Besluit van 16 maart 2011, houdende algemene regels voor lozen anders dan vanuit een inrichting (Besluit lozen buiten inrichtingen)

Besluit lozen buiten inrichtingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 juli 2010, nr. BJZ2010017994, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
Gelet op richtlijn nr. 80/68/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 december 1979 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging veroorzaakt door de lozing van bepaalde gevaarlijke stoffen (PbEG L 020), richtlijn nr. 91/271/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PbEG L 135), richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327) en richtlijn nr. 2006/11/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd (PbEG L 64), richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand (PbEG L 372), op de artikelen 10.2, tweede lid, 10.30, derde lid, en 10.32 van de Wet milieubeheer, op de artikelen 6, 17, 65 en 66 van de Wet bodembescherming en op de artikelen 6.2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, aanhef en onderdeel b, en 6.6 van de Waterwet;
De Raad van State gehoord (advies van 1 oktober 2010, nr. W08.10.0289/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 10 maart 2011, nr. BJZ2011039028, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemeen

§

1.1

Begripsbepalingen, reikwijdte en procedurele bepalingen

Artikel

1.1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • aangewezen oppervlaktewaterlichaam: oppervlaktewaterlichaam dat op grond van artikel 1.7, eerste lid, onderdeel b, van het Activiteitenbesluit milieubeheer is aangewezen;

  • ADR: de op 30 september 1957 te Genève totstandgekomen Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (Trb. 1959, 171);

  • bodembedreigende stof: stof die de bodem kan verontreinigen als bedoeld in paragraaf 3.1 van deel A3 van de NRB;

  • bodembeschermende voorziening: vloeistofkerende voorziening, een vloeistofdichte vloer of verharding of een andere doelmatige fysieke voorziening, ter voorkoming van immissies in de bodem;

  • bodemzijdig vermogen: grootste hoeveelheid energie, uitgedrukt in kW, die het ondergrondse deel van een gesloten bodemenergiesysteem bij normaal gebruik kan uitwisselen met de bodem;

  • BTEX: som van benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen;

  • CMR-stof: stof die of preparaat dat volgens bijlage I bij Richtlijn nr. 67/548/EEG geclassificeerd is als Kankerverwekkend categorie 1 of 2 of als Mutageen categorie 1 of 2 of als «Voor de voortplanting giftig» categorie 1 of 2;

  • doelmatig beheer van afvalwater: zodanig beheer van afvalwater dat daarbij rekening wordt gehouden met de voorkeursvolgorde aangegeven in artikel 10.29a van de Wet milieubeheer;

  • gesloten bodemenergiesysteem: installatie waarmee, zonder grondwater te onttrekken en na gebruik in de bodem terug te brengen, gebruik wordt gemaakt van de bodem voor de levering van warmte of koude ten behoeve van de verwarming of koeling van ruimten in bouwwerken, door middel van een gesloten circuit van leidingen, met inbegrip van een bijbehorende warmtepomp circulatiepomp en regeneratievoorziening, voor zover aanwezig;

  • gevaarlijke stoffen: stoffen en voorwerpen, waarvan het vervoer volgens het ADR is verboden of slechts onder daarin opgenomen voorwaarden is toegestaan, dan wel stoffen, materialen en voorwerpen aangeduid in de International Maritime Dangerous Goods Code;

  • inerte goederen: goederen die geen bodembedreigende stoffen, gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen zijn;

  • ISO: door de Internationale Organisatie voor Standaardisatie uitgegeven norm;

  • lozen: brengen van:

    • a.

      stoffen als bedoeld in artikel 6.1 van de Waterwet in een oppervlaktewaterlichaam;

    • b.

      afvalwater op of in de bodem;

    • c.

      afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar hemelwaterstelsel;

    • d.

      afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar ontwateringsstelsel;

    • e.

      afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar vuilwaterriool;

    • f.

      afvalwater of andere afvalstoffen in een andere voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater; of

    • g.

      water of stoffen als bedoeld in artikel 6.1 van de Waterwet met behulp van een werk, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, op een zuiveringtechnisch werk;

  • maatwerkvoorschrift: voorschrift als bedoeld in de artikelen 10.32 van de Wet milieubeheer, 17, derde lid, 65, eerste lid, en 66, eerste en tweede lid van de Wet bodembescherming en 6.6, tweede lid, van de Waterwet, inhoudende:

    • a.

      een beschikking waarbij het bevoegd gezag aanvullende eisen stelt; dan wel

    • b.

      een ontheffing waarbij het bevoegd gezag de daarbij aangewezen bepalingen niet van toepassing verklaart al dan niet onder het stellen van beperkingen of voorwaarden;

  • NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm;

  • niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam: oppervlaktewaterlichaam dat geen aangewezen oppervlaktewaterlichaam is;

  • NRB: door InfoMil uitgegeven Nederlandse richtlijn bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten;

  • open bodemenergiesysteem: installatie waarmee van de bodem gebruik wordt gemaakt voor de levering van warmte of koude ten behoeve van de verwarming of koeling van ruimten in bouwwerken, door grondwater te onttrekken en na gebruik in de bodem terug te brengen, met inbegrip van bijbehorende bronpompen en warmtewisselaar en, voor zover aanwezig, warmtepomp en regeneratievoorziening;

  • PAK’s: som van naftaleen, anthraceen, fluorantheen, benzo(g,h,i)peryleen, benzo(a)pyreen, benzo(b)fluorantheen, benzo(k)fluorantheen en indeno(1,2,3-cd)pyreen;

  • retourbuis van een gesloten bodemenergiesysteem: de leiding die de circulatievloeistof terug geleidt door de bodem, waardoor warmte of koude wordt afgegeven aan de bodem;

  • SPF: Seasonal Performance Factor, waarmee het rendement van een bodemenergiesysteem wordt weergegeven, uitgedrukt als de door het systeem geleverde hoeveelheden warmte en koude per jaar in MWh, gedeeld door het gemeten of berekende energieverbruik van het systeem per jaar in MWh;

  • totaal stikstof: som van nitraat-, nitriet-, organisch en ammoniumstikstof waarvan de emissiemetingen worden uitgevoerd, bedoeld in artikel 2.4;

  • vast object: locatiegebonden constructie of gedeelte daarvan;

  • vuilwaterriool:

    • a.

      openbaar vuilwaterriool;

    • b.

      andere voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, aangesloten op een zuiveringtechnisch werk of op een zuiveringsvoorziening, die blijkens een vergunning als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid van de Waterwet mede voor het zuiveren van stedelijk afvalwater is bestemd; of

    • c.

      werk, niet zijnde een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, aangesloten op een zuiveringtechnisch werk;

  • zuiveringsvoorziening: werk voor het zuiveren van afvalwater, dat geen zuiveringtechnisch werk is.

Artikel

1.2

Artikel

1.2a

Artikel

1.4

Artikel

1.5

Artikel

1.6

Artikel

1.7

Artikel

1.8

Artikel

1.9

Degene die loost verstrekt, voor zover hij daarover beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, desgevraagd aan het bevoegd gezag binnen de door dat bestuursorgaan gestelde redelijke termijn, alle gegevens over stoffen en preparaten en producten waarin stoffen of preparaten zijn verwerkt, die het bevoegd gezag redelijkerwijs nodig heeft voor het stellen van maatwerkvoorschriften.

§

1.2

Melding

Artikel

1.10

Artikel

1.10a

Artikel

1.12

Artikel

1.13

Artikel

1.14

Indien het lozen ten gevolge van werkzaamheden aan vaste objecten als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, uitsluitend betreft lozen ten gevolge van reinigingswerkzaamheden, die periodiek worden uitgevoerd en waarbij uitsluitend vuilafzetting wordt verwijderd, is in afwijking van artikel 1.10, eerste lid, geen melding vereist.

Artikel

1.16

Bij een melding als bedoeld in artikel 1.10 worden, indien de melding betreft het lozen van huishoudelijk afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam of op of in de bodem als bedoeld in artikel 3.6, tweede lid, tevens gemeld:

  • a.

    het aantal inwonerequivalenten dat wordt geloosd; en

  • b.

    de wijze van behandeling van het afvalwater.

Artikel

1.17

Bij een melding als bedoeld in artikel 1.10 worden, indien de melding betreft het in een oppervlaktewaterlichaam lozen ten gevolge van reinigingswerkzaamheden, conserveringswerkzaamheden en andere onderhoudswerkzaamheden aan vaste objecten als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, tevens gemeld:

  • a.

    gegevens over de toe te passen technieken, stoffen en conserveringsmiddelen; en

  • b.

    de hoeveelheid toe te passen ontvetters.

Artikel

1.18

Bij een melding als bedoeld in artikel 1.10 wordt, indien de melding betreft het lozen ten gevolge van sloop-, renovatie- en nieuwbouwwerkzaamheden aan vaste objecten als bedoeld in artikel 3.11, eerste lid, tevens een werkplan als bedoeld in artikel 3.11, derde lid gevoegd.

Artikel

1.19

Bij een melding als bedoeld in artikel 1.10 worden, indien de melding betreft het lozen in een oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van ontgravingen of baggerwerkzaamheden in dat oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 3.17, tevens gemeld:

  • a.

    de kwaliteit van de te ontgraven of te baggeren waterbodem; en

  • b.

    indien de kwaliteit de interventiewaarde overschrijdt, een werkplan als bedoeld in artikel 3.17, tweede lid.

Artikel

1.20

Hoofdstuk

2

Algemene regels ten aanzien van alle lozingen

Artikel

2.1

Artikel

2.2

Artikel

2.3

Indien er sprake is van een zodanige combinatie van meerdere activiteiten, dat een scheiding van het afvalwater, afkomstig van die activiteiten, niet doelmatig is, kan het bevoegd gezag, indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet, op verzoek van degene die loost bij maatwerkvoorschrift aan het lozen voorwaarden stellen, die afwijken van de voorwaarden die aan het lozen als gevolg van elke activiteit afzonderlijk bij of krachtens hoofdstuk 3 zijn gesteld.

Artikel

2.4

Hoofdstuk

3

Algemene regels ten aanzien van lozingen bij specifieke activiteiten

§

3.1

Lozen van grondwater bij bodemsanering en proefbronnering

Artikel

3.1

§

3.2

Lozen van grondwater bij ontwatering

Artikel

3.2

§

3.3

Lozen van afvloeiend hemelwater

Artikel

3.3

Artikel

3.4

Artikel

3.5

§

3.4

Lozen van huishoudelijk afvalwater

Artikel

3.6

Artikel

3.7

Artikel

3.8

Het lozen van huishoudelijk afvalwater op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam op militaire oefenterreinen in het kader van militaire oefeningen is toegestaan.

Artikel

3.9

§

3.5

Lozen ten gevolge van werkzaamheden aan vaste objecten

Artikel

3.10

Artikel

3.11

§

3.6

Lozen ten gevolge van het uitwendig wassen van motorvoertuigen

Artikel

3.12

§

3.7

Lozen ten gevolge van opslaan en overslaan van goederen

Artikel

3.13

§

3.8

Lozen uit gemeentelijke voorzieningen voor inzameling en transport van afvalwater

Artikel

3.14

Het lozen in een oppervlaktewaterlichaam of op of in de bodem van afvalwater afkomstig uit een openbaar ontwateringsstelsel of een openbaar hemelwaterstelsel is toegestaan, indien het stelsel voorkomt op het in het gemeentelijk rioleringsplan opgenomen overzicht van:

  • a.

    de in de gemeente aanwezige voorzieningen voor de inzameling en verdere verwerking van afvloeiend hemelwater, bedoeld in artikel 3.5 van de Waterwet;

  • b.

    de maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, bedoeld in artikel 3.6 van de Waterwet;

en het stelsel overeenkomstig het gemeentelijk rioleringsplan is uitgevoerd en wordt beheerd.

Artikel

3.15

Het lozen in een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater vanuit een openbaar vuilwaterriool is toegestaan, indien het vuilwaterriool voorkomt op het in het gemeentelijk rioleringsplan opgenomen overzicht van de in de gemeente aanwezige voorzieningen voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater bedoeld in artikel 10.33 van de Wet milieubeheer en overeenkomstig het gemeentelijk rioleringsplan is uitgevoerd en wordt beheerd.

Artikel

3.16

Het lozen in een oppervlaktewaterlichaam of op of in de bodem van huishoudelijk afvalwater door middel van systemen, als bedoeld in artikel 10.33, tweede lid, van de Wet milieubeheer is toegestaan, indien het systeem voldoet aan artikel 10.33, tweede lid, van de Wet milieubeheer en overeenkomstig het gemeentelijk rioleringsplan is uitgevoerd en wordt beheerd.

§

3.9

Lozen in verband met handelingen in een oppervlaktewaterlichaam

Artikel

3.17

Artikel

3.18

Het lozen in een oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van andere werkzaamheden dan bedoeld in artikel 3.17, is toegestaan indien die werkzaamheden plaatsvinden door of in opdracht van de beheerder in het kader van het beheer van dat oppervlaktewaterlichaam.

Artikel

3.19

Het lozen in een oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van het verplaatsen van algen en bacteriën uit een ander oppervlaktewaterlichaam dat in beheer is bij dezelfde beheerder, is toegestaan indien die werkzaamheden plaatsvinden door of vanwege de beheerder in het kader van het beheer van dat oppervlaktewaterlichaam.

§

3.10

Overig lozen

Artikel

3.20

Artikel

3.21

Artikel

3.22

Artikel

3.23

Het lozen in een oppervlaktewaterlichaam van water uit datzelfde oppervlaktewaterlichaam, waaraan geen stoffen zijn toegevoegd is toegestaan.

Artikel

3.24

Het lozen van afvalwater dat vrijkomt bij een calamiteitenoefening, is toegestaan.

Artikel

3.25

Het lozen ten gevolge van het in een oppervlaktewaterlichaam individueel verstrooien van as door de nabestaande die de zorg voor de asbus heeft, bedoeld in artikel 66a van de Wet op de lijkbezorging, is toegestaan.

Artikel

3.26

Bij het lozen in een oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, waaronder onkruidbestrijdingsmiddelen, op of langs spoorwegen worden binnen een afstand van 14 meter vanaf de insteek van dat oppervlaktewaterlichaam geen gewasbeschermingsmiddelen, waaronder onkruidbestrijdingsmiddelen, gebruikt:

  • a.

    met een spuitgeweer dat is voorzien van een werveldop of dat gebruik maakt van een werkdruk van 5 bar of hoger; en

  • b.

    bij een windsnelheid van meer dan 5 meter per seconde gemeten op spuitdophoogte.

Hoofdstuk

3a

Algemene regels ten aanzien van bodemenergiesystemen

Artikel

3a.1

Dit hoofdstuk is van toepassing op het installeren en in werking hebben van een gesloten bodemenergiesysteem en het lozen ten gevolge van het installeren en in werking hebben van een open bodemenergiesysteem.

Artikel

3a.2

Artikel

3a.3

Artikel

3a.4

Artikel

3a.5

Artikel

3a.6

Artikel

3a.7

Artikel

3a.8

Artikel

3a.9

Het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van een gesloten bodemenergiesysteem vindt plaats overeenkomstig de daartoe krachtens het Besluit bodemkwaliteit aangewezen normdocumenten door een persoon of instelling, die daartoe beschikt over een erkenning op grond van dat besluit.

Artikel

3a.10

Zo spoedig mogelijk na de beëindiging van het in werking hebben van een gesloten bodemenergiesysteem wordt:

  • a.

    de circulatievloeistof uit de buizen verwijderd, en

  • b.

    het systeem, zonder daarbij het ondergrondse deel te verwijderen, zodanig opgevuld dat de werking van de oorspronkelijke waterscheidende lagen wordt hersteld.

Hoofdstuk

4

Wijziging van besluiten

Artikel

4.1

Wijzigt het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.

Artikel

4.2

Wijzigt het Lozingenbesluit bodembescherming.

Artikel

4.3

Wijzigt het Besluit lozing afvalwater huishoudens.

Hoofdstuk

5

Overgangs- en slotbepalingen

§

5.1

Algemeen overgangsrecht

Artikel

5.1

Artikel

5.2

Artikel

5.3

§

5.2

Overgangsrecht met betrekking tot het lozen van afvloeiend hemelwater

Artikel

5.4

§

5.3

Overgangsrecht met betrekking tot het lozen van huishoudelijk afvalwater

Artikel

5.5

§

5.4

Overgangsrecht met betrekking tot het lozen uit gemeentelijke voorzieningen voor inzameling en transport van afvalwater

Artikel

5.6

§

5.5

Overgangsrecht met betrekking tot het in werking hebben van een gesloten bodemenergiesysteem

Artikel

5.7a

Hoofdstuk 3a, met uitzondering van artikel 3a.10, is niet van toepassing op het in werking hebben van een gesloten bodemenergiesysteem dat is geïnstalleerd voor het tijdstip van inwerkingtreding van dat hoofdstuk.

§

5.6

Slotbepalingen

Artikel

5.11

Dit besluit treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

5.12

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit lozen buiten inrichtingen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten