Besluit van 12 oktober 2006, houdende prudentiële regels voor financiële ondernemingen die werkzaam zijn op de financiële markten (Besluit prudentiële regels Wft)

Besluit prudentiële regels Wft

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Inleidende bepalingen

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

back-to-back lening: kredietinstrument waarbij de kredietnemer geld of financiële instrumenten ter beschikking krijgt, waartegenover de kredietverstrekker een zekerheid ontvangt, direct of indirect, uit eigen liquide middelen van de kredietnemer;

business line: afgezonderde categorie activiteiten, bedoeld in bijlage X, deel 2, tabel 2, van de herziene richtlijn banken;

convertibele valuta’s: valuta’s van:

  • a.

    de staten die deel uitmaken van de G10;

  • b.

    de overige staten die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte; of

  • c.

    Australië of Nieuw-Zeeland;

daggeld: kortlopende vorderingen die dagelijks opvraagbaar zijn en die uiterlijk twee werkdagen na opvraging dan wel opzegging moeten worden terugbetaald;

entiteit voor securitisatiedoeleinden: onderneming:

  • a.

    die geen kredietinstelling is;

  • b.

    die is opgericht ten behoeve van een of meer securitisaties;

  • c.

    wier activiteiten zich beperken tot hetgeen noodzakelijk is voor die securitisaties;

  • d.

    wier oprichting dient om haar verplichtingen te scheiden van de verplichtingen van de initiator; en

  • e.

    wier eigenaars hun deelneming onvoorwaardelijk in pand kunnen geven of kunnen verkopen;

groepsbestuurder: ieder die binnen een groep het beleid bepaalt;

groep van verbonden wederpartijen: ten minste twee personen die:

  • a.

    met elkaar zijn verbonden in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur; of

  • b.

    uit een oogpunt van de te lopen risico’s als een geheel moeten worden beschouwd omdat zij zodanig onderling verbonden zijn dat, indien een van hen financiële problemen zou ondervinden, in elk geval een van de anderen waarschijnlijk in betalingsproblemen zou komen;

grote posities: niet naar risico gewogen activa en posten buiten de balanstelling ten aanzien van een wederpartij of groep van verbonden wederpartijen waarvan de waarde ten minste tien procent van het toetsingsvermogen bedraagt, uitgezonderd:

  • a.

    de activa en posten buiten de balanstelling die een financiële onderneming in mindering brengt op haar toetsingsvermogen;

  • b.

    de niet naar risico gewogen activa en posten buiten de balanstelling die worden aangehouden in het kader van de normale afwikkeling van:

    • 1°.

      valutatransacties binnen 48 uur nadat de betaling heeft plaatsgevonden;

    • 2°.

      effectentransacties binnen vijf werkdagen nadat de betaling heeft plaatsgevonden of nadat de effecten geleverd zijn indien deze levering eerder plaatsvindt;

incident: gedraging of gebeurtenis die een ernstig gevaar vormt voor de integere uitoefening van het bedrijf van de desbetreffende financiële onderneming;

initiator: onderneming die:

  • a.

    zelf of via een andere onderneming rechtstreeks of middellijk partij is geweest bij de oorspronkelijke overeenkomst waarmee de verplichtingen of mogelijke verplichtingen van de debiteur of mogelijke debiteur die worden gesecuritiseerd, zijn ontstaan; of

  • b.

    vorderingen van een derde koopt, in haar balans opneemt en vervolgens securitiseert;

integriteitgevoelige functie:

  • a.

    leidinggevende functie direct onder die van de personen die het beleid van een financiële onderneming bepalen of mede bepalen; of

  • b.

    functie waaraan een bevoegdheid is verbonden die een wezenlijk risico inhoudt voor de integere uitoefening van het bedrijf van een financiële onderneming;

integriteitsrisico: gevaar voor aantasting van de reputatie of bestaande of toekomstige bedreiging van vermogen of resultaat van een financiële onderneming als gevolg van een ontoereikende naleving van hetgeen bij of krachtens enig wettelijk voorschrift is voorgeschreven;

internationale jaarrekeningstandaarden: internationale standaarden voor jaarrekeningen die door de Commissie van de Europese Gemeenschappen van toepassing zijn verklaard overeenkomstig artikel 3 van verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 juli 2002 (PbEG L 243);

interne modellenmethode: methode waarbij de som van de naar risico gewogen activa en posten buiten de balanstelling voor de kredietrisico’s van een financiële onderneming wordt bepaald op basis van een intern model;

kalenderpost: actiefpost of passiefpost waarvan de kasinstromen respectievelijk kasuitstromen als gevolg van aflossing of rentebetalingen in de vervalkalender worden opgenomen;

kans op wanbetaling: kans dat een wederpartij over een periode van een jaar in gebreke blijft;

kasstromen van het kernbedrijf: kasstromen van leningen die met een vaste termijn zijn verstrekt aan tegenpartijen, die geen kantoren en bancaire deelnemingen zijn die niet in de rapportage worden betrokken, die geen kredietinstellingen en geen professionele geldmarktpartijen zijn, en van deze tegenpartijen met een vaste termijn opgenomen gelden, met inbegrip van te ontvangen onderscheidenlijk te betalen rente;

kredietbeoordeling: taxatie van de kans op wanbetaling en de mate van wanbetaling door een bepaalde debiteur op al zijn verplichtingen of een deel van zijn verplichtingen;

kredietbeoordelingsbureau: bureau dat kredietbeoordelingen opstelt;

kredietrisicovermindering: techniek ter beperking van het kredietrisico dat verbonden is aan activa en posten buiten de balanstelling;

kredietverbetering: contractuele regeling die de kans op wanbetaling en de mate van wanbetaling van een securitisatiepositie vermindert ten opzichte van de situatie waarin van die regeling geen sprake zou zijn;

leningverstrekkende financiële onderneming: financiële onderneming die een vordering heeft, ongeacht of daaraan een lening ten grondslag ligt;

maandperiode: eerste kalendermaand volgend op de verslagdatum;

niet-volgestorte kredietprotectie: kredietrisicovermindering waarbij het kredietrisico met betrekking tot een vordering van een financiële onderneming wordt beperkt door de garantie van een derde partij om een bepaald bedrag uit te keren bij wanbetaling van de wederpartij of bij andere in de overeenkomst tot kredietprotectie vermelde gebeurtenissen die betaling onder de overeenkomst of afwikkeling van de overeenkomst tot gevolg hebben;

officiële stand-by faciliteiten: liquiditeitsgarantie die, onder door de Nederlandsche Bank te stellen voorwaarden, is ontvangen van onderscheidenlijk afgegeven door een binnenlandse of buitenlandse bank;

omgekeerde retrocessieovereenkomst: overeenkomst waarbij een wederpartij aan een financiële onderneming effecten, grondstoffen of gegarandeerde rechten betreffende de eigendom van effecten of grondstoffen verkoopt, onder de ontbindende voorwaarde deze of vervangende effecten of grondstoffen tegen een vastgestelde prijs op een door de wederpartij te bepalen tijdstip in de toekomst terug te kopen, indien:

  • a.

    in geval van gegarandeerde rechten, de garantie is verstrekt door een gereglementeerde markt die houder is van de rechten; en

  • b.

    de overeenkomst bepaalt dat het de financiële onderneming niet is toegestaan een bepaald effect of een bepaalde grondstof aan meer dan een wederpartij tegelijkertijd over te dragen of toe te zeggen;

omrekeningsfactor: verhouding tussen het op een bepaald moment onbenutte bedrag van een kredietlijn dat naar verwachting opgenomen wordt en openstaat in geval van wanbetaling en het onbenutte bedrag van die kredietlijn, waarbij de omvang van de kredietlijn wordt bepaald door de toegestane limiet, tenzij de niet-toegestane limiet hoger is;

operationeel risico: risico van verliezen als gevolg van tekortschietende of falende interne procedures en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen, met inbegrip van juridische risico’s;

opgenomen effectenlening: overeenkomst waarbij een wederpartij aan een financiële onderneming effecten uitleent tegen zekerheid, onder de ontbindende voorwaarde dat de financiële onderneming op een tijdstip in de toekomst of zodra de wederpartij daarom verzoekt, gelijkwaardige effecten teruglevert;

opgenomen grondstoffenlening: overeenkomst waarbij een wederpartij aan een financiële onderneming grondstoffen uitleent tegen zekerheid, onder de ontbindende voorwaarde dat de financiële onderneming op een tijdstip in de toekomst of zodra de wederpartij daarom verzoekt, gelijkwaardige grondstoffen teruglevert;

professionele geldmarktpartij: persoon die geen bank is en die in het kader van zijn middelenbeheer transacties verricht op de geldmarkt met bij de geldmarkt passende volumes en op die markt met enige regelmaat opereert op een manier die vergelijkbaar is met die van een bank;

retrocessieovereenkomst: overeenkomst waarbij een financiële onderneming aan een wederpartij effecten, grondstoffen of gegarandeerde rechten betreffende de eigendom van effecten of grondstoffen verkoopt, onder de ontbindende voorwaarde deze of vervangende effecten of grondstoffen tegen een vastgestelde prijs op een door de financiële onderneming te bepalen tijdstip in de toekomst terug te kopen, indien:

  • a.

    in geval van gegarandeerde rechten, de garantie is verstrekt door een gereglementeerde markt die houder is van de rechten; en

  • b.

    de overeenkomst bepaalt dat het de financiële onderneming niet toegestaan is een bepaald effect of een bepaalde grondstof aan meer dan een wederpartij tegelijkertijd over te dragen of toe te zeggen;

revolverende vordering: vordering waarbij de wederpartij het openstaande bedrag mag laten variëren tot een van tevoren afgesproken limiet;

risicomeetsysteem: systeem voor de meting van het operationeel risico;

securitisatie: transactie of regeling waarbij:

  • a.

    het kredietrisico van een vordering of verzameling van vorderingen wordt onderverdeeld in ten minste twee tranches;

  • b.

    de in het kader van de transactie of regeling verrichte betalingen afhangen van de prestatie van de vordering of de verzameling van vorderingen; en

  • c.

    de rangorde van de tranches bepalend is voor de verdeling van de verliezen tijdens de looptijd van de transactie of regeling;

securitisatiepositie: vordering in het kader van een securitisatie;

sponsor: onderneming, niet zijnde een initiator, die securitisatieregelingen waarbij vorderingen van derden worden gekocht, opzet en beheert;

stresstest: onderzoek naar de risico’s die ontstaan als zich veranderingen in de marktsituatie voordoen of zouden voordoen die een ongunstige invloed uitoefenen op de toereikendheid van het toetsingsvermogen van een financiële onderneming, en naar de risico’s die ontstaan als zekerheidsrechten worden uitgeoefend in crisissituaties;

suppletiebijdragen: bedragen die het bestuur van een onderlinge waarborgmaatschappij krachtens haar statuten in verband met een nadelig saldo over enig boekjaar te allen tijde en zonder bijkomende voorwaarden van haar leden kan eisen;

synthetische securitisatie: securitisatie waarbij:

  • a.

    de onderverdeling in tranches van het kredietrisico van een vordering of verzameling van vorderingen geschiedt door middel van kredietderivaten of garanties; en

  • b.

    de vordering of verzameling van vorderingen in de balanstelling van de initiator blijft opgenomen;

tegenpartijkredietrisico: risico dat de wederpartij bij een transactie in gebreke blijft voordat de definitieve afwikkeling van de met de transactie samenhangende kasstromen heeft plaatsgevonden;

traditionele securitisatie: securitisatie waarbij:

  • a.

    de gesecuritiseerde vorderingen in economische zin worden overgedragen aan een entiteit voor securitisatiedoeleinden die daartoe effecten uitgeeft;

  • b.

    de eigendom van de gesecuritiseerde vorderingen door de initiator wordt overgedragen of de kasstromen uit hoofde van de gesecuritiseerde vorderingen door middel van een overeenkomst van subdeelneming door de initiator worden overgedragen; en

  • c.

    de uitgegeven effecten niet leiden tot een betalingsverplichting voor de initiator;

tranche: contractueel vastgesteld segment van het kredietrisico van een gesecuritiseerde vordering of verzameling van vorderingen, waarbij een securitisatiepositie in dit segment een groter of kleiner risico op verlies meebrengt dan een securitisatiepositie van dezelfde omvang in elk ander segment, indien geen rekening wordt gehouden met de volgestorte of niet-volgestorte kredietprotectie die door derden rechtstreeks aan de houders van de securitisatieposities in dit segment of in andere segmenten wordt geboden;

verlies bij wanbetaling: verhouding tussen het verwachte economisch verlies op een vordering als gevolg van wanbetaling, met inachtneming van de tijdwaarde van geld, en het naar verwachting uitstaande bedrag bij wanbetaling;

verslagdatum: datum van de dag direct voorafgaande aan de periode waarover wordt gerapporteerd;

verstrekte effectenlening: overeenkomst waarbij een financiële onderneming aan een wederpartij effecten uitleent tegen zekerheid, onder de ontbindende voorwaarde dat de wederpartij op een tijdstip in de toekomst of zodra de financiële onderneming daarom verzoekt, gelijkwaardige effecten teruglevert;

verstrekte grondstoffenlening: overeenkomst waarbij een financiële onderneming aan een wederpartij grondstoffen uitleent tegen zekerheid, onder de ontbindende voorwaarde dat de wederpartij op een tijdstip in de toekomst of zodra de financiële onderneming daarom verzoekt, gelijkwaardige grondstoffen teruglevert;

vervalkalender: overzicht van contractuele looptijden van overeenkomsten gesloten door een financiële onderneming;

vervroegde-aflossingsbepaling: contractuele bepaling op grond waarvan de securitisatieposities van beleggers voor de oorspronkelijke vervaldatum van de uitgegeven effecten geheel of gedeeltelijk worden afgelost;

verwachte verliespost: product van de kans op wanbetaling, het verlies bij wanbetaling en de waarde van een actief of post buiten de balanstelling;

verwateringsrisico: risico dat de waarde van een kortlopende handelsvordering afneemt door crediteringen aan de debiteur;

volgestorte kredietprotectie: kredietrisicovermindering waarbij het kredietrisico met betrekking tot een vordering van een financiële onderneming wordt beperkt door het recht van die financiële onderneming om bij wanbetaling van de wederpartij of bij andere specifieke gebeurtenissen in verband met de wederpartij die gevolgen hebben of kunnen hebben voor het kredietrisico met betrekking tot de vordering:

  • a.

    bepaalde activa of posten buiten de balanstelling te gelde te maken;

  • b.

    bepaalde activa of posten buiten de balanstelling over te nemen;

  • c.

    de eigendom van bepaalde activa of posten buiten de balanstelling te verwerven of te behouden;

  • d.

    de waarde van bepaalde activa of posten buiten de balanstelling te verlagen; of

  • e.

    de waarde van bepaalde activa of posten buiten de balanstelling te vervangen door het verschil tussen deze waarde en de waarde van een vordering op de financiële onderneming;

voorraadposten: liquide activa die niet in de vervalkalender worden opgenomen;

vorderingswaarde: waarde van een niet naar risico gewogen actief of post buiten de balanstelling;

waarde van de gekwalificeerde deelneming: koopprijs van een aandeel, op het moment van de verwerving of vergroting van de gekwalificeerde deelneming, vermenigvuldigd met het aantal verworven aandelen;

wanbetaling:

  • a.

    situatie waarin een financiële onderneming het onwaarschijnlijk acht dat een debiteur zijn verplichtingen jegens haar, de moederonderneming of een van de dochterondernemingen van de financiële onderneming volledig zal nakomen zonder dat de financiële onderneming, de moederonderneming of een van de dochterondernemingen zal moeten overgaan tot maatregelen; of

  • b.

    situatie waarin een debiteur meer dan negentig dagen in gebreke is bij het nakomen van een aanzienlijke verplichting jegens een financiële onderneming, de moederonderneming of een van de dochterondernemingen van de financiële onderneming;

weekperiode: eerste zeven kalenderdagen volgend op de verslagdatum;

de wet: de Wet op het financieel toezicht.

Artikel

3

Artikel

4

Hoofdstuk

2

Betrouwbaarheid

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:9, derde lid, en 3:99, derde lid, van de wet

Artikel

7

Artikel

8

De betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 5 staat niet buiten twijfel als deze veroordeeld is terzake van een misdrijf, genoemd in onderdeel 1 van bijlage A, tenzij er sinds het onherroepelijk worden van de uitspraak acht jaren of meer zijn verstreken.

Artikel

9

De Nederlandsche Bank neemt bij de vaststelling, bedoeld in artikel 5, in aanmerking:

  • a.

    het onderlinge verband tussen de aan een antecedent ten grondslag liggende gedraging of gedragingen en de overige omstandigheden van het geval;

  • b.

    de belangen die de wet beoogt te beschermen; en

  • c.

    de overige belangen van de clearinginstelling, kredietinstelling of verzekeraar en de betrokkene.

Hoofdstuk

3

Integere uitoefening van het bedrijf

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:10, eerste, tweede en derde lid, en 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de wet

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Hoofdstuk

4

Beheerste uitoefening van het bedrijf

§

4.1

Algemene aspecten van de bedrijfsvoering

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de wet

Artikel

17

Artikel

18

Een clearinginstelling, kredietinstelling, verzekeraar of bijkantoor als bedoeld in artikel 17 beschikt over een adequate functiescheiding met het oog op een beheerste bedrijfsvoering.

Artikel

19

De bedrijfsvoering van een clearinginstelling, kredietinstelling, verzekeraar of bijkantoor als bedoeld in artikel 17 voorziet in een juiste, tijdige en volledige vastlegging van alle rechten en verplichtingen van de financiële onderneming of bijkantoor in een daartoe bestemde administratie.

Artikel

20

Artikel

21

Een clearinginstelling, kredietinstelling, verzekeraar of bijkantoor als bedoeld in artikel 17 beschikt over een onafhankelijke compliancefunctie voor het toezicht op de naleving van wettelijke regels en van interne regels die de financiële onderneming of bijkantoor zelf heeft opgesteld.

Artikel

22

De opdracht tot onderzoek van de jaarrekening van een clearinginstelling, kredietinstelling, verzekeraar of bijkantoor als bedoeld in artikel 17 aan de externe accountant voorziet in een toetsing en beoordeling op hoofdlijnen met betrekking tot de toereikendheid van de organisatie-inrichting en risicobeheersing.

§

4.2

Risicomanagement

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de wet

Artikel

23

Artikel

23a

Artikel

23b

Artikel

23c

Artikel

23d

Een bank of beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 23, tweede lid, tweede volzin, past systemen toe voor de beoordeling en het beheer van het risico dat uit potentiële veranderingen in rentetarieven voortvloeit, voor zover deze veranderingen van invloed zijn op de activiteiten buiten de handelsportefeuille van die bank, beleggingsonderneming of clearinginstelling.

Artikel

23e

Artikel

24

Een beleggingsonderneming, clearinginstelling, kredietinstelling, verzekeraar of bijkantoor als bedoeld in artikel 23, eerste lid, ziet er op systematische wijze op toe dat de procedures en maatregelen, bedoeld in artikel 23, tweede lid, worden nageleefd en zorgt ervoor dat gesignaleerde tekortkomingen of gebreken worden opgeheven.

Artikel

24a

Artikel

25

Indien een beleggingsonderneming, clearinginstelling, kredietinstelling, verzekeraar of bijkantoor als bedoeld in artikel 23, eerste lid, gebruik maakt van intern ontwikkelde modellen, beoordeelt deze die modellen en de gehanteerde veronderstellingen en variabelen op systematische wijze op validiteit, onder meer door voorspellingen van het model te vergelijken met de werkelijke uitkomsten.

Artikel

25a

Artikel

25b

Artikel

26

Hoofdstuk

5

Uitbesteden van werkzaamheden

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:18, tweede en derde lid, van de wet

Artikel

27

Artikel

28

Een clearinginstelling, kredietinstelling, verzekeraar of bijkantoor als bedoeld in artikel 27, tweede lid, gaat niet over tot het uitbesteden van werkzaamheden indien dat afbreuk doet aan de kwaliteit van haar onafhankelijke interne toetsing als bedoeld in artikel 17, vierde lid.

Artikel

29

Een clearinginstelling, kredietinstelling, verzekeraar of bijkantoor als bedoeld in artikel 27, tweede lid, voert een adequaat beleid en beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot het op structurele basis uitbesteden van werkzaamheden.

Artikel

30

Een clearinginstelling, kredietinstelling, verzekeraar of bijkantoor als bedoeld in artikel 27, tweede lid, beschikt over toereikende procedures, maatregelen, deskundigheid en informatie om de uitvoering van de op structurele basis uitbestede werkzaamheden te kunnen beoordelen.

Artikel

31

Artikel

32

De artikelen 29 tot en met 31 zijn niet van toepassing op het uitbesteden van werkzaamheden aan ondernemingen met zetel in een lidstaat die deel uitmaken van de groep waartoe de financiële onderneming behoort.

Hoofdstuk

6

Wijzigingen met betrekking tot verstrekte gegevens

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:29, derde lid, 3:41, 3:42, 3:43, tweede lid, en 3:48, van de wet

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Hoofdstuk

7

Verzekering bijkomende risico’s

Bepaling ter uitvoering van artikel 3:36, vierde lid, van de wet

Artikel

41

Hoofdstuk

8

Vertegenwoordiger

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:40 en 3:47, zesde lid, van de wet

Artikel

42

Als adres van een vertegenwoordiger in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 3:40 van de wet waaraan rechtsgeldig mededelingen kunnen worden gedaan wordt beschouwd het in Nederland gelegen bijkantoor.

Artikel

43

Een verzekeraar als bedoeld in artikel 3:40, 3:47, zesde lid of 3:50, tweede lid, van de wet wordt geacht, indien de vertegenwoordiger ontbreekt, zijn woonplaats te hebben ten parkette van de officier van justitie bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de verzekeraar ingevolge artikel 42 het laatst zijn woonplaats had, of anders ten parkette van de officier van justitie bij de rechtbank te Amsterdam.

Artikel

44

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Hoofdstuk

9

Minimum vermogen

§

9.1

Omvang van het minimumbedrag aan eigen vermogen

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:53, derde lid, 3:54, derde lid, en 3:55, tweede lid, van de wet

Artikel

48

Het minimumbedrag aan eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, van de wet bedraagt:

Artikel

49

§

9.2

Samenstelling van het minimumbedrag aan eigen vermogen

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:53, derde lid, 3:54, derde lid, en 3:55, tweede lid, van de wet

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

52

Artikel

53

§

9.3

De waarden die dienen tot dekking van het minimumbedrag van het garantiefonds

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:54, derde lid, en 3:55, tweede lid, van de wet

Artikel

55

Artikel

56

§

9.4

Bijzondere bepalingen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:53, derde lid, van de wet

Artikel

57

Artikel

58

Hoofdstuk

10

Solvabiliteit

§

10.1

Minimumomvang solvabiliteit

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:57, tweede lid, van de wet

Artikel

59

Artikel

60

Artikel

61

Artikel

61a

Artikel

62

Artikel

62a

Artikel

62b

Artikel

62c

Artikel

62d

Artikel

62e

Artikel

63

Artikel

64

De minimumomvang van het toetsingsvermogen van een elektronischgeldinstelling als bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, of 3:58, eerste lid, van de wet bedraagt twee procent van het lopende bedrag of het gemiddelde bedrag over de laatste zes maanden van haar totale financiële verplichtingen die met uitstaand elektronisch geld verband houden, naar gelang welk bedrag het hoogst is. Indien de elektronischgeldinstelling haar werkzaamheden niet gedurende zes maanden heeft uitgeoefend, bedraagt de minimumomvang van het toetsingsvermogen twee procent van het lopende bedrag of het blijkens haar programma van werkzaamheden op zes maanden nagestreefde bedrag van haar totale financiële verplichtingen die met uitstaand elektronisch geld verband houden, naar gelang welk bedrag het hoogst is. De Nederlandsche Bank kan, indien de vorige volzin van toepassing is en aannemelijk is dat het nagestreefde bedrag te laag is geschat, besluiten dat voor de elektronischgeldinstelling een hogere minimumomvang geldt.

Artikel

65

Artikel

66

Artikel

67

Artikel

68

§

10.2

Minimumomvang toetsingsvermogen volgens interne modellen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:57, tweede lid, van de wet

Artikel

69

Artikel

70

Artikel

71

Artikel

72

Artikel

73

Artikel

74

Artikel

75

Artikel

76

Artikel

77

Artikel

78

Artikel

79

§

10.3

Kredietrisicovermindering

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:57, tweede lid, van de wet

Artikel

80

Een bank, beleggingsonderneming of clearinginstelling als bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, 3:58, eerste lid, of 3:61, eerste lid, van de wet die het bedrag van de naar risico gewogen activa en posten buiten de balanstelling berekent ingevolge artikel 61 of paragraaf 10.2, waarbij zij geen gebruik maakt van eigen ramingen van verliezen bij wanbetaling en omrekeningsfactoren, neemt slechts kredietrisicovermindering in aanmerking bij deze berekening of, indien van toepassing, bij de berekening van de verwachte verliesposten ingevolge artikel 92, tweede lid, onderdeel d, of artikel 94, tweede lid, onderdeel f, indien is voldaan aan artikel 81.

Artikel

81

Artikel

82

§

10.4

Securitisatie

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:57, tweede lid, van de wet

Artikel

83

Een bank, beleggingsonderneming of clearinginstelling als bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, 3:58, eerste lid, of 3:61, eerste lid, van de wet berekent het bedrag van naar risico gewogen posten bij gesecuritiseerde activa en posten buiten de balanstelling en van naar risico gewogen securitisatieposities op de wijze, bepaald ingevolge deze paragraaf.

Artikel

84

Artikel

85

Artikel

86

Artikel

87

§

10.5

Erkenning van kredietbeoordelingen van kredietbeoordelingsbureaus en exportkredietverzekeraars

Artikel

88

Artikel

88a

De Nederlandsche Bank erkent, op aanvraag, al dan niet voor bepaalde tijd, de kredietbeoordelingen van een exportkredietverzekeraar, indien de kredietbeoordelingen voldoen aan de criteria opgenomen in bijlage VI, deel 1, punt 6, van de herziene richtlijn banken.

§

10.6

Samenstelling van het toetsingsvermogen en de solvabiliteitsmarge

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:57, tweede lid, 3:59, tweede lid, en 3:62, tweede lid, van de wet

Artikel

89

Artikel

90

Artikel

91

Artikel

92

Artikel

93

Het overig kapitaal wordt gevormd door de waarde van het gestorte deel op kortlopende achtergestelde leningen indien:

  • a.

    de achtergestelde lening een looptijd heeft van oorspronkelijk ten minste twee jaar;

  • b.

    de leningovereenkomst geen bepaling bevat op grond waarvan de achtergestelde lening voor het einde van de looptijd, anders dan bij liquidatie, moet worden afgelost, tenzij de Nederlandsche Bank daartoe, op verzoek van de financiële onderneming, besluit; en

  • c.

    op de achtergestelde lening, indien het toetsingsvermogen minder dan 120 procent bedraagt van de minimumomvang van het toetsingsvermogen, bedoeld in artikel 60, niet wordt afgelost, tenzij de financiële onderneming hiervan kennis geeft aan de Nederlandsche Bank.

Artikel

94

Artikel

95

Artikel

96

De aanwezige solvabiliteitsmarge, bedoeld in artikel 95, eerste lid, wordt tevens gevormd door de waarde van:

Artikel

97

Artikel

98

Artikel

99

§

10.7

De waarden die dienen tot dekking van het garantiefonds en het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:59, tweede lid, en 3:62, tweede lid, van de wet

Artikel

101

§

10.8

Aanhouden van balansposten en posten buiten de balanstelling

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:57, zevende lid, van de wet

Artikel

102

Artikel

103

Artikel

104

Artikel

105

Hoofdstuk

11

Liquiditeit

§

11.1

Minimumomvang liquiditeit

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:63, tweede lid, van de wet

Artikel

107

§

11.2

Berekening van de minimumomvang van de liquiditeit

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:63, tweede lid, van de wet

Artikel

108

Artikel

109

Artikel

110

De vereiste liquiditeit van een elektronischgeldinstelling als bedoeld in artikel 3:63 of 3:65 van de wet is gelijk aan het bedrag van de betalingsverplichtingen dat verband houdt met het uitstaand elektronisch geld en de overige verplichtingen.

§

11.3

Samenstelling van de liquiditeit

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:63, tweede lid, van de wet

Artikel

111

Artikel

112

De aanwezige liquiditeit van een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 3:63 of 3:66 van de wet wordt gevormd door de volgende posten:

  • a.

    kasmiddelen, daggeld en direct opvraagbare tegoeden bij banken die een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 van de wet hebben of waarop toezicht op het uitoefenen van het bedrijf van bank wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die de wet beoogt te beschermen;

  • b.

    kortlopende schuldtitels aan toonder;

  • c.

    financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de handel aan een gereglementeerde markt of een markt in financiële instrumenten waarvan de houder gevestigd is in een staat die deel uitmaakt van de G10 of aan een andere door de Nederlandsche Bank aangewezen gereglementeerde markt;

  • d.

    officiële stand-by faciliteiten afgegeven door banken die een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 van de wet hebben of waarop toezicht op het uitoefenen van het bedrijf van bank wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die de wet beoogt te beschermen; en

  • e.

    onvoorwaardelijke garanties van banken en verzekeraars die een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 onderscheidenlijk artikel 2:27 van de wet hebben of waarop toezicht op het uitoefenen van het bedrijf van bank onderscheidenlijk verzekeraar wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die de wet beoogt te beschermen.

Artikel

113

Hoofdstuk

12

Technische voorzieningen

§

12.1

De berekening van de technische voorzieningen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:67, vierde lid, onderdeel a, van de wet

Artikel

114

Artikel

115

Artikel

116

Artikel

117

Artikel

118

Artikel

119

De voorziening voor winstdeling en kortingen van een verzekeraar als bedoeld in artikel 114, eerste lid, omvat de bedragen die in de vorm van winstdeling bestemd zijn voor de verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen, voor zover deze niet hebben geleid tot verhoging van de voorziening voor levensverzekering, alsmede de bedragen die een gedeeltelijke terugbetaling van premies op grond van het resultaat van de verzekeringen vertegenwoordigen, voor zover deze niet tot verhoging van de ledenrekening hebben geleid.

Artikel

120

Artikel

121

§

12.2

De waarden die dienen tot dekking van de technische voorzieningen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:67, vierde lid, onderdeel a, van de wet

Artikel

122

Artikel

123

Artikel

124

Onverminderd artikel 123 stelt de Nederlandsche Bank nadere regels met betrekking tot het gebruik van de waarden die dienen tot dekking van de technische voorzieningen van levensverzekeraars of schadeverzekeraars als bedoeld in artikel 122, eerste lid, en de daarbij in acht te nemen voorwaarden, ten aanzien van:

  • a.

    de leningen waarvoor niet door middel van een bankgarantie, een garantie toegekend door een verzekeraar, een recht van hypotheek of een andere wijze zekerheid is gegeven;

  • b.

    deelnemingen in een beleggingsinstelling, voor zover de richtlijn beleggingsinstellingen niet van toepassing is;

  • c.

    effecten die niet worden verhandeld op een gereglementeerde markt; en

  • d.

    beleggingen als bedoeld in artikel 122, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, uitgegeven door een emittent niet zijnde centrale, regionale of lokale overheid of een ander openbaar lichaam, een internationale organisatie waarvan een of meer lidstaten deel uitmaken of een kredietinstelling met zetel in Nederland, in een andere lidstaat of in een ingevolge artikel 3:2, eerste lid, onderdeel c, onder 2°, van de wet aangewezen staat.

Artikel

125

Artikel

126

Artikel

127

§

12.3

De waarden die dienen tot dekking van de verplichtingen die voortvloeien uit werknemersvorderingen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:67, vierde lid, onderdeel a, van de wet

Artikel

128

Hoofdstuk

13

Boekhouding en rapportage

§

13.1

Verstrekking van de jaarstukken

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:71, tweede lid, en 3:81, tweede lid, van de wet

Artikel

129

Een clearinginstelling, herverzekeraar, kredietinstelling of verzekeraar als bedoeld in artikel 3:71, eerste lid, 3:81, eerste lid, of 3:85, eerste of tweede lid, van de wet verstrekt de documenten, bedoeld in artikel 3:71, eerste lid, of 3:81, eerste lid, van de wet, wat betreft indeling en inhoud in de vorm waarin deze zijn opgemaakt ingevolge Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de internationale jaarrekeningstandaarden onderscheidenlijk het recht van de staat waar deze financiële onderneming haar zetel heeft. Een financiële onderneming met zetel in Nederland vermeldt of de jaarrekening al dan niet is vastgesteld en goedgekeurd overeenkomstig de statuten of de vennootschapsakte.

§

13.2

Verstrekking van de staten

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:72, vijfde en zevende lid, en 3:73 van de wet

Artikel

130

Artikel

131

Artikel

132

Indien een beleggingsonderneming, clearinginstelling, kredietinstelling, verzekeraar of bijkantoor als bedoeld in artikel 130 de staten niet langs elektronische weg verstrekt, kan de Nederlandsche Bank, op verzoek van de financiële onderneming, besluiten dat het de financiële onderneming is toegestaan andere informatiedragers dan de modellen, bedoeld in artikel 131, eerste lid, onderdeel a, te gebruiken, indien deze wat betreft indeling en inhoud geen afwijking vertonen van de modellen.

Artikel

133

Artikel

134

§

13.3

Verstrekking van de opgave van gesloten verzekeringen

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:74, tweede lid, 3:78, tweede lid, 3:83, tweede lid, en 3:87, tweede lid, van de wet

Artikel

135

Hoofdstuk

14

Meldingsplichten van de accountant en de actuaris

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:88, vierde lid, en 3:89, eerste lid, van de wet

Artikel

136

Artikel

137

Hoofdstuk

15

Gekwalificeerde deelnemingen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:95, tweede lid, en artikel 3:96, tweede, derde en vierde lid, van de wet

Artikel

138

De gegevens, bedoeld in artikel 3:95, tweede lid, en 3:96, tweede lid, van de wet zijn:

  • 1°.

    een opgave van de omvang van een gekwalificeerde deelneming als bedoeld in artikel 3:95 van de wet;

  • 2°.

    gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:99 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de aanvrager of houder van een verklaring van geen bezwaar die op grond van zijn gekwalificeerde deelneming het beleid van de betrokken onderneming zou kunnen bepalen of mede bepalen of zou bepalen of mede bepalen; en

  • 3°.

    bescheiden waaruit de financiële positie en de juridische groepsstructuur van de aanvrager of houder van een verklaring van geen bezwaar blijken.

Artikel

139

Tot de liquide middelen van een vennootschap als bedoeld in artikel 3:96, derde lid, van de wet worden uitsluitend gerekend:

  • a.

    aanwezige munten of bankbiljetten;

  • b.

    direct opvorderbare tegoeden;

  • c.

    kortlopende vorderingen die geen direct opvorderbare tegoeden zijn; en

  • d.

    activa die geen kortlopende vorderingen zijn en die op zeer korte termijn en zonder substantiële verliezen kunnen worden omgezet in munten of bankbiljetten of direct opvorderbare tegoeden.

Artikel

140

Hoofdstuk

16

Slotbepalingen

Artikel

141

Artikel

142

Voor het boekjaar 2007 wordt het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge voor schadeverzekeraars die zorgverzekeringen als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet of daarop aanvullende ziektekostenverzekeringen uitvoeren, bepaald op de wijze als bedoeld in artikel 67, met dien verstande dat bij de berekening en de verhouding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b onderscheidenlijk c, van dat artikel niet wordt uitgegaan van de afgelopen drie boekjaren, maar van de boekjaren 2006 en 2007.

