Besluit van 18 december 2019, houdende regels over de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen)

Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 16 oktober 2019, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2725937;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 december 2019, nr. W16.19.0327/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 13 december 2019, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2770068;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1:1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel

1:2

Hoofdstuk

2

Vrijheidsbenemende sancties

Titel

2.1

Voorwaardelijke invrijheidstelling

Artikel

2:1

Artikel

2:2

Artikel

2:3

Artikel

2:4

Indien de directeur van de inrichting van oordeel is dat een jeugdige aan wie jeugddetentie is opgelegd voorwaardelijk in vrijheid behoort te worden gesteld, doet hij daaromtrent een gemotiveerd voorstel aan het openbaar ministerie.

Artikel

2:5

Titel

2.2

Schorsing van de voorlopige hechtenis bij jeugdigen

Artikel

2:6

Titel

2.3

Het netwerk- en het trajectberaad voor jeugdigen

Artikel

2:7

Titel

2.4

Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

2:8

Artikel

2:9

§

2

Voorwaardelijke beëindiging door Onze Minister

Artikel

2:10

Artikel

2:11

Artikel

2:12

Aan een beslissing tot voorwaardelijke beëindiging worden, behoudens nader te stellen bijzondere voorwaarden, de volgende algemene voorwaarden verbonden:

  • a.

    dat de jeugdige zich gedraagt overeenkomstig de aanwijzingen van de reclassering of de jeugdreclassering en ter zake alle verlangde inlichtingen zal verschaffen;

  • b.

    dat de jeugdige tevoren melding doet aan de reclassering of de jeugdreclassering van een verandering in de woon-, onderwijs- of werksituatie; en

  • c.

    dat de jeugdige zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Artikel

2:13

Onze Minister doet aan de jeugdige ten aanzien van wie de maatregel voorwaardelijk is beëindigd door tussenkomst van de directeur van de inrichting een beschikking toekomen, waarin de voorwaarden zijn vermeld die aan de beëindiging zijn verbonden.

Artikel

2:14

Artikel

2:15

Artikel

2:16

Artikel

2:17

Indien Onze Minister besluit tot intrekking of schorsing van de voorwaardelijke beëindiging, stelt hij de reclassering of de jeugdreclassering, het openbaar ministerie en de directeur van de inrichting van zijn beslissing in kennis.

§

3

Verlenging van de maatregel

Artikel

2:18

Artikel

2:19

§

4

Voorwaardelijke beëindiging van rechtswege

§

5

Omzetting van de maatregel

Titel

2.5

Delegatie

Artikel

2:23

Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de gevallen waarin een veroordeelde door Onze Minister wordt opgeroepen zich op een bepaalde datum te melden bij de inrichting.

Hoofdstuk

3

Vrijheidsbeperkende sancties en voorwaarden

Titel

3.1

Toezicht op de naleving van voorwaarden

Artikel

3:1

Artikel

3:2

Artikel

3:3

Artikel

3:4

Artikel

3:5

Titel

3.2

Taakstraffen

§

1

Inhoud van de taakstraf

Artikel

3:6

Onverminderd de taken en bevoegdheden van Onze Minister en het openbaar ministerie ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de taakstraf, zijn de reclassering en de raad voor de kinderbescherming belast met de zorg voor het aanbod van projectplaatsen.

Artikel

3:7

Projectplaatsen voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    het te verrichten werk is additioneel, er mag geen sprake zijn van het bezetten van arbeidsplaatsen die anders ter beschikking zouden komen van de reguliere arbeidsmarkt;

  • b.

    het werk dient zo veel mogelijk een publiek doel;

  • c.

    de werkzaamheden zijn zinvol en in voldoende mate aanwezig;

  • d.

    er is een contactpersoon aangewezen die ter plaatse verantwoordelijk is voor de gang van zaken rond het verrichten van de taakstraf;

  • e.

    er is voorzien in begeleiding, de veroordeelde mag niet langdurig alleen zijn werkzaamheden uitvoeren;

  • f.

    er wordt voldaan aan regelgeving omtrent arbeidsomstandigheden en andere veiligheidsvoorschriften;

  • g.

    werkzaamheden waarvoor bijzondere deskundigheid is vereist of die bijzondere risico's met zich meebrengen die niet aansluiten bij de werkervaring van de taakgestrafte, worden niet opgedragen;

  • h.

    er wordt terughoudend omgegaan met het plaatsen van taakgestraften op posities waar geldhandelingen worden verricht of de taakgestrafte toegang heeft tot alcohol, drugs of medicijnen;

  • i.

    de contactpersoon controleert de taakgestrafte en geeft onregelmatigheden, het aantal gewerkte uren en de getoonde inzet op basis van afspraken met de uitvoerder taakstraffen door aan de reclassering of de raad voor de kinderbescherming.

Artikel

3:8

Artikel

3:9

Artikel

3:10

Artikel

3:11

Artikel

3:12

§

2

Plaatsing taakgestrafte

Artikel

3:13

Artikel

3:14

Artikel

3:15

Nadat de taakstraf is verricht, stuurt de uitvoerder taakstraffen zo spoedig mogelijk een afloopbericht aan Onze Minister.

§

3

Uitvoerder taakstraffen

Artikel

3:16

De uitvoerder taakstraffen houdt toezicht op de verrichtingen van de taakgestrafte en de omstandigheden waaronder deze plaatsvinden. Het toezicht omvat ook de veiligheid, de gezondheid en de arbeidsomstandigheden op de projectplaats en de redelijkheid van de opgedragen werkzaamheden of opgelegde verplichtingen.

Artikel

3:17

Artikel

3:18

Bijzondere gevallen als bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, onder a, kunnen zijn:

  • a.

    onvoldoende beschikbaarheid van werk;

  • b.

    een onoplosbaar conflict op de projectplaats;

  • c.

    ongeschiktheid van de taakgestrafte voor het werk; of

  • d.

    het niet aansluiten van verplichtingen bij de specifieke omstandigheden van de taakgestrafte.

Artikel

3:19

De uitvoerder taakstraffen geeft ten hoogste eenmaal een waarschuwing aan de taakgestrafte wegens het niet naar behoren verrichten van de taakstraf.

Artikel

3:20

§

4

Taakgestrafte

Artikel

3:21

De taakgestrafte kan door de uitvoerder taakstraffen worden opgedragen zich door een door de uitvoerder taakstraffen aan te wijzen keuringsarts medisch te laten keuren voordat het verrichten van de taakstraf aanvangt, indien de werkzaamheden dit vereisen, de taakgestrafte medische klachten heeft of arbeidsongeschikt is.

Artikel

3:22

Artikel

3:23

De taakgestrafte geeft veranderingen in de woon-, onderwijs- of werksituatie of contactgegevens onmiddellijk door aan de uitvoerder taakstraffen.

Artikel

3:24

Artikel

3:25

Titel

3.3

Gedragsbeïnvloedende maatregel

Artikel

3:26

Titel

3.4

Delegatie

Artikel

3:27

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over:

  • a.

    de voorwaarden waaraan projecten of projectplaatsen dienen te voldoen;

  • b.

    de uitvoering van de taakstraf en de verplichtingen van de taakgestrafte.

Hoofdstuk

4

Geldelijke sancties en bijkomende straffen

Titel

4.1

Algemene bepalingen

Artikel

4:1

Titel

4.2

Plaats, wijze en termijn van betaling

Artikel

4:2

Artikel

4:3

Artikel

4:4

Onze Minister kan bepalen dat de betaling kan geschieden op een door Onze Minister aan te wijzen plaats of aan een door Onze Minister aan te wijzen persoon, dan wel door het ter plaatse overschrijven op een daartoe bestemde bankrekening.

Artikel

4:5

Artikel

4:6

Indien de bevoegdheid van artikel 257b van de wet wordt uitgeoefend gedurende de periode dat bijstand wordt verleend op grond van de artikelen 57, 58 of 59 van de Politiewet 2012, geschiedt de betaling, bedoeld in artikel 4:5, op de wijze van de politie, en geschieden de afrekening, verantwoording en controle van de ontvangen gelden door de politie.

Artikel

4:7

Titel

4.3

Verantwoording van de gelden

Artikel

4:8

Onze Minister draagt zorg voor de opening van een of meer afzonderlijke bankrekeningen welke bestemd zijn voor de betaling van de in artikel 4:2 bedoelde bedragen.

Artikel

4:9

Artikel

4:10

Titel

4.4

Administratiekosten en kosten van verhaal

Artikel

4:11

Degene aan wie een geldboete wordt opgelegd, is de bij ministeriële regeling bepaalde administratiekosten verschuldigd. Op de betaling van de administratiekosten zijn de artikelen van dit besluit betreffende de betaling van de geldboete en de verantwoording van de gelden van overeenkomstige toepassing. De administratiekosten worden samen met de geldboete in rekening gebracht.

Artikel

4:12

Titel

4.5

Uitlevering voorwerpen

Artikel

4:13

De uitlevering van niet in beslag genomen verbeurd verklaarde voorwerpen, geschiedt op de door Onze Minister aangewezen plaats.

Titel

4.6

Voorschot schadevergoedingsmaatregel

Artikel

4:14

Titel

4.7

Delegatie

Artikel

4:15

Hoofdstuk

5

Gratie

Artikel

5:1

Ten behoeve van de beoordeling of een gratieverzoek opschortende werking heeft als bedoeld in artikel 6:7:2 van de wet, wordt als aanvangsdatum van de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel aangemerkt de handeling van de bevoegde instantie zoals deze in de artikelen 5:2 tot en met 5:5 nader wordt aangeduid, gericht op de tenuitvoerlegging van de straf of maatregel.

Artikel

5:2

Met betrekking tot de tenuitvoerlegging van hoofdstraffen wordt onderscheiden:

  • a.

    de vrijheidsstraf, waarvan de tenuitvoerlegging aanvangt:

    • 1°.

      op de datum van de dagtekening van de aan de veroordeelde gerichte mededeling met de datum waarop hij zich moet melden bij de inrichting;

    • 2°.

      op de eenendertigste dag na verzending van de aan de onder 1° bedoelde mededeling voorafgaande vooraankondiging, indien de veroordeelde daarop niet reageert;

    • 3°.

      op de datum van het uitvaardigen van een arrestatiebevel jegens de veroordeelde ten aanzien van wie Onze Minister niet verzoekt zich op een bepaalde datum te melden bij de inrichting; of

    • 4°.

      op de datum dat de veroordeelde zonder vaste woon- of verblijfplaats wordt gesignaleerd voor aanhouding voor de tenuitvoerlegging van een openstaande vrijheidsstraf.

  • b.

    de taakstraf, welke aanvangt op de datum van de dagtekening van de aan de veroordeelde gerichte oproep voor het eerste gesprek bij de reclassering.

  • c.

    de geldboete, welke aanvangt op de datum van de dagtekening van de mededeling van Onze Minister over de dag of dagen waarop de betaling uiterlijk moet geschieden.

Artikel

5:3

Met betrekking tot de tenuitvoerlegging van bijkomende straffen wordt onderscheiden:

  • a.

    de ontzetting van bepaalde rechten, waarvan de tenuitvoerlegging aanvangt:

    • 1°.

      indien het de ontzegging van de rijbevoegdheid betreft, op de datum waarop aan de veroordeelde in persoon, volgens de artikelen 36d en 36e van de wet, een schrijven is uitgereikt; of

    • 2°.

      indien het de overige ontzetting van bepaalde rechten betreft, op de datum van het onherroepelijk worden van het vonnis of arrest.

  • b.

    de verbeurdverklaring, waarvan de tenuitvoerlegging aanvangt op de datum van het onherroepelijk worden van het vonnis of arrest.

  • c.

    de openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak, waarvan de tenuitvoerlegging aanvangt op de datum van het onherroepelijk worden van het vonnis of arrest.

Artikel

5:4

Met betrekking tot straffen, krachtens een rechterlijke beslissing in een vreemde staat opgelegd en in Nederland ten uitvoer te leggen, zoals bedoeld in artikel 6:7:1, tweede lid, van de wet, wordt onderscheiden:

Artikel

5:5

Met betrekking tot de tenuitvoerlegging van voor gratie vatbare maatregelen wordt onderscheiden:

  • a.

    terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, waarvan de tenuitvoerlegging aanvangt:

    • 1°.

      op de datum van dagtekening van de last tot tenuitvoerlegging van het veroordelend vonnis of arrest, bedoeld in artikel 6:1:6 van de wet;

    • 2°.

      op de datum van afgifte van het bevel tot gevangenneming, bedoeld in artikel 65 van de wet;

  • b.

    plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, waarvan de tenuitvoerlegging aanvangt op de datum van het uitvaardigen van een last tot tenuitvoerlegging van een bevel tot vrijheidsbeneming of veroordelend vonnis of arrest, bedoeld in artikel 6:1:6 van de wet;

  • c.

    onttrekking aan het verkeer, waarvan de tenuitvoerlegging aanvangt op de datum van het onherroepelijk worden van het vonnis of arrest;

  • d.

    ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, waarvan de tenuitvoerlegging aanvangt op de datum van de dagtekening van de eerste mededeling van Onze Minister over de dag of dagen waarop de betaling uiterlijk moet geschieden.

Hoofdstuk

6

Slotbepalingen

Artikel

6:1

De volgende besluiten worden ingetrokken:

Artikel

6:2

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

6:3

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Willem-Alexander
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus