Wet van 9 oktober 2003, houdende invoering van de Wet werk en bijstand (Invoeringswet Wet werk en bijstand)

Invoeringswet Wet werk en bijstand

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de invoering van de Wet werk en bijstand en enkele daarmee samenhangende onderwerpen te regelen, zulks onder intrekking van de Algemene bijstandswet, de Invoeringswet herinrichting Algemene Bijstandswet, de Wet inschakeling werkzoekenden, de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ en het Besluit in- en doorstroombanen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Definities

Artikel

1

Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Hoofdstuk

2

Overgangsrecht

Artikel

2

Intrekking wetten en besluit

Artikel

4

Omzetting besluiten

Artikel

5

Aanvragen

Op een aanvraag tot het verlenen van bijstand wordt beslist met toepassing van:

Artikel

6

Bijstand buitenland

Artikel

7

Zelfstandigen

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de verlening van bijstand en bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van de Wet werk en bijstand aan zelfstandigen en aan personen die algemene bijstand ontvangen en voornemens zijn een bedrijf of zelfstandig beroep te beginnen en zich in verband hiermee niet beschikbaar stellen voor arbeid in dienstbetrekking gedurende de voorbereidingsperiode van ten hoogste twaalf maanden, waarbij kan worden afgeweken van de artikelen 9, 10, 11, 32, 34, 40, 41, 45, 77 en de paragrafen 4.2, 6.1, 6.4 en 7.1 van die wet.

Artikel

8

Vermogen

Als het vermogen dat vanaf de bijstandsverlening niet in aanmerking is genomen, bedoeld in artikel 34, vierde lid, van de Wet werk en bijstand, van de belanghebbende aan wie op de peildatum algemene bijstand werd verleend, geldt het bedrag zoals dat laatstelijk vóór of op de peildatum door het college is vastgesteld.

Artikel

9

Vrijlating arbeidsinkomsten

Artikel 43, tweede lid, onderdelen m en n, van de Algemene bijstandswet blijft in het eerste jaar waarop de Wet werk en bijstand betrekking heeft, van toepassing op de belanghebbende van wie op grond van dat artikel op de peildatum inkomsten niet tot zijn middelen werden gerekend, met dien verstande dat het bedrag dat op grond van dat artikel niet tot de middelen wordt gerekend, wordt vermenigvuldigd met:

  • a.

    1, in de eerste tot en met de derde maand na de peildatum;

  • b.

    0,75, in de vierde tot en met de zesde maand na de peildatum;

  • c.

    0,5, in de zevende tot en met de negende maand na de peildatum;

  • d.

    0,25, in de tiende tot en met de twaalfde maand na de peildatum.

Artikel

10

Categoriale bijzondere bijstand

Artikel

11

Woonwagen en -schip

Artikel

12

Krediethypotheek

Artikel

14

Gesubsidieerde arbeid

Artikel

15

Uitbesteding

Vervallen

Artikel

16

Meeneemregeling

Het deel van de subsidie, bedoeld in artikel 14 van de Wet inschakeling werkzoekenden, van het kalenderjaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand dat op grond van artikel 18, vierde lid, van de Wet inschakeling werkzoekenden, wordt toegevoegd aan de subsidie van het daaropvolgende kalenderjaar dan wel in dat jaar wordt besteed aan laatstgenoemde wet of de Wet sociale werkvoorziening, wordt toegevoegd aan de uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand, van het eerste kalenderjaar waarop laatstgenoemde wet betrekking heeft, onderscheidenlijk besteed aan de Wet sociale werkvoorziening.

Artikel

17

Uitkeringen gemeenten

Artikel

18

Verantwoording Abw, IOAW en IOAZ

Artikel

21

Bezwaar- en beroepschriften

Hoofdstuk

3

Wijziging van andere wetten

§

3.1

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

§

3.2

Justitie

§

3.3

Economische Zaken

§

3.4

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

§

3.5

Binnenlandse Zaken

§

3.6

Defensie

§

3.7

Financiën

§

3.8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

§

3.9

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Hoofdstuk

4

Overige en slotbepalingen

Artikel

69

Indexering

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand worden de in de hoofdstukken 3 en 4 van voornoemde wet genoemde bedragen en percentages op de in paragraaf 4.2 van die wet voorgeschreven wijze herzien, voorzover de ontwikkeling van het netto minimumloon, de netto aanspraak op minimumvakantiebijslag en het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie, gerekend vanaf 1 januari 2003, daartoe aanleiding geeft. Van de herziene normen en bedragen en van de dag waarop de herziening plaatsvindt, wordt door Onze Minister mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel

70

Goede invoering

Bij ministeriële regeling kunnen met het oog op de goede invoering van de Wet werk en bijstand regels worden gesteld waarbij zo nodig kan worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens voornoemde wet of deze wet.

Artikel

71

Omhanging besluiten

Artikel

72

Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld. In het koninklijk besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

Artikel

73

Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald: Invoeringswet Wet werk en bijstand.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte
De Minister van Justitie, J. P. H. Donner