Wet van 23 december 2004 tot vaststelling van een nieuwe regeling inzake inkomensvoorziening voor kunstenaars (Wet werk en inkomen kunstenaars)

Wet werk en inkomen kunstenaars

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, ter vereenvoudiging en verduidelijking van de regelgeving alsmede ter bevordering van de zelfstandige bestaansvoorziening van de kunstenaar gewenst is te komen tot een nieuwe Wet werk en inkomen kunstenaars;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

§

1.1

Begripsbepalingen

Artikel

1

Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van een gemeente als bedoeld in artikel 23;

  • c.

    adviserende instelling: de instelling, bedoeld in artikel 35;

  • d.

    Inlichtingenbureau: het Inlichtingenbureau, bedoeld in artikel 63 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • e.

    kunstenaar: degene die hier te lande werkzaam is in een beroep of bedrijf in een al dan niet gemengde beroepspraktijk ter uitoefening van de scheppende, uitvoerende of toegepaste kunst;

  • f.

    gemengde beroepspraktijk: een beroepspraktijk waarin het inkomen wordt verworven uit werkzaamheden die zijn gerelateerd aan een beroep of bedrijf ter uitoefening van de scheppende, uitvoerende of toegepaste kunst en uit werkzaamheden die niet zijn gerelateerd aan een dergelijk beroep of bedrijf;

  • g.

    beroepskosten: de noodzakelijke kosten ter verwerving van het inkomen als kunstenaar;

  • h.

    kinderbijslag: kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet;

  • i.

    vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.

Artikel

2

Gelijkstellingen

Artikel

3

Alleenstaande, alleenstaande ouder en gezin

§

1.2

Middelen

Artikel

4

Middelen

Artikel

5

Inkomen

Artikel

6

Bijzonder inkomen

Artikel

7

Vermogen

Hoofdstuk

2

Het recht op uitkering

§

2.1

De voorwaarden voor het recht op uitkering

Artikel

8

Voorwaarden voor het recht op uitkering

De kunstenaar heeft recht op uitkering indien hij, of voorzover van toepassing zijn gezin:

  • a.

    niet over in aanmerking te nemen vermogen beschikt en het in aanmerking te nemen inkomen per maand:

    • 1°.

      van een alleenstaande lager is dan € 1.024,10 per 1 juli 2011: € 1.175,56;

    • 2°.

      van een alleenstaande ouder lager is dan € 1.207,43 per 1 juli 2011: € 1.468,28;

    • 3°.

      van gehuwden lager is dan € 1.349,13 per 1 juli 2011: € 1.550,01, en

  • b.

    gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen periode als kunstenaar werkzaam is geweest en in die periode met die werkzaamheden een bij die algemene maatregel van bestuur te bepalen bruto-inkomen heeft verworven, of

  • c.

    de aanvraag op grond van deze wet heeft ingediend binnen 12 maanden nadat hij met goed gevolg een opleiding op het gebied van de kunst, een voortgezette opleiding op het gebied van de kunst, of een voortgezette opleiding bouwkunst als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek heeft voltooid, voorzover deze opleiding gericht is op de uitoefening van het kunstenaarschap, dan wel een daarmee vergelijkbare, door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bij ministeriële regeling aan te wijzen, opleiding heeft voltooid.

Artikel

9

Recht op uitkering bij eigen woning

Artikel

10

Uitsluitingsgronden

Artikel

11

Beëindigingsgronden

§

2.2

Vorm, hoogte en duur van de uitkering

Artikel

12

Vaststelling en betaling

De uitkering wordt per kalendermaand om niet verleend en betaald en per kalenderjaar vastgesteld.

Artikel

13

Vorm uitkering bij vermogen in eigen woning en verplichte zekerheidsstelling

Artikel

14

Voorschot

Artikel

15

Hoogte van de uitkering

Artikel

16

Definitieve vaststelling

Artikel

17

Beroepskosten

Artikel

18

Herziening bedragen

Artikel

18a

Aanpassing middelen

Artikel

19

Duur uitkering

§

2.3

Aan de uitkering verbonden verplichtingen

Artikel

20

Verplichtingen verbonden aan uitkering

§

2.4

Activerend beleid

Artikel

21

Activerend beleid

§

2.5

Maatregelen

Artikel

22

Maatregelen

Hoofdstuk

3

Het geldend maken van het recht op uitkering

Artikel

23

Woonplaats en aanvraag

Artikel

23a

Gemeenschappelijke regelingen

Indien bij een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen de uitvoering van deze wet volledig is overgedragen aan het bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van die wet, treedt dat bestuur voor de toepassing van deze wet, met uitzondering van de paragrafen 5.4 en 6.3, in de plaats van de betrokken colleges.

Artikel

24

Toekenning recht op uitkering

Artikel

25

Opschorten

Artikel

26

Herziening

Artikel

27

Vervreemding, verpanding, beslag en machtiging

Hoofdstuk

4

Terugvordering

Artikel

28

Terugvordering

Kosten van de uitkering kunnen door het college worden teruggevorderd in de gevallen en naar de regels, bedoeld in dit hoofdstuk, en in de gevallen, bedoeld in artikel 16.

