Besluit van 24 november 1986, houdende vaststelling van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken

Reglement Dienst Buitenlandse Zaken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken van 2 juni 1986, nummer HDBZ/SF-140960;
Overwegende dat het noodzakelijk is dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken bij de zich sterk wijzigende internationale verhoudingen kan blijven beschikken over die ambtelijke deskundigheid en internationale ervaring die het voor het verwezenlijken van zijn beleidsdoelstellingen behoeft;
Overwegende dat het gewenst is dat de functies vervuld worden door medewerkers wier loopbaan zich uitstrekt over het ministerie van Buitenlandse Zaken hier te lande en over de vertegenwoordigingen van het Koninkrijk in het buitenland, tenzij die functies daarvoor naar hun inhoud niet geschikt zijn;
Overwegende dat het daarom dienstig is te komen tot de integratie van personeel van het ministerie van Buitenlandse Zaken hier te lande en van de Buitenlandse Dienst tot een geïntegreerde Dienst Buitenlandse Zaken;
Overwegende dat daarbij wordt beoogd de door Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister zonder Portefeuille en Onze Minister van Economische Zaken getroffen regeling met betrekking tot de economische werkzaamheden van de vertegenwoordigingen van het Koninkrijk in het buitenland (28 januari 1955, nr. DBD-10296/PE) zonder wijziging voort te zetten;
Overwegende ten slotte dat het wenselijk is gebleken de organisatie van deze dienst en de rechtspositie van allen die daartoe in binnen- en buitenland behoren in één reglement vast te leggen;
Gelet op de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet 1929 (Stb. 530);
De Raad van State gehoord (advies van 6 augustus 1986, nr. WO 2.86.0284);
Gezien het nader rapport van voornoemde Minister van 19 november 1986, nummer HDBZ/SF-305425;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Begripsomschrijvingen

Artikel

1

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Buitenlandse Zaken;

  • b.

    DBZ: Dienst Buitenlandse Zaken;

  • c.

    Ambtenaar van de DBZ: Degene die door Ons, dan wel door Onze Minister is aangesteld om als ambtenaar van de DBZ werkzaam te zijn;

  • d.

    Werknemer: Degene die door Onze Minister op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht als werknemer, behorende tot de DBZ, in dienst is genomen;

  • e.

    ARAR: Algemeen Rijksambtenarenreglement;

  • f.

    BBRA 1984: Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;

  • g.

    Functie: Het samenstel van werkzaamheden, door de ambtenaar of werknemer te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen door het daartoe bevoegde gezag aan betrokkene is opgedragen;

  • h.

    Wervingsgroep: Groep van kandidaat-overplaatsbare ambtenaren van de DBZ, aan wie, met het oog op de loopbaan waarvoor zij worden aangeworven, gelijke leeftijds-, opleidings- of ervaringseisen worden gesteld;

  • i.

    Arbo-dienst: de door Onze Minister aangewezen deskundige dienst in de zin van artikel 14, derde lid, laatste volzin, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

  • j.

    Ministeriële regeling: Regeling van Onze Minister.

Artikel

2

Artikel

3

Waar in dit reglement sprake is van de formatie, wordt daaronder verstaan de kwantitatieve omvang van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de zich daarbinnen voordoende kwalitatieve structuur. De formatie is samengesteld uit formaties van de binnen het ministerie voorkomende dienstonderdelen en de vertegenwoordigingen van het Koninkrijk in het buitenland.

Artikel

4

Waar in dit reglement sprake is van de anciënniteit van een overplaatsbaar ambtenaar van de DBZ, wordt daaronder verstaan:

de tijd gedurende welke de overplaatsbare ambtenaar van de DBZ de laatstelijk toegekende rang heeft.

Hoofdstuk

II

Algemene en organisatorische bepalingen

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Onze Minister bepaalt of een functie kan worden vervuld door een werknemer op arbeidsovereenkomst.

Hoofdstuk

III

Toepasselijkheid van bepalingen

Artikel

16

Hoofdstuk

IV

Overplaatsbare, niet-overplaatsbare en tijdelijke ambtenaren van de DBZ

Artikel

17

Hoofdstuk

V

Aanstelling, eerste opleiding en examen van overplaatsbare ambtenaren van de DBZ

§

1

De aanstelling

Artikel

18

Artikel

19

§

2

Voorwaarden, vereisten en procedure voor aanstelling

Artikel

20

Algemene voorwaarden voor aanstelling

Als overplaatsbaar ambtenaar van de DBZ kan worden aangesteld degene die ten tijde van de aanstelling:

  • a.

    de Nederlandse nationaliteit bezit,

  • b.

    geen volledige of gedeeltelijke leerplicht heeft uit hoofde van de Leerplichtwet 1969 (Stb. 1968, 303),

  • c.

    geen verplichtingen heeft ten aanzien van opleiding en oefening uit hoofde van de Kaderwet dienstplicht,

  • d.

    voldoet aan het in de artikelen 25 en 26 gestelde,

  • e.

    medewerking heeft verleend aan het in artikel 27 gestelde,

  • f.

    naar het oordeel van Onze Minister voldoet aan de overige normen van bekwaamheid en geschiktheid als overplaatsbaar ambtenaar van de DBZ, bedoeld in het derde lid van artikel 22,

  • g.

    bereid is te voldoen aan hetgeen voor betrokkene inzake het afleggen van een eed of belofte is bepaald.

Artikel

21

Adviescommissie Aanstellingen Overplaatsbare Ambtenaren DBZ

Artikel

22

Artikel

23

Het toelatingsonderzoek

Artikel

24

Vereisten voor deelname aan het toelatingsonderzoek

Artikel

25

Geneeskundige keuring

Artikel

26

Antecedentenonderzoek en veiligheidsonderzoek

Artikel

27

Psychologisch onderzoek

§

3

Akte van aanstelling en andere bescheiden

Artikel

28

§

4

Eerste opleiding en examen

Artikel

29

Hoofdstuk

VI

Plaatsingen van overplaatsbare ambtenaren van de DBZ

§

1

Plaatsingen

Artikel

30

Plaatsingen, plaatsingstermijnen, plaatsingsoverwegingen, ter beschikking houden

Artikel

31

Beperkte overplaatsbaarheid

§

2

Bijzondere plaatsingen gedurende de loopbaan

Artikel

32

§

3

Adviescommissie Plaatsingen en Benoemingen in Topfuncties bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken

Artikel

33

Artikel 34

Vervallen

Hoofdstuk

VII

Rangen van overplaatsbare ambtenaren van de DBZ

Artikel

35

Overplaatsbare ambtenaren van de DBZ hebben één van de volgende rangen:

Overplaatsbare ambtenaren van de DBZ hebben één van de volgende rangen:

amtenaar van de DBZ I

schaal 1

BBRA 1984

amtenaar van de DBZ II

schaal 2

BBRA 1984

amtenaar van de DBZ III

schaal 3

BBRA 1984

amtenaar van de DBZ IV

schaal 4

BBRA 1984

amtenaar van de DBZ V

schaal 5

BBRA 1984

amtenaar van de DBZ VI

schaal 6

BBRA 1984

amtenaar van de DBZ VII

schaal 7

BBRA 1984

amtenaar van de DBZ VIII

schaal 8

BBRA 1984

amtenaar van de DBZ IX

schaal 9

BBRA 1984

amtenaar van de DBZ X

schaal 10

BBRA 1984

amtenaar van de DBZ XI

schaal 11

BBRA 1984

amtenaar van de DBZ XII

schaal 12

BBRA 1984

amtenaar van de DBZ XIII

schaal 13

BBRA 1984

amtenaar van de DBZ XIV

schaal 14

BBRA 1984

amtenaar van de DBZ XV

schaal 15

BBRA 1984

amtenaar van de DBZ XVI

schaal 16

BBRA 1984

amtenaar van de DBZ XVII

schaal 17

BBRA 1984

amtenaar van de DBZ XVIII

schaal 18

BBRA 1984

amtenaar van de DBZ XIX

in salaris overeenkomend met Secretaris-Generaal/Directeur-Generaal, conform bijlage A van het BBRA 1984;

amtenaar van de DBZ XX

in salaris overeenkomend met de bezoldiging van staatssecretaris

Artikel

36

Onze Minister stelt na advies van Onze Minister van Binnenlandse Zaken de formatie vast. Onze Minister bepaalt de inrichting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken met inachtneming van de formatie, volgens met Onze Minister van Binnenlandse Zaken overeen te komen regelen.

Hoofdstuk

VIII

Bevordering van overplaatsbare ambtenaren van de DBZ

§

1

Bevordering

Artikel

37

De bevordering van overplaatsbare ambtenaren van de DBZ naar de rang van ambtenaar van de DBZ XV en naar hogere rangen geschiedt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister. De bevordering van de overige overplaatsbare ambtenaren van de DBZ geschiedt door Onze Minister.

Artikel

38

Bevordering van overplaatsbare ambtenaren van de DBZ geschiedt in de regel naar de naasthogere rang.

Artikel

39

Artikel

40

Een overplaatsbaar ambtenaar van de DBZ kan bij keuze worden bevorderd tot ambtenaar van de DBZ XX, indien deze is benoemd in een functie welke, gezien het belang daarvan voor de bevordering van de internationale rechtsorde en de buitenlandse betrekkingen van het Koninkrijk, hoger moet worden gewaardeerd dan ambtenaar van de DBZ XIX, en zich tevens bijzonder heeft onderscheiden.

Artikel

41

De bevordering van uitzonderlijk bekwaam en geschikt voor bevordering geachte overplaatsbare ambtenaren van de DBZ kan ten opzichte van andere overplaatsbare ambtenaren van de DBZ worden versneld.

Artikel

42

Bij ministeriële regeling worden, passend binnen het door Onze Minister van Binnenlandse Zaken gecoördineerde beleid, nadere regels gesteld inzake bevordering en loopbaanvorming.

§

2

Adviescommissie bevorderingen overplaatsbare ambtenaren DBZ

Artikel

43

Er is een Adviescommissie Bevorderingen Overplaatsbare Ambtenaren DBZ, hierna in dit hoofdstuk te noemen de Adviescommissie Bevorderingen.

Artikel

44

Artikel

45

Hoofdstuk

IX

Andere opleidingen en scholing van overplaatsbare ambtenaren van de DBZ

Artikel

46

Verplichte scholing

Artikel

47

Scholing op eigen initiatief

Ten aanzien van de overplaatsbare ambtenaar van de DBZ die op eigen initiatief scholing gaat volgen, is artikel 60 van het ARAR van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk

X

Bezoldiging van, alsmede tegemoetkomingen en vergoedingen aan overplaatsbare ambtenaren van de DBZ

§

1

De bezoldiging

Artikel

48

§

2

Het overwerk en de verschuiving van dienstrooster

Artikel

49

Artikel

50

Het gestelde in artikel 49, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op in het buitenland geplaatste overplaatsbare ambtenaren van de DBZ, met dien verstande dat een vergoeding wordt toegekend op grond van bij ministeriële regeling gestelde regels. Deze regels houden rekening met de bijzondere omstandigheden van het werkzaam zijn bij een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland.

§

3

Tegemoetkomingen en vergoedingen

Artikel

51

§

4

Non-activiteitswedde. Verlof bij militaire en soortgelijke dienst

Hoofdstuk

XI

Dienst- en werktijden van de overplaatsbare ambtenaar van de DBZ

Artikel

53

Artikel

53a

Partiële arbeidsparticipatie senioren

Voor de in het buitenland geplaatste overplaatsbare ambtenaar van de DBZ is artikel 21a van het ARAR niet van toepassing, tenzij Onze Minister in bijzondere gevallen anders bepaalt.

Hoofdstuk

XII

Vakantie, en verlof van de overplaatsbare ambtenaar van de DBZ

Artikel

54

Hoofdstuk

XIII

Arbeidsgezondheidskundige begeleiding, rechten en verplichtingen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid ten behoeve van de overplaatsbare ambtenaar van de DBZ, alsmede gezondheidskundige begeleiding van gezinsleden bij en rond plaatsing in het buitenland

Paragraaf

1

Arbeidsgezondheidskundige begeleiding en het medisch advies

Artikel

55

Artikel

55a

Vervallen

Artikel

56

Artikel

57

Gezondheidskundige begeleiding van gezinsleden van de overplaatsbare ambtenaar van de DBZ

Artikel

58

Paragraaf

2

Aanspraken tijdens ziekte en arbeidsongeschiktheid en aanspraak op doorbetaling van de bezoldiging, een bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering of een aanvullende uitkering

Artikel

59

Op de overplaatsbare ambtenaren van de DBZ zijn de artikelen 37 tot en met 49 van het ARAR van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

Artikel

60

Vervallen

Artikel

61

Vervallen

Artikel

61a

Vervallen

Hoofdstuk

XIV

Overige rechten en verplichtingen van de overplaatsbare ambtenaar van de DBZ

Artikel

62

Algemene verplichtingen

Artikel

63

Eed of belofte

Artikel

64

Nakoming van eed of belofte

De overplaatsbare ambtenaar van de DBZ is, behoudens het gestelde in de slotzin van het vierde lid van artikel 32, verplicht tot nakoming van de in het vorige artikel genoemde eed of belofte.

Artikel

65

Ter zake van niet-naleving van bepalingen welke redelijkerwijs niet kunnen worden geacht de overplaatsbare ambtenaar van de DBZ bekend te zijn, worden betrokkene geen voordelen onthouden of nadelen toegebracht.

Artikel

66

Vervallen

Artikel

67

Verplichte mededeling van verhindering

Indien de overplaatsbare ambtenaar van de DBZ verhinderd is dienst te verrichten, is deze verplicht daarvan onder opgave van redenen, zo tijdig mogelijk op de aan betrokkene bekend gestelde wijze mededeling te doen, teneinde vertraging of hinder in de dienst zoveel doenlijk te voorkomen.

Artikel

68

Woonplaats

Artikel

69

Ambts- of dienstwoning

Artikel

70

Verrichten van andere ambtelijke werkzaamheden

Artikel

71

Ten aanzien van het opdragen van andere werkzaamheden aan een overplaatsbare ambtenaar van de DBZ die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte is artikel 57a van het ARAR van overeenkomstige toepassing,"toepassing," moet zijn "toepassing".

Artikel

73

Nevenbetrekkingen en nevenwerkzaamheden

Artikel

74

Deelname aan aannemingen en leveringen

Artikel

75

Vervallen

Artikel

76

Artikel

77

Artikel

78

Dienstkleding en onderscheidingstekenen

Artikel

79

Schadevergoeding

Artikel

80

Tegemoetkoming bij overplaatsing

Artikel

81

Reis- en verblijfkosten

Artikel

82

Schadeloosstelling

Artikel

83

Functioneringsgesprekken en ontwikkelingsgesprekken

Artikel 71 van het ARAR is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

83a

Beoordelingen

Artikel

84

Hernieuwd veiligheidsonderzoek

Artikel

85

Zekerheidsstelling

Verplichting tot zekerheidsstelling wordt de overplaatsbare ambtenaar van de DBZ niet opgelegd.

Artikel

86

Artikel 87

Vervallen

Artikel

88

Vrouwelijke ambtenaar met borstkind

Artikel

89

Maatregelen van orde

Artikel

90

Beloningen

Vervallen

Artikel

90a

Gratificatie bij ambtsjubilea

Hoofdstuk

XV

Disciplinaire straffen op te leggen aan overplaatsbare ambtenaren van de DBZ

Artikel

91

Op de overplaatsbare ambtenaren van de DBZ zijn de artikelen 80 tot en met 84 van het ARAR van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat gedurende plaatsingen in het buitenland

Schorsing voor een bepaalde tijd, gepaard gaande met terugroeping naar Nederland, met gehele of gedeeltelijke inhouding van de bezoldiging over dat gedeelte van die bepaalde tijd dat na de terugkeer in Nederland valt, met verlening van een tegemoetkoming in de overplaatsingskosten tot ten hoogste het bedrag dat in geval van overplaatsing in het belang van de dienst zou kunnen worden verleend krachtens de in artikel 80 van dit reglement bedoelde regelen.

Hoofdstuk

XVI

Schorsing en ontslag van de overplaatsbare ambtenaar van de DBZ

§

1

Schorsing

Artikel

92

Artikel

93

Artikel

94

§

2

Ontslag

Artikel

95

Ontslag wordt verleend door Onze Minister dan wel, indien de aanstelling of benoeming bij koninklijk besluit geschiedde, bij koninklijk besluit.

Artikel

96

Artikel

97

Ontslag van de overplaatsbare ambtenaar van de DBZ in tijdelijke dienst

Artikel

98

Ontslag wegens verandering in de inrichting van het ministerie of vermindering van werkzaamheden

Artikel

99

Ontslag van overplaatsbare ambtenaren van de DBZ, die lid van Gedeputeerde Staten of wethouder, enz. zijn

Artikel

100

Ontslag wegens bijzondere gedragingen

Voor de ontslagverlening als bedoeld in artikel 125e, tweede lid, van de Ambtenarenwet, is overeenstemming vereist met Onze Minister van Binnenlandse Zaken. Deze is gehouden het advies in te winnen van de Adviescommissie grondrechten en functie-uitoefening ambtenaren.

Artikel

101

Gronden van ontslag

Artikel

102

Ontslag wegens niet passende arbeid

Indien aan de overplaatsbare ambtenaar van de DBZ gedurende de tijd dat deze recht heeft op wachtgeld, daaronder mede begrepen herplaatsingswachtgeld of een uitkering krachtens de Uitkeringsregeling 1966, een voor betrokkene passend geachte functie is aangeboden en die functie binnen een periode van uiterlijk een jaar, nadat betrokkene deze is gaan vervullen, niet passend voor deze blijkt te zijn, kan aan betrokkene binnen die periode op zijn aanvraag eervol ontslag uit die functie worden verleend, welk ontslag ten aanzien van diens aanspraken op een wachtgeld of uitkering als evenbedoeld, wordt geacht niet door eigen toedoen te zijn verleend.

Artikel

103

Ontslag op andere gronden dan die van artikel 101; uitkering na het ontslag

Artikel

104

Wachtgeld

Vervallen

Artikel

105

Vervallen

Artikel

106

Financiële voorzieningen na overlijden

Artikel

106a

Na het overlijden van de gewezen overplaatsbare ambtenaar van de DBZ, die op de dag van zijn overlijden op grond van de artikelen 38 en 46 van het ARAR in het genot was van doorbetaling van zijn laatstelijk genoten bezoldiging, wordt aan de in artikel 106 bedoelde personen en met overeenkomstige toepassing van dat artikel een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de bezoldiging welke de gewezen ambtenaar op de dag van zijn overlijden genoot, berekend over een tijdvak van drie maanden. Op deze uitkering wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering op grond van artikel 35 van de Ziektewet, artikel 53 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de artikelen 6 en 11 van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk en naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkeringen, indien deze uitkeringen worden uitgekeerd.

Artikel

106b

Aanvulling op nabestaandenpensioen

Artikel

107

Gebruik ambtswoning of dienstwoning door achterblijvende gezinsleden

Gedurende de maand van het overlijden en de volgende drie maanden behouden de achterblijvende gezinsleden het gebruik van de ambts- of dienstwoning, waarin zij met de overplaatsbare ambtenaar van de DBZ woonden. Daarvan kan echter worden afgeweken als Onze Minister dat in het belang van de dienst noodzakelijk acht. Alsdan wordt door Onze Minister naar billijkheid een schadevergoeding gegeven.

Artikel

108

Indien door de overplaatsbare ambtenaar van de DBZ voor het gebruik van een ambts- of dienstwoning een vergoeding verschuldigd was, voldoen de achtergebleven gezinsleden deze over de tijd gedurende welke zij het gebruik dier woning behouden.

Artikel

109

Vermissing van de overplaatsbare ambtenaar van de DBZ

Hoofdstuk

XVII

Niet-overplaatsbare ambtenaren van de DBZ

Artikel

111

Tijdelijke benoeming van niet-overplaatsbare ambtenaren in voor overplaatsbare ambtenaren bestemde functies

Artikel

112

Blijvende overgang van niet-overplaatsbaar ambtenaar naar rechtspositie van overplaatsbaar ambtenaar

De niet-overplaatsbare ambtenaar van de DBZ kan met overgang naar de rechtspositie van overplaatsbaar ambtenaar van de DBZ op diens aanvraag voor de rest van het dienstverband bij de DBZ, mits betrokkene voldoet aan de in artikel 20 voor overplaatsbare ambtenaren van de DBZ gestelde voorwaarden, als overplaatsbaar ambtenaar van de DBZ worden aangesteld met inachtneming van het navolgende:

  • a.

    Onze Minister kan in bijzondere gevallen, na advies van de Adviescommissie Aanstellingen Overplaatsbare Ambtenaren DBZ, ontheffing verlenen van de gestelde leeftijdseis;

  • b.

    Onze Minister kan op aanvraag van de betrokkene bepalen dat deze zonder het in artikel 23 bedoelde toelatingsonderzoek wordt toegelaten tot de eerste opleiding dan wel introductiecursus, bedoeld in artikel 29;

  • c.

    Onze Minister kan op aanvraag van de betrokkene, na advies van de Adviescommissie Aanstellingen Overplaatsbare Ambtenaren DBZ, bepalen dat vanwege als niet-overplaatsbaar ambtenaar van de DBZ opgedane deskundigheid en ervaring een door hem te bepalen deel van de eerste opleiding dan wel introductiecursus kan vervallen; in dat geval heeft het examen, bedoeld in artikel 29, betrekking op het resterende deel van de eerste opleiding;

  • d.

    gedurende de deelname aan de eerste opleiding blijft de rechtspositie ongewijzigd; deelname aan de eerste opleiding en het examen geldt voor de betrokkene als dienstopdracht in diens functie als niet-overplaatsbaar ambtenaar voor de gehele arbeidstijd of voor een deel daarvan;

  • e.

    de betrokkene verkrijgt de rechtspositie van overplaatsbaar ambtenaar van de DBZ met ingang van de dag waarop deze wordt aangesteld als overplaatsbaar ambtenaar van de DBZ; is betrokkene reeds aangesteld in vaste dienst, dan blijft deze in vaste dienst aangesteld, in afwijking van het achtste lid van artikel 29.

Artikel

113

Tijdelijke toevoeging van een niet-overplaatsbaar ambtenaar aan een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland

Hoofdstuk

XVIIA

Tijdelijke ambtenaren van de DBZ

Artikel

113a

Tijdelijke ambtenaren van de DBZ

Hoofdstuk

XVIII

Plaatselijke indienstneming op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht van werknemers voor werkzaamheden bij een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

114

Werknemers, behorende tot de DBZ

Artikel

115

Werknemers in dienst van een ander ministerie

Ter ondersteuning van een gedetacheerde ambtenaar als bedoeld in artikel 8, derde lid, onder a, kan door Onze Minister, hoofd van het betrokken ministerie, in overeenstemming met Onze Minister, aan het hoofd van een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland volmacht worden verleend tot het in dienst nemen van een werknemer op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht voor werkzaamheden bij die vertegenwoordiging. De in de vorige volzin bedoelde werknemers worden met betrekking tot hun dienstverrichtingen gelijkgesteld met degenen die tot de DBZ behoren. De bepalingen in of krachtens dit reglement gesteld welke van toepassing zijn op werknemers behorende tot de DBZ, zijn op hen van overeenkomstige toepassing.

Artikel

116

Algemene verplichtingen

De op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst genomen werknemer verbindt zich:

  • a.

    de opgedragen werkzaamheden naar beste vermogen te verrichten;

  • b.

    indien artikel 114, eerste lid, van toepassing is: zich te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen welke hem, met inachtneming van de verantwoordelijkheden van Onze Minister voor Ontwikkelingssamenwerking alsmede van Onze Minister van Economische Zaken ingevolge het vierde en vijfde lid van artikel 12, door of namens Onze Minister, dan wel door of namens het hoofd van de vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland waarbij de werknemer diens werkzaamheden verricht, worden gegeven;

  • c.

    indien artikel 115, van toepassing is: zich te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen welke hem door of namens Onze Minister, hoofd van het betrokken ministerie, worden gegeven, onverminderd het gestelde in artikel 12, eerste en tweede lid;

  • d.

    tot het afleggen van de eed of belofte, indien hij deze ingevolge artikel 117, derde lid, dient af te leggen.

Artikel

117

Eed/belofte

Artikel

118

De arbeidsovereenkomst

Paragraaf

2

Arbeidsvoorwaarden, overige rechten en verplichtingen

Artikel

121

Nadere regeling van de rechtspositie; algemene bepalingen

Artikel

122

Inhoud van de nadere regeling

De in artikel 121 bedoelde nadere regeling betreft in elk geval de volgende onderwerpen:

  • a.

    indienstneming voor bepaalde of onbepaalde tijd, al dan niet met een proeftijd;

  • b.

    geneeskundige keuring bij indienstneming;

  • c.

    een functie-indelingsschema, naar werksoort en functieniveau;

  • d.

    een stelsel van loonschalen, met de maximale, minimale en tussengelegen loonnummers;

  • e.

    de toekenning van een loonschaal, en de toekenning van een loonnummer;

  • f.

    vaststelling en uitbetaling van het loon;

  • g.

    vervallen van het recht op loon;

  • h.

    betaling van loon tijdens ziekte;

  • i.

    aanspraak op loon wegens ziekte na beëindiging van de dienstbetrekking;

  • j.

    opdragen van overwerk, en vergoeding van de desbetreffende arbeidsuren;

  • k.

    de muntsoort, of de muntsoorten, waarin lonen en andere bedragen aan de werknemer worden uitbetaald;

  • l.

    dienst- en werktijden;

  • m.

    vakantie en verlof;

  • n.

    bedrijfsgeneeskundige begeleiding;

  • o.

    tegemoetkoming in ziektekosten;

  • p.

    aanspraken bij overlijden;

  • q.

    zwangerschaps- en bevallingsverlof;

  • r.

    opzegging tijdens zwangerschap;

  • s.

    plichtsverzuim en disciplinaire straffen;

  • t.

    het verstrekken van een opdracht tot het volgen van opleidingen, alsmede het verlenen van studiefaciliteiten;

  • u.

    einde, beëindiging en opzegging van de arbeidsovereenkomst;

  • v.

    uitkering bij beëindiging van de dienstbetrekking;

  • w.

    uitreiking van een getuigschrift;

  • x.

    vergoeding van reis- en verblijfkosten bij dienstreizen;

  • y.

    algemene verplichtingen;

  • z.

    functioneringsgesprekken en beoordelingen;

  • aa.

    bijzondere beloningen;

  • bb.

    bekendstelling van regelingen waarin de rechtspositie van de werknemer is neergelegd, alsmede van wijzigingen daarin.

Artikel

123

Uitwerking per vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland

Artikel

124

Uitsluiting van de toepasselijkheid

Het bepaalde in of krachtens de artikelen 119 tot en met 122 is slechts van toepassing respectievelijk van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met dwingende bepalingen van plaatselijk geldend arbeidsrecht.

Artikel

125

Loonvaststelling

Artikel

126

Vervallen

Artikel

127

Uitkering bij beëindiging dienstverband

Bij beëindiging van de dienstbetrekking, wordt aan de betrokkene een uitkering toegekend overeenkomstig het plaatselijk geldend arbeidsrecht dan wel de plaatselijk geldende gebruiken onverminderd

  • a.

    de mogelijkheid van uitkeringen op de voet van de in de artikelen 128 en 129 genoemde regelingen;

  • b.

    de mogelijkheid van onderstand bij wijze van pensioen op de voet van artikel 130.

Artikel

128

Oudedagsvoorzieningen en sociale verzekeringen

Artikel

129

Vrijwillige verzekering (oudedagsvoorziening, invaliditeit, overlijden)

Indien de in artikel 128 bedoelde voorzieningen of regelingen ontbreken, de desbetreffende werknemer daarvoor niet kan worden aangemeld, of deze voorzieningen of regelingen door Onze Minister in hun gevolg ontoereikend worden geacht, kan bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst worden overeengekomen dat aan de betrokken werknemer een deel van de premie wordt vergoed van een door die werknemer af te sluiten verzekering, welke voorziet in de opbouw van een oudedagvoorziening en een dekking van de risico’s van invaliditeit en overlijden. Zulks wordt alsdan in of bij de arbeidsovereenkomst vermeld, waarbij de bij overlijden begunstigde gezinsleden worden vermeld.

Artikel

130

Onderstand bij wijze van pensioen

Hoofdstuk

XIX

Honoraire consulaire ambtenaren, behorende tot de DBZ

Artikel

132

Artikel

133

Artikel

134

Bij diens benoeming verbindt de honoraire consulaire ambtenaar zich

  • a.

    tot het vervullen van consulaire taken en het uitoefenen van consulaire bevoegdheden overeenkomstig de Nederlandse wetten en besluiten, ten behoeve van Nederlanders, in het daarbij aangewezen ressort;

  • b.

    tot het opvolgen van de aanwijzingen, door Onze Minister of door het hoofd van de vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland, in welks ambtsgebied diens ressort gelegen is, ter zake gegeven;

  • c.

    tot het nakomen van de voor betrokkene geldende bepalingen van dit reglement en daarop steunende regelingen;

  • d.

    tot het nakomen van de door betrokkene afgelegde eed of belofte.

Artikel

135

Artikel

136

Artikel

137

Aan een honoraire consulaire ambtenaar kan door Onze Minister, dan wel door het hoofd van de vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland, in welks ambtsgebied het ressort van die honoraire consulaire ambtenaar gelegen is, verlof worden verleend, waarbij tevens wordt geregeld op welke wijze tijdens het verlof in de vervulling van de consulaire taken en het uitoefenen van de consulaire bevoegdheden wordt voorzien.

Artikel

138

Artikel

139

Onze Minister kan artikel 130, eerste en tweede lid, overeenkomstig toepassen ten aanzien van honoraire consulaire ambtenaren en hun nagelaten gezinsleden, waarbij hij rekening houdt met hun financiële omstandigheden.

Hoofdstuk

XX

Honoraire adviseurs, behorende tot de DBZ

Artikel

140

Hoofdstuk

XXI

Titels

Artikel

141

Hoofdstuk

XXII

Georganiseerd overleg en medezeggenschap

Artikel

142

Het overleg met de centrales van verenigingen van ambtenaren

Artikel

143

Medezeggenschap op de posten

Voor de vertegenwoordigingen van het Koninkrijk in het buitenland stelt Onze Minister ter zake van de medezeggenschap regels vast, die zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met de Wet op de ondernemingsraden.

Deze regels houden rekening met de bijzondere omstandigheden van het werkzaam zijn bij een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland.

Artikel

143a

Informatie aan centrales en medezeggenschap over reorganisaties

Over een voorgenomen besluit tot reorganisatie worden door of namens Onze Minister tijdig geïnformeerd:

de centrales van verenigingen van ambtenaren, bedoeld in artikel 142, derde lid,

de ondernemingsraad en

de krachtens artikel 143 ingestelde medezeggenschapsorganen.

Hoofdstuk

XXIII

Bezwaar

Artikel

144

Commissie van Bezwaar Dienst Buitenlandse Zaken

Artikel

145

Artikel

146

Aanvullende bepalingen inzake de bezwaarschriftprocedure

Artikel

147

Versnelde bezwaarschriftprocedure rond plaatsingen van overplaatsbare ambtenaren van de DBZ

Bezwaarschriften tegen een besluit tot plaatsing, ter beschikking houden of wijziging van een plaatsingsduur worden door de Commissie van Bezwaar versneld behandeld, met inachtneming van het navolgende:

  • a.

    indien Onze Minister de in het achtste lid van artikel 30 genoemde termijn in acht heeft genomen, adviseert de Commissie van Bezwaar binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift;

  • b.

    indien Onze Minister de in het achtste lid van artikel 30 genoemde termijn spoedshalve niet in acht heeft genomen, adviseert de Commissie van Bezwaar zo spoedig mogelijk na ontvangst van het bezwaarschrift, en wel op een zodanig korte termijn dat Onze Minister in staat is na ontvangst van het advies het bestreden besluit in voorkomend geval in te trekken dan wel te wijzigen;

  • c.

    het bezwaar schorst de werking van het besluit totdat Onze Minister op het bezwaarschrift heeft beslist, indien het bezwaarschrift binnen twee weken na de dag waarop het op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, is ingediend, dit bezwaarschrift voldoet aan de in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht gestelde vereisten en het besluit nog niet ten uitvoer is gelegd;

  • d.

    bij deze bezwaarschriftprocedures kan door

    • 1°.

      Onze Minister,

    • 2°.

      de in het buitenland geplaatste, bezwaar makende overplaatsbare ambtenaar van de DBZ,

    • 3°.

      de Commissie van Bezwaar en

    • 4°.

      de daaraan toegevoegde secretarissen

spoedshalve gebruik worden gemaakt van de telecommunicatiemiddelen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, onder onverwijlde nazending van schriftelijke bevestigingen.

Hoofdstuk

XXIV

Artikel

148

Hoofdstuk

XXV

Slotbepalingen

Artikel

149

Bij algemene maatregel van bestuur, regelende de overgangsbepalingen, wordt het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit vastgesteld.

Artikel

149a

Onze Minister kan de bevoegdheid tot het stellen van regels met een sterk technisch karakter krachtens dit besluit mandateren.

Artikel

150

Dit besluit kan worden aangehaald als Reglement Dienst Buitenlandse Zaken (afgekort: RDBZ).

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Buitenlandse Zaken, H. van den Broek
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes