Besluit van 5 juli 1999 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen, de Brandweerwet 1985, de Mijnwet 1903, de Mijnwet continentaal plat, de Wet milieubeheer en de Stoomwet met betrekking tot drukapparatuur (Besluit drukapparatuur)

Besluit drukapparatuur

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst van 5 maart 1999, directie Arbeidsomstandigheden, nr. ARBO/APM/99/9253, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken, Verkeer en Waterstaat, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Gelet op richtlijn nr. 97/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 mei 1997 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende drukapparatuur (PbEG L 181);
De Raad van State gehoord (advies van 6 mei 1999, no. W12.99.0108/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst van 30 juni 1999, directie Arbeidsomstandigheden, nr. ARBO/APM/99/26935, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken, Verkeer en Waterstaat, Volksgezondheid Welzijn en Sport, Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK

1

ALGEMENE BEPALINGEN

Definities

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet op de gevaarlijke werktuigen;

  • b.

    richtlijn: richtlijn nr.97/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 mei 1997 (PbEG L 181) inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende drukapparatuur;

  • c.

    Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • d.

    Europese Economische Ruimte: de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is en voorts het grondgebied van de Staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

  • e.

    drukapparatuur of drukapparaten: drukvaten, installatieleidingen, veiligheidsappendages en onder druk staande appendages, alsmede, voor zover van toepassing, de elementen die bevestigd zijn aan onder druk staande delen;

  • f.

    drukvat: een omhulling, bestaande uit één of meer ruimten, die is ontworpen en vervaardigd voor stoffen onder druk, met inbegrip van de rechtstreeks daarmee verbonden delen tot aan de voorziening voor de aansluiting met andere apparatuur;

  • g.

    installatieleidingen: onderdelen van een leidingstelsel die voor de verplaatsing van stoffen dienen, wanneer zij zijn verbonden om in een ander onder druk staand systeem te worden geïntegreerd, met name bestaande uit een pijp of een pijpenstelstel, buizen, fittingen, expansieverbindingen en slangen of eventueel andere onder druk staande delen alsmede warmtewisselaars bestaande uit pijpen voor het koelen of verhitten van lucht;

  • h.

    veiligheidsappendages: voorzieningen voor de beveiliging van drukapparatuur tegen overschrijding van de toegestane grenzen, die bestaan uit:

    • 1°.

      voorzieningen voor de rechtstreekse drukbegrenzing, en

    • 2°.

      begrenzingsvoorzieningen die corrigerende organen in werking stellen of zorgen voor vergrendeling of voor vergrendeling en blokkering;

  • i.

    onder druk staande appendages: voorzieningen met een operationele functie waarvan de omhulling onder druk staat;

  • j.

    samenstellen: verschillende drukapparaten die een fabrikant tot een geïntegreerd en functioneel geheel heeft geassembleerd;

  • k.

    druksysteem: een stelsel van verschillende drukapparaten of samenstellen die onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker op zijn bedrijfsterrein tot een geïntegreerd en functioneel geheel is geassembleerd;

  • l.

    druk: de druk gerelateerd aan de atmosferische druk, zijnde de overdruk, waarbij een vacuüm of onderdruk met een negatieve waarde wordt aangeduid;

  • m.

    maximaal toelaatbare druk (PS): de door de fabrikant aangegeven maximale druk waarvoor de apparatuur is ontworpen. Deze druk wordt bepaald op een door de fabrikant aangegeven plaats waar de beveiligings- of veiligheidsinrichtingen zijn aangesloten of de bovenzijde van de apparatuur, of, indien dat niet passend is, een andere door hem aangegeven plaats;

  • n.

    maximaal of minimaal toelaatbare temperatuur (TS): de maximaal of minimaal door de fabrikant opgegeven temperatuur waarvoor de apparatuur is ontworpen;

  • o.

    volume (V): het inwendige volume van een ruimte met inbegrip van het volume van tubulures tot de eerste aansluiting en met uitsluiting van de inhoud van het volume van permanente inwendige onderdelen;

  • p.

    nominale maat (DN): getalsaanduiding voor afmeting, gebruikt voor alle onderdelen van een leidingstelsel, behalve voor onderdelen die met de uitwendige middellijn of met de maat van de schroefdraad wordt aangeduid. De getalsaanduiding betreft een gemakkelijk rond getal voor verwijzingsdoeleinden, dat slechts in oppervlakkig verband staat tot de fabricagematen. De nominale maat wordt aangegeven met DN, gevolgd door een getal;

  • q.

    stoffen: gassen, vloeistoffen en dampen in zuivere fase en mengsels daarvan, die een suspensie van vaste stoffen kunnen bevatten;

  • r.

    permanente verbindingen: verbindingen die alleen met destructieve methoden losgemaakt kunnen worden;

  • s.

    Europese materiaalgoedkeuring: technisch document, waarin bij het ontbreken van een geharmoniseerde norm de kenmerken van bij herhaalde toepassing bestemde materialen voor de fabricage van drukapparatuur worden gedefinieerd;

  • t.

    keuringsinstantie en onafhankelijke instelling: een ingevolge artikel 5, eerste lid, van de wet aangewezen dienst, instelling, onderzoeksbureau of onderneming dan wel een door een andere lidstaat bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen in het kader van de richtlijn aangemelde keuringsinstantie of onafhankelijke instelling;

  • u.

    keuringsdienst van gebruikers: een ingevolge artikel 5, eerste lid, van de wet aangewezen dienst, instelling, onderzoeksbureau of onderneming dan wel, indien deze aanwijzing heeft plaatsgevonden, een door een andere lidstaat bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen in het kader van de richtlijn aangemelde keuringsdienst van gebruikers.

Artikel

2

In afwijking van artikel 1, onder e en j, wordt onder drukapparatuur, onderscheidenlijk samenstellen, niet verstaan:

  • a.

    transportleidingen met een pijp of een geheel van pijpen voor het vervoer van of naar een installatie te land of ter zee, vanaf en met inbegrip van de laatste afsluiter binnen de grenzen van de installatie, inclusief alle bijbehorende apparatuur die speciaal voor de transportleiding is ontworpen, met uitzondering van standaarddrukapparatuur zoals in reduceerstations en compressorstations;

  • b.

    wateraanvoerkanalen, zoals sluispoorten, drukleidingen en drukschachten voor waterkrachtinstallaties en bijbehorende specifieke appendages;

  • c.

    apparatuur die valt onder het Besluit drukvaten van eenvoudige vorm;

  • d.

    aërosolen die vallen onder het Warenwetbesluit drukverpakkingen;

  • e.

    apparatuur voor de werking van voertuigen als bedoeld in:

    • 1°.

      Richtlijn nr. 70/156/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten betreffende de goedkeuring van motor-voertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 42);

    • 2°.

      Richtlijn nr. 74/150/EEG van de Raad van de Europese Gemeen-schappen van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten betreffende de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 84);

    • 3°.

      Richtlijn nr. 92/61/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 juni 1992 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen (PbEG L 225);

  • f.

    apparatuur die ten hoogste valt onder categorie I, bedoeld in artikel 9 van de richtlijn, en die tevens onder één of meerdere van de volgende besluiten valt:

  • g.

    apparatuur als bedoeld in artikel 223, eerste lid, onderdeel b, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

  • h.

    speciaal voor nucleair gebruik ontworpen apparatuur die bij defecten de verspreiding van radioactiviteit kan veroorzaken;

  • i.

    putregelingsapparatuur voor de exploratie en winning van aardolie, aardgas of geothermische energie of voor de ondergrondse opslag om de druk van de put te behouden of te regelen;

  • j.

    apparatuur die uit kasten en mechanismen bestaat waarvan de afmetingen, de materiaalkeuze en de fabricagevoorschriften voornamelijk berusten op de criteria sterkte, stijfheid en stabiliteit bij statische en dynamische bedrijfsbelastingen of op andere functioneringseigenschappen waarvoor de druk geen wezenlijke ontwerpfactor is;

  • k.

    hoogovens, met inbegrip van de ovenkoeling, windverhitters, stofafzuigers en gaswassers voor afvoergassen en koepelovens voor directe reductie, met inbegrip van de ovenkoeling, gasconvertors en pannen voor het smelten, hersmelten, ontgassen en gieten van staal en non-ferrometalen;

  • l.

    omhullingen voor elektrische hoogspanningsapparatuur;

  • m.

    mantels onder druk rond de onderdelen van transmissiesystemen;

  • n.

    schepen, raketten, luchtvaartuigen en mobiele offshore-eenheden en apparatuur die uitdrukkelijk bedoeld is voor installatie op dergelijke machines of de voortbeweging daarvan;

  • o.

    drukapparatuur met een flexibele buitenwand;

  • p.

    flessen of blikjes voor koolzuurhoudende dranken, bestemd voor eindconsumptie;

  • q.

    vaten voor vervoer of distributie van dranken waarin het product van de maximaal toelaatbare druk (PS) en volume (V) ten hoogste 500 bar.L en de maximaal toelaatbare druk (PS) 7 bar bedraagt;

  • r.

    apparatuur die valt onder de ADR-overeenkomst, de IMDG-code, het RID- of het ICAO-verdrag;

  • s.

    radiatoren en buizen in systemen voor warmwaterverwarming;

  • t.

    vaten voor vloeistoffen, waarin de gasdruk boven de vloeistof ten hoogste 0,5 bar bedraagt;

  • u.

    inlaat- en uitlaatgeluiddempers.

Werkingssfeer

Artikel

3

Dit besluit is van toepassing op het ontwerp, de fabricage, de overeenstemmingsbeoordeling en de ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen waarvan de maximaal toelaatbare druk (PS) meer dan 0,5 bar bedraagt.

Gevaarlijke werktuigen

Hoofdstuk

II

Vervaardiging

Algemene zorgverplichting

Artikel

5

Indeling naar risicocategorie

Artikel

6

Veiligheidseisen drukapparatuur

Artikel

7

De volgende drukapparatuur voldoet aan de essentiële veiligheidseisen, genoemd in bijlage I bij de richtlijn. Het betreft:

  • a.

    drukvaten, met uitzondering van de onder c bedoelde, voor gassen, vloeibare gassen, onder druk opgeloste gassen, dampen en vloeistoffen waarbij de dampdruk bij de maximaal toelaatbare temperatuur hoger is dan 0,5 bar bij de normale atmosferische druk (1013 mbar) binnen de volgende grenzen:

    • 1°.

      voor stoffen, ingedeeld in groep 1, wanneer het volume groter is dan 1L en het product van PS en V groter is dan 25 bar.L, of wanneer de druk PS groter is dan 200 bar;

    • 2°.

      voor stoffen, ingedeeld in groep 2, wanneer het volume groter is dan 1L en het product van PS en V groter is dan 50 bar.L, of wanneer de druk PS groter is dan 1000 bar, alsmede alle draagbare brandblussers en flessen voor ademhalingstoestellen;

  • b.

    drukvaten, met uitzondering van de onder c bedoelde, voor vloeistoffen waarvan de dampdruk bij de maximaal toelaatbare temperatuur 0,5 bar of minder is bij de normale atmosferische druk (1013 mbar), binnen de volgende grenzen:

    • 1°.

      voor stoffen, ingedeeld in groep 1, wanneer het volume groter is dan 1L en het product van PS en V groter is dan 200 bar.L of, wanneer de druk PS hoger is dan 500 bar;

    • 2°.

      voor stoffen, ingedeeld in groep 2, wanneer de druk PSmeer is dan 10 bar en het product van PS en V groter is dan 10 000 bar.L, of wanneer de druk PS meer dan 1000 bar is;

  • c.

    brandstofgestookte of anderszins verwarmde drukapparatuur waarbij gevaar voor oververhitting bestaat, bestemd voor de productie van stoom of oververhit water met een temperatuur hoger dan 110°C met een volume van meer dan 2L, alsmede alle snelkookpannen;

  • d.

    installatieleidingen bestemd voor gassen, vloeibare gassen, onder druk opgeloste gassen, dampen en vloeistoffen waarvan de dampdruk bij de maximaal toelaatbare temperatuur hoger is dan 0,5 bar bij de normale atmosferische druk (1013 mbar) binnen de volgende grenzen:

    • 1°.

      voor stoffen, ingedeeld in groep 1, met een DN groter dan 25;

    • 2°.

      voor stoffen, ingedeeld in groep 2, met een DN groter dan 32 en een product van PS en DN groter dan 1000 bar;

  • e.

    installatieleidingen bestemd voor vloeistoffen waarvan de dampdruk bij de maximaal toelaatbare temperatuur 0,5 bar of minder is bij de normale atmosferische druk (1013 mbar) binnen de volgende grenzen:

    • 1°.

      voor stoffen, ingedeeld in groep 1, met een DN groter dan 25 en een product van PS en DN groter dan 2000 bar;

    • 2°.

      voor stoffen, ingedeeld in groep 2, met een PS groter dan 10 bar en een DN groter dan 200 en een product van PS en DN groter dan 5000 bar;

  • f.

    veiligheidsappendages en onder druk staande appendages, bestemd voor drukapparatuur als bedoeld onder a tot en met e.

Veiligheidseisen samenstellen en druksystemen

Artikel

8

Overige drukapparatuur, samenstellen en druksystemen

Artikel

9

Vermoeden van overeenstemming

Artikel

10

Drukapparatuur en samenstellen die voldoen aan de door Onze Minister aangewezen geharmoniseerde normen worden in zoverre vermoed te voldoen aan de essentiële veiligheidseisen, bedoeld in bijlage I bij de richtlijn.

Hoofdstuk

III

Beoordeling, keuring, bewaren documenten, CE-markering, materiaalgoedkeuring en intrekking

Beoordeling van de overeenstemming drukapparatuur

Artikel

11

Beoordeling van de overeenstemming samenstellen

Artikel

12

Beoordeling van de overeenstemming druksystemen

Artikel

12a

Keuring voor ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen

Artikel

12b

Bewaren documenten

Artikel

13

Voorgenomen wijzigingen

Artikel

14

Verbodsbepaling

CE-markering

Artikel

16

Artikel

17

Materiaalgoedkeuring

Artikel

18

Intrekking verklaringen en goedkeuringen

Artikel

19

Hoofdstuk

IV

Keuringsinstanties, erkende onafhankelijke instellingen en keuringsdienst van gebruikers

Keuringsinstanties

Artikel

20

Onafhankelijke instellingen

Artikel

21

Keuringsdienst van gebruikers

Artikel

22

Hoofdstuk

V

Verkeer en gebruik

Gebruiksaanwijzing

Artikel

23

Drukapparatuur, samenstellen en druksystemen gaan vergezeld van een gebruiksaanwijzing, bestemd voor de gebruiker, met alle voor de veiligheid van belang zijnde informatie als bedoeld in punt 3.4 van bijlage I bij de richtlijn.

Opstelling drukapparatuur, samenstellen en druksystemen

Artikel

23a

Onderhoud en gebruik conform bestemming

Artikel

24

Tentoonstelling en demonstratie

Artikel

25

Drukapparatuur, samenstellen of druksystemen die niet in overeenstemming zijn met dit besluit mogen op (jaar-)beurzen, exposities en bij demonstraties worden tentoongesteld en gedemonstreerd, mits op een zichtbaar bord duidelijk is aangegeven dat zij niet in overeenstemming zijn met dit besluit en niet te koop zijn voordat zij door de fabrikant in overeenstemming zijn gebracht met dit besluit. Bij demonstraties worden alle nodige veiligheidsmaatregelen genomen om de bescherming van personen te waarborgen.

Hoofdstuk

VI

Overige bepalingen

Merk van afkeuring

Artikel

26

Waarschuwingsplicht

Artikel

27

Noodmaatregelen

Artikel

28

Nederlandse taal

Artikel

29

De informatie, bedoeld in de punten 3.3 en 3.4 van bijlage I bij de richtlijn, wordt verstrekt in de Nederlandse taal indien de drukapparatuur of samenstellen ter beschikking worden gesteld aan de eindgebruiker in Nederland.

Hoofdstuk

VII

Wijziging regelgeving

Stoombesluit

Artikel

30

Wijzigt het Stoombesluit.

Mijnreglement 1964

Artikel

31

Wijzigt het Mijnreglement 1964.

Mijnreglement continentaal plat

Artikel

32

Wijzigt het Mijnreglement continentaal plat.

Besluit draagbare blustoestellen 1997

Artikel

33

Wijzigt het Besluit draagbare blustoestellen 1997.

Besluiten op grond van de Wet milieubeheer

Artikel

34

Wijzigt het Besluit opslag propaan milieubeheer, het Besluit LPG-tankstations, het Besluit propaan in de bouw milieubeheer, het Besluit chemische wasserijen milieubeheer, het Besluit opslag goederen milieubeheer, het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer, het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer, het Besluit houtbewerkende bedrijven milieubeheer, het Besluit tuinbouwbedrijven met bedekte teelt milieubeheer.

Artikel

35

Wijzigt het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen, het Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer.

Artikel

36

Wijzigt het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer.

Artikel

37

Wijzigt het Besluit herstelinrichtingen motorvoertuigen milieubeheer.

Artikel

38

Wijzigt het Besluit tankstations milieubeheer.

Hoofdstuk

VIII

Overgangs- en slotbepalingen

Overgangsrecht

Artikel

39

Wijziging richtlijnen

Artikel

40

Inwerkingtreding

Artikel

41

Dit besluit treedt in werking met ingang van 29 november 1999.

Citeertitel

Artikel

42

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit drukapparatuur.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst
De Minister van Justitie, A. H. Korthals