Artikel

29

Terugvorderingsgronden

Artikel

30

Terugvordering bij het niet voldoen aan de verplichting tot verlenen van inzage in de administratie

Het college kan de kosten van de uitkering over het voorgaande kalenderjaar terugvorderen, voorzover de kunstenaar of zijn echtgenoot niet voldoet aan de verplichting, bedoeld in artikel 20, derde of vierde lid, laatste volzin.

Artikel

31

Schuldregeling

Vervallen

Artikel

32

Afzien van terugvordering bij dringende redenen of geringe bedragen

Vervallen

Artikel

33

Terugvordering gezinsleden

Artikel

34

Besluit tot terugvordering

Hoofdstuk

5

Uitvoering en toezicht

§

5.1

Adviserende instelling

Artikel

35

Adviserende instelling

Artikel

36

Intrekking aanwijzing adviserende instelling

Artikel

37

Besluit tot intrekking van de aanwijzing

Artikel

38

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Onze Minister oefent de hem in de artikelen 35, 36 en 37 verleende taken en bevoegdheden uit in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

§

5.2

Inlichtingenverplichting en gegevensuitwisseling

Artikel

39

Inlichtingenverplichting werkgever

Artikel

40

Inlichtingenverplichting instanties

Artikel

41

Geheimhoudingsplicht

Artikel

42

Vermoeden misdrijf

Het college is verplicht, indien het bij de uitvoering van deze wet het gegronde vermoeden krijgt van een misdrijf dat is gepleegd ten nadele van een Nederlands of buitenlands uitvoeringsorgaan van de sociale verzekeringswetten of van een Nederlands of buitenlands overheidsorgaan, voorzover dit is belast met het verrichten van uitkeringen, het doen van verstrekkingen dan wel het heffen van bijdragen, het betrokken orgaan hiervan in kennis te stellen.

Artikel

43

Inlichtingenverplichting gemeenten

Artikel

44

Burgerservicenummer

§

5.3

Toezicht

Artikel

45

Toezicht door Onze Minister

Artikel

45a

Toezicht door gemeenten

Met het toezicht op de naleving van deze wet zijn belast de bij besluit van het college aangewezen ambtenaren.

§

5.4

Informatie

Artikel

46

Uitvoeringsbeeld

Artikel

47

Informatievoorziening

Hoofdstuk

6

Financiering

§

6.1

Financiering gemeente

Artikel

48

Vergoeding uitkerings- en uitvoeringskosten

Vervallen

Artikel

49

Voorschotten op vergoeding

Vervallen

Artikel

50

Vaststellen vergoeding

Vervallen

§

6.2

Financiering adviserende instelling

Artikel

51

Vergoeding adviserende instelling

Artikel

52

Voorschotten adviserende instelling

Artikel

53

Vaststelling vergoeding

§

6.3

Voorzieningen

Hoofdstuk

7

Wijziging andere wetten

Hoofdstuk

8

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

75

Omzetting besluiten

Artikel

76

Aanvragen

Op een aanvraag tot het verlenen van uitkering wordt beslist met toepassing van:

  • a.

    de Wet inkomensvoorziening kunstenaars, indien het recht op bijstand ingaat vóór of op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;

  • b.

    deze wet, indien het recht op uitkering ingaat na de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.

Artikel

77

Vermogen

Als het vermogen dat vanaf de uitkeringsverlening niet in aanmerking is genomen, bedoeld in artikel 7, vierde lid, van deze wet, van de kunstenaar of zijn gezin aan wie op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet uitkering werd verleend, geldt het bedrag zoals dat laatstelijk vóór of op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet door het college is vastgesteld.

Artikel

78

Bezwaar- en beroepschriften

Op een bezwaar- en beroepschrift dat:

  • a.

    vóór of op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet is ingediend tegen een door het college op grond van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars genomen besluit en waarop op die datum nog niet onherroepelijk is beslist;

  • b.

    na de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet is ingediend en betrekking heeft op uitkeringsverlening waarop ingevolge artikel 72 de Wet inkomensvoorziening kunstenaars van toepassing is;

wordt beslist met toepassing van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars.

Artikel

78a

Woonwagen of woonschip

Artikel

78c

Omhanging besluiten

Artikel

78e

Overgangsbepaling financiering uitkerings- en uitvoeringskosten

Artikel 50 blijft van toepassing op de vaststelling van de vergoeding, bedoeld in dat artikel, zoals dat artikel luidde voor inwerkingtreding van de Wet van 17 december 2009 tot bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (Stb. 592), voor kosten die betrekking hebben op kalenderjaren gelegen voor die van inwerkingtreding van die wet.

Artikel

78f

Overgangsrecht gelijkstelling voormalige pleeg- en stiefkinderen aan eigen kinderen

De artikelen 2, zesde en zevende lid, en 3, tweede lid, zijn niet van toepassing, indien voor de inwerkingtreding van deze artikelleden, op grond van artikel 8 recht bestaat op een uitkering voor gehuwden, omdat de ongehuwde kunstenaar wegens een gezamenlijke huishouding met een meerderjarig aangehuwd kind of een meerderjarig voormalig pleegkind is aangemerkt als gehuwd, voor zolang dit recht op uitkering bestaat, tenzij toepassing van de genoemde artikelleden leidt tot een hogere uitkering.

Artikel

79

Evaluatiebepaling

Onze Minister zendt in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

80

Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld. In het koninklijk besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

Artikel

81

Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet werk en inkomen kunstenaars.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid , H. A. L. van Hoof
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner