • e.

      0,25% van het betalingsvolume boven € 250.000.000.

    Methode C

    Het eigen vermogen van de betaalinstelling is een bedrag dat ten minste gelijk is aan de relevante indicator, bedoeld in onderdeel a, vermenigvuldigd met de multiplicator, bedoeld in onderdeel b, nogmaals vermenigvuldigd met de schaalfactor k.

    • a.

      De relevante indicator is de som van:

      • rente-inkomsten;

      • rente-uitgaven;

      • ontvangen provisies en vergoedingen; en

      • overige bedrijfsopbrengsten.

      Elk bestanddeel wordt meegeteld met het bijbehorende positieve of negatieve teken. Inkomsten uit buitengewone of ongewone posten mogen niet worden meegeteld bij de berekening van de relevante indicator. De uitgaven aan de uitbesteding van diensten die door een derde partij worden verricht kunnen de relevante indicator verlagen. De relevante indicator wordt berekend op basis van de laatste twaalfmaandelijkse waarneming aan het eind van het boekjaar. De relevante indicator wordt berekend over het laatste boekjaar. Desalniettemin mag het overeenkomstig methode C berekend eigen vermogen niet onder 80% van het gemiddelde van de laatste drie boekjaren voor de relevante indicator dalen. Wanneer geen gecontroleerde cijfers beschikbaar zijn, mogen bedrijfsramingen worden gebruikt.

    • b.

      De multiplicator is:

      • i)

        10% van de relevante indicator tot € 2.500.000, plus

      • ii)

        8% van de relevante indicator boven € 2.500.000 tot € 5.000.000, plus

      • iii)

        6% van de relevante indicator boven € 5.000.000 tot € 25.000.000, plus

      • iv)

        3% van de relevante indicator boven € 25.000.000 tot € 50.000.000, plus

      • v)

        1,5% van de relevante indicator boven € 50.000.000.

  • 2.

    De schaalfactor k die in de methoden B en C wordt gebruikt, is:

    • a.

      0,5 indien de betaalinstelling alleen de in punt 6 van de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten vermelde betaaldienst verleent;

    • b.

      1,0 indien de betaalinstelling een in de punten 1 tot en met 5 van de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten vermelde betaaldienst verleent.

Bijlage

C

behorende bij artikel 61, vijfde lid, onderdeel c

Vervallen

Bijlage

D

Vervallen