Artikel
1
Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
-
a.
RDBZ: het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken;
-
b.
HDPO: de Hoofddirecteur Personeel en Organisatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken;
-
c.
3W: de Directeur WereldWijdWerken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken;
-
d.
DBV: de Directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Buitenlandse Zaken;
-
e.
post: een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het RDBZ;
-
f.
ambtenaar: een ambtenaar als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a, van het RDBZ;
-
g.
functieniveau: het overeenkomstig het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 vastgestelde niveau van de functie;
-
h.
brutosalaris: het salaris bij een volledige arbeidsduur, vastgesteld overeenkomstig het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, tenzij het salaris op grond van artikel 35 van het RDBZ is verlaagd in welk geval het verlaagde salaris geldt;
-
i.
nettosalaris: het brutosalaris verminderd met de wettelijk verplichte inhoudingen waarbij geen rekening is gehouden met persoonlijke omstandigheden van de ambtenaar;
-
j.
partner: de huwelijkspartner en de geregistreerde partner met wie de ambtenaar samenwoont of zou hebben samengewoond indien hij niet buiten Nederland was geplaatst en een gemeenschappelijke huishouding voert dan wel de levenspartner met wie de ambtenaar zonder huwelijkspartner of geregistreerde partner samenwoont of zou hebben samengewoond indien hij niet buiten Nederland was geplaatst en – met het oogmerk duurzaam samen te leven – een gemeenschappelijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen betreffende die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding. Tegelijkertijd kan slechts één persoon als partner worden aangemerkt;
-
k.
tandempartners: twee ambtenaren die elkaars partner zijn waarbij:
-
1°.
beiden op dezelfde standplaats zijn geplaatst;
-
2°.
beiden in overplaatsing zijn als bedoeld in hoofdstuk 3, dan wel
-
3°.
beiden in Nederland zijn geplaatst;
-
1°.
-
l.
eerste tandempartner: de tandempartner die:
-
1°.
is geplaatst in een functie waarvoor een hoger niveau geldt dan voor de functie van zijn partner, dan wel bij gelijke functieniveaus
-
2°.
wordt bezoldigd volgens een hogere salarisschaal dan zijn partner, dan wel bij gelijke salarisschalen
-
3°.
voor wie een hoger brutosalaris geldt dan voor zijn partner, dan wel bij gelijke brutosalarissen
-
4°.
in leeftijd ouder is dan zijn partner;
-
1°.
-
m.
tweede tandempartner: de tandempartner die niet als eerste tandempartner wordt aangemerkt;
-
n.
afhankelijk kind: een in artikel 2, eerste lid, onder b tot en met d, van het RDBZ bedoeld kind van de ambtenaar dat primair, secundair of tertiair onderwijs volgt dan wel nog te jong is om primair onderwijs te volgen, dan wel jonggehandicapt is als bedoeld in de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten mits:
-
1°.
ten behoeve van dat kind aanspraak bestaat op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet, dan wel aanspraak daarop zou bestaan indien het kind in Nederland zou wonen;
-
2°.
dat kind de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft bereikt en aanspraak heeft op een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten dan wel op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000, dan wel daarop aanspraak zou hebben indien het zijn studie in Nederland zou volgen;
-
3°.
dat kind de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft bereikt en aanspraak heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, dan wel daarop aanspraak zou hebben indien het kind in Nederland zou wonen.
Met een afhankelijk kind wordt gelijkgesteld een in artikel 2, eerste lid, onder c en d, van het RDBZ bedoeld kind van de partner dat deel uitmaakt van de huishouding van de ambtenaar dan wel in het verleden ten minste twee jaar deel heeft uitgemaakt van die huishouding en dat kind overigens voldoet aan de in de aanhef van dit onderdeel gestelde voorwaarden;
-
1°.
-
o.
gezinsleden: de partner en de afhankelijke kinderen van de ambtenaar;
-
p.
standplaats: de plaats van vestiging van de post waarbij de ambtenaar is geplaatst;
-
q.
CBS-bestedingsindex: de door het Centraal bureau voor de statistiek gepubliceerde index betreffende de consumptie van huishoudens, reeks totale bevolking;
-
r.
onafhankelijk instituut: de door HDPO aangewezen onafhankelijke deskundige organisatie die belast is met het aanleveren van statische gegevens die de basis vormen voor het vaststellen van vergoedingen, tegemoetkomingen, percentages en budgetten met betrekking tot de kosten van levensonderhoud en werk- en leefomstandigheden van een bij een post geplaatste ambtenaar;
-
s.
primair onderwijs: basisonderwijs in Nederland dan wel daarmee vergelijkbaar voltijds onderwijs in het buitenland;
-
t.
secundair onderwijs: voltijds voortgezet dagonderwijs in Nederland op grond waarvan aanspraak bestaat op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet dan wel op een tegemoetkoming als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten dan wel op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000, dan wel daarmee vergelijkbaar voltijds onderwijs in het buitenland;
-
u.
tertiair onderwijs: een voltijds bacheloropleiding of masteropleiding als bedoeld in artikel 7.3a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in Nederland, dan wel daarmee vergelijkbaar voltijds onderwijs in het buitenland;
-
v.
een erkende instelling voor primair of secundair onderwijs: een in Nederland door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geheel of gedeeltelijk bekostigde instelling of daarmee gelijk te stellen instelling in of buiten Nederland voor primair of secundair onderwijs;
-
w.
schooljaar: een aaneengesloten periode van twaalf maanden, beginnende met de maand waarin het ter plaatse gebruikelijke onderwijs aanvangt;
-
x.
auto: een personenauto of motorrijwiel;
-
y.
boedel: het geheel van alle roerende zaken in eigendom, in bruikleen of in vruchtgebruik van de ambtenaar, zijn partner en zijn afhankelijke kinderen met uitzondering van auto’s;
-
z.
dienstwoning: een door of namens het hoofd van de post aan de ambtenaar beschikbaar gestelde woning als bedoeld in de Regeling dienstwoningen BZ;
-
aa.
kinderopvang, gastouderopvang, kindercentrum, gastouderbureau, ouder en kinderopvangtoeslag: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang;
-
bb.
geregistreerd kindercentrum en geregistreerd gastouderbureau: een kindercentrum respectievelijk gastouderbureau dat is opgenomen in een register als bedoeld in de artikelen 1.46 en 1.48 van de Wet kinderopvang.