Artikel

143

Wijzigt dit besluit.

Artikel

144

Artikel

145

Een besluit, genomen op grond van een van de artikelen, bedoeld in kolom A, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit aangemerkt als een besluit in de zin van het daarna in kolom B genoemde artikel van dit besluit. De aan het besluit gestelde beperkingen of verbonden voorschriften blijven van kracht.

2, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit solvabiliteitsmarge natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

95, tweede lid, onderdeel a, onder 4°

2, tweede lid, onderdeel e, van het Besluit solvabiliteitsmarge natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

97, eerste lid, aanhef en onderdeel a

2, tweede lid, onderdeel f, van het Besluit solvabiliteitsmarge natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

96, onderdeel b

6, vierde lid, eerste volzin, van het Besluit solvabiliteitsmarge natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

56, derde lid, eerste volzin

6, vierde lid, tweede volzin, van het Besluit solvabiliteitsmarge natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

56, derde lid, tweede volzin

1, tweede lid, van het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994

67, tweede lid

3, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994

95, tweede lid, onderdeel a, onder 3°

3, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994

95, tweede lid, onderdeel a, onder 4°

3, tweede lid, onderdeel, c, d of e, van het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994

97, eerste lid, aanhef

3, tweede lid, onderdeel f, van het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994

96, onderdeel b

9, vierde lid, eerste volzin, van het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994

56, derde lid, eerste volzin

9, vierde lid, tweede volzin, van het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994

56, derde lid, tweede volzin

10, eerste lid, jo bijlage B, onder 3, van het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994

126, derde lid

10, eerste lid, jo bijlage B, onder 6, van het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994

126, zesde lid

10, eerste lid, jo bijlage B, onder 7, van het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994

126, zevende lid

10, eerste lid, jo bijlage B, onder 9, van het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994

126, negende lid

10, eerste lid, jo bijlage C, onder 2, van het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994

126, zesde lid

10, eerste lid, jo bijlage C, onder 3, van het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994

126, zevende lid

10, eerste lid, jo bijlage C, onder 5, van het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994

126, negende lid

16, vijfde lid, van het Besluit toezicht beleggingsinstellingen 2005

63, derde lid, jo 60, zesde lid

16, zevende lid, onderdeel g, van het Besluit toezicht beleggingsinstellingen 2005

63, derde lid, jo 60, vijfde lid, onderdeel g

3, eerste lid, jo bijlage 1, onderdeel 1.2, onder 1, onder e, van de Nadere regeling prudentieel toezicht effectenverkeer 2002

92, derde lid, onderdeel c, onder 3°

3, eerste lid, jo bijlage 1, onderdeel 1.2, onder 1, onder f, van de Nadere regeling prudentieel toezicht effectenverkeer 2002

93, onderdeel b

4, tweede lid, onderdeel g, van de Nadere regeling prudentieel toezicht effectenverkeer 2002

60, vijfde lid, onderdeel g

4, derde lid, van de Nadere regeling prudentieel toezicht effectenverkeer 2002

60, zesde lid

4, vierde lid, van de Nadere regeling prudentieel toezicht effectenverkeer 2002

60, vierde lid

3, derde lid, onderdeel c, onder 2°, van de Regeling prudentieel toezicht beleggingsinstellingen

92, derde lid, onderdeel c, onder 3°

3, vierde lid, van de Regeling belegging technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994

123, vierde lid

3, vijfde lid, van de Regeling belegging technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994

123, vijfde lid

69, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993

57, tweede lid

Artikel

147

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

148

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit prudentiële regels Wft.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, G. Zalm
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

A

behorend bij artikel 6

1

Strafrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 6, onderdeel a

1.1. Veroordelingen

Bij onherroepelijk vonnis is betrokkene in Nederland of in het buitenland veroordeeld terzake van een poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:

2

Overige strafrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 6, onderdeel a

2.1. Veroordelingen

Bij vonnis is betrokkene in Nederland of in het buitenland veroordeeld terzake van poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokking van, mislukte uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:

Wetboek van Strafrecht:

Algemene wet inzake de rijksbelastingen (AWR):

– overtreding fiscale wetgeving (artikelen 68 en 69).

Opiumwet:

  • met opzet smokkelen, bereiden, verkopen, afleveren, aanwezig hebben, etc. van harddrugs (artikel 2, eerste lid);

  • met opzet smokkelen, bereiden, verkopen, afleveren, aanwezig hebben en vervaardigen softdrugs (artikel 3, eerste lid); of

  • voorbereidingshandelingen met betrekking tot bereiden, verkopen, afleveren etc. en smokkelen van harddrugs (artikel 10a, eerste lid).

Wet op de economische delicten (WED):

Door de WED strafbaar gestelde gedragingen, met name verbodsbepalingen uit de financiële toezichtswetgeving, artikel 9 van de Wet melding ongebruikelijke transacties en de artikelen 2, eerste, tweede en zesde lid, 5, 6, 7, 8 van de Wet identificatie bij dienstverlening 1993.

Wet wapens en munitie:

Wegenverkeerswet 1994:

Buitenlandse strafbepalingen

Onder veroordelingen worden ook verstaan veroordelingen in het buitenland wegens overtreding van een of meer in het buitenland geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de hierboven genoemde.

2.2. Transacties met de Officier van Justitie

Betrokkene heeft een transactie als bedoeld in artikel 74 van het WvSr gedaan ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder transacties worden ook verstaan transacties in het buitenland met de terzake bevoegde autoriteiten ter zake van overtreding van een of meer daar geldende strafbepalingen vergelijkbaar met de hiervoor genoemde.

2.3. (Voorwaardelijk) sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging

Betrokkene wordt ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten niet of niet verder vervolgd of voorwaardelijk niet of niet verder vervolgd, of is vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging.

Onder al dan niet voorwaardelijk sepot, niet verdere vervolging, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging worden ook verstaan soortgelijke uitspraken en maatregelen in het buitenland ter zake van overtreding van een of meer daar geldende strafbepalingen vergelijkbaar met de hiervoor genoemde.

2.4. Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die redelijkerwijs voor de Nederlandsche Bank van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van betrokkene, zoals blijkend uit door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren opgemaakte processen-verbaal of rapporten die erop wijzen dat betrokkene betrokken is (geweest) bij een of meer van de onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder processen-verbaal of rapporten wordt ook verstaan soortgelijke documenten met gelijke bewijskracht, opgemaakt door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren in het buitenland ter zake van daar geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de onder 2.1 genoemde.

3

Financiële antecedenten als bedoeld in artikel 6, onderdeel b

3.1. Persoonlijk

  • betrokkene heeft belangrijke persoonlijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische, invorderings- of incassoprocedures geleid;

  • ten aanzien van betrokkene is surséance van betaling, faillissement, schuldsanering of schuldeisersakkoord aangevraagd of uitgesproken;

  • betrokkene is thans in Nederland of elders verwikkeld in één of meer juridische procedures naar aanleiding van persoonlijke financiële problemen, dan wel verwacht daarin betrokken te raken; of

  • de persoonlijke financiële verplichtingen van betrokkene staan naar algemene maatstaven niet in een gezonde verhouding tot diens inkomsten of vermogen.

3.2. Zakelijk

  • de huidige of één van de voormalige werkgever(s) van betrokkene of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, heeft belangrijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische procedures in Nederland of elders geleid;

  • met betrekking tot de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is surséance van betaling of faillissement aangevraagd of uitgesproken; of

  • betrokkene is veroordeeld tot voldoen van openstaande schulden wegens aansprakelijkheid voor het faillissement van een vennootschap of rechtspersoon op grond van de toepasselijke bepalingen van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (artikelen 50a, 138, 149, 248, 259 en 300a).

3.3. Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer financiële gedragingen, voor zover die redelijkerwijs voor de Nederlandsche Bank van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

4

Toezichtantecedenten als bedoeld in artikel 6, onderdeel c

4.1. Toezichtantecedenten

  • het onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens aan een toezichthouder of toezichthoudende instantie;

  • betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is een toelating, vergunning of ontheffing geweigerd door een toezichthouder of toezichthoudende instantie;

  • een aan betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, verleende toelating, vergunning of ontheffing is ingetrokken door een toezichthouder of toezichthoudende instantie;

  • betrokkene, of zijn huidige of één van zijn voormalige werkgevers of een vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede-) verantwoordelijk is of was voor het beleid, is in conflict geweest met een toezichthouder of toezichthoudende instantie en dit conflict heeft geleid tot enige maatregel jegens betrokkene dan wel jegens de vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins verantwoordelijk is of was voor het beleid;

  • aan betrokkene of aan een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, een verklaring door de Minister van Justitie ter zake van de oprichting van dan wel van de wijziging van de statuten van een vennootschap geweigerd op gronden genoemd in de artikelen 68, tweede lid, 179, tweede lid, 125, tweede lid, onderscheidenlijk 235, tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

4.2. Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen ter zake waarvan in Nederlandse of buitenlandse financiële toezichtswetgeving regels zijn gesteld, welke gedraging of gedragingen die redelijkerwijs voor de Nederlandsche Bank van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

5

Fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 6, onderdeel d

5.1. Persoonlijk

Aan betrokkene is op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een vergrijpboete opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:

  • opzettelijk een onjuiste of onvolledige belastingaangifte doen (artikel 67d);

  • het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten dat een belastingaanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven (artikel 67e); of

  • het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige te wijten is dat belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de termijn is betaald (artikel 67f).

5.2. Zakelijk

Aan de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een vergrijpboete opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:

  • opzettelijk een onjuiste of onvolledige belastingaangifte doen (artikel 67d);

  • het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten dat een belastingaanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven (artikel 67e); of

  • het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige te wijten is dat belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de termijn is betaald (artikel 67f).

5.3. Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen op fiscaal gebied die redelijkerwijs voor de Nederlandsche Bank van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

6

Overige antecedenten als bedoeld in artikel 6, onderdeel e

  • de inschrijving van betrokkene bij het Dutch Securities Institute is door die instelling beëindigd;

  • betrokkene is onderworpen of onderworpen geweest aan een procedure tot het treffen van tuchtrechtelijke, disciplinaire of andere vergelijkbare maatregelen door of vanwege een organisatie van zijn beroepsgenoten in of buiten Nederland en deze procedure heeft jegens betrokkene tot maatregelen geleid; of

  • betrokkene is betrokken of betrokken geweest bij enig conflict met zijn huidige dan wel een vorige werkgever aangaande de correcte vervulling van zijn functie of naleving van gedragsnormen in verband met die taakvervulling en dit conflict heeft geleid tot het opleggen van een arbeidsrechtelijke sanctie aan betrokkene (zoals bijvoorbeeld in de vorm van een waarschuwing, berisping, schorsing of ontslag).

Bijlage

B

, behorende bij artikel 61, vijfde lid, onderdeel c

Afgeleide financiële instrumenten in de zin van artikel 61, derde lid, onderdeel c, zijn:

  • 1.

    Rentecontracten:

    • a.

      Renteswaps die betrekking hebben op één valuta;

    • b.

      Basisswaps;

    • c.

      Rentetermijncontracten;

    • d.

      Rentefutures;

    • e.

      Gekochte renteopties;

    • f.

      Andere contracten van gelijke aard;

  • 2.

    Contracten die betrekking hebben op wisselkoersen of goud:

    • a.

      Cross-currency renteswaps;

    • b.

      Valutatermijncontracten;

    • c.

      Valutafutures;

    • d.

      Gekochte valutaopties;

    • e.

      Andere contracten van gelijke aard;

    • f.

      Contracten van gelijke aard zijn als de contracten onder a tot en met e die betrekking hebben op goud;

  • 3.

    Contracten van gelijke aard als die in onderdeel 1, onder a tot en met e, of onderdeel 2, onder a tot en met d, die betrekking hebben op andere onderliggende waarden of indices.