Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011

Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011

De Minister van Financiën,
Handelende wat betreft de artikelen 8, 8a, 11, tweede lid, 12, 13 en 31 van de Wet op de loonbelasting 1964, in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Handelende wat betreft artikel 8 van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, in overeenstemming met de Minister van Ontwikkelingssamenwerking;

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemeen

Artikel

1.2

Definities

Hoofdstuk

2

Belastingplicht (hoofdstuk I van de wet)

Artikel

2.1

Gezelschappen met hoofdzakelijk leden uit verdragslanden, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de BES eilanden

Artikel

2.2

Uitzondering op fictieve dienstbetrekking sekswerkers

Artikel

2.3

Niet-inhoudingsplichtigen

Artikel

2.4

Aangewezen inhoudingsplichtige bij de hulp van een thuiswerker

In afwijking van de artikelen 6 en 7 van de wet wordt ten aanzien van de hulp van de thuiswerker die doorgaans voor een opdrachtgever arbeid verricht, de opdrachtgever van die thuiswerker als inhoudingsplichtige aangewezen.

Artikel

2.5

Aangewezen inhoudingsplichtige bij een artiest of een beroepssporter

Artikel

2.6

Bij overeenkomst aangewezen inhoudingsplichtige bij een beroepssporter

Indien artikel 2.5 niet van toepassing is en met de Minister is overeengekomen dat de belasting zal worden ingehouden door een ander dan degene met wie de sportbeoefening is overeengekomen ten aanzien van de beroepssporter, wordt in afwijking van artikel 8a, eerste en tweede lid, van de wet als inhoudingsplichtige aangewezen: degene die op grond van de overeenkomst de inhouding overneemt.

Hoofdstuk

3

Voorwerp van de belasting (hoofdstuk II van de wet)

Artikel

3.2

Niet tot het loon behorende aanspraken

Tot het loon behoren niet:

  • a.

    aanspraken op een eenmalige uitkering bij het beëindigen van de dienstbetrekking anders dan wegens arbeidsongeschiktheid of overlijden van de werknemer, vervroegd uittreden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd;

  • b.

    aanspraken op een eenmalige uitkering bij het beëindigen van de dienstbetrekking wegens arbeidsongeschiktheid of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, indien deze uitkering driemaal het loon van een maand niet overtreft;

  • c.

    aanspraken op uitkeringen en verstrekkingen in door de Minister aan te wijzen gevallen.

Artikel

3.3

Geclausuleerd verlof

Voor de toepassing van artikel 11, eerste lid, onderdeel r, onder 2°, van de wet wordt als geclausuleerd verlof aangewezen: verlof dat voor specifieke doeleinden wordt toegekend, zoals buitengewoon verlof, zwangerschapsverlof, bevallingsverlof, kraamverlof, ouderschapsverlof, adoptieverlof, verlof in verband met pleegzorg, calamiteiten- en ander kort verzuimverlof, kort- en langdurend zorgverlof, educatief verlof, politiek verlof en palliatief verlof.

Artikel

3.4

Minimale periode uitkeringstermijnen bij stamrechtspaarrekening en stamrechtbeleggingsrecht

Artikel

3.5

Niet tot het loon gerekende premie

Tot het loon behoort niet de krachtens de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen verstrekte premie, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, onderdeel b, van het Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen, mits in het jaar waarin de premie is verstrekt geen vergoeding is genoten als bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, onderdeel c, van dat besluit.

Artikel

3.6

Fooien en dergelijke prestaties van derden

Artikel

3.7

Bepaling waarde voorzieningen op de werkplek (waarde nihil)

Artikel

3.8

Bepaling waarde voorzieningen op de werkplek (lager dan waarde in het economische verkeer of factuurwaarde)

De waarde van de volgende voorzieningen die op de werkplek gebruikt of verbruikt worden, wordt gesteld op de daarbij vermelde bedragen:

Artikel

3.9

Bepaling waarde privégebruik van openbaar vervoerkaart en voordeelurenkaart

De waarde van het genot van een in het kader van de dienstbetrekking ter beschikking gestelde openbaarvervoerkaart of voordeelurenkaart, bedoeld in artikel 13, derde lid, onderdeel b, van de wet, wordt, indien aannemelijk is dat deze kaart mede dient voor zakelijke reizen, waaronder woon-werkverkeer, gesteld op nihil.

Artikel

3.10

Bepaling waarde rentevoordeel personeelsleningen

Artikel

3.11

Bepaling waarde genot van de dienstwoning

Artikel

3.12

Bepaling waarde aanspraken, waaronder aanspraken op ziektekostenregelingen

Artikel

3.13

Privégebruik auto; rittenregistratie, loontijdvakken en verklaring geen privégebruik

Hoofdstuk

4

Pensioenregelingen (hoofdstuk IIb van de wet)

Artikel

4.1

Splitsing pensioenregeling

Artikel

4.2

Aanwijzing van een aantal van de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte

Voor de toepassing van artikel 19a van de wet worden van de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte aangewezen: IJsland, Noorwegen en Liechtenstein.

Artikel

4.3

Samenloop verschillende pensioenstelsels

Hoofdstuk

5

Levensloopregeling (hoofdstuk IIC van de wet)

Artikel

5.1

Schriftelijke vastlegging levensloopregeling

Artikel

5.2

Levensloopregeling

Artikel

5.3

Levenslooprekening

Artikel

5.4

Levensloopverzekering

Artikel

5.5

Levenslooprecht van deelneming

Artikel

5.6

Maximale opbouw in een jaar

Artikel

5.7

Toegestane aangroei boven het plafond bij een levenslooprekening, bij een levensloopverzekering en bij een levenslooprecht van deelneming

Ook indien bij het begin van het kalenderjaar de in artikel 5.6 bedoelde begrenzing op basis waarvan wordt beoordeeld of in het kalenderjaar nog aanspraken ingevolge een levensloopregeling kunnen worden opgebouwd is bereikt, leiden de nadien op de levenslooprekening gekweekte inkomsten en daarmee behaalde rendementen, de nadien bij een levensloopverzekering behaalde rendementen en de nadien met een levenslooprecht van deelneming behaalde rendementen niet tot de constatering dat de regeling niet meer voldoet aan de eisen die worden gesteld aan een levensloopregeling.

Artikel

5.8

Wijze van beschikken over het levenslooptegoed

Artikel

5.9

Kredietfaciliteit

Indien het ingevolge artikel 5.8, eerste lid, opgenomen bedrag het op dat moment aanwezige tegoed overtreft, kan het negatieve saldo – uitgezonderd de daarover verschuldigde rente – met inachtneming van de in artikel 5.6 gestelde begrenzingen via een inhouding op het loon worden aangevuld, in welk geval deze aanvulling wordt aangemerkt als het opbouwen van een voorziening als bedoeld in artikel 5.2.

Artikel

5.10

Opgebouwde voorziening bij het ingaan van het ouderdomspensioen

Voor de toepassing van artikel 19g, achtste lid, van de wet wordt het ouderdomspensioen van een werknemer geacht niet te zijn ingegaan indien het niet meer dan voor een deel is ingegaan.

Artikel

5.11

Aangewezen buitenlandse aanbieders

Hoofdstuk

6

Tarief (hoofdstuk III van de wet)

Artikel

6.1

Afwijkend loontijdvak bij een werknemer die doorgaans op minder dan vijf dagen werkzaam is

Ten aanzien van de werknemer die doorgaans op minder dan vijf dagen per week werkzaam is, wordt in afwijking in zoverre van artikel 25, eerste lid, van de wet, als loontijdvak aangemerkt:

  • a.

    indien het loon per week wordt uitbetaald: de week;

  • b.

    indien het loon per vier weken wordt uitbetaald: het tijdvak van vier weken;

  • c.

    indien het loon per maand wordt uitbetaald: de maand.

Artikel

6.2

Afwijkend loontijdvak bij een werknemer met vakantiebonnen, vakantietoeslagbonnen of daarmee overeenkomende aanspraken

Artikel

6.3

Afwijkend loontijdvak bij sommige studenten en scholieren

Artikel

6.4

Toepassing tabel bijzondere beloningen bij wisseling van werkgever binnen een samenhangende groep inhoudingsplichtigen

Ingeval de inhoudingsplichtige van de werknemer en de zonder onderbreking voorafgaande inhoudingsplichtige van de werknemer behoren tot een samenhangende groep inhoudingsplichtigen in de zin van artikel 27e van de wet, wordt de werknemer voor de toepassing van artikel 26, vierde lid, van de wet geacht het van deze inhoudingsplichtigen genoten loon van één inhoudingsplichtige te hebben genoten.

Hoofdstuk

7

Wijze van heffing (hoofdstuk IV van de wet)

Artikel

7.1

In de onderneming van de ouder werkzame kinderen

Artikel

7.2

Loonstaat

Artikel

7.3

Administratie uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdelen m en o, van de wet

Artikel

7.4

Jaaropgaaf

Artikel

7.5

Identificatieplicht

Artikel

7.6

Eerstedagsmelding

Artikel

7.7

Einde inhoudingsplicht

Indien een inhoudingsplichtige in enig tijdvak voorziet dat hij gerekend vanaf het einde van dat tijdvak ten minste 12 maanden geen inhoudingsplichtige zal zijn, doet hij daarvan binnen een maand na afloop van dat tijdvak mededeling aan de inspecteur.

Artikel

7.8

Afwijkende regels met betrekking tot de verplichting tot het indienen van een correctiebericht

Artikel

7.9

Opgave van gegevens door de werknemer

Artikel

7.10

Uitzonderingen bij samenhangende groep inhoudingsplichtigen

Hoofdstuk

8

Heffing van de inhoudingsplichtige (hoofdstuk V van de wet)

Artikel

8.1

Uitkeringen van publiekrechtelijke aard

Als uitkeringen van publiekrechtelijke aard die buiten aanmerking worden gelaten in het kader van de heffing van andere belastingen of in het kader van andere wettelijke regelingen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel c, van de wet worden aangewezen:

Artikel

8.3

Aangewezen regio’s uitgezonden werknemers

Artikel

8.4

Verhuizing in het kader van de dienstbetrekking

Artikel

8.5

Verstrekkingen aan anderen dan eigen werknemers

Als eindheffingsbestanddelen als bedoeld in artikel 32ab, eerste lid, van de wet worden aangewezen:

  • a.

    voordelen uit spaarsystemen en goederen of diensten, in de promotionele sfeer;

  • b.

    verstrekkingen die tegelijkertijd en voor dezelfde gelegenheid aan de eigen werknemers zijn verstrekt.

Artikel

8.6

Niet-drukkende uitkering, bijdrage of premie ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding

Artikel

8.7

Geen regeling voor vervroegde uittreding

Hoofdstuk

9

Aanvullende regelingen (hoofdstuk VI van de wet)

Artikel

9.1

Door tussenkomst van de inhoudingsplichtige uitbetaalde uitkeringen ingevolge de sociale verzekeringswetten

Degene tot wie een werknemer in dienstbetrekking staat – of, indien krachtens artikel 8 van de wet een ander als inhoudingsplichtige is aangewezen, die ander – wordt geacht de uitkeringen ingevolge de sociale verzekeringswetten te verstrekken die door zijn tussenkomst worden uitbetaald.

Artikel

9.2

Berekening van de belasting bij aanvullingen op uitkeringen ingevolge de sociale verzekeringswetten

Degene tot wie een werknemer in dienstbetrekking staat – of, indien krachtens artikel 8 van de wet een ander als inhoudingsplichtige is aangewezen, die ander – berekent de belasting over de door hem verstrekte aanvullingen op uitkeringen ingevolge de sociale verzekeringwetten over het gezamenlijk bedrag en brengt op de aldus berekende belasting in mindering de op de uitkeringen ingehouden belasting.

Artikel

9.3

Meerdere gevallen van loon uit vroegere dienstbetrekking

Een inhoudingsplichtige die aan een of meer werknemers loon uit een vroegere dienstbetrekking – niet zijnde uitkeringen ingevolge de Wet werk en bijstand of de Wet investeren in jongeren – verstrekt, wordt ook geacht te verstrekken:

  • a.

    het loon uit een vroegere dienstbetrekking dat door zijn tussenkomst wordt uitbetaald;

  • b.

    de uit de vroegere dienstbetrekking genoten aanspraak op uitkeringen ingevolge een ziektekostenregeling.

Artikel

9.4

Samenvoeging van loon

Artikel

9.5

Loon over een ander tijdvak dan het regelmatig wederkerende loon

Artikel

9.6

Informatieplicht bij loon van derde

Ingeval de in te houden belasting mede afhankelijk is van loon dat is verstrekt of geacht wordt te zijn verstrekt door een derde, of van loon van een derde dat door de inhoudingsplichtige geacht wordt te zijn verstrekt, deelt die derde de van belang zijnde gegevens alsmede het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer van de werknemer, schriftelijk mede aan de inhoudingsplichtige.

Artikel

9.7

Nettoloon, gevolgd door periodieke afrekening

Hoofdstuk

10

Belastingheffing van artiesten en beroepssporters (hoofdstuk VII van de wet)

Artikel

10.1

Consumpties tijdens werktijd

Artikel

10.2

Gageverklaring

Artikel

10.3

Loonstaat

Artikel

10.4

Administratie kostenvergoedingen, verstrekkingen en aanspraken

Artikel

10.5

Jaaropgaaf

De inhoudingsplichtige verstrekt aan de artiest of beroepssporter een jaaropgaaf. Aan de niet in Nederland wonende artiest of beroepssporter verstrekt de inhoudingsplichtige een jaaropgaaf slechts op diens verzoek.

Artikel

10.7

Uitzonderingen op de toepassing van artikel 10.3

Hoofdstuk

11

Belastingheffing van buitenlandse gezelschappen (hoofdstuk VIIa van de wet)

Artikel

11.1

In Nederland wonende leden van het buitenlandse gezelschap

Indien tot een buitenlands gezelschap een lid behoort dat in Nederland woont, is met betrekking tot dat lid niet dit hoofdstuk, maar hoofdstuk 10 van toepassing.

Artikel

11.2

Consumpties tijdens werktijd

Artikel

11.3

Gageverklaring

Artikel

11.4

Loonstaat

Artikel

11.5

Administratie kostenvergoedingen, verstrekkingen en aanspraken

Artikel

11.6

Identificatieplicht

Artikel

11.7

Uitzonderingen op de toepassing van artikel 11.4

Hoofdstuk

12

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

12.1

Overgangsregeling loonbelastingverklaring

Artikel

12.2

Overgangsregeling niet-drukkende uitkering, bijdrage of premie ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding

Artikel

12.2a

Overgangsregeling gedeeltelijk drukkende uitkering, bijdrage of premie ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding

Artikel

12.3

Actuariële herrekening bij uitstel ingangsdatum

Voor de actuariële herrekening, bedoeld in de artikelen 38c en 38d van de wet, mag de in de regeling vastgestelde ingangsdatum worden vervangen door 1 januari 2006, indien de ingangsdatum in de regeling is vastgesteld op een eerdere datum dan 1 januari 2006.

Artikel

12.5

Verhoging maximale opbouw aanspraken ingevolge een levensloopregeling

In afwijking in zoverre van artikel 5.6 kunnen voor werknemers die op 31 december 2005 de leeftijd van 51 jaar maar niet de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt, in het kalenderjaar meer aanspraken ontstaan dan overeenkomt met 12% van het loon van het jaar, voor zover de totale aanspraken aan het einde van het kalenderjaar door de in het kalenderjaar opgebouwde aanspraken een periode van extra verlof van 2,1 jaar niet te boven gaan.

Artikel

12.6

Toerekening van door afkoop pensioen ontstane aanspraken ingevolge een levensloopregeling aan andere inhoudingsplichtige

De met toepassing van artikel 109, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001, zoals dit op 31 december 2010 luidde, ontstane aanspraken ingevolge een levensloopregeling worden geacht te zijn opgebouwd bij de inhoudingsplichtige tot wie de werknemer op het moment van het ontstaan van de aanspraken in dienstbetrekking stond. Indien de werknemer op het moment van het ontstaan van de aanspraken tot meer dan een inhoudingsplichtige in dienstbetrekking stond, worden de in de eerste volzin bedoelde aanspraken geacht te zijn opgebouwd bij de inhoudingsplichtige die in het loontijdvak waarin de afkoop plaatsvond bij de inhouding van loonbelasting de algemene heffingskorting heeft toegepast.

Artikel

12.7

Toepassing keuzeregime

Ingeval de inhoudingsplichtige artikel 39c, eerste lid, van de wet toepast:

Artikel

12.7a

Overgangsregeling saldering reiskosten

Ingeval de inhoudingsplichtige in het aan het kalenderjaar voorafgaande kalenderjaar artikel 10f, eerste of vierde lid, van het besluit, zoals dat luidde op 31 december 2010, heeft toegepast, wordt het in dat voorafgaande kalenderjaar in artikel 10f, tweede of vierde lid, van het besluit, zoals dat luidde op 31 december 2010, bedoelde bedrag geacht te behoren tot het loon van het eerste loontijdvak van het kalenderjaar en geacht te zijn betaald op de laatste werkdag in januari van het kalenderjaar.

Artikel

12.9

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Artikel

12.10

Citeertitel

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën,J.C. deJager