Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Verkeer en Waterstaat van 14 december 2006, nr. TRCJZ/2006/3910, houdende regels inzake de inrichting van het landelijke gebied

Regeling inrichting landelijk gebied

De Minister Van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Verkeer en Waterstaat,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën;

Besluiten:

Hoofdstuk

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Hoofdstuk

2

Investeringsbudget landelijk gebied

Paragraaf

2.1

Eisen aan de verslaglegging door de provincies

Artikel

2

Artikel

3

Met betrekking tot door gedeputeerde staten ten laste van het investeringsbudget uitgevoerde steunmaatregelen als bedoeld in de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap verstrekken gedeputeerde staten de Minister jaarlijks alle informatie die deze nodig heeft ter uitvoering van de artikelen 21 en 82 van verordening (EG) nr. 794/2004.

Paragraaf

2.2

Overgang van lopende Rijksverplichtingen

Artikel

4

Paragraaf

2.3

Koopplicht

Artikel

5

Telkens wanneer met betrekking tot grond aan het bureau beheer landbouwgronden een recht van eigendom of een daarvan afgeleid recht wordt aangeboden, is het bureau beheer landbouwgronden gehouden het hem aangeboden recht te verwerven namens en voor rekening van de provincie waarin de desbetreffende grond is gelegen, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

Artikel

6

Telkens wanneer met betrekking tot grond aan het bureau beheer landbouwgronden een recht van eigendom of een daarvan afgeleid recht wordt aangeboden, is het bureau beheer landbouwgronden gehouden het hem aangeboden recht te verwerven namens en voor rekening van de provincie waarin de desbetreffende grond is gelegen, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Hoofdstuk

3

Landinrichting

Paragraaf

3.1

Toedeling van grond na onteigening

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Paragraaf

3.2

Gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming

Artikel

17

Artikel

18

Bij de bepaling van de gelijke hoedanigheid van gronden blijven de volgende kenmerken van de gronden buiten beschouwing:

  • a.

    het feitelijke gebruik;

  • b.

    de verkavelingssituatie;

  • c.

    de ontsluitingssituatie;

  • d.

    de beheersing van het oppervlaktewaterpeil;

  • e.

    de mate van egaliteit van het maaiveld;

  • f.

    de aanwezigheid van opstallen, opstanden en obstakels, waaronder bunkers, hoogspanningsmasten of kabels en leidingen;

  • g.

    de aanwezigheid van beregeningsinstallaties of drainage;

  • h.

    overige fysieke elementen die het feitelijk gebruik beïnvloeden, en

  • i.

    andere dan agrarische kenmerken.

Artikel

19

Artikel

20

Paragraaf

3.3

Ruilverkaveling bij overeenkomst

Artikel

21

Paragraaf

3.4

Ondergrens te heffen omslagkosten

Paragraaf

3.5

Overgangsbepalingen landinrichting

Artikel

23

Artikel

24

De op het tijdstip van de inwerkingtreding van de wet afgeronde procedureonderdelen en proceduremomenten worden geacht te zijn afgerond overeenkomstig de wet.

Artikel

25

Artikel

26

In afwijking van artikel 95, derde lid, van de wet worden de volgende landinrichtingsprojecten voltooid overeenkomstig de procedure van de Landinrichtingswet:

  • a.

    herinrichting ‘Bodegraven-Noord’;

  • b.

    herinrichting ‘Boskoop’;

  • c.

    herinrichting ‘IJsselmonde’;

  • d.

    ruilverkaveling ‘Land van Maas en Waal’;

  • e.

    ruilverkaveling ‘Rijssen’.

Hoofdstuk

4

Aanwijzing instanties Kaderverordening Plattelandsontwikkeling

Artikel

27

Ter uitvoering van artikel 74, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1698/2005 is aangewezen:

  • a.

    als beheersautoriteit: de Minister;

  • b.

    als erkend betaalorgaan: Dienst landelijk gebied;

  • c.

    als certificerende instantie: de Auditdienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel

28

Ter uitvoering van artikel 6, derde lid, van verordening (EG) nr. 1290/2005 is als coördinerende instantie erkend: het coördinerend bureau van de Directie Internationale Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Hoofdstuk

5

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

29

Als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn aangewezen de ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel

30

Wijzigt de Regeling herverkaveling.

Artikel

31

Wijzigt de Regeling subsidie nationale en grensoverschrijdende parken.

Artikel

32

Wijzigt de Regeling versterking recreatie.

Artikel

33

De volgende regelingen en besluiten worden ingetrokken:

Artikel

34

Artikel

35

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2007.

Artikel

36

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling inrichting landelijk gebied.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P.Veerman
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. vanGeel
De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H.Peijs

Bijlage

Wetten

Ministeriële Regelingen

Incidentele projectsubsidies

  • a.

    Projectsubsidie inrichting ten behoeve van Staatsbosbeheer buiten landinrichting;

  • b.

    Projectsubsidie inrichting natte natuur ten behoeve van particuliere natuurbeschermingsorganisaties;

  • c.

    Projectsubsidie sanering BBL-gronden.