Besluit van 5 december 2006 tot uitvoering en vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet inburgering (Besluit inburgering)

Besluit inburgering

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Begripsomschrijvingen

Artikel

1.1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Hoofdstuk

2

Inburgeringsplicht

Afdeling

1

Inburgeringsplicht

Artikel

2.1

Artikel

2.2

Afdeling

2

Vrijstellingen

Artikel

2.3

Artikel

2.4

Artikel

2.4a

Artikel

2.5

Geheel vrijgesteld van de inburgeringsplicht is degene die een toets als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Wet inburgering nieuwkomers met goed gevolg heeft afgelegd, als gevolg waarvan hij beschikt over een besluit inhoudende dat de vaststelling van een inburgeringsprogramma achterwege wordt gelaten,

Artikel

2.5b

De advisering met betrekking tot buitenlandse diploma’s, getuigschriften, certificaten of andere documenten die leiden tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de inburgeringsplicht, wordt uitgevoerd door een of meer bij ministeriële regeling aangewezen organisaties.

Afdeling

3

Verblijf in Nederland tijdens de leerplichtige leeftijd

Artikel

2.6

Afdeling

4

Vrijstelling op grond van korte vrijstellingstoets

Artikel

2.7

Vervallen

Afdeling

5

Ontheffing

Artikel

2.8

Artikel

2.8a

Artikel

2.8b

Afdeling

6

Niveau van kennis en vaardigheden

Artikel

2.9

De inburgeringsplichtige verwerft de volgende vaardigheden in de Nederlandse taal op het niveau A2 van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen:

  • a.

    spreekvaardigheid;

  • b.

    luistervaardigheid;

  • c.

    schrijfvaardigheid;

  • d.

    leesvaardigheid.

Artikel

2.10

Artikel

2.10a

De inburgeringsplichtige verwerft in het participatieverklaringstraject kennis van de Nederlandse kernwaarden.

Afdeling

7

Verlenging van de termijn

Artikel

2.12

Hoofdstuk

3

Inburgeringsexamen

§

1

Algemeen

Artikel

3.1

Artikel

3.2

Artikel

3.3

Onze minister bepaalt voor welke onderdelen van het af te leggen inburgeringsexamen, welke doelgroepen inburgeringsplichtigen welk bedrag aan examengeld zijn verschuldigd en op welke wijze het verschuldigde examengeld wordt voldaan.

Artikel

3.5

Artikel

3.6

§

2

Inhoud van het inburgeringsexamen

Artikel

3.7

Vervallen

Artikel

3.8

Vervallen

Artikel

3.9

Artikel

3.9a

Artikel

3.9b

Artikel

3.10

§

3

Examencommissies en commissies van beroep

Artikel

3.11

Vervallen

Artikel

3.12

Vervallen

§

4

Kwaliteit van het inburgeringsexamen

Artikel

3.13

Bij regeling van Onze Minister worden normen voor de kwaliteit van de examinering vastgesteld die in ieder geval betrekking hebben op:

  • a.

    de afname van de onderdelen van het inburgeringsexamen;

  • b.

    de voorwaarden voor toelating tot de onderdelen van het inburgeringsexamen;

  • c.

    de deskundigheid van de examinatoren en beoordelaars;

  • d.

    het vaststellen van de uitslag van de onderdelen van het inburgeringsexamen;

  • e.

    de waarborging van de kwaliteit van de examinering.

Hoofdstuk

3a

Criteria voor aanwijzing instelling voor afgifte keurmerk

Artikel

3a.1

Als instelling die een keurmerk als bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de wet kan afgeven, kan worden aangewezen de instelling die:

  • a.

    rechtspersoonlijkheid heeft;

  • b.

    onafhankelijk is;

  • c.

    beschikt over voldoende deskundigheid en toerusting om de uitvoering van deze taak naar behoren te vervullen; en

  • d.

    naar behoren functioneert.

Hoofdstuk

4

Sociale lening

§

1

Vaststelling van de lening

Artikel

4.1

Tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, zijn de bepalingen in dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing op de persoon, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet, die rechtmatig verblijf verkrijgt als bedoeld in artikel 8, onderdeel e of l, van de Vreemdelingenwet 2000 en die:

  • a.

    anders dan voor een tijdelijk doel als bedoeld in artikel 2.1 in Nederland verblijft;

  • b.

    ouder dan 16 jaar is dan wel de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet nog niet heeft bereikt;

  • c.

    minder dan acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft verbleven;

  • d.

    niet beschikt over een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen diploma, certificaat of ander document;

  • e.

    niet leerplichtig of kwalificatieplichtig is, dan wel een opleiding volgt waarvan de afronding leidt tot uitreiking van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen diploma, certificaat of ander document.

Artikel

4.1a

Artikel

4.2

Artikel

4.3

Artikel

4.4

Onze Minister geeft binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking.

§

2

Terugbetaling van de lening

Artikel

4.5

Artikel

4.6

Artikel

4.7

Artikel

4.8

Artikel

4.9

Indien de debiteur niet in staat is het overeenkomstig artikel 4.8 vastgestelde termijnbedrag te voldoen, kan hij bij Onze Minister een aanvraag indienen om zijn draagkracht vast te stellen voor de resterende terugbetalingsperiode.

Artikel

4.10

Artikel

4.11

Artikel

4.12

Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld omtrent verzuim, aanmaning en de invordering van de schuld.

Artikel

4.13

Artikel

4.14

§

3

Slotbepaling

Hoofdstuk

5

Maatschappelijke begeleiding

Artikel

5.1

Artikel

5.2

Vervallen

Artikel

5.3

Vervallen

Artikel

5.4

Vervallen

Artikel

5.5

Vervallen

Hoofdstuk

6

Informatiebepalingen

Afdeling

1

Het informatiesysteem inburgering

Artikel

6.1

Artikel

6.2

Artikel

6.3

Afdeling

2

Het bestand potentiële inburgeringsplichtigen

Artikel

6.4

Vervallen

Artikel

6.5

Vervallen

Artikel

6.6

Vervallen

Artikel

6.7

Vervallen

Afdeling

3

Overige bepalingen

Artikel

6.8

Met betrekking tot het Informatiesysteem Inburgering is Onze Minister de verwerkingsverantwoordelijke.

Artikel

6.9

Vervallen

Hoofdstuk

7

Financiële bepalingen

Afdeling

1

Vaststelling rijksbijdrage

Artikel

7.1

Artikel

7.1a

De inburgeringsplichtigen, bedoeld in het besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 12 juni 2007, nr. 2007/11, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000, worden voor de berekening van de rijksbijdrage in deze afdeling niet meegerekend.

Artikel

7.2

Vervallen

Artikel

7.3

Vervallen

Artikel

7.4

Vervallen

Artikel

7.5

Artikel

7.6

Artikel

7.7

Artikel

7.8

Artikel

7.9

Artikel

7.10

Afdeling

2

Vaststelling rijksbijdrage ten behoeve van inburgeringsplichtigen als bedoeld in het Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 12 juni 2007, nr. 2007/11, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000, aan wie geen persoonsvolgend budget is verstrekt

Artikel

7.11

In deze afdeling wordt verstaan onder:

nieuwe inburgeringsplichtigen: inburgeringsplichtigen als bedoeld in het besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 12 juni 2007, nr. 2007/11, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000, aan wie geen persoonsvolgend budget is verstrekt.

Artikel

7.12

Artikel

7.13

De rijksbijdrage voor een gemeente ten behoeve van nieuwe inburgeringsplichtigen wordt berekend op de grondslag van:

  • a.

    het aantal nieuwe inburgeringsplichtigen, ten behoeve van wie het college voor de eerste keer een inburgeringsvoorziening, een duale inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de wet, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van de Wet participatiebudget heeft vastgesteld en aan wie geen lening is verstrekt, hetzij ten behoeve van wie die lening in zijn geheel is terugbetaald;

  • b.

    het aantal in onderdeel a bedoelde nieuwe inburgeringsplichtigen dat binnen drie kalenderjaren nadat voor hen de inburgeringsvoorziening is vastgesteld, heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen of het examen, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel c, zoals dit luidde op 31 december 2014.

Artikel

7.14

Vervallen

Artikel

7.15

Artikel

7.16

Hoofdstuk

8

Wijziging van andere besluiten

Artikel

8.1

Vervallen

Artikel

8.2

Vervallen

Artikel

8.3

Vervallen

Hoofdstuk

9

Overgangs- en slotbepalingen

Afdeling

1

Overgangsbepalingen

Artikel

9.2

Vervallen

Artikel

9.3

Artikel

9.4

Vervallen

Artikel

9.5

Vervallen

Artikel

9.6

Vervallen

Artikel

9.7

Vervallen

Afdeling

2

Slotbepalingen

Artikel

9.8

Artikel

9.9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit inburgering.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
DeMinistervoorVreemdelingenzaken en Integratie, M. C. F.Verdonk
DeMinistervoorJustitie, E. M. H.Hirsch Ballin

Bijlage

bij artikel 6.1, tweede lid

Onderdelen a en e (inburgeringsplichtigen, gewezen inburgeringsplichtigen en personen ten aanzien van wie op redelijke gronden kan worden vermoed dat zij inburgeringsplichtig zijn)

Ten aanzien van de in artikel 6.1, eerste lid, onderdelen a en e, bedoelde personen worden de volgende gegevens opgenomen:

  • a.

    burgerservicenummer;

  • b.

    A-nummer;

  • c.

    naamgegevens;

  • d.

    adresgegevens;

  • e.

    woonplaats;

  • f.

    geboortedatum;

  • g.

    geboorteplaats;

  • h.

    datum overlijden;

  • i.

    geslacht;

  • j.

    nationaliteit;

  • k.

    geboorteland / land van herkomst;

  • l.

    inkomensgegevens peiljaar;

  • m.

    draagkrachtgegevens;

  • n.

    gegevens inzake de aard van het verblijfdoel;

  • o.

    gegevens inzake het al dan niet rechtmatig verblijf in Nederland;

  • p.

    V-nummer.

Voorts worden gegevens opgenomen die betrekking hebben op de administratieve verwerking door Onze Minister van:

  • a.

    de vaststelling dat de betrokkene wel of niet inburgeringsplichtig is;

  • b.

    het resultaat van het basisexamen inburgering, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder h, van de Vreemdelingenwet 2000;

  • c.

    de vaststelling dat de betrokkene geestelijke bedienaar is;

  • d.

    een vrijstelling op grond van bij Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bekende diploma’s, certificaten of andere documenten;

  • e.

    de aanwezigheid van een andere vrijstelling van de inburgeringsplicht;

  • f.

    de aanwezigheid van een ontheffing van de inburgeringsplicht;

  • g.

    een verlenging van de termijn, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, of artikel 7b, eerste lid, krachtens respectievelijk artikel 7a, derde lid of artikel 7b, derde lid, van de wet;

  • h.

    een krachtens hoofdstuk 6 van de wet opgelegde bestuurlijke boete;

  • i.

    de termijnen, bedoeld in de artikelen 29, 30, tweede lid, 32 en 33, tweede lid, waarbinnen de inburgeringsplichtige na het bekendmaken van een boetebeschikking alsnog het betreffende onderdeel of de betreffende onderdelen van het inburgeringsexamen moet behalen;

  • j.

    een lening;

  • k.

    gegevens inzake de inburgeringscursus, zoals de cursusinstelling en de inschrijfgegevens;

  • l.

    het rekeningnummer voor automatische incasso in geval van een lening;

  • m.

    financiële vertegenwoordiging;

  • n.

    wettelijke vertegenwoordiging;

  • o.

    het inburgeringsexamen en de daarop betrekking hebbende geheimhoudingsverklaring;

  • p.

    het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • q.

    de deelname aan het voorbereidingsprogramma in de opvang van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

  • r.

    overige contactgegevens, waaronder in ieder geval emailadressen en telefoonnummers;

  • s.

    factuurgegevens ten behoeve van Onze Minister betreffende de kosten voor een internationale diplomawaardering of indicatie van het onderwijsniveau in het kader van de in artikel 2.10, eerste lid, onderdeel b, bedoelde oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt;

  • t.

    de vaststelling dat betrokkene wel of niet het participatieverklaringstraject dient af te ronden;

  • u.

    de startdatum termijn van het participatieverklaringstraject;

  • v.

    de einddatum termijn van het participatieverklaringstraject;

  • w.

    de startdatum van deelname aan het participatieverklaringstraject;

  • x.

    de datum van ondertekening van de participatieverklaring;

  • y.

    de reden van het niet (tijdig) deelnemen van de inburgeringsplichtige aan het participatieverklaringstraject;

  • z.

    de reden van het niet hebben ondertekend van de participatieverklaring door de inburgeringsplichtige;

  • aa.

    de door gemeenten ontvangen factuurgegevens van inburgeringsplichtigen, niet zijnde vreemdelingen met een rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onderdeel c, van de Vreemdelingenwet 2000, die een lening hebben en aanwenden voor het participatieverklaringstraject;

  • ab.

    de vaststelling dat iemand wel of geen recht heeft op maatschappelijke begeleiding;

  • ac.

    de gemeente van eerste vestiging waar betrokkene op grond van artikel 28 van de Huisvestingswet is gehuisvest.

4

Onderdeel b (andere dan de in onderdeel a bedoelde personen die deelnemen aan het inburgeringsexamen of die een lening is verstrekt ten behoeve van het volgen van een inburgeringscursus of het afleggen van het inburgeringsexamen)

Ten aanzien van de in artikel 6.1, eerste lid, onderdeel b, bedoelde personen worden de volgende gegevens opgenomen:

  • a.

    burgerservicenummer;

  • b.

    A-nummer;

  • c.

    naamgegevens;

  • d.

    adresgegevens;

  • e.

    woonplaats;

  • f.

    geboortedatum;

  • g.

    inkomensgegevens peiljaar;

  • h.

    draagkrachtgegevens.

Verder worden gegevens opgenomen die betrekking hebben op de administratieve verwerking door Onze Minister van:

  • a.

    het inburgeringsexamen en de daarop betrekking hebbende geheimhoudingsverklaring;

  • b.

    het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • c.

    gegevens inzake de inburgeringscursus, zoals de cursusinstelling en de inschrijfgegevens;

  • d.

    overige contactgegevens, waaronder in ieder geval emailadressen en telefoonnummers;

  • e.

    factuurgegevens ten behoeve van Onze Minister betreffende de kosten voor een internationale diplomawaardering of indicatie van het onderwijsniveau in het kader van de in artikel 2.10, eerste lid, onderdeel b, bedoelde oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt.

Onderdeel c (partners van debiteuren als bedoeld in artikel 4.1a, tweede lid en artikel 4.10 indien overeenkomstig die artikelen de hoogte van de lening en de draagkracht van de debiteur wordt bepaald)

Ten aanzien van de in artikel 6.1, eerste lid, onderdeel c, bedoelde personen worden de volgende gegevens opgenomen:

  • a.

    inkomensgegevens peiljaar;

  • b.

    draagkrachtgegevens;

  • c.

    burgerservicenummer;

  • d.

    naamgegevens;

  • e.

    adresgegevens;

  • f.

    woonplaats;

  • g.

    geboortedatum.

Onderdeel d (personen waarvan is gebleken dat zij aansluitend op de leerplicht of kwalificatieplicht een opleiding volgen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van de wet)

Ten aanzien van de in artikel 6.1, eerste lid, onderdeel d, bedoelde personen worden de volgende gegevens opgenomen:

  • a.

    de vaststelling dat een persoon aansluitend op de leerplicht of kwalificatieplicht een opleiding volgt als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van de wet en dientengevolge niet inburgeringsplichtig is;

  • b.

    burgerservicenummer;

  • c.

    naamgegevens;

  • d.

    adresgegevens;

  • e.

    woonplaats;

  • f.

    geboortedatum;

  • g.

    geboorteplaats;

  • h.

    gegevens inzake de aard van het verblijfsdoel;

  • i.

    gegevens inzake het al dan niet rechtmatig verblijf in Nederland.