Wet van 11 mei 2000 tot vaststelling van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Belastingherziening 2001)

Wet inkomstenbelasting 2001

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de grondslag van de belasting op inkomen te verbreden en te versterken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Inkomstenbelasting

Onder de naam inkomstenbelasting wordt een belasting geheven van natuurlijke personen.

Artikel

1.2

Uitbreiding en beperking partnerregeling

Artikel

1.3

De keuze voor kwalificatie als partner

Vervallen

Artikel

1.4

Pleegkind

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een kind mede verstaan een pleegkind, ook wat betreft bloed- en aanverwantschap.

Artikel

1.5

In belangrijke mate onderhouden van kinderen

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld op grond waarvan wordt beoordeeld of een kind in belangrijke mate wordt onderhouden.

Artikel

1.6

Mogendheid

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden de landen van het Koninkrijk der Nederlanden aangemerkt als afzonderlijke mogendheden.

Artikel

1.7

Lijfrenten en pensioenen

Artikel

1.7a

Gelijkstelling met inkomen uit tegenwoordige arbeid

Vervallen

Artikel

1.7b

Gelijkstelling met de premie voor een verzekering

Vervallen

Artikel

1.8

Wederzijdse erkenning

Waar in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verwezen naar Nederlandse voorschriften of verklaringen van Nederlandse instellingen, worden voorschriften van of verklaringen van instellingen in een van de lidstaten van de Europese Unie die naar aard en strekking overeenkomen met eerstbedoelde Nederlandse voorschriften of verklaringen van Nederlandse instellingen daarmee gelijkgesteld:

  • a.

    indien ter zake regelgeving in het kader van het Verdrag betreffende de Europese Unie of het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is vastgesteld waaruit de overeenkomst naar aard en strekking blijkt;

  • b.

    in overige gevallen: voorzover dat bij ministeriële regeling is bepaald.

Artikel

1.9

Gelijkstelling met basisregistratie personen

Artikel

1.11

Buitenlandse rechtsvormen en vennootschappen waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

2

Raamwerk

Afdeling

2.1

Belastingplichtigen

Artikel

2.1

Belastingplichtigen

Artikel

2.2

Woonplaatsfictie

Afdeling

2.2

Heffingsgrondslagen

Artikel

2.3

Heffingsgrondslagen

De inkomstenbelasting wordt geheven over het door de belastingplichtige in het kalenderjaar genoten:

  • a.

    belastbare inkomen uit werk en woning;

  • b.

    belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang en

  • c.

    belastbare inkomen uit sparen en beleggen.

Artikel

2.4

Bepalingen heffingsgrondslagen

Artikel

2.5

Keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen

Vervallen

Artikel

2.6

Keuzerecht voor in het buitenland geworven deskundigen

Voor bepaalde groepen werknemers die van buiten Nederland in dienstbetrekking worden genomen als bedoeld in artikel 31a, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, kunnen bij algemene maatregel van bestuur, onder daarbij te stellen voorwaarden, regels worden gesteld volgens welke zij kunnen kiezen voor gehele of gedeeltelijke toepassing van de regels van deze wet voor buitenlandse belastingplichtigen.

Afdeling

2.3

Verschuldigde inkomstenbelasting

Artikel

2.7

Verschuldigde inkomstenbelasting; hoofdregel

Artikel

2.8

Verschuldigde inkomstenbelasting op gewone aanslag

Artikel

2.9

Verschuldigde belasting op conserverende aanslag

Artikel

2.10

Tarief belastbaar inkomen uit werk en woning

Artikel

2.10a

Tarief belastbaar inkomen uit werk en woning voor belastingplichtigen geboren vóór 1 januari 1946

Artikel

2.11

Overschrijding pensioenmaximum

Vervallen

Artikel

2.11a

Verrekening belastingkorting voor verlies uit aanmerkelijk belang

Artikel

2.12

Tarief belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang

De belasting op het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang (afdeling 4.1 respectievelijk afdeling 7.3) wordt bepaald aan de hand van de volgende tabel.

€ 67.000

24,5%

€ 67.000

€ 16.415

33%

Artikel

2.13

Tarief belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

De belasting op het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (afdeling 5.1 respectievelijk afdeling 7.4) bedraagt 36%.

Afdeling

2.4

Toerekeningsregels

Artikel

2.14

Toerekening tussen en binnen de belastbare inkomens

Artikel

2.14bis

Toerekening inkomensbestanddelen bij een maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap, transparant fonds of een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

2.14a

Toerekening afgezonderd particulier vermogen

Artikel

2.15

Toerekening inkomensbestanddelen, rendementsgrondslag en geheven dividendbelasting van een minderjarig kind

Artikel

2.16

Verhaalsrecht

Artikel

2.17

Toerekening inkomensbestanddelen, bestanddelen van de rendementsgrondslag, geheven dividendbelasting en korting voor groene beleggingen van de belastingplichtige en zijn partner

Afdeling

2.5

Verzamelinkomen

Artikel

2.18

Verzamelinkomen

Verzamelinkomen is het gezamenlijke bedrag van:

  • a.

    het inkomen uit werk en woning;

  • b.

    het inkomen uit aanmerkelijk belang en

  • c.

    het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, verminderd met daarin begrepen te conserveren inkomen

Hoofdstuk

3

Heffingsgrondslag bij werk en woning

Afdeling

3.1

Belastbaar inkomen uit werk en woning

Artikel

3.1

Belastbaar inkomen uit werk en woning

Afdeling

3.2

Belastbare winst uit onderneming

Paragraaf

3.2.1

Belastbare winst uit onderneming

Artikel

3.2

Belastbare winst uit onderneming

Belastbare winst uit onderneming is het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit een of meer ondernemingen (paragraaf 3.2.2) verminderd met de ondernemersaftrek (paragraaf 3.2.4) en de MKB-winstvrijstelling (paragraaf 3.2.5).

Artikel

3.3

Uitbreiding begrip belastbare winst uit onderneming

Artikel

3.4

Begrip ondernemer

In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder ondernemer: de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming.

Artikel

3.5

Zelfstandig uitgeoefend beroep

Artikel

3.6

Begrip urencriterium

Artikel

3.7

Begrippen reisafstand en regelmatig woon-werkverkeer

Vervallen

Paragraaf

3.2.2

Winst uit een onderneming

Artikel

3.8

Winst

Winst uit een onderneming (winst) is het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit een onderneming.

Artikel

3.9

Maximum verlies

Artikel

3.10

Verliezen uit de aanloopfase van een onderneming

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld volgens welke, onder te stellen voorwaarden, de ondernemer bij het bepalen van de winst de per saldo resterende kosten en lasten in aftrek kan brengen die zijn gemaakt in de vijf kalenderjaren die onmiddellijk voorafgaan aan het eerste kalenderjaar als ondernemer, verband houden met het starten van de onderneming en niet ten laste van het belastbaar inkomen uit werk en woning kunnen of konden worden gebracht.

Artikel

3.11

Vrijstelling voor bosbedrijf

Artikel

3.12

Landbouwvrijstelling

Artikel

3.12a

Filmexploitatievrijstelling

Vervallen

Artikel

3.13

Overige vrijstellingen

Artikel

3.14

Van aftrek uitgesloten algemene kosten

Artikel

3.15

In aftrek beperkte algemene kosten

Artikel

3.16

Van aftrek uitgesloten kosten ten behoeve van de belastingplichtige

Artikel

3.17

In aftrek beperkte kosten ten behoeve van de belastingplichtige

Artikel

3.18

Premies voor beroeps- of bedrijfstakpensioenregeling

Artikel

3.19

Bijtelling privé-gebruik woning

Artikel

3.20

Bijtelling privégebruik auto

Artikel

3.20a

Bijtelling privégebruik fiets

Artikel

3.21

Bonusaandelen van beleggingsinstellingen

Bij het bepalen van de winst wordt mede in aanmerking genomen de nominale waarde van aandelen die worden uitgereikt door een lichaam dat wordt aangemerkt als beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, voorzover niet blijkt dat storting heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden. Bijschrijving op die aandelen wordt met uitreiking van aandelen gelijkgesteld.

Artikel

3.22

Winst uit zeescheepvaart aan de hand van tonnage

Artikel

3.23

Bepaling van de winst aan de hand van de tonnage

Artikel

3.24

Beëindiging bepaling van de winst aan de hand van de tonnage

Artikel

3.25

Jaarwinst

De in een kalenderjaar genoten winst wordt bepaald volgens goed koopmansgebruik, met inachtneming van een bestendige gedragslijn die onafhankelijk is van de vermoedelijke uitkomst. De bestendige gedragslijn kan alleen worden gewijzigd indien goed koopmansgebruik dit rechtvaardigt.

Artikel

3.26

Loon- en prijswijzigingen na afloop jaar

Artikel

3.27

Loon- en prijswijzigingen na afloop jaar en betaling

Artikel

3.28

Loon- en prijswijzigingen na afloop jaar en rekenrente pensioenvoorzieningen

Voor de toepassing van de artikelen 3.26 en 3.27 wordt een verband met wijzigingen in de hoogte van lonen of prijzen na afloop van het jaar ten aanzien van kosten en lasten die betrekking hebben op pensioenvoorzieningen, niet aanwezig geacht, indien die kosten en lasten betrekking hebben op een pensioengrondslag die is gebaseerd op een loon dat niet uitgaat boven het loon bij het einde van het jaar, en bij de berekening van die kosten en lasten in feite een rekenrente in aanmerking is genomen van ten minste 4%.

Artikel

3.29

Waardering pensioenverplichtingen en soortgelijke verplichtingen

De waardering van pensioenverplichtingen en andere soortgelijke verplichtingen vindt plaats met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen, waarbij een rekenrente in aanmerking wordt genomen van ten minste 4%.

Artikel

3.29a

Waardering van een belang in een vrijgestelde beleggingsinstelling

Artikel

3.29b

Waardering onderhanden werk en onderhanden opdrachten

Artikel

3.29c

Beperking afwaardering op lagere bedrijfswaarde

Omstandigheden die reeds bekend zijn ten tijde van het investeren in een bedrijfsmiddel kunnen geen aanleiding zijn voor een afwaardering naar lagere bedrijfswaarde.

Artikel

3.29d

BIK-afdrachtvermindering bij aanschaf bedrijfsmiddel

Vervallen

Artikel

3.30

Afschrijving op bedrijfsmiddelen

Artikel

3.30a

Beperking afschrijving gebouwen

Artikel

3.31

Willekeurige afschrijving milieu-bedrijfsmiddelen

Artikel

3.32

Willekeurige afschrijving arbo-bedrijfsmiddelen

Vervallen

Artikel

3.33

Willekeurige afschrijving op films

Vervallen

Artikel

3.34

Willekeurige afschrijving andere aangewezen bedrijfsmiddelen

Artikel

3.34a

Grondslag willekeurige afschrijving bij afboeking herinvesteringsreserve

Voor de willekeurige afschrijving blijft een vermindering van de aanschaffings- of voortbrengingskosten ingevolge een herinvesteringsreserve als bedoeld in de artikelen 3.54 en 3.54aa buiten aanmerking. Daarbij wordt het bedrag van die vermindering geacht willekeurig te zijn afgeschreven.

Artikel

3.35

Aanvang willekeurige afschrijving

Willekeurige afschrijving is mogelijk zodra ter zake van de verwerving of verbetering van het bedrijfsmiddel verplichtingen zijn aangegaan of ter zake van het bedrijfsmiddel voortbrengingskosten zijn gemaakt. Het bedrag van de willekeurige afschrijving kan voor de ingebruikneming van het bedrijfsmiddel niet groter zijn dan het bedrag dat ter zake van de verplichtingen is betaald, of aan voortbrengingskosten is gemaakt.

Artikel

3.36

Administratieve verplichtingen willekeurige afschrijving

Artikel

3.37

Mogelijkheid verplichte verklaring bij willekeurige afschrijving

Artikel

3.38

Terugnemen willekeurige afschrijving

Indien op een bedrijfsmiddel willekeurig is afgeschreven en op enig tijdstip binnen een bij ministeriële regeling te bepalen periode niet langer wordt voldaan aan de bij of krachtens de artikelen 3.31 en 3.34 gestelde voorwaarden met betrekking tot dat bedrijfsmiddel, wordt op dat tijdstip de boekwaarde van het bedrijfsmiddel gesteld op de boekwaarde die zou zijn bereikt indien geen willekeurige afschrijving zou hebben plaatsgevonden.

Artikel

3.39

Toepasselijk regime afschrijvingen

Willekeurige afschrijving op bedrijfsmiddelen vindt plaats volgens de regels voor het tijdvak waarin voor de verwerving of de verbetering van het bedrijfsmiddel verplichtingen zijn aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt.

Artikel

3.40

Investeringsaftrek

Indien wordt geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen kan door de belastingplichtigenaast de afschrijvingen een deel van het investeringsbedrag aanvullend ten laste van de winst worden gebracht (investeringsaftrek). Investeringsaftrek kan de vorm hebben van kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, van energie-investeringsaftrek en van milieu-investeringsaftrek.

Artikel

3.41

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

Artikel

3.42

Energie-investeringsaftrek

Artikel

3.42a

Milieu-investeringsaftrek

Artikel

3.42b

Filminvesteringsaftrek

Vervallen

Artikel

3.43

Begrip investeren

Artikel

3.44

Investeringsaftrek bij nog niet in gebruik genomen bedrijfsmiddelen

Artikel

3.45

Uitgesloten bedrijfsmiddelen voor investeringsaftrek

Artikel

3.46

Uitgesloten verplichtingen voor investeringsaftrek

Artikel

3.47

Desinvesteringsbijtelling

Artikel

3.47a

Desinvesteringsbijtelling bij film

Vervallen

Artikel

3.48

Scholingsaftrek

Vervallen

Artikel

3.49

Delegatiebepaling scholingsaftrek

Vervallen

Artikel

3.50

Scholingsbijtelling

Vervallen

Artikel

3.51

Toepasselijk regime investeringsaftrek

De investeringsaftrek en de desinvesteringsbijtelling vinden plaats volgens de regels voor het tijdvak waarin de investering heeft plaatsgevonden.

Artikel

3.52

Wijziging willekeurige afschrijving en investeringsaftrek

Artikel

3.52a

Aanvullende aftrek speur- en ontwikkelingswerk

Vervallen

Artikel

3.53

Fiscale reserves

Artikel

3.54

Herinvesteringsreserve

Artikel

3.54aa

Herinvesteringsreserve bij het staken van een gedeelte van een onderneming ten gevolge van overheidsingrijpen

Artikel

3.54a

Terugkeerreserve

Artikel

3.55

Aandelenfusie

Artikel

3.56

Juridische splitsing

Artikel

3.57

Juridische fusie

Artikel

3.58

Staking door overlijden

Artikel

3.59

Doorschuiving of staking door ontbinding huwelijksgemeenschap

Artikel

3.60

Overbrenging vermogensbestanddelen naar het buitenland

Indien bestanddelen van het vermogen van een in Nederland gedreven onderneming of zelfstandig gedeelte van een onderneming, waaruit de belastingplichtige winst geniet, worden overgebracht naar een buiten Nederland gedreven onderneming waaruit de belastingplichtige winst geniet en de belastingplichtige gelijktijdig of daarna ophoudt binnenlands belastingplichtig te zijn, worden die bestanddelen op het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan het ophouden van de binnenlandse belastingplicht en voorzover zij nog behoren tot het vermogen van de onderneming, geacht te zijn vervreemd tegen de waarde in het economische verkeer.

Artikel

3.61

Eindafrekening

Voordelen uit een onderneming die niet reeds uit anderen hoofde in aanmerking zijn genomen, worden gerekend tot de winst van het kalenderjaar waarin de belastingplichtige ophoudt in Nederland uit de onderneming winst te genieten. In dat geval worden de goederen voor de toepassing van de desinvesteringsbijtelling geacht aan de onderneming te zijn onttrokken.

Artikel

3.62

Doorschuiving bij staking door overlijden

Artikel

3.63

Doorschuiving naar ondernemers

Artikel

3.64

Doorschuiving via te conserveren inkomen naar andere onderneming

Artikel

3.65

Omzetting in een NV of BV

Artikel

3.66

Niet met het kalenderjaar samenvallend boekjaar

Paragraaf

3.2.3

Oudedagsreserve

Artikel

3.67

Toegang toevoegingen oudedagsreserve

Vervallen

Artikel

3.68

Toevoegingen

Vervallen

Artikel

3.69

Extra toevoegingen

Vervallen

Artikel

3.70

Afnemingen

Vervallen

Artikel

3.71

Ondernemingsvermogen

Vervallen

Artikel

3.72

Meer dan één onderneming

Vervallen

Artikel

3.73

Niet met het kalenderjaar samenvallend boekjaar

Vervallen

Paragraaf

3.2.4

Ondernemersaftrek

Artikel

3.74

Berekening ondernemersaftrek

De ondernemersaftrek is het gezamenlijke bedrag van:

  • a.

    de zelfstandigenaftrek;

  • b.

    de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk;

  • c.

    de meewerkaftrek;

  • d.

    de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid, en

  • e.

    de stakingsaftrek.

Artikel

3.75

Meer dan één onderneming

Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop rustende bepalingen wordt onder een onderneming mede verstaan: de gezamenlijke ondernemingen.

Artikel

3.76

Zelfstandigenaftrek

Artikel

3.77

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

Artikel

3.78

Meewerkaftrek

Artikel

3.78a

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

Artikel

3.79

Stakingsaftrek

Paragraaf

3.2.5

MKB-winstvrijstelling

Artikel

3.79a

MKB-winstvrijstelling

De MKB-winstvrijstelling bedraagt 13,31% van het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit een of meer ondernemingen (paragraaf 3.2.2) nadat dit bedrag is verminderd met de ondernemersaftrek (paragraaf 3.2.4).

Afdeling

3.3

Belastbaar loon

Paragraaf

3.3.1

Belastbaar loon

Artikel

3.80

Belastbaar loon

Belastbaar loon is loon verminderd met de reisaftrek (paragraaf 3.3.2).

Artikel

3.81

Loon

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder loon: loon overeenkomstig de wettelijke bepalingen van de loonbelasting, met dien verstande dat, voorzover nodig in afwijking van die bepalingen, fooien en dergelijke prestaties van derden in aanmerking worden genomen voor het werkelijk genoten bedrag.

Artikel

3.82

Uitbreiding begrip loon

Tot loon wordt gerekend:

  • a.

    wat wordt genoten:

    • 1°.

      ter vervanging van gederfd of te derven loon;

    • 2°.

      ter zake van het staken of nalaten van werkzaamheden voorzover het genotene niet is aan te merken als resultaat uit overige werkzaamheden;

  • b.

    uitkeringen op grond van een pensioenregeling van een andere mogendheid als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel c, behoudens voorzover aannemelijk is dat over de aanspraken ingevolge die pensioenregeling heffing naar het inkomen heeft plaatsgevonden die naar aard en strekking overeenkomt met de loonbelasting of de inkomstenbelasting.

  • c.

    uitkeringen op grond van een pensioenregeling van een internationale organisatie, behoudens voorzover aannemelijk is dat over de aanspraken ingevolge die pensioenregeling een heffing naar het inkomen heeft plaatsgevonden die naar aard en strekking overeenkomt met de loonbelasting of de inkomstenbelasting.

Artikel

3.83

Pensioen in grensoverschrijdende situaties

Artikel

3.84

Vrijstelling eindheffingsbestanddelen

Paragraaf

3.3.2

Reisaftrek

Artikel

3.85

Werknemersaftrek

Vervallen

Artikel

3.86

Fietsaftrek

Vervallen

Artikel

3.87

Reisaftrek

Artikel

3.88

Begrippen woon–werkverkeer

Vervallen

Artikel

3.89

Zeedagenaftrek

Vervallen

Afdeling

3.4

Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden

Paragraaf

3.4.1

Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden

Artikel

3.90

Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden

Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden is het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit een of meer werkzaamheden die geen belastbare winst of belastbaar loon genereren verminderd met de terbeschikkingstellingsvrijstelling (§ 3.4.3 Terbeschikkingstellingsvrijstelling).

Artikel

3.91

Ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een onderneming of werkzaamheid

Artikel

3.92

Ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een vennootschap waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden

Artikel

3.92a

Opwaarderingsreserve

Voorts wordt onder werkzaamheid mede verstaan het hebben van een opwaarderingsreserve als bedoeld in artikel 3.98a.

Artikel

3.92b

Met een werkzaamheid verband houdende lucratieve belangen

Artikel

3.93

Bijzondere bepalingen begrip werkzaamheden

Paragraaf

3.4.2

Resultaat uit een werkzaamheid

Artikel

3.94

Resultaat uit een werkzaamheid

Resultaat uit een werkzaamheid (resultaat) is het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden behaald met een werkzaamheid.

Artikel

3.95

Bepaling van het resultaat

Artikel

3.95a

Aftrek bij het toepassing vinden van artikel 2.14, derde lid, onderdeel e

Indien ingevolge artikel 2.14, derde lid, onderdeel e, door de belastingplichtige genoten vergoedingen ter zake van een werkruimte niet worden aangemerkt als loon doch als voordeel behaald met een werkzaamheid en die werkruimte behoort tot het vermogen van een onderneming van hem of van één met hem verbonden persoon als bedoeld in dat artikelonderdeel, wordt voor de berekening van het resultaat met die werkzaamheid slechts als kosten en lasten in aftrek gebracht een evenredig deel van de op de voet van artikel 3.19 berekende bijtelling privé-gebruik woning.

Artikel

3.95b

Aanvullende bepaling resultaat bij lucratieve belangen

Artikel

3.96

Vrijstelling

Tot het resultaat behoren niet:

  • a.

    voordelen uit het deelnemen aan kansspelen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de kansspelbelasting;

  • b.

    voordelen die door de belastingplichtige worden behaald ter zake van het verrichten van arbeid in de onderneming van zijn partner, indien bij het bepalen van de winst uit die onderneming de kosten en lasten die verband houden met de vergoeding voor die arbeid op grond van artikel 3.16, vierde lid, niet in aftrek komen;

  • c.

    voordelen die door de belastingplichtige als vrijwilliger, bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, worden behaald, waarbij het gezamenlijke bedrag van de vergoedingen en verstrekkingen niet meer bedraagt dan de aldaar genoemde bedragen.

Artikel

3.97

Keuzemogelijkheid bij het houden van kostgangers

Artikel

3.98

Doorschuiving bij ontbinding van de vennootschap

Artikel

3.98a

Omzetting van een afgewaardeerde vordering als bedoeld in artikel 3.92

Artikel

3.98b

Vervreemding van een afgewaardeerde vordering

Artikel

3.98c

Doorschuiving bij overgang krachtens huwelijksvermogensrecht

Artikel

3.98d

Doorschuiving bij overgang krachtens verdeling van een huwelijksgemeenschap anders dan door overlijden

Artikel

3.99

Overgang werkzaamheid in onderneming

Indien een werkzaamheid in een kalenderjaar uitgroeit tot een onderneming waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet, wordt voor het bepalen van het in het jaar uit de werkzaamheid genoten resultaat, de werkzaamheid geacht niet te zijn gestaakt. In dat geval wordt bij de onderneming de boekwaarde van de vermogensbestanddelen gesteld op de boekwaarde daarvan bij de werkzaamheid.

Artikel

3.99a

Doorschuiffaciliteit bij inbreng van ter beschikking gesteld pand in een nv of bv

Vervallen

Paragraaf

3.4.3

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

Artikel

3.99b

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

Afdeling

3.5

Belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen

Artikel

3.100

Belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen

Artikel

3.101

Aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen

Artikel

3.102

Algemene uitbreidingen aangewezen uitkeringen

Artikel

3.103

Specifieke uitbreidingen publiekrechtelijke uitkeringen

Tot de periodieke uitkeringen en verstrekkingen die worden ontvangen op grond van een publiekrechtelijke regeling behoren:

Artikel

3.104

Vrijstellingen publiekrechtelijke uitkeringen

Tot de aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen behoren niet:

Artikel

3.105

Specifieke uitbreidingen familierechtelijke uitkeringen

Artikel

3.106

Uitbreidingen uitkeringen uit inkomensvoorzieningen

Artikel

3.107a

Bepaling omvang belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen

Artikel

3.108

Aftrekbare kosten van aangewezen uitkeringen en van uitkeringen uit inkomensvoorzieningen

Aftrekbare kosten van uitkeringen en verstrekkingen zijn de daarop drukkende kosten voorzover zij zijn gemaakt tot verwerving, inning en behoud van die uitkeringen en verstrekkingen. De kosten kunnen in mindering worden gebracht voorzover zij in hun totale omvang niet overtreffen wat gebruikelijk is.

Artikel

3.109

Van aftrek uitgesloten kosten

Tot de aftrekbare kosten van uitkeringen en verstrekkingen behoren niet renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen. Artikel 3.14, zesde lid, en artikel 3.16, negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Afdeling

3.5a

Artikel

3.109a

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2012/668.

Vervallen

Afdeling

3.6

Belastbare inkomsten uit eigen woning

Artikel

3.110

Belastbare inkomsten uit eigen woning

Belastbare inkomsten uit eigen woning zijn de voordelen uit eigen woning verminderd met de op die voordelen drukkende aftrekbare kosten (artikel 3.120).

Artikel

3.111

Eigen woning

Artikel

3.112

Eigenwoningforfait

Artikel

3.113

Tijdelijke verhuur

Met betrekking tot de eigen woning die tijdelijk ter beschikking is gesteld aan derden wordt het ingevolge artikel 3.112 als voordelen uit eigen woning in aanmerking te nemen bedrag vermeerderd met 70 percent van de voordelen ter zake van het ter beschikking stellen.

Artikel

3.114

Kamerverhuurvrijstelling

Artikel

3.115

Toedeling eigenwoningforfait

De voordelen uit een woning die voor twee of meer belastingplichtigen die geen partner van elkaar zijn samen een eigen woning is, worden voor elk van hen in aanmerking genomen naar de mate waarin zij op grond van artikel 3.111, eerste lid, tot de woning gerechtigd zijn.

Artikel

3.116

Voordeel uit kapitaalverzekering eigen woning

Vervallen

Artikel

3.116a

Voordeel uit spaarrekening eigen woning of beleggingsrecht eigen woning

Vervallen

Artikel

3.117

Begrip levensverzekering

Vervallen

Artikel

3.118

Vrijstelling kapitaalverzekering eigen woning

Vervallen

Artikel

3.118a

Vrijstelling spaarrekening eigen woning en vrijstelling beleggingsrecht eigen woning

Vervallen

Artikel

3.119

Omzetting kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning of beleggingsrecht eigen woning

Vervallen

Artikel

3.119a

Eigenwoningschuld

Artikel

3.119aa

Eigenwoningreserve

Artikel

3.119b

Beschikking eigenwoningreserve

Artikel

3.119c

Aflossingseis

Artikel

3.119d

Aflossingsstand

Artikel

3.119e

Kortstondig afwijken van aflossingsschema en betalingsregelingen

Artikel

3.119f

Verhuisregelingen

Artikel

3.119g

Informatieplicht bij schulden bij anderen dan aangewezen administratieplichtigen

De belastingplichtige die een overeenkomst van geldlening aangaat anders dan met een op grond van artikel 10.8 aangewezen administratieplichtige en die de uit deze overeenkomst voortvloeiende schuld wil rekenen tot de eigenwoningschuld, bedoeld in artikel 3.119a, is gehouden jaarlijks in de aangifte de bij ministeriële regeling aan te wijzen gegevens te verstrekken.

Artikel

3.120

Aftrekbare kosten eigen woning

Artikel

3.120a

Aftrekbare kosten restschuld vervreemde eigen woning

Artikel

3.121

Aftrekbare kosten gedeelde eigen woning bij gezamenlijke bewoning

De aftrekbare kosten met betrekking tot een woning die voor twee of meer belastingplichtigen die geen partner van elkaar zijn samen een eigen woning is, worden voor elk van hen bepaald door hun aandeel in de schulden die zij zijn aangegaan ter verwerving van de woning en door de periodieke betalingen voor zover die op hen drukken.

Artikel

3.122

Aftrekbare kosten na eerder gebruik vrijstelling kapitaalverzekering, spaarrekening of beleggingsrecht eigen woning

Vervallen

Artikel

3.123

Kosten voor verbetering of onderhoud eigen woning

In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen worden kosten voor verbetering of onderhoud van de woning in aanmerking genomen voorzover de verbetering en het onderhoud met schriftelijke bescheiden zijn te staven.

Afdeling

3.6a

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Artikel

3.123a

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Afdeling

3.7

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Artikel

3.124

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Artikel

3.125

Lijfrentevoorzieningen

Artikel

3.126

Toegelaten aanbieders

Artikel

3.126a

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen via een lijfrenterekening of een lijfrentebeleggingsrecht

Artikel

3.127

In aanmerking te nemen premies voor lijfrenten

Artikel

3.128

Omzetting oudedagsreserve in lijfrente

Vervallen

Artikel

3.129

Omzetting stakingswinst in lijfrente

Artikel

3.130

Tijdstip aftrek premies voor lijfrenten

Artikel

3.131

Aftrek premies voor lijfrenten na overlijden ondernemer

Artikel

3.131a

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2012/668.

Vervallen

Artikel

3.131b

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2012/668.

Vervallen

Afdeling

3.8

Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Artikel

3.132

Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen zijn teruggaven van uitgaven voor inkomensvoorzieningen.

Artikel

3.133

Uitbreiding begrip negatieve uitgaven bij handelen in strijd met de voorwaarden

Artikel

3.134

Handelingen die niet leiden tot een negatieve uitgave

Artikel

3.135

Specifieke uitbreiding begrip negatieve uitgaven bij beroepspensioenen

Artikel

3.136

Uitbreiding begrip negatieve uitgaven bij emigratie

Artikel

3.137

In aanmerking te nemen bedrag bij uitbreidingen van het begrip negatieve uitgaven

Artikel

3.138

Verminderingen en voorkoming dubbeltellingen

Afdeling

3.9

Negatieve persoonsgebonden aftrek

Artikel

3.139

Negatieve persoonsgebonden aftrek

Als negatieve persoonsgebonden aftrek van een belastingplichtige wordt in aanmerking genomen:

  • a.

    hetgeen door hem is ontvangen als teruggave van of nagekomen betaling ter zake van onderhoudsverplichtingen die op grond van afdeling 6.2 in aanmerking zijn genomen;

  • b.

    hetgeen door hem is ontvangen als teruggave van of nagekomen betaling ter zake van uitgaven voor specifieke zorgkosten die op grond van afdeling 6.5 in aanmerking zijn genomen, ten hoogste tot het bedrag van de uitgaven die in aftrek zijn gekomen;

  • c.

    het bedrag dat door hem is ontvangen ten gevolge van de ontbinding of herroeping van een schenking die op grond van afdeling 6.9 in aanmerking is genomen, indien van toepassing vermeerderd met het bedrag, bedoeld in artikel 6.39a, voor zover dat bedrag of die bedragen in aftrek is onderscheidenlijk zijn gekomen.

Afdeling

3.10

Uitgaven voor kinderopvang

Artikel

3.140

Uitgaven voor kinderopvang

Vervallen

Artikel

3.141

Voorwaarden

Vervallen

Artikel

3.142

Arbeidsongeschiktheid of werkloosheid

Vervallen

Artikel

3.143

In aanmerking te nemen uitgaven

Vervallen

Afdeling

3.11

Waardering niet in geld genoten inkomen

Artikel

3.144

Waardering niet in geld genoten inkomen

Niet in geld genoten loon, periodieke uitkeringen en verstrekkingen, voordelen uit eigen woning en voordelen uit kapitaalverzekering eigen woning worden – voorzover niet anders is bepaald – in aanmerking genomen naar de waarde die daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend, met dien verstande dat voorzover de verwerving van dat inkomen het gebruik of verbruik daarvan meebrengt, de waarde wordt gesteld op ten hoogste het bedrag van de besparing. Deze kan bij ministeriële regeling worden vastgesteld.

Artikel

3.145

Privé-gebruik auto

Vervallen

Afdeling

3.12

Tijdstip genieten en aftrek

Artikel

3.146

Tijdstip genieten

Artikel

3.147

Tijdstip aftrek

Aftrekbare kosten en uitgaven voor inkomensvoorzieningen komen – voorzover niet anders is bepaald – voor aftrek in aanmerking op het tijdstip waarop zij zijn:

  • a.

    betaald;

  • b.

    verrekend;

  • c.

    ter beschikking gesteld of

  • d.

    rentedragend geworden.

Afdeling

3.13

Verliesverrekening

Artikel

3.148

Verlies

Artikel

3.149

Te conserveren inkomen buiten beschouwing

Voor de toepassing van deze afdeling worden inkomen uit werk en woning en verlies uit werk en woning bepaald zonder rekening te houden met te conserveren inkomen.

Artikel

3.150

Verliesverrekening

Artikel

3.151

Vaststelling verlies

Artikel

3.152

Formalisering achterwaartse verliesverrekening

Artikel

3.153

Formalisering voorwaartse verliesverrekening

Afdeling

3.14

Middeling

Artikel

3.154

Middeling

Vervallen

Artikel

3.155

Te conserveren inkomen buiten beschouwing

Vervallen

Afdeling

3.15

Zekerheid omtrent de aard van de voordelen uit een arbeidsrelatie

Artikel

3.156

Vragen van een beschikking

Vervallen

Artikel

3.157

Zekerheid omtrent de aard van de arbeidsrelatie

Vervallen

Hoofdstuk

4

Heffingsgrondslag bij aanmerkelijk belang

Afdeling

4.1

Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang

Artikel

4.1

Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang

Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang is het inkomen uit aanmerkelijk belang verminderd met de te verrekenen verliezen uit aanmerkelijk belang (afdeling 4.10).

Afdeling

4.2

Gelijkstellingen

Artikel

4.2

Beëindiging aanverwantschap door echtscheiding

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen geldt een persoon niet als aanverwant indien het partnerschap waardoor de aanverwantschap is ontstaan, anders dan door overlijden is geëindigd.

Artikel

4.3

Genotsrechten

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen:

  • a.

    wordt met een aandeelhouder gelijkgesteld degene die slechts gerechtigd is tot voordelen uit aandelen en wordt zijn gerechtigdheid aangemerkt als aandeel;

  • b.

    wordt met de houder van winstbewijzen gelijkgesteld degene die slechts gerechtigd is tot voordelen uit winstbewijzen en wordt zijn gerechtigdheid aangemerkt als winstbewijs.

Artikel

4.4

Koopopties gelijkgesteld met onderliggende waarde

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, met uitzondering van de artikelen 4.6 tot en met 4.8, wordt een recht om aandelen in of winstbewijzen van een vennootschap te verwerven (koopoptie) aangemerkt als een dergelijk aandeel respectievelijk een dergelijk winstbewijs.

Artikel

4.5

Participaties open fondsen voor gemene rekening

Artikel

4.5a

Coöperaties

Artikel

4.5b

Niet-vergelijkbare rechtsvormen

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Afdeling

4.3

Aanmerkelijk belang

Artikel

4.6

Begrip aanmerkelijk belang

De belastingplichtige heeft een aanmerkelijk belang indien hij, al dan niet tezamen met zijn partner, direct of indirect:

  • a.

    voor ten minste 5% van het geplaatste kapitaal aandeelhouder is in een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld;

  • b.

    rechten heeft om direct of indirect aandelen te verwerven tot ten minste 5% van het geplaatste kapitaal;

  • c.

    winstbewijzen heeft die betrekking hebben op ten minste 5% van de jaarwinst van een vennootschap dan wel op ten minste 5% van wat bij liquidatie wordt uitgekeerd;

  • d.

    gerechtigd is tot ten minste 5% van de stemmen uit te brengen in de algemene vergadering van een in artikel 4.5a bedoelde rechtspersoon;

  • e.

    een aandeel heeft in een lichaam als bedoeld in artikel 2, twaalfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en daardoor voor ten minste 5% deelt in de winst van dat lichaam vóór toepassing van artikel 9, eerste lid, onderdeel f, van die wet.

Artikel

4.7

Gelijkstelling; aandelen met bijzondere rechten

Artikel

4.8

Omvang kapitaal

Voor de vaststelling of een belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft, wordt ingekocht nog in te trekken kapitaal niet in aanmerking genomen.

Artikel

4.9

Meesleepregeling

Indien een belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap, behoren daartoe ook zijn overige aandelen in of winstbewijzen van die vennootschap.

Artikel

4.10

Meetrekregeling

De tot het vermogen van de belastingplichtige behorende aandelen in of winstbewijzen van een vennootschap waarin hij geen, maar zijn partner of een van de bloed- of aanverwanten in de rechte lijn van de belastingplichtige of zijn partner wel een aanmerkelijk belang heeft, behoren voor de belastingplichtige tot een aanmerkelijk belang.

Artikel

4.11

Fictief aanmerkelijk belang

Indien tot het vermogen van de belastingplichtige behorende aandelen of winstbewijzen niet op grond van de overige artikelen van deze afdeling tot een aanmerkelijk belang behoren, wordt een aanmerkelijk belang aanwezig geacht indien artikel 3.65, 4.17, 4.17a, 4.17b, 4.17c, 4.40 of 4.41 is toegepast.

Afdeling

4.4

Inkomen uit aanmerkelijk belang

Artikel

4.12

Inkomen uit aanmerkelijk belang

Inkomen uit aanmerkelijk belang is het gezamenlijke bedrag van:

  • a.

    de voordelen die worden getrokken uit tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen (reguliere voordelen), verminderd met de aftrekbare kosten en

  • b.

    de voordelen die worden behaald bij de vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen, of bij de vervreemding van een gedeelte van de in deze aandelen of winstbewijzen besloten liggende rechten (vervreemdingsvoordelen);

verminderd met de persoonsgebonden aftrek (hoofdstuk 6).

Artikel

4.12a

Bij een vererfd aanmerkelijk belang, binnen twee jaar afboeking reguliere voordelen op verkrijgingsprijs

Ingeval de belastingplichtige aandelen of winstbewijzen krachtens erfrecht heeft verkregen en ter zake van die overgang bij de erflater inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking is genomen, worden binnen 24 maanden na het overlijden van de erflater door die belastingplichtige genoten reguliere voordelen uit die aandelen of winstbewijzen of uit aandelen of winstbewijzen van dezelfde soort in dezelfde vennootschap op verzoek, in afwijking van artikel 4.12, niet tot het inkomen uit aanmerkelijk belang gerekend voor zover deze voordelen niet uitgaan boven het bedrag dat bij de erflater ter zake van de overgang krachtens erfrecht als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking is genomen en voor zover deze voordelen worden afgeboekt op de verkrijgingsprijs van de aandelen of winstbewijzen van die soort in die vennootschap. Voor de toepassing van de eerste volzin blijft inkomen uit aanmerkelijk belang dat bij de erflater ingevolge artikel 2.8 als te conserveren inkomen is aangemerkt en waarvoor ten tijde van het genieten van de reguliere voordelen nog uitstel van betaling loopt, buiten beschouwing.

Afdeling

4.5

Reguliere voordelen

Paragraaf

4.5.1

Reguliere voordelen

Artikel

4.13

Reguliere voordelen

Paragraaf

4.5.2

De omvang van reguliere voordelen

Artikel

4.14

Forfaitair voordeel uit vrijgestelde beleggingsinstellingen en uit buitenlandse beleggingslichamen

Artikel

4.14a

Fictief regulier voordeel

Artikel

4.14b

Flankerende bepalingen ter zake van het fictief reguliere voordeel

Artikel

4.14c

Maximumbedrag bij het ontstaan van binnenlandse belastingplicht

Artikel

4.14d

Aanpassing vervreemdingsvoordeel bij einde binnenlandse belastingplicht

In geval van een vervreemding als bedoeld in artikel 4.16, eerste lid, aanhef en onderdeel h, wordt het ingevolge artikel 4.16, eerste lid, aanhef en onderdeel h, in aanmerking te nemen vervreemdingsvoordeel, bedoeld in artikel 4.19, eerste lid, vermeerderd met het negatieve bedrag dat ingevolge artikel 4.14a, eerste lid, aanhef en onderdeel b, als fictief regulier voordeel als bedoeld in artikel 4.13, eerste lid, onderdeel f, in aanmerking zou zijn genomen ingeval de belastingplichtige binnenlandse belastingplichtige zou zijn gebleven en aan het einde van het kalenderjaar het bedrag van de schulden nihil zou zijn.

Artikel

4.15

Kosten van reguliere voordelen

Afdeling

4.6

Vervreemdingsvoordelen

Paragraaf

4.6.1

Als vervreemding aan te merken rechtshandelingen

Artikel

4.16

Fictieve vervreemdingen

Artikel

4.17

Uitzondering bij overgang krachtens huwelijksvermogensrecht en verdeling huwelijksgemeenschap anders dan door overlijden

De overgang krachtens huwelijksvermogensrecht alsmede de verdeling van een huwelijksgemeenschap binnen twee jaren na de ontbinding van de huwelijksgemeenschap anders dan door overlijden wordt niet als vervreemding aangemerkt, mits de verkrijger binnenlands belastingplichtige is en de verkregen aandelen of winstbewijzen geen deel uitmaken van het vermogen van een voor zijn rekening gedreven onderneming en niet tot het resultaat uit een werkzaamheid van hem behoren.

Artikel

4.17a

Uitzondering bij overgang krachtens erfrecht

Artikel

4.17b

Uitzondering bij verdeling nalatenschap binnen twee jaar

Artikel

4.17c

Uitzondering bij overdracht krachtens schenking

Artikel

4.18

Passanten

Artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, is niet van toepassing bij een aanmerkelijk belang in een niet in Nederland gevestigde vennootschap indien het anders dan door overlijden ophouden binnenlands belastingplichtige te zijn, hieronder begrepen de situatie waarin de belastingplichtige voor de toepassing van de Belastingregeling voor het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland of een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting wordt geacht geen inwoner van Nederland meer te zijn, plaatsvindt binnen acht jaren nadat de belastingplichtige in Nederland is gaan wonen en de belastingplichtige gedurende de laatste vijfentwintig jaar in totaal niet langer dan tien jaren in Nederland heeft gewoond.

Paragraaf

4.6.2

De omvang van vervreemdingsvoordelen

Artikel

4.19

Vervreemdingsvoordelen

Artikel

4.20

Overdrachtsprijs

Onder overdrachtsprijs wordt verstaan de tegenprestatie bij de vervreemding, verminderd met de ten laste van de vervreemder komende kosten.

Artikel

4.21

Verkrijgingsprijs

Artikel

4.22

Correctie naar waarde in het economisch verkeer

Artikel

4.23

Verkrijgingsprijs bij ontstaan aanmerkelijk belang na verkrijging

Indien een aandeel of winstbewijs op een tijdstip na de verkrijging daarvan tot een aanmerkelijk belang gaat behoren, wordt de verkrijgingsprijs van dat aandeel of winstbewijs gesteld op de waarde in het economische verkeer die op dat tijdstip daaraan kan worden toegekend.

Artikel

4.24

Geen tussentijdse verliesneming

Artikel

4.24bis

Negatief vervreemdingsvoordeel in samenhang met een afgezonderd particulier vermogen

Artikel

4.25

Verkrijgingsprijs bij het ontstaan van binnenlandse belastingplicht

Artikel

4.26

Bonusaandelen en winstbewijzen

Artikel

4.27

Voordelen uit vrijgestelde beleggingsinstellingen en uit buitenlandse beleggingslichamen

Artikel

4.28

Overdrachtsprijs in termijnen

Artikel

4.29

Aanpassingen overdrachtsprijs

Artikel

4.30

Verkrijgingsprijs koopopties bij uitoefening of expiratie

Artikel

4.31

Verleende koopopties

Het vervreemdingsvoordeel ter zake van het door de belastingplichtige verlenen van een koopoptie wordt gesteld op het bedrag van de vergoeding.

Artikel

4.32

Putopties

Artikel

4.33

Vermindering verkrijgingsprijs bij terugbetaling aandelenkapitaal

Ingeval van teruggaaf van hetgeen op aandelen is gestort, wordt de verkrijgingsprijs verminderd met de teruggaaf voorzover deze niet als regulier voordeel in aanmerking is genomen. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing in geval van teruggaaf op winstbewijzen.

Artikel

4.33a

Vaststelling verkrijgingsprijs bij omzetting afgewaardeerde vordering

Indien zich met betrekking tot een schuldvordering een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3.98a, tweede lid, wordt de verkrijgingsprijs van de verkregen aandelen of winstbewijzen onderscheidenlijk de reeds in het bezit van de belastingplichtige zijnde aandelen in of winstbewijzen in de schuldenaar, verhoogd met het ingevolge artikel 3.98a, eerste lid, eerste volzin, tot het resultaat uit een werkzaamheid gerekende voordeel dan wel, indien een opwaarderingsreserve als bedoeld in artikel 3.98a, eerste lid, tweede volzin, is gevormd, met het sindsdien ingevolge artikel 3.98a, vierde, zevende of achtste lid, tot het resultaat uit een werkzaamheid gerekende voordeel.

Artikel

4.34

Liquidatie-uitkeringen

Artikel

4.35

Vestigingsplaats

Voor de toepassing van deze afdeling wordt een lichaam waarvan de oprichting heeft plaatsgevonden naar Nederlands recht steeds geacht in Nederland te zijn gevestigd. Een Europese naamloze vennootschap die bij haar oprichting werd beheerst door Nederlands recht, wordt voor de toepassing van de eerste volzin geacht te zijn opgericht naar Nederlands recht.

Afdeling

4.7

Vaststellen verkrijgingsprijs

Artikel

4.36

Beschikking

De verkrijgingsprijs van aandelen of winstbewijzen die tot een aanmerkelijk belang behoren kan, al dan niet op verzoek, door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking worden vastgesteld.

Artikel

4.37

Herziening beschikking

Afdeling

4.8

Doorschuifregelingen

Paragraaf

4.8.1

Afrekening op verzoek bij overgang krachtens huwelijksvermogensrecht

Artikel

4.38

Afrekening op verzoek

Paragraaf

4.8.1a

Doorschuiving verkrijgingsprijs bij overgang krachtens huwelijksvermogensrecht en erfrecht alsmede bij overdracht krachtens schenking

Artikel

4.39

Doorschuiving verkrijgingsprijs bij overgang krachtens huwelijksvermogensrecht en verdeling huwelijksgemeenschap

Artikel

4.39a

Doorschuiving verkrijgingsprijs bij overgang krachtens erfrecht

Artikel

4.39b

Doorschuiving verkrijgingsprijs bij verdeling nalatenschap binnen twee jaar

Artikel

4.39c

Doorschuiving verkrijgingsprijs bij overdracht krachtens schenking

Paragraaf

4.8.2

Doorschuiving indien niet langer een aanmerkelijk belang aanwezig is

Artikel

4.40

Doorschuiving op verzoek (mogelijk ontstaan fictief aanmerkelijk belang)

Op verzoek van de belastingplichtige vindt artikel 4.16, eerste lid, onderdeel g, geen toepassing met betrekking tot aandelen of winstbewijzen die tot zijn vermogen blijven behoren.

Paragraaf

4.8.3

Doorschuiving in het kader van een aandelenfusie, juridische fusie of splitsing

Artikel

4.41

Doorschuiving op verzoek (mogelijk ontstaan fictief aanmerkelijk belang)

Artikel

4.42

Doorschuiving verkrijgingsprijs

Paragraaf

4.8.4

Doorschuiving in het kader van een geruisloze terugkeer

Artikel

4.42a

Doorschuiving vervreemdingsvoordeel bij geruisloze terugkeer

Afdeling

4.9

Genietingstijdstip

Artikel

4.43

Genietingstijdstip reguliere voordelen

Artikel

4.44

Betalingstijdstip aftrekbare kosten

De op reguliere voordelen in mindering te brengen aftrekbare kosten worden in aanmerking genomen op het tijdstip waarop zij betaald of verrekend zijn, door de belastingplichtige ter beschikking zijn gesteld of rentedragend zijn geworden.

Artikel

4.45

Vooruitbetaalde rente

Artikel

4.46

Genietingstijdstip vervreemdingsvoordelen

Afdeling

4.10

Verliesverrekening

Artikel

4.47

Verlies

Indien de berekening van het inkomen uit aanmerkelijk belang leidt tot een negatief bedrag wordt dit aangemerkt als verlies uit aanmerkelijk belang.

Artikel

4.48

Te conserveren inkomen buiten beschouwing

Voor de toepassing van deze afdeling worden inkomen uit aanmerkelijk belang en verlies uit aanmerkelijk belang bepaald zonder rekening te houden met te conserveren inkomen.

Artikel

4.49

Verliesverrekening

Artikel

4.50

Vaststelling verlies

Artikel

4.51

Formalisering achterwaartse verliesverrekening

Artikel

4.52

Formalisering voorwaartse verliesverrekening

Artikel

4.53

Omzetting verlies bij einde aanmerkelijk belang in een belastingkorting

Hoofdstuk

5

Heffingsgrondslag bij sparen en beleggen

Afdeling

5.1

Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

Artikel

5.1

Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen is het voordeel uit sparen en beleggen verminderd met de persoonsgebonden aftrek (hoofdstuk 6).

Artikel

5.2

Voordeel uit sparen en beleggen

Artikel

5.3

Rendementsgrondslag

Artikel

5.4

Toedeling bij bepaalde verkrijgingen krachtens erfrecht

Artikel

5.4a

Defiscaliseren bepaalde onderlinge vorderingen en schulden

Artikel

5.5

Heffingvrij vermogen

Het heffingvrije vermogen bedraagt € 57.000.

Artikel

5.6

Ouderentoeslag

Vervallen

Afdeling

5.2

Vrijstellingen

Artikel

5.7

Vrijstelling bos- en natuurterreinen en landgoederen

Artikel

5.8

Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap

Artikel

5.9

Vrijstelling rechten op roerende zaken krachtens erfrecht

Tot de bezittingen behoren niet de rechten op roerende zaken die krachtens erfrecht bij de belastingplichtige zijn opgekomen voorzover deze zaken door de belastingplichtige of personen die behoren tot zijn huishouden voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt of verbruikt, tenzij deze rechten hoofdzakelijk als belegging dienen.

Artikel

5.10

Vrijstelling bepaalde rechten

Tot de bezittingen behoren niet:

  • a.

    rechten op kapitaalsuitkeringen of prestaties uit levensverzekering, uitsluitend bestaande uit een kapitaalsuitkering bij overlijden van de belastingplichtige, zijn partner of een bloed- of aanverwant, dan wel op prestaties in natura ter zake van de verzorging van een uitvaart, mits:

    • 1°.

      de som van het verzekerde kapitaal uit dergelijke levensverzekeringen per verzekerde niet meer bedraagt dan € 8.665;

      dan wel indien de som van het verzekerde kapitaal meer bedraagt dan  € 8.665:

    • 2°.

      de som van de waarde van die rechten per persoon niet meer bedraagt dan € 8.665;

  • b.

    rechten op kapitaalsuitkeringen die uitsluitend kunnen plaatsvinden bij invaliditeit, ziekte of ongeval;

  • c.

    rechten op termijnen van een in artikel 4.28 bedoelde overdrachtsprijs van een aanmerkelijk belang;

  • d.

    geld, elektronisch geld in de vorm van een chipkaart, alsmede vermogensrechten die zijn bestemd voor het doen van consumentenaankopen zoals cadeaubonnen, voor een bedrag van in totaal € 653 met dien verstande dat indien de belastingplichtige gedurende het gehele kalenderjaar dezelfde partner heeft of voor de toepassing van artikel 2.17 geacht wordt te hebben gehad, het genoemde bedrag voor de belastingplichtige en zijn partner gezamenlijk op € 1.306 wordt gesteld.

Artikel

5.11

Vrijstelling inzake spaarloonregeling

Vervallen

Artikel

5.12

Vrijstelling kortlopende termijnen van inkomsten en verplichtingen

Tot de bezittingen en schulden behoren niet lopende termijnen van inkomsten en verplichtingen die betrekking hebben op een tijdvak van een jaar of korter en waarvan het achterliggende vermogensbestanddeel eveneens in het bezit is van de belastingplichtige.

Afdeling

5.3

Groene beleggingen

Artikel

5.13

Vrijstelling groene beleggingen

Artikel

5.14

Vrijstelling groene beleggingen

Artikel

5.15

Vrijstelling sociaal-ethische beleggingen

Vervallen

Afdeling

5.3A

Vrijstelling nettolijfrenten

Artikel

5.16

Vrijstelling nettolijfrenten

Artikel

5.16a

Toegelaten aanbieders

Artikel

5.16b

Begrenzing nettolijfrente

Artikel

5.16c

Onregelmatige handelingen met nettolijfrenten

Afdeling

5.3B

Vrijstelling nettopensioen

Artikel

5.17

Vrijstelling nettopensioen

Artikel

5.17a

Netto-ouderdomspensioen en nettopartnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum

Artikel

5.17b

Nettopartnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum

Artikel

5.17c

Nettowezenpensioen

Artikel

5.17d

Overschrijding maxima nettopensioen

Artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964 is van overeenkomstige toepassing op een netto-ouderdomspensioen, een nettopartnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum, een nettopartnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum en een nettowezenpensioen met dien verstande dat het in het tweede lid van dat artikel genoemde bedrag wordt vermenigvuldigd met de nettofactor, bedoeld in artikel 5.16, vierde lid.

Artikel

5.17e

Onregelmatige handelingen met nettopensioen

Artikel

5.17f

Delegatiebevoegdheid

Afdeling

5.4

Waardering

Artikel

5.18

Vrijstelling indirecte beleggingen in durfkapitaal

Vervallen

Artikel

5.19

Waardering bezittingen en schulden; algemeen

Artikel

5.20

Waardering woningen andere dan eigen woningen

Artikel

5.21

Waardering effecten

Voor de waardering van effecten die zijn opgenomen in enige bij ministeriële regeling aangewezen prijscourant wordt de waarde in het economische verkeer op de peildatum gesteld op de slotnotering die is vermeld in de prijscourant die betrekking heeft op de laatste beursdag van het voorafgaande kalenderjaar.

Artikel

5.22

Waardering genotsrechten

Artikel

5.23

Waardering: aanvullende regels

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, in het kader van dit hoofdstuk passende, regels worden gesteld ten behoeve van de waardering van bezittingen en schulden.

Afdeling

5.5

Peildatumarbitrage

Artikel

5.24

Peildatumarbitrage

Hoofdstuk

6

Persoonsgebonden aftrek

Afdeling

6.1

Persoonsgebonden aftrek

Artikel

6.1

Persoonsgebonden aftrek

Artikel

6.2

In aanmerking nemen persoonsgebonden aftrek

Artikel

6.2a

Vaststelling niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek

Artikel

6.2b

Vaststelling in aanmerking genomen buitengewone uitgaven bij nihil aanslag

Vervallen

Afdeling

6.2

Onderhoudsverplichtingen

Artikel

6.3

Onderhoudsverplichtingen

Artikel

6.4

Uitgesloten onderhoudsverplichtingen

Artikel

6.5

Afkoop alimentatie door betaling lijfrentepremie

Artikel

6.6

Verrekening van pensioenrechten door betaling lijfrentepremie

Artikel

6.7

Uitbreiding familierechtelijke uitkeringen

Afdeling

6.3

Verliezen op beleggingen in durfkapitaal

Artikel

6.8

Verliezen op beleggingen in durfkapitaal

Vervallen

Artikel

6.9

Kwijtschelding binnen een bepaalde periode

Vervallen

Artikel

6.10

Omvang in aanmerking te nemen verliezen

Vervallen

Artikel

6.11

Uitgesloten geldleningen

Vervallen

Artikel

6.12

Tijdstip van aftrek van de verliezen

Vervallen

Afdeling

6.4

Uitgaven voor levensonderhoud van kinderen

Artikel

6.13

Definitie

Vervallen

Artikel

6.14

Beperkingen

Vervallen

Artikel

6.15

Omvang in aanmerking te nemen uitgaven

Vervallen

Afdeling

6.5

Uitgaven voor specifieke zorgkosten

Artikel

6.16

Kring van personen waarvan specifieke zorgkosten in aanmerking worden genomen

Uitgaven voor specifieke zorgkosten worden in aanmerking genomen indien de uitgaven zijn gedaan voor de belastingplichtige, zijn partner, zijn jonger dan 27-jarige kinderen, tot zijn huishouden behorende ernstig gehandicapte personen van 27 jaar of ouder en bij de belastingplichtige inwonende zorgafhankelijke ouders, broers of zusters. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wanneer een persoon voor de toepassing van deze afdeling als ernstig gehandicapt of als zorgafhankelijk wordt beschouwd.

Artikel

6.17

Uitgaven voor specifieke zorgkosten

Artikel

6.18

Beperkingen van uitgaven voor specifieke zorgkosten

Artikel

6.19

Verhoging uitgaven voor specifieke zorgkosten

Artikel

6.20

Omvang in aanmerking te nemen uitgaven voor specifieke zorgkosten

Artikel

6.21

Uitgaven wegens ouderdom

Vervallen

Artikel

6.22

Uitgaven wegens chronische ziekte van een kind

Vervallen

Artikel

6.23

Uitgaven wegens adoptie

Vervallen

Artikel

6.24

Omvang in aanmerking te nemen uitgaven

Vervallen

Afdeling

6.6

Weekenduitgaven voor gehandicapten

Artikel

6.25

Definities

Artikel

6.26

Het in aanmerking te nemen bedrag

Weekenduitgaven voor gehandicapten worden in aanmerking genomen tot een bedrag bepaald volgens bij ministeriële regeling te stellen regels.

Afdeling

6.7

Scholingsuitgaven

Artikel

6.27

Scholingsuitgaven

Vervallen

Artikel

6.28

Beperkingen

Vervallen

Artikel

6.29

Studiefinanciering

Vervallen

Artikel

6.30

Omvang in aanmerking te nemen uitgaven

Vervallen

Afdeling

6.8

Uitgaven voor monumentenpanden

Artikel

6.31

Uitgaven voor monumentenpanden

Vervallen

Afdeling

6.9

Aftrekbare giften

Artikel

6.32

Aftrekbare giften

Aftrekbare giften zijn:

  • a.

    periodieke giften;

  • b.

    andere giften.

Artikel

6.33

Definities

In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    giften: bevoordelingen uit vrijgevigheid en verplichte bijdragen waar geen directe tegenprestatie tegenover staat;

  • b.

    instellingen: algemeen nut beogende instellingen;

  • c.

    verenigingen: niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen of daarvan vrijgestelde verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid en met ten minste 25 leden, gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, Aruba, Curaçao, Sint Maarten, een bij ministeriële regeling aangewezen mogendheid of op de BES eilanden.

Artikel

6.34

Periodieke giften

Periodieke giften zijn giften in de vorm van vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die eindigen uiterlijk bij overlijden, aan instellingen of verenigingen.

Artikel

6.35

Andere giften

Andere giften zijn giften aan instellingen of aan steunstichtingen SBBI.

Artikel

6.36

Afzien van vergoedingen

Artikel

6.37

Geen gift

Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt onder een gift niet verstaan:

  • a.

    een bevoordeling of bijdrage in contant geld;

  • b.

    een bevoordeling of bijdrage die wordt betaald, verrekend of ter beschikking gesteld bij of na het overlijden van de belastingplichtige dan wel op een daarmee samenhangend tijdstip.

Artikel

6.38

Het in aanmerking nemen van periodieke giften

Artikel

6.39

Het in aanmerking nemen van andere giften

Artikel

6.39a

Giften aan culturele instellingen

Afdeling

6.10

Tijdstip aftrek

Artikel

6.40

Tijdstip aftrek

Hoofdstuk

7

Belastingheffing van buitenlandse belastingplichtigen

Afdeling

7.1

Nederlands inkomen

Artikel

7.1

Nederlands inkomen

Ten aanzien van de buitenlandse belastingplichtige wordt de inkomstenbelasting geheven over het door hem in het kalenderjaar genoten:

  • a.

    belastbare inkomen uit werk en woning in Nederland;

  • b.

    belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap en

  • c.

    belastbare inkomen uit sparen en beleggen in Nederland.

Afdeling

7.2

Belastbaar inkomen uit werk en woning

Artikel

7.2

Belastbaar inkomen uit werk en woning

Artikel

7.3

Vrijstelling internationaal verkeer

Tot het drijven van een Nederlandse onderneming behoort niet het vervoer te water of door de lucht van personen en zaken tussen plaatsen buiten Nederland en plaatsen in Nederland, en tussen plaatsen buiten Nederland onderling (vervoer in het internationaal verkeer), tenzij de leiding van de onderneming in Nederland is gevestigd.

Artikel

7.4

Werkzaamheden buitengaats

Werkzaamheden die in het kader van een onderneming worden verricht gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 30 dagen in, op of boven het Noordzeewinningsgebied, vormen een Nederlandse onderneming. Het Noordzeewinningsgebied bestaat uit de territoriale zee van Nederland alsmede het buiten de territoriale zee onder de Noordzee gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, voorzover het Koninkrijk der Nederlanden daar op grond van het internationale recht rechten mag uitoefenen.

Afdeling

7.3

Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang

Artikel

7.5

Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang

Artikel

7.5a

Aanpassing vervreemdingsvoordeel bij verplaatsing werkelijke leiding

Indien de belastingplichtige door een vervreemding als bedoeld in artikel 7.5, zevende lid, niet langer, of uitsluitend nog vanwege de toepassing van artikel 7.5, zesde lid, een aanmerkelijk belang heeft, wordt het ingevolge artikel 7.5, zevende lid, in aanmerking te nemen vervreemdingsvoordeel, bedoeld in artikel 4.19, eerste lid, vermeerderd met het negatieve bedrag dat ingevolge artikel 4.14a, eerste lid, aanhef en onderdeel b, als fictief regulier voordeel als bedoeld in artikel 4.13, eerste lid, onderdeel f, in aanmerking zou zijn genomen ingeval de verplaatsing van de werkelijke leiding van de vennootschap niet had plaatsgevonden en aan het einde van het kalenderjaar het bedrag van de schulden nihil zou zijn, voor zover ter zake van dat negatieve bedrag nog niet eerder een vervreemdingsvoordeel is vermeerderd op grond van artikel 4.14d.

Artikel

7.6

Verkrijgingsprijs aanmerkelijk belang

Afdeling

7.4

Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

Artikel

7.7

Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

Afdeling

7.5

Kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen

Artikel

7.8

Kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen

Hoofdstuk

8

Heffingskorting

Afdeling

8.1

Aansluiting belasting- en premieheffing

Artikel

8.1

Definities

Artikel

8.2

Bedrag van de standaardheffingskorting

De standaardheffingskorting is het gezamenlijke bedrag van:

Artikel

8.3

Berekening heffingskorting voor de inkomstenbelasting

De heffingskorting voor de inkomstenbelasting is het deel van de standaardheffingskorting dat tot de standaardheffingskorting in dezelfde verhouding staat als het belastingtarief eerste schijf staat tot het gecombineerde heffingspercentage.

Artikel

8.4

Berekening heffingskorting voor de algemene ouderdomsverzekering

De heffingskorting voor de algemene ouderdomsverzekering is het deel van de standaardheffingskorting dat tot de standaardheffingskorting in dezelfde verhouding staat als het volgens artikel 11, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen vastgestelde premiepercentage voor de algemene ouderdomsverzekering staat tot het gecombineerde heffingspercentage.

Artikel

8.5

Berekening heffingskorting voor de nabestaandenverzekering

De heffingskorting voor de nabestaandenverzekering is het deel van de standaardheffingskorting dat tot de standaardheffingskorting in dezelfde verhouding staat als het volgens artikel 11, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen vastgestelde premiepercentage voor de nabestaandenverzekering staat tot het gecombineerde heffingspercentage.

Artikel

8.6

Berekening heffingskorting voor de verzekering langdurige zorg

De heffingskorting voor de verzekering langdurige zorg is het deel van de standaardheffingskorting dat tot de standaardheffingskorting in dezelfde verhouding staat als het volgens artikel 11, derde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen vastgestelde premiepercentage voor de verzekering langdurige zorg staat tot het gecombineerde heffingspercentage.

Artikel

8.7

Bijzondere regels voor de berekening van de heffingskortingen

Bij de toepassing van artikel 8.3, artikel 8.5 en artikel 8.6 op het deel van de standaardheffingskorting dat op de ouderenkorting, de alleenstaande ouderenkorting, of de korting voor groene beleggingen betrekking heeft, wordt het gecombineerde heffingspercentage verminderd met het volgens artikel 11, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen voor de algemene ouderdomsverzekering vastgestelde premiepercentage. In dat geval wordt het aan de heffingskorting voor de algemene ouderdomsverzekering toerekenbare deel van de ouderenkorting, de alleenstaande ouderenkorting en de korting voor groene beleggingen in afwijking van artikel 8.4 op nihil gesteld.

Artikel

8.8

Maximum gecombineerde heffingskorting

De gecombineerde heffingskorting bedraagt maximaal het bedrag van de gecombineerde inkomensheffing.

Artikel

8.9

Verhoging maximum gecombineerde heffingskorting bij minstverdienende partner

Artikel

8.9a

Bijzondere verhoging heffingskorting voor de inkomstenbelasting voor niet-premieplichtigen

Afdeling

8.2

Elementen van de standaardheffingskorting

Artikel

8.10

Algemene heffingskorting

Artikel

8.11

Arbeidskorting

Artikel

8.12

Werkbonus

Vervallen

Artikel

8.13

Aanvullende kinderkorting

Vervallen

Artikel

8.14

Combinatiekorting

Vervallen

Artikel

8.14a

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

Artikel

8.14b

Ouderschapsverlofkorting

Vervallen

Artikel

8.15

Alleenstaande-ouderkorting

Vervallen

Artikel

8.16

Aanvullende alleenstaande-ouderkorting

Vervallen

Artikel

8.16a

Jonggehandicaptenkorting

Artikel

8.17

Ouderenkorting

Artikel

8.18a

Levensloopverlofkorting

Vervallen

Artikel

8.19

Korting voor groene beleggingen

Artikel

8.20

Korting voor directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen

Vervallen

Artikel

8.21

Toetrederskorting

Vervallen

Artikel

8.22

Toeslag voor MKB-beleggingen

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/873..

Hoofdstuk

9

Wijze van heffing

Afdeling

9.1

Heffing bij wege van aanslag

Artikel

9.1

Heffing bij wege van aanslag of conserverende aanslag

Artikel

9.2

Voorheffingen

Artikel

9.3

Voorlopige teruggaaf

Vervallen

Artikel

9.4

Wel of geen aanslag

Artikel

9.4a

Beschikking bedrag rendementsgrondslag en beschikking bedrag groen beleggen

Afdeling

9.2

Bijzondere regels

Artikel

9.5

Bijzondere regels voor voorlopige aanslagen

Artikel

9.5a

Bijzondere regels voor voorlopige aanslagen ter zake van belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

In afwijking van artikel 9.5 wordt in de periode waarin de percentages voor banktegoeden en voor schulden, bedoeld in artikel 5.2, nog niet ingevolge artikel 10.6ter, tweede en vierde lid, voor het kalenderjaar zijn vastgesteld bij het opleggen van een voorlopige aanslag over dat kalenderjaar ter zake van belastbaar inkomen uit sparen en beleggen uitgegaan van bij ministeriële regeling vast te stellen percentages. Daarbij wordt het te hanteren percentage voor banktegoeden vastgesteld op het rentepercentage van de maand juli van het voorafgaande kalenderjaar op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank, en het percentage voor schulden op het rentepercentage van de maand juli van het voorafgaande kalenderjaar over het totale uitstaande bedrag aan woninghypotheken van huishoudens, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank.

Artikel

9.6

Bijzondere regels voor ambtshalve verminderingen

Artikel

9.7

Bijzondere regels voor massaal bezwaar

Hoofdstuk

10

Aanvullende regelingen

Afdeling

10.1

Indexering

Artikel

10.1

Inflatiecorrectie

Artikel

10.2

De tabelcorrectiefactor

Artikel

10.2a

Jaarlijkse aanpassing correctie tarief grondslagverminderende posten

Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 2.10, tweede lid, en artikel 2.10a, tweede lid, vermelde percentage bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op het verschil tussen de in de laatste kolom van de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel als derde en tweede vermelde percentages.

Artikel

10.2b

Contractloonontwikkelingscorrectie, percentage jaarruimte en drempelbedrag

Artikel

10.3

Bijstelling eigenwoningforfait

Artikel

10.3a

Geleidelijke verhoging tot en met 2016 van het percentage eigenwoningforfait bij de laatste schijf

Vervallen

Artikel

10.4

Bijstelling uitgaven voor een monumentenpand

Vervallen

Artikel

10.5

Afronding en definitie indexcijfer van de woninghuren

Artikel

10.6

Indexering vrijstelling kamerverhuur

Artikel

10.6bis

Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 3.123a, tweede lid, vermelde percentage bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt berekend door het te vervangen percentage te verlagen met 3 1/3%-punt.

Artikel

10.6ter

Jaarlijkse vervanging percentages forfaitair rendement uit vermogen

Artikel

10.6a

Jaarlijkse verlaging percentage in regeling gecombineerde heffingskorting bij minstverdienende partner

Vervallen

Artikel

10.6b

Indexering percentage algemene heffingskorting

Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 8.10, tweede lid, vermelde percentage bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt berekend door het in artikel 8.10, tweede lid, eerstvermelde bedrag te delen door het verschil tussen het in de tabel van artikel 2.10, eerste lid, in de tweede kolom als laatste vermelde bedrag en het in artikel 8.10, tweede lid, laatstvermelde bedrag. Dit berekende percentage wordt rekenkundig afgerond op drie decimalen.

Artikel

10.7

Indexering inkomensgrenzen en percentages arbeidskorting

Artikel

10.7a

Indexering maximumbedrag, inkomensgrenzen en percentages werkbonus

Vervallen

Afdeling

10.2

Overige aanvullende regelingen

Artikel

10.8

Verstrekken van gegevens en inlichtingen

Artikel

10.9

Rechtspersonen met natuurschoonwet-landgoederen

Artikel

10.10

Activa in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de BES eilanden

Afdeling

10.3

Experiment pensioenregeling zelfstandigen

Artikel

10.11

Experimenteerbepaling pensioenregeling zelfstandigen

Hoofdstuk

10bis

Overgangsrecht ten gevolge van Wet herziening fiscale behandeling eigen woning

Artikel

10bis.1

Bestaande eigenwoningschuld

Artikel

10bis.2

Kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning of beleggingsrecht eigen woning

Artikel

10bis.2a

Verlenging termijn kapitaalverzekering eigen woning

Artikel

10bis.2b

Overeenkomstige toepassing

Artikel 10bis.2, tweede tot en met vijfde lid, en artikel 10bis.2a zijn van overeenkomstige toepassing op de spaarrekening eigen woning en op het beleggingsrecht eigen woning. Daarbij wordt gelezen voor:

  • a.

    de premie: het naar de rekening, onderscheidenlijk naar de beheerder, overgemaakte bedrag;

  • b.

    tot uitkering komen: deblokkeren.

Artikel

10bis.3

Belastbare inkomsten uit eigen woning

Onder de belastbare inkomsten uit eigen woning, bedoeld in artikel 3.110, worden mede begrepen het voordeel uit kapitaalverzekering eigen woning, het voordeel uit spaarrekening eigen woning en het voordeel uit beleggingsrecht eigen woning.

Artikel

10bis.4

Voordeel uit kapitaalverzekering eigen woning

Artikel

10bis.5

Voordeel uit spaarrekening eigen woning of beleggingsrecht eigen woning

Artikel

10bis.6

Vrijstelling kapitaalverzekering eigen woning

Artikel

10bis.7

Vrijstelling spaarrekening eigen woning en vrijstelling beleggingsrecht eigen woning

Met betrekking tot het voordeel uit spaarrekening eigen woning of het voordeel uit beleggingsrecht eigen woning geldt een vrijstelling waarvan de omvang wordt berekend met overeenkomstige toepassing van artikel 10bis.6, met dien verstande dat artikel 10bis.6, achtste en negende lid, slechts toepassing vindt bij een continuering als bedoeld in artikel 10bis.5, vierde lid, onderdeel f.

Bij de toepassing van de eerste volzin is artikel 10bis.5, vijfde lid, tweede volzin, van overeenkomstige toepassing en wordt voorts voor premies gelezen: naar een spaarrekening eigen woning overgemaakte bedragen, onderscheidenlijk naar een beheerder van een beleggingsrecht overgemaakte bedragen.

Artikel

10bis.8

Omzetting kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning of beleggingsrecht eigen woning

Artikel

10bis.9

Eigenwoningschuld en eigenwoningreserve

Artikel

10bis.10

Aftrekbare kosten eigen woning

Artikel

10bis.11

Aftrekbare kosten na eerder gebruik vrijstelling kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning of beleggingsrecht eigen woning

Artikel

10bis.11a

Verzoek gezamenlijk genieten kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning of beleggingsrecht eigen woning

Artikel

10bis.12

Indexatie

Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 10bis.6, eerste lid, vermelde bedrag bij ministeriële regeling gewijzigd in een ander bedrag. Dit bedrag wordt berekend door het te wijzigen bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2, en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande kalenderjaar een dergelijke afronding is toegepast, kan bij wijziging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag.

Hoofdstuk

10A

Overig overgangsrecht ten gevolge van wijzigingswetten

Artikel

10a.1

Overgangsrecht in verband met afschaffing per 1 januari 2006 van premieaftrek voor overbruggingslijfrenten

Artikel

10a.2

Overgangsbepaling waardering onderhanden werk en onderhanden opdrachten vanwege invoering artikel 3.29b

De waardering van onderhanden werk en onderhanden opdrachten overeenkomstig artikel 3.29b vindt voor de eerste keer toepassing aan het einde van het eerste boekjaar dat is aangevangen op of na 1 januari 2007.

Artikel

10a.3

Overgangsbepaling afschrijving op bedrijfsmiddelen vanwege wijziging artikel 3.30 en invoering artikel 3.30a

Artikel

10a.4

Overgangsbepaling bij artikel 3.20 in verband met de wijziging van artikel 3.20 per 1 juli 2006 en per 1 januari 2017 en van de Wegenverkeerswet 1994 per 1 januari 2014

Artikel

10a.6

Overgangsbepaling met ingang van 2009 voor de toepassing van artikel 3.107a en artikel 3.137

Artikel

10a.7

Overgangsbepaling toerekening afgezonderd particulier vermogen

Artikel

10a.8

Overgangsbepaling in verband met wijziging regime voor vergoedingen en verstrekkingen in de Wet op de loonbelasting 1964

Vervallen

Artikel

10a.9

Overgangsbepaling verliezen op beleggingen in durfkapitaal in verband met het vervallen van afdeling 6.3 per 1 januari 2011

Artikel

10a.9a

Overgangsbepaling teruggave van of nagekomen betaling ter zake van uitgaven voor specifieke zorgkosten

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2013/565.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

10a.10

Overgangsbepaling vrijstelling box 3 inzake spaarloontegoeden

Vervallen

Artikel

10a.11

Overgangsbepaling levensloopregelingen

Vervallen

Artikel

10a.12

Overgangsrecht tijdelijke oudedagslijfrenten bij verhoging van de AOW-leeftijd

Artikel

10a.14

Overgangsbepaling in verband met de wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met ingang van 1 januari 2014

Vervallen

Artikel

10a.15

Overgangsbepaling nettolijfrente en nettopensioen

Indien het aantal kalenderjaren tussen 1 januari 2015 en het moment waarop artikel 5.16c, eerste lid, of artikel 5.17e, eerste lid, toepassing vindt lager is dan tien, wordt voor de toepassing van artikel 5.16c, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 5.17e, tweede lid, de helft van de waarde van de aanspraak, bedoeld in artikel 5.16c, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 5.17e, eerste lid, aan het begin van het voorafgaande kalenderjaar niet vermenigvuldigd met tien, maar met het aantal kalenderjaren tussen 1 januari 2015 en het moment waarop artikel 5.16c, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 5.17e, eerste lid, toepassing vindt.

Artikel

10a.16

Overgangsbepaling scholingsuitgaven studiejaren tot en met het studiejaar 2014/2015

Artikel 6.28, zoals dat luidde op 30 juni 2015, alsmede de artikelen 6.1, 6.27 en 6.30, zoals die luidden op 31 december 2021, blijven van toepassing op scholingsuitgaven die betrekking hebben op studiejaren tot en met het studiejaar 2014/2015.

Artikel

10a.17

Overgangsbepaling buitenlandse bronbelasting als voorheffing

Artikel 9.2, eerste lid, onderdeel d, achtste lid en tiende lid, en de daarop gebaseerde bepalingen, zoals dat artikel en die bepalingen op 31 december 2015 luidden, zijn van overeenkomstige toepassing op geheven bronbelasting over rentebetalingen die zijn gedaan na 31 december 2015.

Artikel

10a.18

Overgangsbepaling uitfaseren pensioen in eigen beheer

Artikel

10a.19

Overgangsbepaling conserverende aanslagen lijfrente en pensioen

Artikel

10a.20

Overgangsbepaling teruggave van of nagekomen betaling ter zake van uitgaven voor monumentenpanden

Artikel 3.139, onderdeel d, zoals dat luidde op 31 december 2018, blijft van toepassing met betrekking tot hetgeen wordt ontvangen als teruggave van of nagekomen betaling ter zake van uitgaven voor monumentenpanden die op grond van afdeling 6.8, zoals die afdeling op 31 december 2018 luidde, in aanmerking zijn genomen.

Artikel

10a.21

Overgangsbepaling teruggave van of nagekomen betaling ter zake van scholingsuitgaven

Artikel 3.139, onderdeel c, zoals dat luidde op 31 december 2021, blijft van toepassing met betrekking tot hetgeen wordt ontvangen als teruggave van of nagekomen betaling ter zake van scholingsuitgaven die op grond van afdeling 6.7, zoals die afdeling op 31 december 2021 luidde, in aanmerking zijn genomen.

Artikel

10a.22

Voor de toepassing van artikel 2.7 en artikel 7.8, zesde lid, wordt onder een inwoner van een andere lidstaat van de Europese Unie mede verstaan een inwoner van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland die in het kalenderjaar de in de artikelen 24 en 25 van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PbEU 2020, L 29) genoemde rechten geniet.

Artikel

10a.23

Overgangsbepaling vereisten hypotheekrecht bij fictief regulier voordeel

Bij de toepassing van artikel 4.14a, eerste lid, blijft mede buiten aanmerking een op 31 december 2022 bestaande eigenwoningschuld als bedoeld in artikel 3.119a ter zake waarvan geen recht van hypotheek is verstrekt aan de vennootschap.

Artikel

10a.24

Overgangsbepaling premie voor beroeps- of bedrijfstakregeling

Voor een pensioenregeling als bedoeld in artikel 3.18 zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen is artikel 38q van de Wet op de loonbelasting 1964 van overeenkomstige toepassing en blijven artikel 3.18 zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen en de bij of krachtens dat artikel gestelde normeringen en beperkingen van toepassing.

Artikel

10a.25

Overgangsbepaling vermindering jaarruimte in verband met de opbouw van pensioenaanspraken

Artikel

10a.26

Overgangsbepaling experimenteerbepaling zelfstandigen

Artikel

10a.27

Overgangsbepaling nettopensioen

Voor een nettopensioen als bedoeld in artikel 5.17 zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen die na de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen niet voldoet aan afdeling 5.3B, blijven de artikelen 5.17 tot en met 5.17f alsmede de daarop gebaseerde bepalingen zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen van toepassing.

Artikel

10a.28

Overgangsbepaling middelingsregeling

Afdeling 3.14 zoals die luidde op 31 december 2022 blijft van toepassing op verzoeken om een middelingsteruggaaf over een middelingstijdvak waartoe het kalenderjaar 2022 of een daaraan voorafgaand kalenderjaar behoort.

Artikel

10a.29

Overgangsbepaling oudedagsreserve

Hoofdstuk

10b

Horizonbepaling

Hoofdstuk

11

Slotbepalingen

Artikel

11.1

Intrekking van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en de Wet op de vermogensbelasting 1964

Artikel

11.2

Integrale tekstpublicatie en nummering

De tekst van deze wet zoals die luidt bij de inwerkingtreding van deze wet en bij de inwerkingtreding van overige wetten die op hetzelfde tijdstip in werking treden en waarin deze wet wordt gewijzigd, wordt in het Staatsblad geplaatst. Voor de plaatsing in het Staatsblad stelt Onze Minister de nummering van de artikelen, paragrafen, afdelingen en hoofdstukken van deze wet opnieuw vast en brengt hij de in deze wet voorkomende aanhalingen van de artikelen, paragrafen, afdelingen en hoofdstukken met de nieuwe nummering in overeenstemming.

Artikel

11.3

Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij wet te bepalen tijdstip.

Artikel

11.4

Citeertitel

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, W. J. Bos
De Minister van Financiën, G. Zalm
De Minister van Justitie, A. H. Korthals